Baby's met hiv moeten meteen worden behandeld
01 december 2008, Den Haag/Amsterdam - "Kinderen die getroffen zijn door de aidsepidemie hebben dankzij organisaties als Unicef een stem gekregen." Deze woorden zijn afkomstig van Paul Bekkers, aidsambassadeur van Nederland, op het twaalfde nationale aidscongres in Amsterdam. Bekkers nam hier vandaag - op Wereld Aids Dag - het rapport 'Children and AIDS' in ontvangst, uit handen van Unicef-directeur Jan Bouke Wijbrandi. De boodschap van het rapport: baby's met hiv moeten al in de eerste twaalf weken van hun leven worden behandeld.

Eerst het goede nieuws: het rapport toont aan dat overheden en hulporganisaties meer dan vroeger oog hebben voor de situatie van kinderen binnen de hiv- en aidsepidemie. Zo is het aantal met hiv besmette kinderen dat aidsremmers krijgt flink toegenomen: van 75.000 in 2005 tot 200.000 in 2007. Het aantal seropositieve zwangere vrouwen dat wordt behandeld, zodat besmetting van moeder op kind kan worden voorkomen, is gestegen van 10 procent in 2004 naar 33 procent in 2007. Het aantal jongeren tussen de 15 en 24 jaar dat hiv oploopt, neemt af. En meer en meer overheden ontwikkelen beleid om de allerarmste door aids getroffen gezinnen te helpen.

Daling kindersterfte met 75 procent Ondanks deze positieve ontwikkelingen gaat echter nog te veel niet goed. Unicef-directeur Wijbrandi benadrukte dan ook tijdens de presentatie van het rapport dat er nog zeer veel moet gebeuren. Van alle kinderen met hiv sterft de helft binnen twee jaar, omdat ze te lang op een diagnose en een behandeling moeten wachten. Als baby's met hiv in de eerste twaalf weken van hun leven worden getest en behandeld, stijgen hun overlevingskansen aanzienlijk en kan de kindersterfte zelfs met 75 procent dalen. "In 2007 werd slechts 10 procent van de baby's van moeders met hiv in de eerste twee maanden van hun leven getest," zei Wijbrandi. Ook te weinig seropositieve vrouwen worden getest; vorig jaar ging het om slechts 18 procent in de lage- en middelloonlanden. Een nog kleiner percentage (12 procent) kwam in aanmerking voor een verdere behandeling.

De positieve ontwikkelingen die het rapport noemt, zijn dus zeer relatief. Paul Bekkers, die internationaal het Nederlandse aidsbeleid uitdraagt, onderkent dit. "Er is nog te weinig kennis van de gevolgen van de aidsepidemie voor kinderen. Te vaak moeten ze een vroegtijdige behandeling ontberen en kunnen ze geen gebruik maken van de juiste zorg."

"Kinderen die getroffen zijn door de aidsepidemie hebben dankzij organisaties als Unicef een stem gekregen." Foto: Unicef/HQ06-1878/Robert Few
"Kinderen die getroffen zijn door de aidsepidemie hebben dankzij organisaties als Unicef een stem gekregen." Foto: Unicef/HQ06-1878/Robert Few

Nederland grootste donor Bekkers complimenteerde Unicef met haar inspanningen om de positie van kinderen binnen de aidsproblematiek te verbeteren. "De Nederlandse overheid steunt daarom de campagne Unite for Children, Unite against Aids (in 2005 door Unicef gelanceerd, red.) met zes miljoen euro per jaar." Dit maakt ons land de grootste donor van deze campagne. Minister Koenders heeft bovendien aangekondigd nog eens jaarlijks 8 miljoen euro te reserveren voor hulp aan aidswezen in zuidelijk Afrika. Ook hulpprogramma's van Unicef in die regio zullen profiteren van deze financiële steun.

Het aidsbeleid van de Nederlandse overheid en de aanbevelingen in het rapport hebben trouwens overeenkomsten. De Nederlandse regering steunt bijvoorbeeld voorlichting over hiv en aids en gezondheidszorg aan patiënten, zaken waarmee onder meer Unicef zich ook bezighoudt en waarvoor zij internationale steun vraagt.

Het rapport 'Children and AIDS: Third Stocktaking Report', is opgesteld door Unicef, de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), het gezamenlijke programma van de Verenigde Naties voor hiv en aids (UNAIDS) en het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties (UNFPA).

Zie ook het persbericht over 'Children and AIDS' (met een pdf van de Engelstalige samenvatting van dit rapport)