Vrije Universiteit Amsterdam

Carotis-operaties en positron emission tomografie


* Startdatum09-12-2008


* Tijd13.45


* LocatieAula


* TitelCarotis-operaties en positron emission tomografie


* PlaatsAula


* SprekerA. Rijbroek


* Promotorprof.dr. J.A. Rauwerda prof.dr. A.A. Lammertsma


* OnderdeelVU medisch centrum


* WetenschapsgebiedMedisch


* EvenementtypePromotie

De noodzaak voor een halsslagaderoperatie kan verscherpt worden met nieuwe onderzoekstechnieken, met name voor patiënten die nog geen klachten hebben van een vernauwing concludeert Bram Rijbroek in zijn promotieonderzoek.
Een ernstige vernauwing in de halsslagader (arteria carotis) kan leiden tot neurologische uitvalverschijnselen (bijvoorbeeld een verlamming, gevoels- spraak- en visusstoornissen). Deze kunnen blijvend zijn, maar ook (deels) herstellen. Om te voorkomen dat er een (nieuwe) hersenberoerte optreedt wordt iemand geopereerd aan deze halsslagader (carotisdesobstructie).
Positron emission tomografie (PET) is een onderzoek waarbij de functie van een orgaan kan worden gemeten. De doorbloeding en stofwisseling van de hersenen kan gemeten worden met gebruikmaking van een zeer geringe hoeveelheid radioactief gelabeld zuurstof. Rijbroek beschrijft de eerste ervaringen met PET-onderzoekingen van de hersenen bij patiënten met een vernauwing van de halsslagader. PET-bevindingen kwamen overeen met TCD-metingen (dit meet stroomsnelheid in een deel van de hersenen), maar kon er niet worden aangegeven of patiënten tijdens de operatie een zogenaamde tijdelijke bypass nodig hadden om de doorbloeding tijdens de operatie te garanderen. Na de operatie bleek de doorbloeding met PET bepaald, niet alleen verbeterd te zijn aan de geopereerde zijde van de hersenen, maar ook aan de andere zijde, hoewel dit een tijdelijk effect kan zijn volgens Rijbroek.
Voor het selecteren van patiënten voor een operatie aan de halsslagader kan PET in de toekomst van betekenis zijn. Meer onderzoek naar PET is echter nodig, niet alleen naar de doorbloeding en stofwisseling bepaald met PET in combinatie met andere hersenonderzoekingen (bijv. MRI), maar ook naar de aard van de vernauwing.