Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Nr. WJZ/76665/1749
(Hoofd) Afdeling
DIRECTIE WETGEVING
EN JURIDISCHE ZAKEN
Nader rapport inzake het voorstel van wet Den Haag, 18 november 2008
houdende wijziging van onder meer de Wet
studiefinanciering 2000 en de Wet op het
hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek in verband met de verhoging van
het collegegeld en de aanpassing van het
aflossingssysteem studieschulden
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 18 juli 2008, nr. 08.002173,
machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel
van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 27 augustus 2008, nr. W05.08.0301/I, bied ik U hierbij aan.
Het voorstel geeft de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke
opmerkingen.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt wijzigingen aan te brengen in het onderdeel van het
wetsvoorstel dat de terugbetaling van studieschulden regelt. Dit naar aanleiding van mij ter
ore gekomen bezwaren dat het oorspronkelijke wetsvoorstel een verplichting met zich mee
kan brengen om studieschulden sneller en met hogere termijnbedragen terug te betalen dan
nu het geval is. Het is mogelijk gebleken om aan dit bezwaar tegemoet te komen door het
oorspronkelijke voorstel met de huidige terugbetalingssystematiek te combineren. Ik heb de
Tweede Kamer hierover per brief van 3 november 2008 geïnformeerd.
Met de aanpassing van het voorstel blijft de al bestaande systematiek om de studieschuld in
vaste termijnen over een aflosfase van 15 jaar terug te betalen ongewijzigd, waar deze in het
oorspronkelijke voorstel zou komen te vervallen.
De aanpassing van het voorstel maakt dat de voorgestelde wijzigingen betrekking hebben op
de draagkracht in plaats van het termijnbedrag waarmee alle toekomstige debiteuren hun
8
93 AAN DE KONINGIN
OCW 10
studieschuld moeten terugbetalen. De draagkracht is het inkomengerelateerde maximum
aan het terug te betalen termijnbedrag. De aanpassing bestaat uit :
· de opname van de reeds bestaande bepalingen over de huidige systematiek om de
studieschuld in vaste termijnen terug te betalen;
· de bepaling dat de draagkracht voor toekomstige debiteuren een bedrag is van 12%
van het meerdere inkomen boven de draagkrachtvrije voet.
Na deze aanpassing is het niet meer noodzakelijk om verschillende terugbetalingssystemen
toe te passen voor wel of niet in Nederland belastingplichtigen.
Om toekomstige debiteuren duidelijk te onderscheiden van debiteuren die op het moment
van invoering al een studieschuld hebben, zijn de bepalingen voor de laatstgenoemde
categorie in een apart hoofdstuk 10a opgenomen.
Met deze aanpassing wordt tegemoet gekomen aan het in de Tweede Kamer naar voren
gekomen bezwaar, dat studerenden zonder aanpassing van het voorstel en afhankelijk van
hun latere inkomen - hun studieschuld zouden moeten gaan terugbetalen in minder dan 15
jaar en met hogere termijnbedragen dan nu het geval is. Met de aanpassing worden de
voorgestane vereenvoudiging en versoepeling gerealiseerd zonder dat dit ten koste gaat van
de mogelijkheid om de terugbetaling van het studieschuld over een aflosperiode van 15 jaar
te blijven spreiden. Daarmee wordt het voorstel minder verstrekkend. Met het oog op de
voorgenomen toepassing vanaf het studiejaar 2009/2010, zijn de aanpassingen in het
bijgevoegde voorstel verwerkt.
Ik moge U, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verzoeken
het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap,
Dr. Ronald H.A. Plasterk
W1749.K-2 2