Nationale Bank van Belgie
Tien jaar monetaire unie: een terugblik
2008-12-08
Artikel gepubliceerd in het Economisch Tijdschrift van december 2008
Op 1 januari 1999 ging de derde fase van de Europese Economische en
Monetaire Unie (EMU) van start. Tien jaar later is de groep van de elf
oorspronkelijke landen uitgebreid tot vijftien en, vanaf 2009, wanneer
Slowakije zal toetreden, tot zestien. Dit artikel blikt terug op het
eerste decennium van de EMU en belicht, achtereenvolgens, het
monetaire beleid, het begrotingsbeleid, de rol van de euro in de
economische integratie, de groeiprestatie van het eurogebied en de
divergenties en aanpassingsmechanismen binnen de monetaire unie. Als
besluit worden enkele belangrijke uitdagingen voor de toekomst
opgesomd.
Het monetaire beleid is er tijdens de eerste tien jaar van de
monetaire unie in geslaagd een hoge mate van prijsstabiliteit te
bewerkstelligen en dit ondanks aanzienlijke, met de mondialisering
gepaard gaande relatieve-prijsveranderingen. Door het tot stand
brengen van prijsstabiliteit, werden de voorwaarden voor het creëren
van een duurzame economische groei vervuld. Aan die hoge mate van
prijsstabiliteit bleek bovendien geen kostprijs verbonden in de vorm
van grotere schommelingen in het activiteitsverloop dat, net als in
andere geïndustrialiseerde landen, een minder volatiel verloop liet
optekenen dan in de jaren zeventig, tachtig en negentig. De huidige
kredietcrisis vormt een belangrijke uitdaging voor het
gemeenschappelijke monetaire beleid. In het licht van de stilvallende
interbankenmarkt heeft het Eurosysteem de voorwaarden van de
liquiditeitverstrekking aangepast, zodat het in toenemende mate de
intermediatierol van de interbankenmarkt heeft overgenomen. Toen met
de verscherping van de crisis in september en oktober duidelijk werd
dat de tot dan toe opwaarts gerichte risico's voor de prijsstabiliteit
als gevolg van een forse vraaguitval sterk verminderden, werd de
beleidsrente in verschillende stappen verlaagd. De monetaire unie
heeft bovendien kunnen voorkomen dat de weerslag van de kredietcrisis
nog werd verscherpt als gevolg van de supplementaire spanningen die
zij, bij ontstentenis van de euro, in de verschillende lidstaten zou
hebben veroorzaakt.
Inzake begrotingsbeleid werden de gunstige conjunctuurfases tijdens de
periode van monetaire unie onvoldoende benut om een duurzame sanering
van de overheidsfinanciën te bewerkstelligen, terwijl in de
aanloopfase naar de EMU wél aanzienlijke vooruitgang was geboekt.
Terwijl het gepast is de automatische stabilisatoren in de zich nu
aandienende neergaande fase van de conjunctuurcyclus te laten werken,
blijft de structurele gezondmaking van de overheidsfinanciën evenwel
van primordiaal belang, gelet op de vergrijzing van de bevolking.
Het internationale gebruik van de euro liet tot voor enkele jaren een
gestage groei optekenen. Daarna volgde een zekere stagnering. De
invoering van de euro verlaagde de kosten van de internationale handel
binnen de muntunie en heeft wellicht een stimulerend effect gesorteerd
op de internationale handelsstromen, waarbij vooral kleinere bedrijven
zich op de internationale markt hebben begeven. De toenemende
handelsintegratie heeft bovendien de prijsconvergentie in het
eurogebied gestimuleerd. De financiële integratie blijkt sterker te
zijn gevorderd voor markten die dicht bij het monetaire beleid staan;
de markt voor retail-bankieren is daarentegen nog zeer gefragmenteerd.
De levensstandaard in het eurogebied ligt beduidend lager dan die in
de Verenigde Staten en daar is tijdens de monetaire unie weinig
verandering in gekomen. Zowel de productiviteit als het aantal
gewerkte uren lopen achter op die in de Verenigde Staten, hoewel voor
het aantal gewerkte uren sedert de start van de monetaire unie een
kentering is opgetreden. Daar staat evenwel tegenover dat de
productiviteitsgroei in het eurogebied de voorbije tien jaar fors
vertraagd is. Dit wijst eens te meer op de noodzaak van structurele
hervormingen in het kader van de Lissabon-strategie, hervormingen die
het groeipotentieel van het eurogebied moeten schragen.
De groei- en inflatieverschillen tussen de landen van het eurogebied
zijn, vanuit historisch oogpunt en vergeleken met de VS, niet groot.
Bovendien zijn groei- en inflatieverschillen binnen een muntunie niet
noodzakelijk problematisch, aangezien ze het gevolg kunnen zijn van
reële convergentie. Toch werden tijdens de eerste tien jaar van de
monetaire unie ook divergenties van meer cyclische aard vastgesteld,
bijvoorbeeld in Spanje, Ierland, Nederland en Duitsland. Bovendien
bleken die divergenties vrij persistent, wat wijst op traag werkende
aanpassingsmechanismen. Daarnaast zijn bepaalde divergenties inzake
loon- en prijsverloop het resultaat van ongeschikt nationaal beleid en
structurele inefficiënties. Het is dan ook van belang verder werk te
maken van een vlot functioneren van de product- en arbeidsmarkten dat
leidt tot een gepaste prijszetting en loonvorming, in lijn met de
onderliggende fundamentals. De deelname van België aan de monetaire
unie mag over het algemeen als een succes worden beschouwd. Toch is
permanente waakzaamheid aangaande het loonkostenverloop geboden, maar
de recente inflatieopstoot heeft evenzeer aangetoond dat verder werk
moet worden gemaakt van competitieve markten, niet in het minst voor
energie.
De toekomst biedt belangrijke uitdagingen voor de EMU. De vergrijzing
van de bevolking vereist een structurele gezondmaking van de
overheidsfinanciën. Structurele hervormingen kunnen die budgettaire
uitdagingen draaglijker maken, omdat zij het groeipotentieel
ondersteunen en zodoende de welvaart verhogen. De uitbreiding van de
monetaire unie met de andere EU-landen kan de divergenties tussen de
deelnemende landen vergroten, althans tijdelijk, en zal derhalve een
belangrijke test zijn voor de goede werking van de
aanpassingsmechanismen. Tot slot vormt de financiële crisis een zware
uitdaging voor het monetaire beleid en voor het behoud van de
financiële stabiliteit. De crisis heeft duidelijk gemaakt dat door de
financiële integratie de controle op met name het systeemrisico een
grensoverschrijdende aangelegenheid is geworden, zodat in dit domein
de Europese dimensie moet worden versterkt en een meer geïntegreerde
aanpak moet worden nagestreefd.
Disclaimer Copyright NBB 2008