Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
2008Z06795 / 2080905180 DCE/85787
Vragen van de leden Vietsch en Van Vroonhoven-Kok (beiden CDA) aan de minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap, mevrouw Dijksma, over de Eerste Openluchtschool. (Ingezonden 14 november
2008)
1
Bent u bekend met feit dat de Eerste Openluchtschool te Amsterdam van architect Jan Duiker
meedingt naar de hoofdprijs van 1 miljoen euro voor restauratie van de Bankgiroloterij? 1)
Antwoord
Ja, dat is mij bekend, en het is mij ook bekend dat de school de hoofdprijs van 1 miljoen
gewonnen heeft.
2
Wat is de reden, gezien het feit dat gemeentes verantwoordelijk zijn voor het
buitenonderhoud van scholen, dat in dit specifieke geval het budget dat door de gemeente
Amsterdam en/of het stadsdeel Oud Zuid is toegewezen aan de school niet toereikend is?
Heeft dit te maken met de status van rijksmonument van het pand?
Antwoord
Alle onderhoudsgelden die sinds de decentralisatie van de onderwijshuisvesting door de
Eerste Openluchtschool bij de gemeente zijn aangevraagd, zijn door de gemeenten
toegekend.
Over de verantwoordelijkheidsverdeling voor het onderhoud merk ik het volgende op.
In 1997 is de verantwoordelijkheid voor de onderwijshuisvesting van scholen in het primair
onderwijs en het voortgezet onderwijs gedecentraliseerd naar de gemeenten. Schoolbesturen
zijn verantwoordelijk voor het onderhoud van het gebouw. In grote lijnen wordt het
onderhoud dat het schoolbestuur uit de exploitatievergoeding van het Rijk moet betalen wel
aangeduid als "onderhoud binnenkant". Het onderhoud waarvoor het schoolbestuur geld bij
de gemeente kan aanvragen wordt aangeduid als "onderhoud buitenkant".
In artikel 92 van de Wet op het Primair Onderwijs is bepaald dat voor bepaalde vormen van,
meestal groot, onderhoud jaarlijks door de schoolbesturen aanvragen kunnen worden gedaan
bij het gemeentebestuur.
Overigens is het niet zo dat er sprake is van een vaststaand onderhoudsbudget voor de
schoolgebouwen.
Zie hiervoor ook het antwoord bij vraag 6.
3
Kunt u aangeven of de Eerste Openluchtschool bezwaar heeft aangetekend tegen het
onderhoudsbudget dat de gemeente ter beschikking stelt en wat de beslissing op dit eventuele
bezwaar is geweest?
Antwoord
De Eerste Openluchtschool heeft geen bezwaar aangetekend, omdat hiervoor geen enkele
aanleiding was. Zoals bij het antwoord op vraag 2 is aangegeven is, voor wat betreft het door
de gemeente te betalen onderhoud, door het stadsdeel geen drempel opgeworpen en zijn alle
voorzieningen, die vanaf de decentralisatie van de onderwijshuisvesting door de school zijn
aangevraagd, gehonoreerd.
4
Kunt u aangeven of er meer scholen in Nederland zijn gevestigd in een rijksmonument? Zo ja,
kampen deze scholen ook met ontoereikend budget voor onderhoud en hoe worden deze
tekorten aangevuld?
Antwoord
Ja, er zijn ca 110 scholen die in een rijksmonument gehuisvest zijn (situatie begin 2008).
Over de problematiek, dan wel mogelijkheden voor scholen die in monumentale gebouwen
gevestigd zijn, heb ik mij al eerder gebogen en ik wil deze vraag in die context beantwoorden.
Begin 2008 is door OCW opdracht gegeven voor een onderzoek naar scholen die gehuisvest
zijn in rijksmonumenten. Dit onderzoek is uitgevoerd door RMIT van de TU Delft
(Monumentale schoolgebouwen, een evaluatieonderzoek naar problematiek en
mogelijkheden, 2008). De belangrijkste resultaten zijn:
- een goed planproces bij renovatie van een monument is van groot belang. Door
onervarenheid bij opdrachtgevers en door ingewikkelde en langdurige procedures komt
dit soms in gevaar.
