Wageningen Universiteit en Researchcentrum Persbericht Wageningen Universiteit: nr 084, 3 december 2008

Ecologie onmisbaar voor inschatten risico's van chemische stoffen

De gangbare manier om ecologische risico's van bestrijdingsmiddelen in het milieu te schatten is niet altijd voldoende om het werkelijke risico te bepalen. Voor het realistisch inschatten van de gevolgen van normoverschrijdingen zijn ecologische data vereist. Dat stelt prof.dr.ir. Paul van den Brink in zijn inaugurele rede bij de aanvaarding van het ambt van buitengewoon hoogleraar Chemische stress ecologie aan Wageningen Universiteit op 4 december.

Volgens prof. Van den Brink is de huidige wetenschappelijke onderbouwing van de norm voor de algemene waterkwaliteit, het Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR), niet toereikend om de gevolgen van normoverschrijdingen realistisch in beeld te krijgen. De MTR is voornamelijk gebaseerd op resultaten van laboratoriumtests met organismen die onder gecontroleerde omstandigheden in aanraking komen met giftige stoffen, zoals bestrijdingsmiddelen. Methoden die alleen gebruikmaken van de gevoeligheden van individuen van een organisme in een laboratorium voldoen niet, aldus de hoogleraar. Ook zijn ecologische data en theorie nodig.

Hij schetst perspectieven om ecologische gegevens te verwerken in methoden, computermodellen en vuistregels om effecten op en herstellend vermogen van ecosystemen in te schatten. Die beschouwt hij als een grote uitdaging van de chemische stress ecologie, waarbij gegevens van het ene ecosysteem zijn te extrapoleren naar andere situaties en ecosystemen (bijvoorbeeld de tropen) of naar andere tijdsperioden, zoals de metingen uit het voorjaar naar de zomer of winter daaropvolgend.

In zijn oratie 'Ecologische stressbeoordeling: van boekhouden naar chemische stress ecologie' toont prof. Van de Brink weliswaar begrip voor een simpele algemeen toepasbare methode. Complexe methoden zijn immers vaak onderwerp van kritiek, omdat veelal onduidelijk is welke criteria gelden voor 'aanvaardbare effecten', zoals dat met die woorden in EU-regelingen is opgenomen. Overigens zonder dat de verantwoordelijke instanties die 'aanvaardbare effecten' hebben omschreven in kwantificeerbare eindtermen.

Om de voedselvoorziening veilig te stellen en anderzijds het milieu te beschermen roept Paul van de Brink academici, risicobeoordelaars en industrie op een debat op wetenschappelijke gronden aan te gaan.

Prof.dr.ir. Paul van den Brink (Oss, 1968) is rondde in 1992 zijn opleiding Milieuhygiëne in Wageningen af. Hierna deed hij zeven jaar onderzoek naar de ecologische risico's van pesticiden. In 1999 promoveerde hij op dit onderwerp aan Wageningen Universiteit. Tegenwoordig is hij onderzoeker aan het onderzoeksinstituut Alterra, onderdeel van Wageningen UR, en aan de leerstoelgroep Aquatische ecologie en waterkwaliteitsbeheer van Wageningen Universiteit. Hij is tevens President van de Europese tak van de Society of Environmental Toxicology and Chemistry (www.setac.org). De buitengewone leerstoel van prof. Van den Brink wordt gefinancierd uit een consortium met onder andere Syngenta, Bayer en Wageningen UR.