UNIVERSALITEIT VAN MENSENRECHTEN: PLEIDOOI VOOR EEN PROCESBENADERING

Dit persbericht wordt verspreid door het ministerie van Buitenlandse Zaken op verzoek van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV). Het ministerie is niet verantwoordelijk voor de inhoud van dit bericht.

AIV - ADVIESRAAD INTERNATIONALE VRAAGSTUKKEN

Ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens op 10 december 2008, brengt de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) het advies 'Universality of human rights; principles, practice and prospects' uit. In het advies wijst de AIV erop dat staten de universaliteit van mensenrechten op het eerste gezicht lijken te aanvaarden, maar dat het debat hierover onder de oppervlakte doorgaat. Het advies gaat in op de mogelijkheden binnen het buitenlands beleid om de kloof tussen principes en praktijk te overbruggen. De AIV pleit ervoor universaliteit van mensenrechten niet te beschouwen als een voldongen feit, maar als het resultaat van een proces van universalisering.

Mensenrechtennormen bepalen de internationale moraal...

De AIV constateert dat mensenrechten de afgelopen zestig jaar de breed aanvaarde norm voor de internationale moraal zijn geworden. Hierachter gaat echter een debat van complexere aard schuil. Staten trekken de universaliteit van mensenrechten in formele zin misschien niet zozeer meer in twijfel, maar komen tegelijkertijd wel vaak op voor hun religieuze en politieke tradities. Als mensenrechtennormen worden onderschreven betekent dit bovendien nog niet dat deze normen ook in de praktijk worden gehanteerd. Dit is niet alleen een verantwoordelijkheid van de staat; ook lokale etnische leiders, die op substatelijk niveau vaak de nodige macht hebben, verdedigen soms culturele of contextuele inbreuken op mensenrechtennormen en belemmeren zo de feitelijke implementatie van die normen.

... maar de praktijk vvraagt om een procesbenadering

In de zestig jaar na de aanvaarding van de Universele Verklaring is er naar de opvatting van de AIV veel gebeurd op mensenrechtengebied. Maar tegelijkertijd worden mensenrechten wereldwijd op grote schaal geschonden, zowel waar het gaat om de burger- en politieke, als de economische, sociale en culturele rechten. Om daarin verandering te brengen is het naar de opvatting van de AIV nodig om de acceptatie van de universaliteit van de mensenrechten niet te beschouwen als een gegeven, maar als een product dat geleidelijk tot stand komt door een proces van universalisering. Universalisering versmalt de kloof tussen principes en praktijk en bestaat uit een aantal elementen, zoals kennisopbouw en bewustwording van mensenrechten en het geleidelijk vergroten van mogelijkheden voor juridisch toezicht. Grassroots non-gouvernementele mensenrechtenorganisaties en het maatschappelijk middenveld spelen hierbij een cruciale rol.

De AIV is van mening dat de universele aanvaarding van mensenrechten bovendien bevorderd kan worden wanneer culturele diversiteit wordt erkend en niet bij voorbaat tegemoet getreden wordt als zijnde strijdig met mensenrechten. Veel mensenrechtennormen laten enige ruimte voor cultuurspecifieke toepassingen ervan in de praktijk. Indien dat wordt onderkend zullen culturen doorgaans eerder bereid zijn de universele kern van het internationale mensenrechtenbestel te aanvaarden. Universaliteit is niet hetzelfde als uniformiteit.

Respect voor culturele verscheidenheid betekent echter niet dat mensenrechten en fundamentele vrijheden geschonden kunnen worden. Er moet steeds scherp gekeken worden naar de beleidsruimte die het mensenrechtenstelsel biedt voor cultureel bepaalde opvattingen en interpretaties van universele normen. Internationale en regionale toezichthoudende organen hebben op dit punt belangrijk werk geleverd. Niet-opschortbare rechten, zoals het recht op leven en het recht niet aan foltering onderworpen te worden, dienen op strikte wijze nageleefd te worden. In andere gevallen echter hebben staten bij de implementatie van rechten een zekere beleidsvrijheid. Wel dienen ze bereid te zijn over het gebruik daarvan verantwoording af te leggen aan internationale toezichthoudende organen.

Het Nederlands mensenrechtenbeleid

De AIV is van mening dat het Nederlands mensenrechtenbeleid gebaseerd dient te zijn op erkenning van culturele diversiteit, op een procesgerichte dialoog en op steun voor initiatieven van onderaf, gepaard gaande met een duidelijke stellingname in concrete gevallen van evidente schendingen. Bij dat laatste is het van belang dat Nederland zich zoveel mogelijk baseert op internationale verworvenheden op het vlak van de rechten van de mens. Maar ook strikte eerbiediging van mensenrechtennormen in Nederland zelf en gelijke behandeling van alle regimes die zich aan mensenrechtenschendingen schuldig maken, zijn van belang. Wordt met twee maten gemeten, dan schaadt dat de geloofwaardigheid van een strategie die is gericht op universalisering van de mensenrechten.

De AIV beveelt aan om in te zetten op een debat waarin respect voor specifieke culturele uitingen doorklinkt. Een constructieve dialoog is effectiever dan een benadering gebaseerd op het idee van 'clashing civilizations' en het daarmee gepaard gaande absolutisme op het gebied van mensenrechten. Dit is geen knieval voor een relativistische benadering. De internationale consensus is nog altijd het uitgangspunt en het beoogde resultaat - of, zoals het wordt veerwoord in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: het 'gemeenschappelijk (...) te bereiken ideaal'. Dat ideaal kan echter alleen worden verwezenlijkt wanneer processen van universalisering en internalisering de aandacht krijgen die ze verdienen.

AIV

De AIV is een onafhankelijke raad die de regering en de Staten-Generaal adviseert over buitenlands beleid. Voorzitter is minister van Staat Frits Korthals Altes. Het advies 'Universality of human rights; principles, practice and prospects' is voorbereid door een gecombineerde AIV-commissie. Voorzitters waren prof. mr. C. Flinterman en prof. dr. W.J.M. van Genugten.

Noot voor redacties (