Van Quickenborne onteigent bladmuzieksector
29/11/2008 10:44
SEMU cvba
Alle nationale en internationale uitgevers en auteursrechtenorganisaties zijn verbolgen op Vincent Van Quickenborne. De minister berooft de auteurs en de uitgevers van hun inkomsten.
Als VLD-minister Vincent Van Quickenborne zijn zin doordrijft mag het onderwijs volgend jaar partituren en liedteksten integraal reproduceren, zogenaamd ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek. Het gevolg zal zijn dat per school in het beste geval één exemplaar wordt gekocht en via kopies aan alle leerlingen verspreid, zonder enige vergoeding. De sector noemt dit een regelrechte onteigening, die de doodsteek betekent voor meer dan honderd uitgeverijen. In de praktijk wordt dit het einde van honderden kleine zelfstandigen, KMO'tjes en veelal familiebedrijfjes die jaren hebben gebouwd aan hun uitgavenfondsen. Niet alleen de uitgevers, maar ook de schrijvers van liedjesteksten, componisten, illustratoren, fotografen, de muziekhandels, drukkerijen en lay-out bedrijven delen in de klappen. De minister neemt deze maatregel zonder enig overleg met de sector.
Dit initiatief, hals over kop, werd op 8 november aangekondigd in een persmededeling met als titel ,,Minister Van Quickenborne schaft muziektaks voor scholen af. Onderwijs kan muziekpartituren kosteloos gebruiken.''
In werkelijkheid schaft de minister geen taks af, maar hij maakt een uitzondering op het auteursrecht, en berooft op die manier de uitgevers en de auteurs van hun inkomsten.
De minister verpakte zijn maatregel in een ,,wetsontwerp houdende diverse bepalingen'' dat naar de Kamer is gestuurd met de vraag het met hoogdringendheid te behandelen. Het wetsontwerp creëert grote rechtsonzekerheid en is onverenigbaar met de Europese en internationale verplichtingen van België.
Via deze aanpassing aan de auteurswet zegt de minister een einde te willen maken aan die rechtsonzekerheid binnen de onderwijssector. Vandaag mogen onderwijsinstellingen blijkbaar korte fragmenten van bladmuziek gebruiken ter toelichting bij hun onderwijs, niet wetend echter wat als een kort fragment kan worden beschouwd, en wat niet. Maar het nieuwe ontwerp neemt die onzekerheid niet weg, integendeel.
Of het nu om een kort fragment van of een integrale reproductie van bladmuziek gaat, vraag is - en blijft - wat met een reproductie "ter toelichting bij het onderwijs" wordt bedoeld. Het integraal kopiëren van muziekpartituren om te worden gebruikt als "het" onderwijsmateriaal kan bezwaarlijk worden beschouwd als een gebruik "ter toelichting" bij onderwijsmateriaal en kan dus geenszins door deze uitzondering op het auteursrecht worden toegelaten.
Bovendien druist het wetsontwerp in tegen de Europese en internationale verplichtingen van België. Zo moet de Belgische wetgever zich houden aan het in de Europese Unie geharmoniseerd kader voor uitzonderingen op het auteursrecht. De Europese richtlijn maakt weliswaar een uitzondering voor het gebruik "ter toelichting bij het onderwijs" mogelijk, maar voorziet voor de bladmuziek een speciale afwijkende regel. Gelet op de bijzonder precaire economische situatie van de sector van bladmuziek, heeft de richtlijn expliciet aangegeven dat Lidstaten in hun nationale wetgeving géén uitzondering kunnen voorzien voor de reproductie van bladmuziek op papier, ongeacht de bedoeling van de reproductie (dus ook voor onderwijsdoeleinden).
Daar komt nog bovenop dat de Belgische wetgever verplicht is eerst na te gaan of een uitzondering de normale exploitatie van het werk niet in het gedrang brengt. Dit volgt zowel uit de Europese richtlijn als uit diverse bepalingen van door België bekrachtigde internationale verdragen. Indien de normale exploitatie van het werk in het gedrang zou komen (dat wil zeggen indien door een uitzondering op het auteursrecht de rechthebbenden aanzienlijke economische inkomsten worden ontnomen), is de uitzondering niet gerechtvaardigd en kan ze door de wetgever niet worden aanvaard, lees door de rechtbanken worden toegepast.
Het spreekt voor zich dat toelaten dat bladmuziek integraal kan worden gekopieerd, strijdig zou zijn met de normale exploitatie en een aanzienlijke negatieve impact op de inkomsten van deze sector zou hebben. Dergelijke uitzondering in de nationale wetgeving opnemen is met andere woorden onmogelijk! Cynisch genoeg zal de Belgische wetgever aldus mee aan de basis liggen van de door haar zo ongewenste rechtsonzekerheid. Sommigen noemen dit Kafka.
De sector ontkent niet dat het onderwijs fundamenteel is en dat specifieke uitzonderingen op het auteursrecht te verantwoorden zijn. Onaanvaardbaar evenwel is dat er geen enkele rekening wordt gehouden met haar legitieme economische belangen. De sector dringt dan ook aan op een open en constructief debat met de minister en alle belanghebbenden, waaronder het onderwijs, om een evenwichtig, globaal en coherent kader van uitzonderingen op het auteursrecht uit te werken.
namens
Semu - Beheersvennootschap van Muziekuitgevers
Partitor - Beroepsfederatie van Muziekuitgevers
Reprobel - Overkoepelende organisatie van de reprografie. Zij vertegenwoordigt volgende vennootschappen: SAJ/JAM, Sabam, Sacd, Scam, Sofam, KVBKB/ARAPB, Assucopie, Vewa, Repropress, Repro PP, Copiepresse, Ruit, Copiebel, Reprocopy en Semu
Arthena - Belangengroep voor het Auteursrecht en de Naburige Rechten
Verdere info en de standpunten van de internationale organisaties vindt u op
http://www.semu.be/wetsontwerp-van-quickenborne.html
Marc Hofkens
03/2963367
Voor eventuele hyperlinks en bijlagen:
Zie het origineel