Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018

2500 EA DEN HAAG

Den Haag Ons kenmerk

4 december 2008 HO&S/SF/ 85861

Onderwerp Bijlage(n) Reisvoorziening voor minderjarige bol-deelnemers 1

Inleiding
Op 18 september 2008 is tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen de motie-Slob cs. (31700 nr.
17) aangenomen. Met deze motie wordt voorgesteld structureel 30 miljoen vanaf 2010 ( 15 miljoen in 2009) toe te voegen aan de middelen van OCW om de kosten van openbaar vervoer voor mbo- deelnemers onder de 18 jaar verder omlaag te brengen. Inmiddels zijn deze bedragen middels een nota van wijziging aan de OCW-begroting toegevoegd.

In mijn brief aan uw Kamer van 31 oktober 2008 (31325 nr. 26, als bijlage bijgevoegd) heb ik aangegeven dat ik wil uitkomen op een variant die het beschikbare geld zo goed mogelijk terecht laat komen bij de groep deelnemers die ver moet reizen. Ik let daarbij goed op de effectiviteit, uitvoerbaarheid, invoeringstermijn, kosten, en opvattingen van de doelgroep en andere betrokkenen. In het Algemeen Overleg met uw Kamer van 6 november heb ik met u afgesproken dat ik drie varianten verder zou uitwerken. Deze drie varianten zijn een provinciale variant, een restitutievariant en een ov- studentenkaart met bijbetaling.

Hierbij beantwoord ik ook de vraag van het lid Dibi, die wilde weten wat het verschil in reisafstand is tussen mbo'ers en studenten in het hoger onderwijs. Om de circa drie jaar onderzoek ik samen met de ov-bedrijven het reisgedrag van gebruikers van de ov-studentenkaart. In dit onderzoek wordt een onderscheid gemaakt tussen mbo en ho. Voor het mbo zijn dit deelnemers vanaf 18 jaar. Het laatste rapport dateert uit 2006. Dit zijn de betrouwbaarste cijfers die ik op dit moment tot mijn beschikking heb. Uit het onderzoek blijkt dat mbo'ers aanzienlijk minder kilometers maken dan ho'ers. Het aantal `vrij reizen' kilometers per student in het jaar van 16 maart 2005 tot en met 15 maart 2006 was voor de weekkaart bol 7.443 (km) en voor de weekkaart ho 11.193 (km).

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/4

Proces
Hier wil ik u graag aangeven hoe het proces tot nog toe verlopen is. Er zijn gesprekken geweest met verscheidene belanghebbenden. Ik heb JOB, de vertegenwoordiger van de mbo-deelnemers, gesproken. De MBO-Raad is als vertegenwoordiger van het mbo-veld gesprekspartner. Met het IPO heb ik overlegd over de provinciale variant. De provincies Friesland en Groningen heb ik in een eerder stadium gesproken vanwege hun initiatieven om de reiskosten van jongeren te verlagen. Met Arriva heb ik een onderhoud gehad, omdat dit bedrijf de restitutie in Friesland verzorgt. De gezamenlijke OV- bedrijven heb ik gevraagd om een offerte voor de ov-studentenkaart met bijbetaling. De IB-Groep heb ik informeel bevraagd hoe de uitvoering van elke variant eruit zou kunnen zien. Dit betekent overigens niet dat de uitvoering per sé door de IB-Groep gedaan wordt.

De varianten
In deze paragraaf schets ik de verschillende varianten en hun voor- en nadelen. De oplossing die ik uiteindelijk zal kiezen moet:

- kunnen rekenen op draagvlak bij de doelgroep;
- gegeven het budget van 30 mln. zoveel mogelijk terechtkomen bij deelnemers met hoge reiskosten;

- praktisch en financieel uitvoerbaar zijn;
- zo snel mogelijk ingevoerd kunnen worden.

Ter vergelijking geef ik hier de gegevens uit de Schoolkostenmonitor 2006 weer: de reiskosten per maand voor het openbaar vervoer voor de groep deelnemers onder de 18 jaar per afstandscategorie zijn als volgt: 5 km of minder 27, bij 6-15 km 38, bij 16-30 km: 71, bij 31-50 km: 130, bij 51 km of meer: 196. De gemiddelde reiskosten in de mbo-bol voor respondenten die zeggen kosten te maken bedragen 86 per maand.

Ov-studentenkaart met bijbetaling
De variant ov-studentenkaart met bijbetaling betekent dat de (ouders van) minderjarige deelnemers in de bol een reisvoorziening kunnen aanschaffen die vergelijkbaar is met de ov-studentenkaart. Deze variant kan op de steun rekenen van JOB, MBO-Raad en IPO. Aan de gezamenlijke ov-bedrijven heb ik een offerte gevraagd voor de uitvoering van een ov-studentenkaart met bijbetaling. Een voorlopige offerte leert mij dat de bedrijven bereid en in staat zijn een dergelijke kaart uit te voeren. Punt van aandacht is de hoogte van de eigen bijdrage. Die is afhankelijk van onderhandelingen met de vervoerders en moet acceptabel blijven. Wel zorgt deze variant ervoor dat de deelnemer nooit meer hoeft te betalen dan het bijbetalingbedrag en dus weet waar hij aan toe is. Daarnaast wijzen de OV- bedrijven erop dat zal moeten worden gezocht naar een slimme oplossing voor het innen van de eigen bijdrage en het uitreiken van de OV kaart, vooruitlopend op het OV chipcard tijdperk. Het tijdstip van invoering is hiervan mede afhankelijk.

Provinciale variant
Vanuit de provincies is gezocht naar een oplossing voor de reiskosten van minderjarige bol'ers. Uiteindelijk hebben zij moeten concluderen dat zij geen hoofdrol in een oplossing voor de minderjarige

blad 3/4

bol-deelnemers kunnen spelen. Wel willen provincies graag betrokken blijven bij dit traject. Samen met JOB en de MBO-Raad heeft het IPO mij per brief laten weten dat zij de voorkeur hebben voor een ov-studentenkaart met bijbetaling. Provincies zijn bovendien bereid met raad en daad een rol te spelen in het onderhandelingsproces bij de totstandkoming van deze kaart. Daar ben ik ze erkentelijk voor.

Restitutievariant
De restitutievariant betekent dat een uitvoeringsorganisatie een nog te bepalen percentage van de daarvoor in aanmerking komende abonnementen achteraf vergoedt aan (de ouders van) minderjarige mbo'ers. Dit is een qua uitvoering relatief eenvoudige oplossing, waarvan invoering per 1 januari 2010 haalbaar lijkt. De doelgroep, vertegenwoordigd door JOB, is geen voorstander van deze oplossing. Zij heeft sterke voorkeur voor een ov-studentenkaart met bijbetaling. Alleen als die qua tijdpad niet haalbaar blijkt wordt restitutie wat haar betreft een serieuze optie. De MBO-Raad en het IPO hebben zich bij deze opvatting aangesloten. Nadeel van deze variant is dat ze weliswaar de kosten voor de mbo'ers verlaagt met een te bepalen percentage, maar dat deelnemers met de hoogste reiskosten veel blijven betalen.

Conclusie
Vanuit de criteria draagvlak en effectiviteit heb ik een sterke voorkeur voor een ov-studentenkaart met bijbetaling. Deze variant scoort ten opzichte van het restitutiemodel lager op het criterium snelheid, omdat een oplossing moet worden gezocht voor het innen van de eigen bijdrage en omdat niet vooruit kan worden gelopen op de invoering van een chipcard voor het hele land (de full chipfase).

Zou deze kaart via de koninklijke weg worden ingevoerd, dan is invoering op zijn vroegst mogelijk per 1 augustus 2010. Alles overwegende kies ik vooralsnog voor de variant ov-studentenkaart met bijbetaling (indien nodig kom ik op een later tijdstip terug op de restitutievariant).

Hoe nu verder?
Ik ben bereid in overleg met alle partijen te onderzoeken of het mogelijk is het bovenstaande tijdpad te versnellen. Ik vind bij alle betrokken partijen veel bereidheid om een rol te spelen. Zo hebben de ov- bedrijven aangeboden om samen met alle betrokkenen te zoeken naar oplossingen voor het innen van de eigen bijdrage en de distributie van de kaart onder 16 ­ 17 jarige mbo'ers. Ook het IPO en de MBO- Raad hebben aangeboden hierover mee te denken .

Daarnaast zal ik de komende tijd veel moeten regelen. De variant moet zijn definitieve vorm krijgen. Uitgangspunt hierbij is dat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande ov-studentenkaart. Er zijn echter specifieke vragen die moeten worden beantwoord, omdat mbo'ers nogal eens wisselen van studie/stageplaats, omdat een eigen bijdrage moet worden geïnd en omdat het hier gaat om minderjarigen. Bovendien moet ik met de ov-bedrijven een contract uitonderhandelen. Daarnaast wil ik nog nader bezien welke mogelijkheden de wetgeving biedt en welke rol de IB-Groep zou kunnen spelen.

blad 4/4

Ik zal Uw Kamer zo snel mogelijk berichten over de uitkomst van het hierboven geschetste proces. Ik verwacht begin 2009 een helderder beeld te hebben van de invulling van de reisvoorziening voor minderjarigen en de mogelijkheden die er zijn voor invoering op een redelijke termijn. Uiteraard zal ik JOB en de MBO-raad tussentijds goed informeren.

de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart