Vlaamse Overheid

Ruimtelijke Ordening definitief goed

Vlaamse Regering keurt wijzigingsdecreet Ruimtelijke Ordening definitief goed

Persmededeling van de Vlaamse Regering

vrijdag 5 december 2008

Nieuwe regels Ruimtelijke Ordening zullen zorgen voor snellere en eenvoudigere procedures, meer rechtszekerheid en duidelijkheid!

Viceminister-president en minister van Ruimtelijke Ordening Dirk VAN MECHELEN liet deze voormiddag de definitieve versie van het wijzigingsdecreet Ruimtelijke Ordening door de Vlaamse Regering goedkeuren. "Er is ongelooflijk hard aan gewerkt", stelt de minister. Drie jaar geleden startte het politieke overleg dat begin dit jaar uitmondde in een beslissing over de grote krachtlijnen. Vervolgens werd een intensieve overlegronde opgestart met diverse adviesorganen, de professionelen, vertegenwoordigers van verenigingen en de steden en gemeenten. Finaal werd een omstandig, positief, advies gekregen van de Raad van State.

"Met dit decreet garanderen we meer rechtszekerheid, snellere administratieve procedures en een doeltreffende ruimtelijke ordening", aldus Dirk Van Mechelen. "Hiermee voeren we een belangrijk luik van het regeerakkoord uit. We kunnen nu de teksten overmaken aan het Vlaams Parlement." De nieuwe regels moeten in het voorjaar 2009 van kracht worden.

Het ontwerpdecreet ruimtelijke ordening (RO) voert vernieuwingen in op drie belangrijke punten: vergunningen, planologie en handhaving. Die vernieuwingen beogen vooral vereenvoudigde en transparantere procedures en een grotere rechtszekerheid voor burgers en lokale besturen.

Om in te spelen op de vraag vanuit de burger naar meer efficiënte administratieve procedures, wordt een hele batterij maatregelen voorzien die de administratieve lasten fel terugschroeven.

In het kader van de handhaving zullen duidelijke, niet-bediscussieerbare termijnen gelden en krijgt de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid (de opvolger van de Hoge Raad voor Herstelbeleid) meer bevoegdheden. Hierbij wordt bemiddeling expliciet naar voor geschoven.

Er worden ook meerdere maatregelen voorzien die een vereenvoudiging nastreven voor de gemeentelijke overheden. Deze zullen meer dan ooit het eerste aanspreekpunt zijn inzake vergunningen en de regels omtrent ruimtelijke ordening.

Administratieve vereenvoudiging en flexibele procedures

Een belangrijke vernieuwing is de `meldingsplicht'. Het omvat een nieuwe categorie naast de `vrijgestelde' werken en de `vergunningsplichtige' werken. In bepaalde gevallen zal de vergunningsplicht vervangen worden door een soepele meldingsplicht. Voor sommige kleine en/of duidelijk vast te stellen werken zal de burger niet langer een bouwvergunning moeten aanvragen, maar gewoon aan het gemeentebestuur melden dat men de werken gaat uitvoeren. Dat levert uiteraard heel wat tijdswinst op en stelt de burger in staat om
20 dagen na de melding te starten met de werken. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan werken die vrijgesteld zijn van de medewerking van een architect, zoals een veranda of een garage, of werken in een verkaveling waar duidelijke, niet-interpreteerbare voorschriften gelden.

Ook wordt het `zorgwonen' ingevoerd om vormen van kangoeroewoningen e.a. te ondersteunen. Voor het huisvesten van ten hoogste twee hulpbehoevende personen of ouderen binnen het bestaande bouwvolume wordt nu principieel geopteerd voor een meldingsplicht in plaats van een vergunningsplicht.

Daarnaast moet de afstemming van verschillende procedures voor heel wat tijdswinst zorgen. Voor onze bedrijven is het dan ook zeer belangrijk dat het verkrijgen van de nodige milieuvergunningen en stedenbouwkundigen vergunningen met één dossier kunnen worden opgestart. De behandeling verloopt in de toekomst gelijktijdig, en niet langer opeenvolgend bij de verschillende diensten.

Ook de beroepsprocedures inzake stedenbouw worden sterk gestroomlijnd, zodat veel sneller definitief duidelijkheid kan verschaft worden. Momenteel kan tegen een vergunningsbeslissing van een schepencollege een dubbel legaliteits- én opportuniteitsberoep worden ingeleid: in eerste instantie bij de deputatie én nadien bij de minister van Ruimtelijke Ordening. Tenslotte kan men eventueel nog terecht bij de Raad van State waar enkel de legaliteit van de beslissing wordt getoetst. Op die manier kan het tot 10 jaar duren vooraleer een burger definitieve rechtszekerheid krijgt. Dit wordt merkelijk sneller met het nieuwe decreet.

Het ontwerpdecreet voorziet namelijk in een duidelijke taakverdeling en streeft dan ook naar een veel snellere doorlooptijd inzake de beroepsprocedures:
I. In een eerste fase kan door alle belanghebbenden, zowel op legaliteits- als op opportuniteitsgronden, een administratief beroep worden ingesteld bij de deputatie. II. In een tweede fase kan, evenzeer door alle belanghebbenden, een jurisdictioneel beroep worden ingesteld bij een gespecialiseerde `Raad voor Vergunningsbetwistingen', bestaande uit eminente juristen met een specialisatie inzake ruimtelijke ordening. De uitspraak daarover moet binnen de zes weken vallen! III. Tegen de beslissingen van deze raad kan nog een cassatieberoep bij de Raad van State worden geopend.

Meer rechtszekerheid

In het nieuwe decreet wordt komaf gemaakt met nog een aantal bestaande onzekerheden in de rechtspositie van zonevreemde constructies. Tot nu zijn de gemeenten er toe gehouden om de `zonevreemdheid' via een (afzonderlijk) ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) op te lossen. Via het nieuwe decreet zullen de decretale basisrechten definitief van toepassing zijn in alle gebieden. Dit betekent dat aan elke zonevreemde constructie stabiliteitswerken mogen uitgevoerd worden of dat het gebouw binnen het bestaand volume mag verbouwd worden. In niet-kwetsbare gebieden mag er verbouwd, herbouwd en zelfs uitgebreid worden. Tevens worden de herstelmogelijkheden voor zonevreemde constructies, ingevolge heirkracht, uitgebreid naar ruimtelijk kwetsbare gebieden.

Constructies die opgericht zijn na de Stedenbouwwet van 1962, maar vóór de gewestplannen, vormen vaak een bron van discussie. Deze constructies worden "geacht vergund" te zijn, maar dat vermoeden kan momenteel ook vrij makkelijk worden weerlegd. We spreken hier over
416.000 woningen of 15% van het voltallige Vlaamse woningbestand. Het vergund karakter van zulke constructies zal in de toekomst enkel kunnen worden weerlegd door middel van een proces-verbaal of via een bezwaarschrift dat opgesteld is binnen een termijn van vijf jaar na het optrekken of plaatsen van de constructie.

Erg belangrijk is ook de nieuwe regel dat deze weerlegging niet meer kan gebeuren, eens het goed gedurende 1 jaar in het vergunningenregister (als vergund geacht) is opgenomen. Dit biedt rechtszekerheid.

Tegelijkertijd voert het nieuwe decreet het systeem van het `as-built-attest' in. Vaak vertoont de uiteindelijk gebouwde woning immers marginale afwijkingen met het oorspronkelijke bouwplan. Die afwijkingen kunnen via dit as-built-attest meteen worden opgenomen in het vergunningenregister zonder nieuwe stedenbouwkundige aanvragen. Dergelijk attest zal alle partijen betrokken bij een verkoop / koop van een huis geruststellen. Vragen `of iets al dan niet vergund is' behoren dan ook definitief tot het verleden. Het `as-buit-attest' wordt gefaseerd ingevoerd.

Minister Dirk Van Mechelen biedt ook een juridische basis voor een voldoende ruim "tijdelijk woonrecht" voor weekendverblijven. Zo zullen bewoners van een weekendverblijf, die er tenminste één jaar permanent en officieel verblijven, van dit woonrecht kunnen genieten zolang de provincies onderzoeken of er planologische oplossingen mogelijk zijn. Indien er geen planologische oplossing mogelijk is, blijft het tijdelijke woonrecht geldig tot 31 december 2029. Mits een RUP kan deze termijn éénmalig verlengd worden tot 31 december 2039.

Billijk handhavingsbeleid

Eén van de meest significante nieuwigheden in het tweede luik van het decreet, behelst de afhandeling van de handhavingsprocedures. Zo zal in de toekomst vertrokken worden van een "handhavingsplan" waarin de strategische opties vastgelegd worden voor de handhavingsambtenaren op gewestelijk en gemeentelijk niveau.

In de toekomst zal het niet langer de praktijk zijn om bouwmisdrijven eerst strafrechtelijk en nadien nog eens burgerlijk te vervolgen. Dit zal slechts mogelijk zijn na een advies van de Hoge Raad voor Handhavingsbeleid, de opvolger van de Hoge Raad voor Herstelbeleid.

Zoals de nieuwe naamgeving laat vermoeden, krijgt deze raad ook een veel grotere rol toebedeeld in heel het handhavingsbeleid. De raad zal daarbij onder meer toezien dat er bij herstelvorderingen redelijke termijnen worden gehanteerd en kan in de toekomst ook bemiddelen in het totstandkomen van een minnelijke schikking.

Naast de bestaande strafrechtelijke verjaring van een bouwmisdrijf na
5 jaar, worden nu ook éénduidig de termijnen vastgelegd waarbinnen een overheidsinstantie nog een herstel kan vorderen:
1. nultolerantie in ruimtelijk kwetsbaar gebied;
2. 5 jaar in woongebied, industrie en gebieden voor nuts- en gemeenschapvoorzieningen;

3. 10 jaar in openruimtegebieden, zoals landbouw.

Al deze termijnen beginnen te lopen vanaf het plegen van de overtreding, zodat binnen redelijke termijnen moet duidelijk worden waar iemand aan toe is. De regels van de ruimtelijke ordening zullen tientallen jaren na de feiten niet meer kunnen `misbruikt' worden voor hoogoplopende burenruzies.

Ondersteuning van de (lokale) besturen

Naast de wijzigingen die een rechtstreekse impact hebben op de burgers zijn er in het nieuwe decreet ook tal van maatregelen opgenomen die een vereenvoudiging nastreven voor de overheden in het algemeen en de gemeenten in het bijzonder.


2 voorbeelden:

Aanpassing structuurplannen: Het beleid wordt vaak geconfronteerd met situaties waarbij belangrijke ruimtelijke projecten niet tijdig gerealiseerd kunnen worden omwille van een onverenigbaarheid tussen een uitvoeringsplan en het al bestaande structuurplan. Het ontwerpdecreet voorziet een geïntegreerde plannings- en uitvoeringsprocedure, waarbij de aanpassing van (het bindend en mogelijk ook het richtinggevend gedeelte van) het structuurplan en de opmaak van een uitvoeringsplan gelijktijdig worden doorgevoerd.

Een andere vernieuwing biedt aan de aangrenzende gemeenten de mogelijkheid één gezamenlijk ruimtelijk structuurplan op te maken en/of om één of meer gezamenlijke stedenbouwkundige ambtenaren aan te stellen.

Zie ook Zie ook http://www2.vlaanderen.be/ruimtelijk/nieuws2.html

Voor meer persinformatie kunt u terecht bij:

Philippe Heyvaert, woordvoerder van minister Van Mechelen Tel: 02 552 67 00
GSM: 0495 23 16 90
Email: persdienst.vanmechelen@vlaanderen.be