25 november 2008
Antwoorden op vragen van de vaste commissie voor Defensie
over leasecontracten voor en behoefte aan strategisch luchttransport
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking, de antwoorden aan op de vragen van de vaste commissie voor
Defensie over leasecontracten voor en behoefte aan strategisch luchttransport ingezonden
op 14 november 2008 met kenmerk 08-DEF-B-182.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
E. van Middelkoop
Vraag 1 t/m 3
Voor hoeveel uur en voor welk bedrag is er door Ontwikkelingssamenwerking rechtstreeks
aan strategisch luchttransport ingehuurd in de jaren 2004, 2005, 2006 respectievelijk 2007?
Voor hoeveel uur en voor welk bedrag is er door het ministerie van Buitenlandse Zaken
rechtstreeks aan strategisch luchttransport ingehuurd in de jaren 2004, 2005, 2006
respectievelijk 2007?
Voor hoeveel uur en voor welk bedrag is er door het ministerie van Defensie rechtstreeks
aan strategisch luchttransport ingehuurd in de jaren 2004, 2005, 2006 respectievelijk 2007?
Antwoord
De inzet van eigen defensie luchttransportvliegtuigen geschiedt aan de hand van een
vliegurenplanning. Vlieguren met eigen toestellen worden derhalve nauwgezet geregistreerd
en tevens gebruikt voor de berekening van de transportkosten. Bij de inhuur van
luchttransport ligt dat anders. De inzet van vliegtuigen is dan een verantwoordelijkheid van
de transportaanbieder en de kosten van een vlucht worden hoofdzakelijk bepaald door
marktwerking. Het aantal gevlogen uren is dan minder relevant en wordt door Defensie niet
geregistreerd. Het aantal uren ingehuurd luchttransport over de jaren 2004 t/m 2007 is bij
Defensie dan ook niet bekend. Bovendien wordt er standaard geen departementsbreed
jaaroverzicht van de kosten van de inhuur van luchttransport opgesteld, een eerste
inventarisatie over de afgelopen jaren levert echter onderstaand overzicht op. Luchttransport
t.b.v. noodhulpoperaties is alleen via Defensie (en dus niet rechtstreeks door Buitenlandse
Zaken/Ontwikkelingssamenwerking) ingehuurd. Dit is geschied op basis van de
Raamovereenkomst tussen Defensie en Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking
waarin trekkingsrechten zijn vastgelegd. Kosten voor luchttransport in het kader van de
Raamovereenkomst zijn daarom niet opgenomen in onderstaand overzicht van rechtstreekse
inhuur.
De afgelopen jaren is rechtstreeks strategisch luchttransport ingehuurd voor de navolgende
bedragen:
Ontwikkelingssamenwerking:
2004 t/m 2007: 0
Buitenlandse zaken:
2004: 0
2005: 0,4 M¤
2006: 2,94 M¤
2007: 2,18 M¤
Pagina 3/8
Defensie (afgerond op een miljoen euro):
2004: 16 M¤
2005: 35 M¤
2006: 47 M¤
2007: 30 M¤
Vraag 4
Voor hoeveel uur en voor welke doeleinden denkt u de C-17 capaciteit de komende jaren in
te zetten?
Antwoord
Met de instroom van de vliegtuigen en bemanningen zal de capaciteit van de Strategic Airlift
Capability C-17 de komende jaren toenemen tot 500 uur ten behoeve van Nederland in
2011. Defensie verwacht de beschikbare uren volledig te zullen benutten. Inzet van de
toestellen zal vooral plaatsvinden voor strategisch transport waarbij de specifieke
capaciteiten van het vliegtuig, zoals het uitvoeren van tactische landingen, noodzakelijk zijn.
Vraag 5
Wat definieert u als 'piekbehoefte'?
Antwoord
De behoefte aan strategisch luchttransport varieert. Deze wordt ondermeer beïnvloed door
de omvang van de Nederlandse deelname aan out of area operaties, de fase waarin een
operatie verkeert, de mogelijkheid om gebruik te maken van andere transportmiddelen zoals
schepen en buitengewone omstandigheden zoals rampen en noodsituaties. Ten gevolge van
een samenloop van omstandigheden kan de vraag naar luchttransport plotseling sterk
toenemen zodat er sprake is van een piekbehoefte.
Vraag 6
Wat is de omvang van het bestaande trekkingsrecht dat Ontwikkelingssamenwerking /
Buitenlandse Zaken heeft op het luchttransport van Defensie?
Antwoord
De trekkingsrechten zijn vastgelegd in een franchiseregeling die onderdeel is van de
Raamovereenkomst tussen Defensie en BZ/OS. Hierin is vastgelegd tot welk bedrag er geen
verrekening plaatsvindt (franchisebedrag). Boven dit bedrag geldt een vast vlieguurtarief. Het
franchisebedrag is vastgesteld op EUR 1.179.829 op jaarbasis.
Pagina 4/8
Vraag 7
Wat houden de Oslo/MCDA richtlijnen precies in?
Antwoord
In de Oslo- en MCDA- (Military and Civil Defence Assets) richtlijnen, die in VN kader zijn
opgesteld, is de inzet van militaire- en civiele beschermingsmiddelen bij natuurrampen en
complexe noodsituaties vastgelegd. Uitgangspunt is dat militaire middelen alleen dan worden
ingezet wanneer geen reguliere, civiele alternatieven mogelijk zijn en alleen de inzet van
militaire middelen in de acute humanitaire noden kan voorzien. Verder dient inzet van deze
middelen vraaggestuurd te zijn, ondersteunend te zijn aan de reguliere humanitaire
hulpverlening en onder de algemene coördinatie te staan van de VN.
Vraag 8
Kunt u aangeven hoeveel subsidie de grootste Non Gouvernementele Organisaties (NGO's),
zoals Artsen Zonder Grenzen, Cordaid en het Rode Kruis van Ontwikkelingssamenwerking
gehad hebben voor de gebruikmaking van luchttransportcapaciteit van Defensie? Kunt u
tevens aangeven hoeveel zij aan civiele inhuur van luchttransport hebben uitgegeven?
Antwoord
NGO's ontvangen geen subsidie voor het gebruik van luchttransportcapaciteit van Defensie.
De bestaande transportregeling tussen Defensie en Ontwikkelingssamenwerking kan wel
worden ingezet t.b.v. NGO's. Indien militair luchttransport wordt ingezet voor hulpoperaties
van humanitaire organisaties wordt het luchttransport geregeld tussen Defensie en
Ontwikkelingssamenwerking volgens de afspraken vastgelegd in de Raamovereenkomst.
NGO's hebben in de afgelopen jaren sporadisch gebruik gemaakt van de bestaande
transportregeling. Militair luchttransport is tijdens de Tsunami in 2004/2005 ingezet voor
noodhulpoperaties van het Rode Kruis.
Hoeveel NGO's en het Rode Kruis zelf aan civiele inhuur van luchttransport hebben
uitgegeven is niet bekend. Wanneer in hulpverzoeken van het Rode Kruis of NGO's
transportkosten zijn opgenomen in de begroting, dan zijn deze in de meeste gevallen niet
onderverdeeld in weg-, water- of luchttransport. Om bovenstaande redenen is kwantificering
van de specifieke kosten van luchttransport niet goed mogelijk. In algemene zin geldt dat
hulporganisaties alleen luchttransport inzetten wanneer dit noodzakelijk is voor de snelheid
in de eerste fase van de hulpverlening of indien geen andere mogelijkheden open staan om
mensen in nood te bereiken.
Pagina 5/8
Vraag 9 en 10
Hoe beoordeelt u de inzetmogelijkheden van de C-17 capaciteit voor noodhulp,
respectievelijk voor transport van eenheden van de Afrikaanse Unie voor
crisisbeheersingsoperaties op het Afrikaanse continent? Bent u van mening dat beide
inzetmogelijkheden ontwikkelingsrelevant zijn en daarom vanuit Official Development Aid
(ODA)-middelen gefinancierd zouden kunnen worden?
Hoe beoordeelt u de inzetmogelijkheid van C-17 capaciteit voor landen die eveneens in
Uruzgan actief zijn, maar dan met kleinere hoeveelheden militairen? Bent u van mening dat
zulke inzet hun logistiek ten goede zou komen, en daarmee de operatie van onze Task
Force als lead nation als geheel?
Antwoord
Voor Nederland zijn de ODA- richtlijnen van de OESO/DAC leidend: bijdragen aan militaire
operaties kunnen in principe niet uit ODA geschieden. In de zeldzame gevallen dat dit wel
mogelijk is, is meer dan alleen de ontwikkelingsrelevantie doorslaggevend. Vredesmissies
dienen aan twee voorwaarden te voldoen om uit ODA- middelen gefinancierd te worden. Ten
eerste dienen zij deze middelen aan te wenden om activiteiten op het gebied van
mensenrechten, verkiezingswaarneming, rehabilitatieprogramma's, opleiding van politie,
wapenvernietiging of mijnenopruiming te ondersteunen. Ten tweede dienen deze activiteiten
te leiden tot het scheppen van voorwaarden voor andere (ODA-) ontwikkelingsactiviteiten.
Het inzetten van ODA- middelen voor het vervoer van troepen is daarom niet aan de orde.
Het gebruik van militaire transportvliegtuigen voor noodhulpoperaties is in de praktijk zeer
beperkt en is meer dan voldoende afgedekt door het bestaande trekkingsrecht op de
Nederlandse militaire transportvliegtuigen, dat de mogelijkheid openlaat voor inzet van
verschillende typen vliegtuigen.
Ten aanzien van de inzet van luchttransport voor derden in het kader van militaire operaties
kan bovendien het volgende worden opgemerkt. Transport van en naar operatiegebieden is
een eigen verantwoordelijkheid van de landen die aan een operatie deelnemen. Indien er
niettemin een beroep op Nederland zou worden gedaan om C-17 transport ter beschikking te
stellen van derden, dan biedt het SAC C-17 MOU daarvoor de mogelijkheid. Deelnemende
landen hebben namelijk het recht om hun C-17 uren te gebruiken ter ondersteuning van
derden (zo nodig tegen betaling) zolang er geen commerciële bedoelingen zijn. Er is echter
geen aanleiding en geen rechtvaardiging voor de aankoop of structurele inhuur van
transportcapaciteit voor derden.
Pagina 6/8
Vraag 11
Bent u bereid de mogelijkheden te onderzoeken om extra vlieguren in te kopen, en dit te
financieren vanuit het Stabiliteitsfonds? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Het gebruik van militaire transportvliegtuigen voor ontwikkelingssamenwerking en
humanitaire hulp is beperkt en is voldoende afgedekt door het bestaande trekkingsrecht op
de Nederlandse militaire transportvliegtuigen. Derhalve is er geen noodzaak voor onderzoek
naar de mogelijkheden voor de aankoop van extra vlieguren. De financiering van inkoop van
extra vlieguren vanuit het Stabiliteitsfonds is momenteel dan ook niet aan de orde.
Vraag 12
Valt de verwerving van trekkingsrechten op luchttransport onder de ODA-definities van
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling / Development Assistance
Committee (OESO/DAC)? Zo neen, waarom heeft Ontwikkelingssamenwerking destijds
onder minister Pronk dan wel trekkingsrechten verkregen door mee te betalen aan de
aanschaf van een C-130 Hercules? Zo ja, is de minister voor Ontwikkelingssamenwerking
bereid een bijdrage te leveren aan de financiering van de Nederlandse deelname aan het C-
17 initiatief?
Antwoord
Een bijdrage aan de investeringskosten voor de deelname aan de C-17-pool van de NAVO
voldoet niet aan de OESO/DAC-criteria voor ODA. De OS-bijdrage aan de aanschaf van de
C-130 werd gedaan vóór de instelling van de 0,8%-BNP-norm voor ODA. Het OS-plafond
bedroeg indertijd 1,5% van het NNI. Binnen dat plafond werden toen zowel ODA- als non-
ODA-uitgaven gedaan. De systematiek was derhalve volstrekt anders dan tegenwoordig en
met ODA-middelen kan thans geen bijdrage worden geleverd in de aanschafkosten van de
C-17. De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft actief bezien welke andere
mogelijkheden voor financiering bestaan. Met ODA-middelen kunnen de feitelijke kosten van
het gebruik van militaire transportvliegtuigen worden gefinancierd wanneer deze worden
ingezet voor het transporten van hulpgoederen bij humanitaire rampen in DAC-landen.
Vraag 13
Kunt u aangeven hoeveel deelname aan het C-17 project de Nederlandse staat per jaar
kost?
Kunt u aangeven welke kosten Nederland zou maken indien gekozen was voor voortzetting
van het inhuren/leasen van transportcapaciteit?
Pagina 7/8
Antwoord
Deelname aan SAC kost Nederland per jaar ongeveer ¤15M (prijspeil 2006). Daarvoor
krijgen we 500 vlieguren op jaarbasis. De C-17 vliegtuigen zullen voornamelijk worden
ingezet voor opdrachten waarvoor geen civiele transportcapaciteit kan worden ingehuurd,
zoals het vliegen naar primitieve vliegvelden met een hoog dreigingniveau. Voor het
vervoeren van reguliere vracht en passagiers van de ene grote luchthaven naar de andere
kan voordeliger gebruik worden gemaakt van de eigen defensie luchttransportvloot of kan
luchttransport worden ingehuurd. De kosten daarvan bedragen ongeveer tweederde van de
kosten van een C-17 vlieguur.
Vraag 14
Hoe groot is de behoefte aan transportcapaciteit ten behoeve van humanitaire
hulpoperaties?
Antwoord
De behoefte aan transportcapaciteit ten behoeve van humanitaire hulpoperaties is sterk
afhankelijk van de noodsituatie en van de wijze waarop hulpbehoevenden kunnen worden
bereikt. Vanwege de hoge kosten van luchttransport maken hulporganisaties waar mogelijk
gebruik van transport over water of de weg. In algemene zin geldt dat hulporganisaties alleen
luchttransport inzetten wanneer dit noodzakelijk is voor de snelheid in de eerste fase van de
hulpverlening of indien geen andere mogelijkheden open staan om mensen in nood te
bereiken. Onder andere om kosten van transport te drukken worden hulpgoederen zoveel
mogelijk lokaal of in de regio aangeschaft. Transportkosten worden opgenomen in de
begroting van internationale hulpverzoeken van VN, Rode Kruis en NGO's, maar daarbij in
de regel niet onderverdeeld in lucht-, water- of wegtransport. In de Tweede Kamer is
herhaaldelijk aan de orde geweest dat de Nederlandse humanitaire hulp zoveel mogelijk
"ongeoormerkt" dient te worden verstrekt zodat humanitaire hulporganisaties de flexibiliteit
wordt geboden om fondsen op de meest effectieve wijze in te zetten waar deze het meest
benodigd zijn.
Vraag 15 en 16
Kunt u aangeven met welk bedrag de kosten voor het gebruik van de C-17
transportvliegtuigen gaat stijgen nu Italië niet meer deelneemt?
Zijn er verdere tegenvallers te verwachten in het C-17 project en bent u bereid de Kamer van
de ontwikkelingen op de hoogte te houden?
Pagina 8/8
Antwoord
Op 1 oktober 2008 (Kamerstuk 31 700 X, nr. 10) bent u geïnformeerd over de stand van
zaken van het Strategic Airlift Capability C-17 (SAC C-17) initiatief. Daarbij is u gemeld dat
drie landen (nog) niet toetreden en dat het aantal vlieguren daardoor onder de in het
Memorandum of Understanding (MoU) gestelde grens van 3500 bleef. Dit maakte
ombuigingen in het SAC C-17 programma noodzakelijk. Het totale investeringsbedrag is met
circa 10 procent verminderd. Op het moment dat daartoe werd besloten, leek dit geen
gevolgen te hebben voor de financiële bijdrage van Nederland. Inmiddels is mij gebleken dat
er voor Nederland wel financiële gevolgen zijn.
In het SAC C-17 project is afgesproken dat de Verenigde Staten één van de drie C-17
toestellen 'in natura' leveren en ook 33,3 procent van de investeringskosten betalen. Die
investeringskosten voor de VS zijn hoger dan wanneer de VS slechts voor hun aandeel met
1000 vlieguren zouden moeten bijdragen. Deze afspraak is dus gunstig voor de andere
deelnemende landen. Ook met de vermindering van de toebedeelde vlieguren van 3500 naar
3165 vanwege het (nog) niet toetreden van 3 landen, blijven de VS meer dan proportioneel
bijdragen.
Weliswaar zijn de totale investeringskosten verminderd, maar deze worden nu wel gedragen
door elf in plaats van veertien landen naast de VS, waaronder Nederland. Het aandeel van
die landen is daarbij toegenomen. Het aandeel van Nederland is gestegen van 13,3 procent
naar 15,4 procent wat overeenkomt met een stijging van $ 160 miljoen naar $ 167 miljoen.
Tegen de gunstige dollarkoers van eerder dit jaar was die stijging op te vangen binnen het
projectbudget van ¤ 130 miljoen (prijspeil 2007). Nu de dollar aanzienlijk is gestegen ten
opzichte van de euro en met een bijstelling naar prijspeil 2008, is de stijging van de
Nederlandse bijdrage niet meer op te vangen binnen het projectbudget. Dit budget moet
worden verhoogd naar ¤ 145 miljoen. Deze verhoging zal in de defensiebegroting worden
verwerkt. Andere tegenvallers in het C-17 project worden momenteel niet verwacht en
mochten deze zich onverhoopt toch voordoen, dan zal ik u daar vanzelfsprekend over
informeren. Indien Italië later dit jaar alsnog zou besluiten om deel te nemen aan het initiatief
en/of indien andere landen die belangstelling hebben getoond tot het initiatief zouden
toetreden, kunnen er meevallers zijn.
Ministerie van Defensie