Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-Gravenhage
Den Haag Ons kenmerk
28 november 2008 DE 72035
Onderwerp
Voortgangsrapportage emancipatiebeleid
In mijn brief van 15 februari jongstleden (Kamerstuknr. 2007-2008, 30420, nr. 61) heb ik aan uw
Kamer uiteengezet op welke onderdelen en op welke wijze ik het emancipatiebeleid zou gaan
monitoren. Het betreft onderdelen waarop ik samenwerk met andere departementen en/of zelf het
voortouw heb genomen. Met deze brief wil ik u graag informeren over de voortgang op de betreffende
onderdelen. Ik zal tevens ingaan op de stand van zaken met betrekking tot het "Plan van de Man".
Met de Mid-term review van de Emancipatienota in 2010 wordt u over de volle breedte van het
emancipatiebeleid van het kabinet geïnformeerd.
Algemeen
De uitgangspunten van seksegelijkheid en gelijke behandeling van mannen en vrouwen zijn juridisch
verankerd in internationale verdragen en Europese en nationale wetgeving, onder meer in het VN-
Vrouwenverdrag, het Verdrag van Amsterdam en gelijke behandelingswetgeving. In het
beleidsprogramma 2008-2011 heeft het kabinet afgesproken een nieuwe impuls te geven aan het
emancipatiebeleid en aan het homo-emancipatiebeleid. De emancipatie in Nederland is immers niet af.
Voor de vernieuwing van het emancipatiebeleid en het lesbisch- en homo-emancipatiebeleid is in deze
kabinetsperiode in principe een extra bedrag oplopend tot 10 miljoen in 2011 beschikbaar. Vanaf
2010 is de oploop op de aanvullende post bij Financiën gereserveerd. Het vernieuwde
emancipatiebeleid wordt inmiddels volop uitgevoerd op landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau.
Voortgang per onderdeel
Ik heb sinds ons overleg over de Emancipatienota in november 2007 de volgende acties ondernomen:
Taskforce DeeltijdPlus (TDP)
Op 1 april jl. is de onafhankelijke TDP ingesteld in opdracht van de staatssecretaris van SZW
(opdrachtgever), met mijn betrokkenheid. In het werkplan is opgenomen wat de TDP de komende 2
jaar gaat doen om een cultuuromslag te bewerkstelligen, zodanig dat met name vrouwen in kleine
deeltijdbanen gestimuleerd worden om meer uren te gaan werken.
blad 2/8
Het betreft onder meer de volgende activiteiten:
- Gestart is met een behoefteonderzoek onder werknemers en werkgevers, waarbij wordt
geïnventariseerd in hoeverre de wederzijdse wensen ten aanzien van het vergroten van kleine
deeltijdbanen in diverse sectoren op elkaar zijn afgestemd. De resultaten worden in september
2009 verwacht.
- In februari 2009 start een mediacampagne (tijdschriften, abri's, etc);
- De argumenten voor en tegen deeltijd vanuit de positie van de werkgever, de vrouwelijke
deeltijder en de maatschappij zijn in kaart gebracht en systematisch geordend op zogenaamde
argumentenkaarten. Op basis hiervan wordt een brochure gemaakt, die breed verspreid zal
gaan worden.
- Samen met het NIBUD wordt een webwijzer `Vrouw, werk en geld' ontwikkeld, gericht op
huishoudens waarin een vrouw meer of weer wil gaan werken, met aandacht voor de gevolgen
ten aanzien van de financiële positie bij een scheiding, uitval van het inkomen van een partner,
de pensioensituatie bij één inkomen, etc. De webwijzer zal in januari 2009 gereed zijn.
- Met behulp van pilots zal de TDP inspirerende en herkenbare voorbeelden geven van manieren
waarop werkgevers en werknemers, die kleine deeltijdbanen willen vergroten, te werk kunnen
gaan. Er zullen instrumenten worden aangereikt om dit doel gemakkelijker te bereiken.
- De TDP gaat een werkconferentie, een internationaal wetenschappelijke conferentie en een
slotconferentie organiseren.
Bestuurlijke afspraken met koplopers over flexibele openingstijden en dienstverlening
Veel Nederlanders werken tussen 9 en 5 en voor veel voorzieningen geldt daarom eveneens dat deze
open zijn van 9 tot 5. Voor werkende mensen kan dit de combinatie van werk en zorg bemoeilijken.
Flexibele werktijden, handige openingstijden (van zorginstellingen, private dienstverleners,
kinderopvang, e.d.) en digitale dienstverlening kunnen het voor vrouwen en mannen makkelijker
maken om werk en zorgtaken te combineren. Gemeenten en provincies hebben daarbij een regierol.
In juni 2007 ondertekenden de provincies Zeeland en Drenthe en de gemeenten Deventer,
Heerhugowaard, Enschede en Zoetermeer met mij een koploperovereenkomst. In mei 2008 hebben de
staatssecretaris van BZK en ik convenanten tijdbeleid ondertekend met een nieuwe groep van 8
gemeenten, die zich komende tijd gaan inzetten voor het verruimen van openingstijden in de publieke
en private dienstverlening. Zij gaan hiervoor onder andere wensen van inwoners in beeld brengen en
het gesprek aan met relevante partijen om ambities in afstemming van werk- en openingstijden te
realiseren. Er zijn nu in totaal 14 koploperovereenkomsten ondertekend. De verwachting is dat in
2009, 2010 en 2011 met nog 11 gemeenten een overeenkomst wordt gesloten. De streefwaarde van 25
koploperovereenkomsten is dan bereikt.
Vermindering segregatie m/v in onderwijs en arbeidsmarkt
Na het Nota-overleg eind 2007 en de aankondiging op `Girlsday 2008' (d.d. 24 april 2008) dat 3 miljoen
euro extra zou worden ingezet voor dit thema, is het Platform Bèta Techniek (PBT) gestart met de
uitvoering van twee plannen.
blad 3/8
Eén plan is erop gericht om meer meisjes te bewegen om te kiezen voor een N-profiel (het Natuur- en
Techniekprofiel en het Natuur- en Gezondheidprofiel in het voortgezet onderwijs) of voor een opleiding
in een technische richting. 125 havo/vwo-scholen (meer dan een kwart van alle havo/vwo-scholen in
Nederland) formuleren streefcijfers voor meisjes en maken werk van het realiseren van hun ambitie.
Deze scholen worden ondersteund met adviezen en ondersteuning bij de profielkeuze en
loopbaanoriëntatie.
Het tweede plan is erop gericht de doorstroom van meisjes uit het vmbo (met name ook vanuit vmbo-t)
te stimuleren naar een technische opleiding of een zogenaamde snijvlakopleiding, dat wil zeggen een
opleiding die een technische discipline combineert met bijvoorbeeld een medische of zorgdiscipline.
Het streven is dat ca. 105 (1/3 van alle) vmbo-scholen en 40 roc's (meer dan 50%) zullen meedoen. Zij
worden begeleid bij het uitvoeren van activiteiten, o.a. door de inschakeling van de ambitiescholen,
scholen die al deelnemen aan het programma van het PBT. Ook ouders, decanen, technocentra,
bedrijven en vervolgonderwijs worden hierbij betrokken.
Uit Technomonitor 2008 (onderzoek van ResearchNed in opdracht van het Platform Bèta Techniek)
blijkt dat de aandacht voor meisjes en bètavakken resultaat oplevert. Zo is er bij meisjes een stijging
van 7 procentpunt op het havo (van 20% naar 27%) bij de keuze voor een N-profiel en een stijging van
5 procentpunt op het vwo (van 39% naar 44%) te zien in de jaren 2001 tot 2007. Deze stijging is hoger
dan die bij jongens. Het aandeel meisjes dat het N-profiel kiest t.o.v. dat van jongens is gestegen van
36% naar 39% op het havo en 45% naar 47% op het vwo. Een soortgelijke ontwikkeling zien we in het
mbo en het vmbo.
Charter `Talent naar de Top'
Naar aanleiding van de bijeenkomst TopBrainstorm van 30 oktober 2007 en de daar ondertekende
intentieverklaring door de staatssecretaris van EZ, de voorzitters van de SER, VNO-NCW en het FNV,
het Ambassadeursnetwerk en TopBrainstorm en mijzelf is in 2008 het charter `Talent naar de Top'
ontwikkeld.
Het charter is een nieuwe stap in het streven naar meer vrouwen in topposities; voor het eerst is een
instrument ontwikkeld dat na vrijwillige ondertekening niet meer vrijblijvend is. Door ondertekening
committeren bedrijven zich aan het ontwikkelen of continueren van een duidelijke strategie voor
toestroom, doorstroom en behoud van meer vrouwelijk talent in topfuncties.
De ondertekenaar:
- stelt organisatiespecifieke kwantitatieve doelen vast;
- verricht binnen 6 maanden na ondertekening een nulmeting;
- rapporteert jaarlijks aan de op 13 november ingestelde Monitoring Commissie over de voortgang;
- geeft uitleg bij het niet behalen van doelstellingen over de oorzaken en wijze waarop de doelstelling
alsnog behaald gaat worden.
De Monitoring Commissie zal jaarlijks een rapportage uitbrengen. Door middel van naming en praising
zullen de resultaten van de verschillende ondertekenaars via diverse media worden bekendgemaakt.
Op 28 mei 2008 is het charter door de eerste 47 organisaties ondertekend. Grote bedrijven zoals KPN,
IBM, ING en de Nederlandse Spoorwegen, maar ook overheidinstellingen zoals de gemeente
Amsterdam, hebben het charter ondertekend. De minister van BZK heeft het charter voor de
blad 4/8
Rijksoverheid ondertekend. Begin 2009 zal de tweede lichting ondertekenaars het charter
ondertekenen. De staatssecretaris van EZ en ik zullen het charter de komende drie jaar ondersteunen.
Participatie van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen
Op 8 maart 2007 heb ik, samen met de minister van SZW, de minister voor WWI en de staatssecretaris
van VWS met zes gemeenten een convenant afgesloten ten behoeve van het project "Duizend en één
Kracht; vrouwen en vrijwillige inzet". Met dit project wordt de instroom van 50.000 vrouwen uit
etnische minderheidsgroepen in vrijwilligerswerk beoogd. Vrijwilligerswerk biedt mogelijkheden tot
zelfontplooiing en participatie en kan ook een opstap zijn naar een betaalde baan.
Zes gemeenten (de G4, Breda en Nijmegen) zijn als pilots aan de slag gegaan met Duizend en één
Kracht. De pilots lopen nog tot 2010, maar hebben nu al ervaringen voortgebracht die toepasbaar zijn
voor andere gemeenten.
Inmiddels heb ik met nog 19 andere gemeenten bestuurlijke afspraken gemaakt over Duizend en één
Kracht. Hiermee is het streven om met 25 gemeenten afspraken te maken, behaald. In de
koploperovereenkomsten die met deze gemeenten zijn afgesloten, staat de versterking van de keten
van inburgering, maatschappelijke participatie (vrijwilligerswerk) en betaalde arbeid centraal. Met
ondersteuning van het kabinet werken deze gemeenten aan een integraal aanbod om meer vrouwen te
laten participeren.
Uit de pilots is gebleken dat er veel tijd gaat zitten in het goed ontwikkelen van de vereiste
samenwerkingsstructuur voor Duizend en één Kracht. Dit fundament is nodig om een structureel en
integraal aanbod voor de participatie van vrouwen te creëren. Op basis van deze ervaring is de
inschatting dat het beoogde aantal van 50.000 vrouwen die het kabinet wil bereiken waarschijnlijk pas
na 2011 gehaald zal worden. Over de voortgang van de aanpak Duizend en één Kracht wordt u in de
brief "Emancipatie van vrouwen en mannen uit etnische minderheidsgroepen" nader geïnformeerd.
Landelijke uitrol van effectief gebleken emancipatie-initiatieven van maatschappelijke instellingen
Van 1 januari 2004 tot 1 september 2007 was de subsidieregeling Emancipatieprojecten van kracht,
met als doel het emancipatieproces in de Nederlandse samenleving te versterken. De regeling was in
het bijzonder gericht op ondersteuning van groepen kwetsbare vrouwen. De regeling leverde 163
projecten op, waarvan er, na een evaluatie door bureau Ecorys, 18 als best practice zijn geselecteerd.
Voor de landelijke verankering van deze ondersteuning van `best practices' heb ik voor de periode
2009-2011 in totaal 5 miljoen euro beschikbaar gesteld (zie Kamerstuk 30420, nr. 119, 09-05-2008 en
Evaluatie projecten subsidieregeling Emancipatieprojecten, bijlage bij het betreffende Kamerstuk).
De verankering wordt vormgegeven door de ontwikkeling van communicatiemateriaal en 18 digitale
portretten van de projecten (vanaf 1 december 2008 te bekijken op www.emancipatieweb.nl). In
januari 2009 wordt een kennisatelier georganiseerd voor mogelijke afnemers (gemeenten en
provincies). Na een inventarisatie van hun wensen en mogelijkheden (afronding 1 april 2009) kan,
uiteraard mits er voldoende interesse voor deze projecten bestaat, begonnen worden met de
daadwerkelijke uitrol van de 18 projecten.
blad 5/8
Onderzoek seksualisering
In mijn brief van 7 juli (Kamerstuk 2007-2008, 30420, nr. 123) heb ik u geïnformeerd over de stand van
zaken met betrekking tot de onderzoeken die plaatsvinden naar het thema seksualisering.
Er vindt een onderzoek plaats naar de effecten van de seksualisering op jongeren en op de
maatschappij. Dit onderzoek beoogt inzicht te geven in de relatie tussen seksualisering, zelfbeeld,
opvattingen en gedrag. Het onderzoek beoogt ook antwoord te geven op de vraag welke groep(en)
jongeren het meeste risico lopen op grensoverschrijdend gedrag, welke risicofactoren daarbij een rol
spelen, hoe dit door jongeren en ouders wordt beleefd en welke ondersteuningsbehoeften zij hebben.
Een tussenrapportage is op 9 juni 2008 opgeleverd. Eind van het jaar verwacht ik de eindrapportage.
Op basis daarvan kom ik begin 2009 met een beleidsreactie waarin de benodigde beleidsmaatregelen
zijn opgenomen.
Weerbaarheid
In de hierboven genoemde brief heb ik tevens mijn voornemen aangekondigd om verder te verkennen
op welke wijze seksuele weerbaarheid van jongeren meer beleidsprioriteit van verantwoordelijke
partijen op lokaal en/of landelijk niveau kan krijgen. Daartoe is een inventarisatie uitgevoerd van
bestaande initiatieven en projecten die de seksuele weerbaarheid van jongeren vergroten.
Veelbelovende en succesvolle initiatieven zullen in een (bestaande) digitale databank opgenomen
worden en het overzicht van succesfactoren en randvoorwaarden wordt breder bekendgemaakt via
bestaande websites.
De inventarisatie resulteert daarnaast in een aantal aanbevelingen, waaronder:
· een betere aansluiting op specifieke achtergrondkenmerken (sekse, etniciteit en religie) van de
doelgroep;
· een groter aanbod voor jongens, homojongeren en jongeren met een verstandelijke en
lichamelijke beperking;
· meer aandacht voor gedragsverandering;
· meer oog voor nieuwe media bij het effectief bereiken van jongeren en
· meer aandacht voor evaluaties, bereik en gebruik, effectonderzoek en implementatie.
Ik zal zoveel mogelijk aansluiten bij bestaande initiatieven en ontwikkelingen van onder andere de
staatssecretaris van VWS, de minister voor J en G en de minister voor WWI. Zo biedt het programma
`seksuele gezondheid van de jeugd', dat ZonMw in opdracht van de staatssecretaris van VWS uitvoert,
naast de implementatie van bestaande (gezondheidsbevorderende) interventies, ruimte om nieuwe
interventies te ontwikkelen. Het gaat daarbij onder andere om weerbaarheid, met speciale aandacht
voor laagopgeleide en allochtone jongeren. Een belangrijk doel van het programma is om te komen tot
een breed palet aan beschikbare interventies voor de jeugd, waarmee zij gedurende de seksuele
ontwikkeling passende informatie en vaardigheidstrainingen krijgt. Hiermee ontstaat een zogenaamde
leerlijn voor seksuele vorming.
Ook de leefstijlcampagne seksualiteit, uitgevoerd door ZonMw in opdracht van de staatssecretaris van
VWS, biedt mogelijkheden om de discussie over wensen en grenzen met de jongeren te voeren. In deze
campagne is als nieuw onderdeel seksuele weerbaarheid opgenomen, gericht op het weerbaar en
blad 6/8
competent maken van jongeren en het voorkomen van problemen zoals dwang en ongewenste
zwangerschap.
Mediawijsheid
De overheid rekent het tot haar taak kinderen en jongeren te beschermen tegen een overdaad aan seks
en geweld op televisie. De invloed van media kan moeilijk worden ingeschat. In mijn brief van 18 april
2008 heb ik u, samen met de minister voor Jeugd en Gezin, geïnformeerd over het
mediawijsheidexpertisecentrum (Kamerstuk 2007-2008, 31 434 , nr. 1). Het
mediawijsheidexpertisecentrum gaat kinderen, (groot)ouders, opvoeders en leerkrachten helpen actief
en verstandig gebruik te maken van media. In 2008 is het centrum gestart met onder meer online
dienstverlening via de site www.mediawijsheidkaart.nl. In 2009 moet de organisatie echt staan en
wordt de service uitgebreid met fysieke loketten bij «Beeld en Geluid» en de bibliotheken. Er komt een
publiekscampagne mediawijsheid en de samenwerking tussen partijen die actief zijn met
mediawijsheid wordt bevorderd. Media, zowel publiek als commercieel, worden gestimuleerd
maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen. In de vorm van zelfregulering kunnen bestaande
gedragscodes worden verbeterd en nieuwe geïnitieerd.
Deskundigheidsbevordering professionals in het herkennen signalen van seksuele intimidatie en
geweld
In de Emancipatienota heb ik aangekondigd dat ik zal verkennen hoe de deskundigheidsbevordering van
leraren kan worden vergroot om signalen van seksuele intimidatie of (seksueel) geweld tijdig te
herkennen en daarmee adequaat om te gaan. Op basis van de resultaten van het eerder genoemde
onderzoek naar de effecten van seksualisering zal ik bezien hoe de deskundigheid van leraren kan
worden vergroot. Op dit moment is het al zo geregeld dat een school bij een vermoeden van seksueel
misbruik wettelijk verplicht is contact op te nemen met de vertrouwensinspecteur van de inspectie van
het onderwijs. Jaarlijks rapporteert de Inspectie in haar Onderwijsverslag over het aantal meldingen
van zowel seksueel misbruik als van seksuele intimidatie.
Tevens heb ik in de Emancipatienota een werkconferentie aangekondigd om de
deskundigheidsbevordering van professionals op diverse geweldsvormen, waaronder ook seksueel
geweld, te bevorderen. Aanleiding hierover was het signaal dat mij heeft bereikt dat professionals in
de zorg, welzijn en het onderwijs kampen met handelingsverlegenheid bij signalen van geweld.
De werkconferentie heeft op 8 oktober 2008 plaatsgevonden. Een belangrijk resultaat van de
conferentie is dat de opleidingen, werkgeversorganisaties, beroepsverenigingen en kennisinstituten
bereid zijn gevonden om met elkaar in gesprek te gaan over hoe de aandacht voor geweld structureel
verankerd kan worden in de beroepsopleidingen.
Daarnaast verwijs ik u naar de brief van de ministeries van VWS, Justitie en voor J en G en die de
Tweede Kamer op 9 september jl. heeft ontvangen over het kabinetsvoornemen om een verplichte
meldcode voor huiselijk geweld, kindermishandeling, vrouwelijke genitale verminking en
eergerelateerd geweld in te voeren. Een vervolgbrief over de verdere uitwerking is daarin
aangekondigd.
blad 7/8
Plan van de Man
In mijn brief van 14 augustus jl. (Kamerstuknr. 2007-2008, 30420, nr. 124) heb ik mijn beleidsreactie
op het Plan van de Man gegeven. In de voortgangsrapportage van volgend jaar zal ik terugkomen op de
geboekte resultaten. Ik noem hier een aantal activiteiten waar ik nu de voorbereidingen voor aan het
treffen ben.
· In maart 2009 organiseren de minister van Jeugd en Gezin, de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid en ik samen met de sociale partners een grote conferentie over
gezinsvriendelijk beleid binnen bedrijven en instellingen. Gezinsvriendelijk beleid geldt
hierbij nadrukkelijk ook voor de werkende vaders met gezinsverantwoordelijkheid. Wanneer
zij meer gebruik maken van flexibele werktijden en verlofregelingen creëren zij meer kansen
voor hun partners en voor alle vrouwen op de arbeidsmarkt om hun talenten beter te
benutten. In dit verband heb ik ook de mogelijkheid van een (tijdelijk) 2x4-model genoemd.
· Op Vaderdag 2009 wordt de `Uit het Keurslijf'-prijs voor het eerst uitgereikt aan een persoon
of organisatie, die een voortrekkersrol speelt in de emancipatie van de man.
· Bij het bevorderen van de emancipatie van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen is het
van belang om oog te hebben voor de rol van mannen uit etnische minderheidsgroepen. In
het afgelopen jaar heb ik een analyse laten uitvoeren naar een geschikte manier om de
emancipatie van mannen uit etnische minderheidsgroepen te bevorderen. In de brief
"Emancipatie van vrouwen en mannen uit etnische minderheidsgroepen" wordt u nader
hierover geïnformeerd.
Ondersteuning innovatieve programma's van vrouwennetwerken
In de Emancipatienota heb ik aangekondigd een aantal innovatieve programma's van
vrouwennetwerken te ondersteunen. Voor 1 september jl. konden hiervoor aanvragen worden
ingediend. Alle aanvragen in de eerste ronde zijn afgewezen. Projectvoorstellen moeten voldoen aan
de eisen zoals opgenomen in de `Subsidieregeling Emancipatie 2008-2011'. Na de tweede
subsidieronde zal ik bezien of er aanleiding is de wijze van ondersteuning bij te stellen of op een andere
manier voort te zetten.
Ondersteuning kennisinfrastructuur emancipatie
Met mijn brief van 30 juni 2008 (Kamerstuk 30 420, nr. 121) heb ik u over mijn voornemen
geïnformeerd om de efficiencykorting voor E-Quality en IIAV te beperken tot 10% in 2010. In een
schriftelijk overleg met uw Kamer heb ik dit voornemen nogmaals uitgelegd en bevestigd. Op 14
oktober jl. is het verslag hiervan vastgesteld en later door uw Kamer voor kennisgeving aangenomen.
Daarmee is het voornemen definitief geworden.
Naast de beperkte efficiencykorting krijgen de instituten meer ruimte om te investeren in verdere groei
en kwaliteit. Hiervoor wordt vanaf begin 2010 15% van de subsidie gereserveerd. De instituten dienen
op dit deel van de subsidie co-financiering of sponsoring te verwerven en vooral activiteiten te
ondernemen die een grotere naamsbekendheid en groter bereik op de markt en bij het publiek
nastreven. Doel is de instituten minder afhankelijk te maken van subsidie en hen de kans te geven zich
te ontwikkelen tot meer marktgerichte en minder kwetsbare organisaties. Beide instituten zijn
uitgenodigd aan de slag te gaan met deze uitgangspunten en dit te verwerken in een plan. Deze
blad 8/8
plannen, inclusief het werkplan 2009 en inclusief de begroting 2009, zijn inmiddels ontvangen en
worden beoordeeld. Ik zal vóór 1 december aanstaande de beschikking over 2009 afgeven en de
instituten informeren over de afronding van het afgelopen jaar doorlopen proces.
Samenwerkings- en ondersteuningsafspraken met departementen over emancipatiebeleid
Zoals ik in mijn brief over de verantwoordelijkheidsverdeling heb uiteengezet (Kamerstuknr. 2007-
2008, 30420 nr. 61) ligt de primaire verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het beleid en het
bereiken van de doelstellingen op de verschillende terreinen ondubbelzinnig bij de vakdepartementen.
Zij zijn daarop ook aanspreekbaar en zullen hierover ook zelf rapporteren aan uw Kamer.
Ik zie het niettemin als mijn taak om de departementen te ondersteunen bij de verankering van het
emancipatieproces op de vier inhoudelijke prioritaire thema's in de Emancipatienota, te weten
arbeidsparticipatie, vrouwen en meisjes uit etnische minderheidsgroepen, veiligheid en internationaal
emancipatiebeleid. Hiervoor wordt extra inzet gepleegd en is actieve samenwerking vereist. Ik verwijs
u hiervoor naar de inhoud van deze brief. Ik heb hierover inmiddels met alle departementen afspraken
gemaakt.
De departementen hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan structurele ondersteuning op het
gebied van deskundigheidsbevordering. Er bestaat wel behoefte aan eenmalige of tijdelijke
ondersteuning c.q. samenwerking waar het gaat om het integreren van gender in opleidingen en
diversiteitsbeleid en voorlichting c.q. uitwisseling over emancipatie-instrumenten met goede
voorbeelden. De Interdepartementale Commissie Emancipatie (ICE) speelt hierin een faciliterende rol.
Ik ga ervan uit u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk