ADVIESRAAD INTERNATIONALE VRAAGSTUKKEN

ADVIESRAAD INTERNATIONALE VRAAGSTUKKEN

AIV-advies inzake Klimaat, energie en armoedebestrijding

Nieuwe en aanvullende financiële middelen dringend internationaal noodzakelijk voor aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering (adaptatie). In een vandaag uitgekomen advies over 'Klimaat, energie en armoedebestrijding' constateert de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) dat ook met het oog op het welslagen van de lopende internationale klimaatonderhandelingen, het internationaal klimaatbeleid dringend moet inspelen op de gevolgen van klimaatverandering in kwetsbare ontwikkelingslanden. De kosten voor aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering zullen wereldwijd zo'n 30 tot 70 miljard dollar per jaar bedragen. De AIV stelt dat op de geïndustrialiseerde landen een verantwoordelijkheid rust om ontwikkelingslanden te ondersteunen om deze gevolgen te bestrijden. Nederland moet hierbij een voortrekkersrol spelen. Het zal door zijn lage ligging ook zelf aanzienlijke adaptatieprogramma's moeten ontwikkelen. Bovendien is het bij uitstek deskundig in de typische adaptatiesectoren als aanpassing van landbouw en infrastructuur, en waterhuishouding en kustversterking.

Vormgeving van adaptatiebeleid

De AIV maakt een onderscheid tussen drie verschillende componenten van adaptatiesteun. Allereerst humanitaire of noodhulp als reactie op rampen zoals overstromingen en orkanen. Ten tweede programma's gericht op aanpassingen aan de gevolgen van geleidelijke veranderingen in temperatuur en neerslag. Ten derde, nieuwe initiatieven op het terrein van adaptatiesteun gericht op capaciteitsopbouw. De eerste twee componenten vallen nu reeds onder het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingbeleid.

Financiële gevolgen, mogelijk ook voor Nederland

Nieuwe initiatieven op het gebied van opbouw van adaptatiecapaciteit in ontwikkelingslanden moeten worden beschouwd als een nieuw, aanvullend onderdeel van het ontwikkelingssamenwerking - en het bredere buitenlandse beleid. Voorkomen moet worden dat de beschikbare middelen voor de Millennium Ontwikkelingsdoelen hiervoor worden ingezet. Dit kan, indien hiervoor nationaal zowel als internationaal voldoende draagvlak bestaat, financiële consequenties hebben, ook voor Nederland, in de orde van, volgens tentatieve schattingen, enkele honderden miljoenen euro's per jaar. Nadere politieke besluitvorming is hiervoor echter wel een noodzakelijke voorwaarde. De AIV stelt dat Nederland bij de adaptatie capaciteitsopbouw en het klimaatbestendig maken van bestaande ontwikkelingsinspanningen, niet alleen moet opereren, maar de inspanningen moet laten lopen via in ontwikkeling zijnde EU- en post-Bali-kanalen.

Wereldwijd Deltaplan voor ontwikkelingslanden

De AIV pleit voor de ontwikkeling van een wereldwijd door de VN gecoördineerd Deltaplan om integraal de omvang en urgentie van adaptatieproblemen in de ontwikkelingslanden in kaart te brengen. Daarnaast moeten op nationaal niveau in ontwikkelingslanden plannen verder worden ontwikkeld.

Beleid ten aanzien van biobrandstoffen heeft bijsturing nodig

De AIV is het er mee eens dat de Nederlandse en ook de Europese doelstellingen voor het gebruik van biobrandstoffen naar beneden worden bijgesteld. Eerste generatie biobrandstofproductie kunnen diverse negatieve gevolgen met zich meebrengen. Zo kan de emissie die wordt veroorzaakt door de teelt en distributie van biomassa en -brandstof, de emissiewinst die de biobrandstof oplevert ten opzichte van fossiele brandstof (groten)deels tenietdoen; kan er schade optreden aan biodiversiteit en kan er negatieve invloed zijn op de wereldvoedselprijzen en voedselvoorziening. De AIV bepleit een snelle overgang naar het gebruik van tweede generatie biobrandstoffen. De verwachte bijdrage van tweede generatie biobrandstoffen aan internationale klimaatverbetering en duurzame energievoorziening is veel groter dan die van de eerste generatie. Het te ontwikkelen potentieel hiervoor in ontwikkelingslanden is groot. Het ondersteunen van hierop gerichte proefprojecten moet onderdeel gaan uitmaken van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingbeleid.

Duurzaamheideisen voor biobrandstoffen op Europees niveau

De AIV bepleit terughoudendheid bij het stellen van grootschalige duurzaamheideisen voor biobrandstoffen. De AIV voorziet problemen bij toepassing van dit soort eisen in het economische verkeer met ontwikkelingslanden. Dergelijke eisen maken monitorings-validatie en certificeringsystemen noodzakelijk, waarvan de praktijk tot dusverre heeft uitgewezen dat deze slechts moeizaam en langzaam van de grond kunnen komen. De AIV adviseert het introduceren van een toets op Europees niveau op de duurzaamheid van te verwerven credits afkomstig van Clean Development Mechanism (CDM)-projecten (het CDM is een flexibel instrument uit het Kyoto Protocol, waarmee industrielanden in ontwikkelingslanden een deel van hun reductieverplichting voor broeikasgassen kunnen voldoen).

Meer over de bevindingen, conclusies en aanbevelingen van dit AIV-advies vindt u op www.aiv-advies.nl

Noot voor redacties (