- Om monumentale schoolgebouwen goed te onderhouden moeten over het algemeen
hogere kosten worden gemaakt.
Onderwijskundige ontwikkelingen spelen nauwelijks een rol in de problematiek bij
monumentale schoolgebouwen. Integendeel, het grootste deel van de geënquêteerden vindt
het een pluspunt om eigentijds en goed uitgerust onderwijs te kunnen geven in de veelal
historische setting van een monumentaal gebouw. Er is een grote mate van tevredenheid over
de meerwaarde die het monument oplevert voor de beleving van de school.
Uit het onderzoek blijkt dat met instandhouding van monumentale scholen wel hogere kosten
gemoeid zijn, maar dat niet dat alle scholen die gehuisvest zijn in een monumentaal
schoolgebouw te kampen hebben met tekorten.
Wat betreft de hogere kosten kan ik nog aanvullen dat de Monumentenwet 1988 de eigenaar
van een monumentale school mogelijkheden biedt via het Besluit rijkssubsidiëring
instandhouding monumenten (Brim) een beperkte instandhoudingssubsidie aan te vragen. In
het Brim is een speciaal artikel opgenomen voor de verdeling van eventuele extra
subsidiegelden voor monumenten die een restauratieachterstand hebben. De uitvoering
daarvan is afhankelijk van het beschikbaar komen van extra geld. Zo is in de Najaarsnota
2006 140 miljoen extra beschikbaar gesteld . Deze middelen zijn verdeeld via de Regeling
rijkssubsidiëring wegwerken restauratieachterstand (Rrwr) 2007 en de Rrwr 2008. Ook
schoolgebouwen konden dus van deze regelingen profiteren.
5
Indien u vraag 4 bevestigend heeft beantwoord, ziet u dan mogelijkheden om deze scholen
extra te ondersteunen en zodoende de kwaliteit van onderwijs te waarborgen?
Antwoord
Zoals ik bij de beantwoording van vraag 4 al opmerkte kampen niet alle scholen in
monumentale gebouwen met tekorten. Dat laat onverlet dat ik twee manieren zie waarop ik
scholen met een monumentstatus extra kan ondersteunen: ten eerste door het feit dat zij
gebruik kunnen maken van subsidieregelingen zoals het Brim en ten tweede wil ik, als vervolg
op het onderzoek door RMIT van de TU Delft, een tentoonstelling laten maken met "good
practises". Er zijn namelijk scholen die met dezelfde randvoorwaarden het wel voor elkaar
krijgen om hun school aan te passen aan de eisen van de moderne tijd, met behoud van de
monumentale waarden en het lijkt me een goed idee om de scholen van elkaar te laten leren.
Het maken van de tentoonstelling is enigszins vertraagd door de brand en de nasleep daarvan
bij TU Delft.
6
Zijn naar uw mening de financiële middelen die de gemeente Amsterdam en/of het stadsdeel
Oud Zuid ter beschikking van deze school stelt in redelijke verhouding ten opzichte van de
verdeling van gelden aan de overige scholen in Amsterdam? Zo ja kunt u aangeven of het ook
in andere gemeenten voorkomt dat er een onevenredige verdeling van financiële middelen
naar scholen plaatsvindt?
Antwoord
Voorop moet worden gesteld dat de gemeenten alle scholen op het grondgebied op gelijke
voet dient te behandelen. Mede daarom stelt elke gemeente een "Verordening voorzieningen
huisvesting onderwijs" op. Aan de hand hiervan stelt de gemeenteraad jaarlijks het
huisvestingsprogramma onderwijsgebouwen vast. Daarbij gaat het om het bedrag en de
voorzieningen die aan de schoolbesturen worden toegekend.
Schoolbesturen kunnen aanvragen indienen om op het huisvestingsprogramma te komen.
Alle ingediende aanvragen worden aan de hand van in de verordening vastgestelde criteria
geprioriteerd.
Hiermee is een eerlijke verdeling van de beschikbare financiële middelen gewaarborgd.
1) Uitzending Restauratie van de AVRO, 8 november 2008 en Jeugdjournaal, 10 november
2008