4. Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Van Velzen en Leijten
over betalingen van bedrijven aan patiëntenverenigingen voor
gezondheidsclaims
Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Van Velzen en Leijten over
betalingen van bedrijven aan patiëntenverenigingen voor gezondheidsclaims
Kamerstuk, 3 december 2008
De Voorzitter van Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
VGP-K-U-2893277
3 december 2008
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Van
Velzen en Leijten (beide SP) over betalingen van bedrijven aan
patiëntenverenigingen voor gezondheidsclaims (2080904730).
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Vraag 1
Wat is uw mening over de gezondheidsclaims die de fabrikant van Becel
Pro-Activ en Blue Band Idee - Unilever - en de fabrikant van Activia -
Danone - maken op de verpakking, ondersteund door vermeldingen van
respectievelijk de Nederlandse Hartstichting, Hersenstichting
Nederland en de Maag Lever Darmstichting, in ruil voor betalingen aan
deze stichtingen?
Antwoord 1
Naar mijn oordeel zijn er geen wettelijke bezwaren tegen het gebruik
van deze gezondheidsclaims, mits ze voldoende onderbouwd zijn.
Overigens berust mijn beantwoording van deze eerste en de navolgende
vragen op een onderscheid tussen gesubsidieerde patiëntenverenigingen
(pgo-organisaties) en gezondheidsfondsen. De drie door u genoemde
organisaties (Nederlandse Hartstichting, Hersenstichting Nederland en
de Maag Lever Darmstichting) zijn gezondheidsfondsen. Ze worden noch
door mijn ministerie noch door het Fonds PGO gesubsidieerd. De drie
genoemde organisaties zijn dus geen gesubsidieerde pgo-organisaties.
Omtrent organisaties die geen subsidie van mijn ministerie of van het
Fonds PGO ontvangen, moet ik terughoudend zijn in mijn oordeelsvorming
over sponsering door bedrijven. Het gaat hier om zelfstandige
rechtspersonen. Uiteindelijk is het aan de besturen van deze
stichtingen om verantwoording af te leggen over namens hen gedane
uitspraken, over hun activiteiten, en over de financiering daarvan.
Omtrent gesubsidieerde pgo-organisaties stel ik, als subsidiegever, in
het kader van de subsidiëring randvoorwaarden aan hun
onafhankelijkheid. In de nieuwe Subsidieregeling PGO (Stcrt. 3 oktober
2008, nr. 1982) is vastgelegd dat "de ontvanger van een subsidie
dat de onafhankelijke besturing van de instelling en de
onafhankelijke uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten
aantoonbaar is gewaarborgd" (artikel 5, tweede lid). In de toelichting
op de regeling wordt in aansluiting op het genoemde artikel gesteld
dat de instelling er voor dient in te staan dat de gesubsidieerde
activiteiten zelfstandig en ongebonden worden verricht. "Desgevraagd
zal de instelling informatie over deze garanties moeten kunnen
verschaffen, bijvoorbeeld over gedragscodes en de handhaving daarvan.
Een ander belangrijke garantie voor onafhankelijkheid is het
verstrekken van informatie over sponsoring en sponsors. Vertrouwen in
de onafhankelijkheid van de instelling is ermee gebaat als in ieder
geval bij de uitvoering van gesubsidieerde activiteiten eventuele
directe of indirecte sponsoring duidelijk wordt aangegeven onder
vermelding van de sponsors."
Vraag 2
Wat is uw mening over de uitspraak van dhr. Kok, Hoogleraar Voeding en
Gezondheid van Wageningen Universiteit (WUR), dat deze
gezondheidsclaims onvoldoende onderbouwd zijn?1)
Antwoord 2
Het gebruik van gezondheidsclaims op voedingsmiddelen is onlang
Europees geregeld met het van toepassing worden van de Verordening
Voedings- en Gezondheidsclaims (EC 1924/2006). Deze verordening
harmoniseert onder meer
de onderbouwing van claims. Een oordeel over de onderbouwing vergt een
analyse van alle relevante en wetenschappelijk verantwoorde studies.
De Europese Voedselveiligheid Autoriteit (EFSA) heeft van de Europese
Commissie de
opdracht gekregen de onderbouwing van honderden bestaande
gezondheidsclaims te beoordelen. Een panel van wetenschappers bij EFSA
is daar nu mee bezig. Na het advies van EFSA zullen de Europese
Commissie en de lidstaten in 2010 een lijst met goedgekeurde
gezondheidsclaims publiceren. De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA)
ziet toe op de naleving van de claimsverordening en, na publicatie van
de lijst, op een correcte toepassing daarvan.
Vraag 3
Deelt u de mening dat gezondheidsclaims altijd aangetoond dienen te
worden, en anders niet gehanteerd mogen worden? Zo ja, welke
maatregelen gaat u nemen? Zo neen, waarom niet?
Vraag 4
Vindt u dat consumenten op deze manier misleid worden? Zo ja, wat gaat
u hieraan doen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 3 en 4
Gezondheidsclaims mogen niet misleiden en de producenten zijn
verantwoordelijk voor een gedegen onderbouwing van de
gezondheidsclaims. De VWA ziet daar op toe. Zoals in het antwoord op
vraag 2 is aangegeven zal in 2010 een Europese lijst worden
gepubliceerd met vanaf dat moment toegestane goed onderbouwde
gezondheidsclaims. In feite stappen we dan over van toezicht op het
gebruik van claims die op de markt zijn, naar voorafgaande
goedgekeuring van onderbouwingen.
Ook dan verzet de Europese wetgeving zich naar mijn oordeel niet tegen
het ondersteunen van producten en claims door dit soort stichtingen.
Ik zie naar aanleiding van de genoemde gevallen geen reden om
maatregelen te nemen.
Vraag 5
Wat gaat u doen om deze misleiding te voorkomen? Bent u bereid
voorwaarden te verbinden aan de (eventuele) subsidies die u aan deze
stichtingen geeft? Zo ja, welke voorwaarden? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 5
Zie voor de eerste deelvraag het antwoord op vraag 3 en 4. Zie voor de
tweede en derde deelvraag het antwoord op vraag 1.
Vraag 6
In hoeverre worden de Nederlandse Hartstichting, Hersenstichting en de
Maag Lever Darmstichting voldoende gefinancierd? Erkent u dat gezien
het belang van hun onafhankelijke positie, deze financiering voldoende
moet zijn zodat zij zich niet richten op de farmaceutische industrie,
dan wel de voedingsmiddelenindustrie? Zo ja, welke maatregelen bent u
bereid te nemen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 6
Zie het antwoord op vraag 1.
1) TV-programma Kassa, 1 november 2008
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport