Nederlandse Zorgautoriteit
Geen balanssteun voor Meavita
Publicatiedatum: 25-11-2008
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft het verzoek van Meavita
Nederland om steunverlening afgewezen. De belangrijkste redenen
hiervoor zijn dat de continuïteit van de zorg niet in gevaar is en
het verzoek eenzijdig is ingediend. Daarnaast is het onduidelijk of de
financiële problemen door de AWBZ of door de Wmo zijn veroorzaakt.
Het herstelplan van Meavita geeft vertrouwen dat zij hiermee uit de
financiële problemen kan komen.
Het verzoek om balanssteun is afgewezen omdat de balanssteun niet
noodzakelijk is voor de continuïteit van de zorg. Bovendien is het
verzoek eenzijdig ingediend en niet ondertekend door de zorgkantoren.
De beleidsregel schrijft voor dat verzoeken om financiële steun
tweezijdig moeten worden ingediend. Uit het herstelplan blijkt dat
Meavita verwacht in 2011 een positief eigen vermogen te hebben. Om het
plan uit te kunnen voeren heeft Meavita geld en tijd nodig. Voor het
verkrijgen van extra kredietruimte zal Meavita zich tot de banken
kunnen wenden. Balanssteun is volgens de NZa niet nodig voor de
uitvoering van het herstelplan. Uitsluitend voor het geval de banken
niet bereid mochten blijken tot uitbreiding van het krediet heeft de
NZa Meavita gewezen op de mogelijkheid om een ook door de zorgkantoren
mee te tekenen verzoek om versnelde afschrijving in te dienen waardoor
Meavita over extra liquiditeiten kan beschikken. De NZa zal zo spoedig
mogelijk over een dergelijk eventueel verzoek een besluit nemen.
De afweging om geen steun te verlenen gebeurt uiteraard zeer
zorgvuldig, vooral omdat het om het belang van patiënten en om
gemeenschapsgeld gaat. De continuïteit van de zorg is daarbij
doorslaggevend. De financiële problemen van Meavita zijn complex
omdat het zowel de AWBZ als de Wmo (huishoudelijke zorg) betreft. De
NZa is alleen bevoegd voor de AWBZ en niet voor de Wmo. De Wmo valt
onder de verantwoordelijkheid van de gemeente.
De NZa geeft alleen onder zeer strikte voorwaarden steun aan een
organisatie. Ondermeer moet vast staan dat de continuïteit van de
zorg niet op een andere manier is gegarandeerd. Pas als de
steunvragende zorginstelling en het zorgkantoor kunnen aantonen dat de
continuïteit van zorg daadwerkelijk in gevaar is, kan de NZa over
gaan tot steunverlening.