Verslag Landbouw- en Visserijraad van 18-20 november 2008
25 november 2008 - kamerstuk
Kamerbrief over de raad met als belangrijkste onderwerp de `health
check' van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid. Na langdurige
onderhandelingen is in de ochtend van 20 november overeenstemming
bereikt.
Geachte Voorzitter,
In deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de Landbouw- en Visserijraad die van
18-20 november jl. in Brussel plaatsvond.
Het belangrijkste onderwerp op de agenda van de Raad van november was de health
check van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), waarover de Raad na langdurige
onderhandelingen in de vroege ochtend van 20 november overeenstemming bereikte. De
Raad heeft ook een politiek akkoord bereikt over het voorstel van de Commissie voor een
Europees schoolfruitprogramma. Ik ben zeer tevreden met het bereikte akkoord. Door
deze modernisering kan de Europese landbouw beter inspelen op de groeiende en
veranderende vraag naar landbouwproducten. Daarbij wordt het Europese Landbouwbeleid
aangepast aan de eisen van de tijd en wensen van de maatschappij. Het zijn
langdurige en lastige onderhandelingen geweest, maar aan de belangrijkste punten van
Nederland is uiteindelijk tegemoet gekomen.
De Raad heeft voorts over een aantal visserijpunten gesproken: de visserijonderhandelingen
tussen de Europese Unie en Noorwegen, de aanpassing van de Poolse
kabeljauwquota in de Baltische Zee en het voorstel tot wijziging van de controleverordening.
Vervolgens heeft de Raad een politiek akkoord bereikt over het voorstel voor
het herstelplan van het kabeljauwbestand en heeft de Raad gediscussieerd over de
strategie voor de ontwikkeling van een duurzame aquacultuur en vereenvoudiging van de
regelgeving van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Na een stemming over de toelating
van de genetisch gemodificeerde sojavariëteit MON89788, stond tenslotte onder
"diversen" op mijn verzoek de verordening voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
geagendeerd.
Health check
(Politiek akkoord)
Na 18 maanden van voorbereiding en 18 uur van intensieve onderhandelingen bereikte de
Raad een politiek akkoord over de wetgevingsvoorstellen van de Commissie voor de
health check van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).
Voorgeschiedenis
Op 20 mei jl. presenteerde de Europese Commissie een serie wetgevingsvoorstellen in het
kader van de zogenaamde health check van het GLB. Deze waren gebaseerd op een
Mededeling van de Commissie van 20 november 2007 en op het daaropvolgende politieke
debat in de Raad. Het kabinetsstandpunt over die Mededeling met de kabinetsinzet bij de
discussies daarover, heb ik uw Kamer toegezonden op 10 december 2007 (TK 28625, nr.
54). In het kabinetsstandpunt over de wetgevingsvoorstellen, aan uw Kamer gezonden op
9 juni jl. (TK 28625, nr. 59), is de kabinetsinzet verder geconcretiseerd. Deze inzet vormde
vanzelfsprekend mijn leidraad in het gehele onderhandelingproces over de health check.
Onderhandelingsproces
Het afgelopen jaar heeft de Raad maandelijks gedebatteerd over de health check. Tijdens
de Landbouwraad van september en oktober jl. hebben het voorzitterschap en de
Commissie trilaterale gesprekken gevoerd met de lidstaten afzonderlijk. Na de stemmingen
in het Europees Parlement over de health check, presenteerde het Voorzitterschap
op 19 november aan het begin van de middag een eerste compromistekst. Daarover is
vervolgens de hele nacht onderhandeld. Ook zijn opnieuw 27 trilaterale gesprekken
gevoerd met alle lidstaten. In de ochtend van 20 november jl. werd de tweede compromistekst
ter tafel gelegd welke uiteindelijk is aanvaard door de Raad.
Het eindcompromis kon op een ruime gekwalificeerde meerderheid rekenen. Ook ik heb
mijn steun gegeven aan het laatste compromis. Het totale pakket komt in belangrijke
mate tegemoet aan de Nederlandse wensen. Onderstaand geef ik in hoofdlijnen het
resultaat weer van de onderhandelingen over de health check. In de bijlage is een meer
gedetailleerde beschrijving opgenomen van de voor Nederland belangrijke elementen van
het health check besluit.
Melkquotering
Na de reeds eerder geaccordeerde quotumverhoging van 2,5% in het per 1 april 2008 zal
ook per 1 april 2009 het Nederlandse melkquotum wederom met 2,5% worden verhoogd.
Hiervan vloeit 1% quotumstijging voort uit een afgesproken jaarlijkse quotumstijging van
1% gedurende 5 achtereenvolgende jaren die voor alle lidstaten geldt. Nederland krijgt in
2009 nog 1,5% extra uit een aanpassing van de positieve vetcorrectie.
Afgesproken is ook dat voor het einde van 2010 en 2012 de Commissie met een nieuw
marktrapport zal komen met daarbij voorstellen voor verdere maatregelen in het kader
van de zachte landing van het melkquotum. Samen met mijn collega uit het VK heb ik
benadrukt dat om een zachte landing daadwerkelijk te bewerkstelligen dit alleen een
verdere stijging van de melkquota zou kunnen betekenen. Het eerdere besluit om de
melkquotering per 2015 te beëindigen is herbevestigd.
Modulatie
De overheveling van middelen uit de eerste pijler (inkomenssteun) naar de tweede pijler
(plattelandsbeleid), aangeduid met de term modulatie, is beperkt tot 5%. Dit is een
aanzienlijke verlaging ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel om 8% te moduleren.
De extra modulatie wordt stapsgewijs opgevoerd: 2% in 2009, 3% in 2010, 4% in 2011 en
5% in 2012.
Tevens is afgesproken dat deze extra modulatiegelden volledig in de lidstaat blijven waar
ze worden opgebracht. Momenteel wordt 20% van de modulatiegelden herverdeeld naar
andere lidstaten. Tegelijkertijd is het co-financieringspercentage van de extra modulatie
verlaagd van 50 naar 25%. Deze wijzigingen leiden tot een besparing van de Nederlandse
cofinanciering van bijna 100 miljoen euro over de periode 2010-2013 ten opzichte van de
oorspronkelijke Commissievoorstellen.
Artikel 68
Nieuw geïntroduceerd wordt een zogenaamd artikel 68 waarmee een deel van de
nationale enveloppe voor inkomenssteun kan worden herbestemd voor het stimuleren
van bijvoorbeeld milieuvriendelijke landbouw, kwaliteitslandbouw en risicoverzekeringen.
Van belang is daarbij dat gebruik van artikel 68 betekent dat de betreffende middelen
behouden blijven in de eerste pijler. Afgesproken is dat het vanaf 2010 mogelijk wordt om
artikel 68 toe te passen. Verschillende doelen kunnen met het nu gecreëerde artikel 68
worden gediend. Op aandringen van mij is in de laatste nachtelijke uren van de onderhandelingen
ook opgenomen dat dierenwelzijnmaatregelen kunnen worden gestimuleerd
binnen artikel 68.
Van belang is in dit verband eveneens dat deze artikel 68-maatregelen worden gefinancierd
met ongebruikte middelen uit de nationale enveloppe voor inkomenssteun. Bij de
huidige stand van zaken betekent dat voor Nederland jaarlijks ongeveer 28 miljoen euro
aan onbenutte bedrijfstoeslagen via artikel 68 alsnog kunnen worden ingezet. Dit
betekent ook dat geen extra korting op de inkomenstoeslagen hoeft plaats te vinden voor
toepassing van artikel 68.
Bufferstroken
De eisen voor een goede landbouw- en milieuconditie (GLMC) vormen een onderdeel van
de randvoorwaarden bij de inkomenssteun (cross compliance). Aan deze eisen was in het
voorstel van de Commissie toegevoegd dat lidstaten verplicht zijn om bufferstroken aan te
leggen langs al hun waterlopen ter bevordering van de waterkwaliteit en de biodiversiteit.
Gezien het waterrijke karakter van Nederland zou een dergelijke eis zeer verstrekkende
gevolgen kunnen hebben voor de circa 220.000 km waterlopen in Nederland. Ik ben dan
ook tevreden dat ik uiteindelijk heb kunnen bereiken dat landen met een goedgekeurd
actieprogramma in het kader van de Nitraatrichtlijn geen extra bufferstroken hoeven te
nemen ten opzichte van de afspraken in het kader van het actieprogramma. Dit betekent
dat Nederland - in tegenstelling tot de meeste andere lidstaten - hierdoor geen nieuwe
verplichtingen krijgt opgelegd. Het gaat nu om circa 2000 km bufferstroken.
Afslanking markt- en prijsbeleid
Het markt- en prijsbeleid wordt verder afgebouwd met als doel de landbouw marktgerichter
te maken. Zo worden interventieregelingen verder beperkt en wordt een aantal
interne afzetmaatregelen afgeschaft. Wel blijft het afgeslankte interventieprijssysteem
bestaan als vangnet voor ernstige marktverstoringen.
De ontkoppeling wordt verder doorgezet, zodat ook via deze weg de landbouw zich meer
zal laten leiden door marktimpulsen. Zoals nu is afgesproken zullen alle sectoren, met
uitzondering van de gekoppelde zoogkoepremie (in Nederland al ontkoppeld), uiterlijk in
2012 moeten zijn ontkoppeld. De uitvoeringslasten zullen door deze ontkoppeling kunnen
worden beperkt.
Vereenvoudiging
Voor de vereenvoudiging van het GLB zijn verdere stappen gezet, zowel met betrekking
tot de randvoorwaarden bij de inkomenssteun (cross compliance) als met betrekking tot
de organisatie van de betalingen. Tevreden ben ik ook met de afspraak dat hiermee de
vereenvoudigingen niet als afgerond worden beschouwd, maar dat de inspanningen op
dit terrein zowel door de Commissie als de Raad zullen worden voortgezet.
Braakverplichting
Afgelopen zomer werd de afschaffing van de verplichte braaklegging al aangekondigd.
Deze is nu officieel. Tot nu toe was een deel van de graantelers verplicht om op een
gedeelte van de landbouwgrond geen graan te verbouwen. Dit was om de graanproductie
te beperken. Deze zogenoemde braakverplichting is nu opgeheven omdat er voldoende
vraag is naar graan.
Ondergrens voor betalingen
Er komt een ondergrens voor betalingen. Dit om de uitvoeringslasten te beperken.
Lage steunbedragen of steunbedragen die betrekking hebben op een klein oppervlakte
landbouwgrond zullen niet meer worden uitbetaald.
Schoolfruitprogramma
(Politiek akkoord)
Tot mijn tevredenheid heeft de Raad met overweldigende meerderheid een politiek
akkoord bereikt over het voorstel van de Commissie voor een Europees schoolfruitprogramma.
Het Europees Parlement heeft voorafgaand aan het besluit van de Raad op
woensdagochtend 19 november haar advies over het voorstel vastgesteld.
Met dit akkoord is het voor alle lidstaten mogelijk geworden om op facultatieve basis
binnen een communautair kader de afzet van groenten en fruit te bevorderen door de
consumptie ervan door kinderen te stimuleren. Het is goed om kinderen op jonge leeftijd
in aanraking te brengen met fruit. Het bevordert de gezondheid en gaat zwaarlijvigheid
tegen. De lidstaten die gebruik willen maken van de geboden mogelijkheden, dienen het
nationale programma voor de helft te cofinancieren met nationale middelen. Voor dit
facultatieve programma jaarlijks is in totaal 90 miljoen euro beschikbaar, waarvan
Nederland jaarlijks maximaal 2,9 miljoen euro ontvangt (communautaire cofinanciering).
De Commissie heeft dit voorstel gedaan in het kader van de Gemeenschappelijke
Marktordening.
In het akkoord zijn uiteindelijk de belangrijkste Nederlandse punten gehonoreerd, zoals
de mogelijkheid om via bijdragen uit de private sector te voorzien in de noodzakelijke
nationale cofinanciering. Ook kunnen nu reeds lopende programma's, zoals smaaklessen
en schoolgruiten, in aangepaste vorm in aanmerking komen voor communautaire financiering.
Ook mijn pleidooi voor beperking van de administratieve lasten voor scholen,
uitvoeringsorganisaties en bedrijfsleven is gehonoreerd. Op uitdrukkelijk verzoek van
enkele lidstaten kan een verplichte ouderbijdrage worden gevraagd. Tijdens een volgende
vergadering zal de Raad het voorstel als A-punt definitief goedkeuren.
Genetisch gemodificeerde sojavariëteit MON89788
De Raad was opnieuw verdeeld over de vraag voor toelating van een ggo-variëteit. Er was
noch een gekwalificeerde meerderheid vóór, noch tegen de voorgestelde toelating van
MON89788. De procedure is in dat geval dat de Europese Commissie uiteindelijk beslist tot
het (al dan niet) toelaten van deze sojavariëteit. De Raad heeft geen discussie gevoerd
over dit dossier. De Voorzitter verwees het dossier dus door naar de Commissie.
Ik heb ingestemd met de toelating van deze sojavariëteit op de Europese markt, omdat
deze veilig is bevonden door de European Food Safety Authority (EFSA). Zoals ik u tijdens
het spoeddebat van dinsdag 18 november jl. heb toegezegd, heb ik ook een stemverklaring
afgelegd. Deze tekst was als volgt: "Nederland onderschrijft de beoordeling van
de EFSA en stemt in met de toelating van MON 89788 op de Europese Markt, maar legt de
navolgende verklaring af: Nederland is zich echter bewust van de vragen die de toelating
van GGOs gewassen oproept. Nederland acht het met het oog hierop van belang dat in de
Milieuraad van 4 december een discussie plaatsvindt over de maatschappelijke aspecten
van teelt en toelating van ggo's en het functioneren van de EFSA, in het bijzonder het
verbeteren van de transparantie in de besluitvorming en een mogelijke uitbreiding van het
secretariaat. Daarnaast dringt Nederland aan om met voortvarendheid door te gaan met
het reeds ingezette proces om te komen tot aanvullende richtsnoeren voor de
risicoanalyse".
Visserijonderhandelingen EU-Noorwegen
(Gedachtewisseling)
De Europese Commissie heeft de Raad geïnformeerd over de uitkomst van de eerste
onderhandelingsronde tussen de Europese Unie (EU) en Noorwegen. Tevens is
vooruitgeblikt op de tweede onderhandelingsronde (24 - 27 november). Evenals een
aantal andere lidstaten heb ik aangegeven dat een aantal eisen van Noorwegen wel erg
ver gaat. Zo wil Noorwegen over bepaalde beheerplannen en discardmaatregelen
vergaande afspraken maken, zonder dat we daar eerst op EU-niveau diepgaand over
gesproken hebben. De Commissaris gaf aan dat de onderhandelingen erg lastig zullen
worden. Zo ziet hij ten aanzien van de balans nog geen oplossing gloren. Wel moet de
Gemeenschap volgens hem bereid zijn ook dit jaar een aanzienlijke hoeveelheid blauwe
wijting naar Noorwegen te transfereren. Ten aanzien van discards meent de Commissaris
dat maatregelen nodig zijn, maar dat het niet zo kan zijn dat de EU ongewijzigd het
Noorse beleid overneemt.
Ten aanzien van de balans heb ik benadrukt dat de blauwe wijting voor de Nederlandse
visserijsector erg belangrijk is. Gelet op de halvering van de TAC voor blauwe wijting kan
dit bestand niet meer het belangrijkste betaalmiddel zijn en zal naar alternatieven gezocht
moeten worden.
Aanpassing kabeljauwquota van Polen in de Baltische Zee
(Informatie van de Commissie)
De Europees Commissaris heeft de Raad geïnformeerd over de voortgang in de uitvoering
van de actieplannen gericht op versterking, controle en reductie van de vlootcapaciteit in
Polen. Naar zijn oordeel is goede vooruitgang geboekt, maar is er nog veel werk te doen.
Polen is dan ook opgeroepen voortvarend te werk te gaan. De reductie van de vloot en de
actieplannen waren nodig nadat Polen in het verleden de quota voor kabeljauw fors had
overschreden.
Voorstel tot wijziging van de controleverordening
(Gedachtewisseling)
De Europese Commissaris heeft het voorstel voor een nieuwe controleverordening aan de
Raad gepresenteerd. Hij benadrukte de noodzaak van een herziening van het systeem
waarbij het bevorderen van een "culture of compliance" en een groter verantwoordelijkheidsgevoel
bij de visserijsectoren voorop moet staan. Het controlebeleid is een hoeksteen
van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Het recente analyses blijkt dat het beleid nog
onvoldoende effectief is.
Ik heb onderstreept dat visserijcontrole voor Nederland steeds een prioriteit is en dat
onvoldoende naleving van de visserijregels de duurzaamheid van de visserij belemmert.
Goede controle is ook nodig voor een level playing field op EU-niveau en de geloofwaardigheid
van het beleid. Een aantal onderdelen van de nieuwe controleaanpak is echt
nieuw en moet nog nader beoordeeld worden. Ik heb daarbij opgemerkt dat bij eerste
indruk de inspectie - en uitvoeringslasten erg hoog zijn. Tevens heb ik erop gewezen dat
voor Nederland het behoud van de nationale keuzevrijheid in aard en hoogte van sancties
essentieel is.
Voorstel herstelplan kabeljauwbestand
(Politieke akkoord)
De Raad heeft unaniem een akkoord bereikt over het nieuwe kabeljauwherstelplan. Dit
herstelplan omvat de kabeljauwbestanden van de Noordzee, Skagerrak, Kattegat, Oostelijk
Kanaal, Ierse Zee en de wateren ten Westen van Schotland. In het uiteindelijke compromis
is overeengekomen dat de reductiepercentages voor de visserijsterfte het eerste jaar 25%
en de daaropvolgende jaren 10% bedragen. De visserijsterfte is het verhoudingsgetal dat
aangeeft welk deel van het volwassen bestand opgevist mag worden. In het voorstel
wordt het toegekend aantal zeedagen gekoppeld aan de aanpassing van de visserijsterfte.
Een daling daarvan betekent dus ook een korting op het aantal zeedagen. Bij de vaststelling
van de maximale hoeveelheid visserij-inspanning (zeedagen) voor Nederland is
voldoende aangesloten bij de praktijk van de afgelopen jaren. In het compromis is
gekozen voor een door mij bepleitte proportionele aanpak waarbij die vissers die
nauwelijks kabeljauw vangen niet gekort hoeven te worden in de hoeveelheid zeedagen.
De voorgestelde systematiek sluit ook goed aan bij het meerjarenplan voor tong en schol.
Op mijn verzoek is benadrukt dat de Commissie met betrokken lidstaten erop zal toezien
dat het aantal zeedagen goed spoort met het doel de quota te kunnen benutten. Ten
aanzien van de weegverplichting bij aanlanding is tenslotte op mijn verzoek voorzien in
de mogelijkheid om onder strikte controle voorwaarden kabeljauw te transporteren naar
de afslag waar vervolgens weging kan plaatsvinden.
Het nu overeengekomen kabeljauwherstelplan vormt naar mijn oordeel een goed evenwicht
tussen op herstel van kabeljauw gerichte maatregelen en een verdere verduurzaming
van de visserij. Ook geeft het kabeljauwherstelplan mogelijkheden om een meer
selectieve visserij te stimuleren.
Strategie voor de ontwikkeling van een duurzame aquacultuur
(Gedachtewisseling)
De Raad heeft van gedachten gewisseld over de toekomst van de aquacultuur. Dit mede
ter voorbereiding van de strategie die de Commissie volgend jaar zal presenteren. In het
debat gaven vrijwel alle lidstaten aan dat er weer groei moet komen in de aquacultuur,
dat een imagoverbetering noodzakelijk is, dat de aquacultuursector kwaliteitsproducten
moet produceren en dat de milieu-eisen een belangrijke rol moeten spelen. Tevens leeft
breed de wens de regelgeving te vereenvoudigen.
Ik heb aangegeven dat voor de verdere ontwikkeling van aquacultuur de toegang tot
voldoende ruimte en water van goede kwaliteit van belang is. Ook voor nieuwe innovatieve
vormen van aquacultuur, zoals kweek van schelpdieren op land, of aquacultuur op
de Noordzee, is ruimte nodig. Daarbij biedt een integratie van aquacultuur met andere
economische activiteiten, zoals windenergie nieuwe perspectieven. Naar mijn oordeel
moet de milieu-impact geminimaliseerd worden. De ontwikkeling van viskweek in
gesloten recirculatiesystemen biedt de meest kansrijke oplossing. Ook onderzoek en
kennisontwikkeling is belangrijk. Het zevende kaderprogramma van de EU is in dit
verband relevant. Voorts biedt naar mijn opvatting het huidige Europees Visserij Fonds
voldoende mogelijkheden voor de ontwikkeling van aquacultuur. Ik heb tenslotte
benadrukt dat duurzame aquacultuur niet mogelijk is zonder voldoende aandacht te
schenken aan dierenwelzijn.
Vereenvoudiging regelgeving Gemeenschappelijk Visserijbeleid.
(Informatie van de Commissie)
De Europese Commissaris heeft het voortgangsrapport inzake vereenvoudiging nader
toegelicht. Het gaat hier om het vijfde en laatste voortgangsrapport. Dit rapport zal op
technisch niveau verder worden besproken. De Commissaris heeft aangegeven dat het
vereenvoudigingproces zal worden voortgezet in het kader van het brede Commissieprogramma
voor betere regelgeving.
Diversen: gewasbeschermingsmiddelen
(Verzoek van de Nederlandse delegatie)
Het Voorzitterschap heeft op mijn verzoek onder het agendapunt "diversen" het dossier
gewasbeschermingsmiddelen geagendeerd.
Ik heb aangegeven dat het een belangrijk onderwerp is waarover veel zorgen leven, zowel
vanuit het oogpunt van bescherming van milieu en gezondheid als vanuit landbouwperspectief.
De Milieucommissie van het Europees Parlement heeft zijn positie duidelijk
gemaakt. Deze positie lijkt minder zorgwekkend dan die van de ingediende amendementen.
Deze amendementen beogen het Gemeenschappelijk standpunt zodanig aan te
scherpen, dat voor een toereikende beschikbaarheid van gewasbeschermingsmiddelen op
termijn moet worden gevreesd. Ik heb benadrukt op onderdelen nog zorgen te hebben en
daarom deze met de Raad te willen delen. Duurzaamheid staat bij mij voorop. Ik heb
voorts aangegeven het van belang te vinden dat er voldoende adequate gewasbeschermingsmiddelen
beschikbaar blijven om planten en voedselgewassen te kunnen
telen. Daarom zou duidelijk moeten worden wat de gevolgen zijn voor de beschikbaarheid
van middelen op het moment dat een compromis tussen Raad en Europees Parlement zich
aftekent. Verder heb ik gewezen op het belang zo dicht mogelijk bij het Gemeenschappelijk
standpunt van de Raad te blijven.
Ik heb vervolgens gewezen op de drie belangrijkste punten uit de onderhandelingen met
het Europees Parlement. Ten eerste wil de Milieucommissie van het Europees Parlement
de goedkeuringscriteria en -termijnen voor werkzame stoffen in de Verordening nóg
verder aanscherpen waardoor meer en sneller stoffen zullen verdwijnen. Mijn uitgangspunt
is dat er op korte termijn geen extra middelen mogen afvallen en dat er voldoende
tijd moet zijn voor innovatie. Er mogen immers geen teelten verdwijnen als gevolg van
deze wetgeving. Voorts wil de Milieucommissie van het Europees Parlement in de Richtlijn
het gebruik op een groot aantal stoffen reduceren met 50% in 2013. Dit concept van
gebruiksreductie is door een aantal lidstaten toegepast, maar daarna weer ingeruild is
voor risicoreductie. Risicoreductie is een veel gerichter instrument zonder dat het onnodig
ten koste gaat van de noodzakelijk gewasbeschermingsmiddelen. Ik heb opgeroepen om
ons daarom te committeren aan risicoreductie, zoals in het Gemeenschappelijk standpunt.
Ten derde wil de Milieucommissie van het Europees Parlement in de Verordening het
zonale stelsel van 3 zones terugbrengen naar 1 en daarbij meer nationale speelruimte
geven bij de overname van toelatingen uit andere lidstaten. Ik vind dat de nationale
speelruimte goed maar deze moet blijven zoals we die hebben vastgesteld in ons
Gemeenschappelijk Standpunt. Anders blijft er van ons streven naar harmonisatie en
lagere administratieve lasten erg weinig over. Tenslotte heb ik aangegeven blij te zijn dat
het Europees Parlement het belang erkent van kleine toepassingen. Deze zijn erg
belangrijk voor de landbouwpraktijk. Daarom waardeer ik het amendement over een
fonds voor kleine toepassingen. Ik riep de Commissie op dit voorstel over te nemen. Veel
lidstaten ondersteunden mijn oproep en zienswijze. Het betrof België, Duitsland, Estland,
Ierland, Italië, Griekenland, Letland, Luxemburg, Oostenrijk, Spanje, Portugal, Roemenië,
Tsjechië en het Verenigd Koninkrijk.
Toezegging
Ik heb u toegezegd schriftelijk terug te komen op de prognose van de betaling van
bedrijfstoeslagen. Er zijn geen wijzigingen ten aanzien van de eerder aan de Kamer
toegezonden prognose (TK 29246, nr. 17) voor de uitbetaling van de bedrijfstoeslagregeling.
In de toe te zenden beschikkingen is echter wel een voorbehoud opgenomen ten
aanzien van de hoogte van de uit te keren subsidie. Dit voorbehoud hangt samen met een
bevinding tijdens een Europees controlebezoek.
Datum Kenmerk Vervolgblad
25 november 2008 IZ. 2008/2108 9
Er is gebleken dat bij de indaling van de melkpremie in de bedrijfstoeslagregeling is
gerekend met een onjuist tarief (het tarief is plusminus 0,13 eurocent per 1.000 kilo te
hoog vastgesteld, een afwijking van ongeveer een half procent). De Europese Commissie
heeft al aangegeven dat deze fout geen consequenties heeft voor de uitbetaling van de
bedrijfstoeslagregeling in 2007. Op dit moment wordt nog nagegaan of de Europese
Commissie kan instemmen met het ongecorrigeerd laten van deze geringe afwijking.
Indien dit niet het geval is, zal de uitkering van de bedrijfstoeslagregeling in 2008 achteraf
gecorrigeerd dienen te worden. Ik zal u daar te zijner tijd over informeren.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Datum Kenmerk Vervolgblad
25 november 2008 IZ. 2008/2108 10
Bijlage 1: overzicht health check besluiten
Het politieke akkoord over de health check heeft geleid tot een groot aantal beleidsaanpassingen
in de drie hoofddomeinen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid:
directe inkomenssteun, markt- en prijsbeleid en plattelandsbeleid.
In deze bijlage wordt op deze drie hoofddomeinen ingegaan, waarna tot slot apart wordt
ingegaan op de randvoorwaarden bij de verschillende betalingen, de zogenaamde cross
compliance.
Per onderdeel wordt een korte schets gegeven van de voor Nederland belangrijkste
elementen van dit politieke akkoord.
1. DIRECTE INKOMENSSTEUN
Ontkoppeling
De Raad heeft een belangrijke stap gezet op de weg naar volledige ontkoppeling van de
inkomenssteun van de productie in 2013:
* de slachtpremies voor kalveren en volwassen runderen moeten uiterlijk per 1 januari
2012 worden ontkoppeld. Lidstaten die de slachtpremies nog niet hebben ontkoppeld
mogen er voor kiezen eerder te ontkoppelen dan per 2012. In totaal gaat het hierbij in
Nederland om ruim 102 miljoen euro per jaar;
* ook de inkomenssteunsteun voor de telers van zetmeelaardappelen moet uiterlijk per
1 januari 2012 worden ontkoppeld. Deze steun bedraagt 28 miljoen euro per jaar;
* ditzelfde geldt voor de steun voor zaaizaad, eiwithoudende gewassen en noten, in
totaal gaat het hierbij om ca 0,8 miljoen euro per jaar;
* de evenwichtspremie voor zetmeelaardappelen (van 10 miljoen euro per jaar) wordt
volledig ontkoppeld per 1 juli 2012.
* de verwerkingssteun voor gedroogde voedergewassen (ten bedrage van 5 miljoen
euro per jaar) wordt ontkoppeld per 1 april 2012 en de verwerkingssteun voor vlas en
hennep (1 miljoen euro per jaar) per 1 juli 2012.
* de steun voor energiegewassen wordt beëindigd in 2010; het betreft 0,1 miljoen euro
per jaar.
De totale nationale enveloppe voor ontkoppelde inkomenssteun van ruim 740 miljoen
euro per jaar stijgt daarmee naar bijna 900 miljoen euro per jaar.
Vereenvoudiging van de toeslagrechten, afschaffing braakverplichting
De reeds deze zomer aangekondigde afschaffing van de verplichte braaklegging is
geformaliseerd. Tot nu toe was een deel van de graantelers verplicht een deel van de
landbouwgrond niet met graan te betelen om de graanproductie te beperken. Deze
zogenaamde braakverplichting is nu opgeheven. Alle aanvullende voorwaarden voor
braaktoeslagrechten zijn daarmee geschrapt. Er bestaat geen verschil meer tussen
braaktoeslagrechten en gewone toeslagrechten.
Ook is besloten om toeslagrechten voor directe inkomenssteun die niet worden gebruikt
na 2 jaar te laten vervallen aan de nationale reserve. Dit was na 3 jaar.
Datum Kenmerk Vervolgblad
25 november 2008 IZ. 2008/2108 11
Ondergrens voor betalingen
Vanaf 2010 zal er een ondergrens gehanteerd worden voor de betalingen. Dit om de
uitvoeringslasten te beperken. Lage steunbedragen of steunbedragen die betrekking
hebben op een klein oppervlakte landbouwgrond, zullen niet meer worden uitbetaald.
Nederland moet kiezen of de ondergrens wordt gebaseerd op een minimaal steunbedrag
of op een minimale oppervlakte landbouwgrond. Vervolgens moet Nederland kiezen op
welk niveau de ondergrens wordt vastgelegd. Indien Nederland kiest voor een minimumbedrag
dan moet dat bedrag worden vastgesteld tussen 100 en 500 euro. Indien
Nederland kiest voor een minimum oppervlak landbouwgrond dan moet dat oppervlak
liggen tussen 1 en 2 hectare.
Specifieke steunmogelijkheden ("artikel 68")
In het nieuwe artikel 68 wordt voor vijf verschillende doelen de mogelijkheid geschapen
om extra inkomenssteun te geven. Lidstaten mogen maximaal 10% van hun nationale
enveloppe voor inkomenssteun herbestemmen ten behoeve van de financiering van deze
vijf doelen. Lidstaten mogen jaarlijks besluiten (voor 1 augustus van het jaar voorafgaand
aan het jaar van toepassing) of en zo ja hoe ze de mogelijkheden van artikel 68 willen
gebruiken.
De vijf doelen waarvoor extra steun gegeven mag worden zijn:
1. het stimuleren van "kwaliteitslandbouw", via milieumaatregelen, via de verbetering
van de kwaliteit van agrarische producten en via de verbetering van de marketing van
agrarische producten. Ook de ondersteuning van dierenwelzijnsmaatregelen is
hierbinnen mogelijk;
2. het geven van steun aan boeren in de sectoren zuivel, rundvlees (incl. kalfsvlees),
schapen- en geitenvlees en rijst die werken in economisch of ecologisch kwetsbare
gebieden of in economische kwetsbare soorten bedrijven;
3. maatregelen die voorkomen dat gebieden worden verlaten en/of specifieke nadelen
voor boeren opheffen;
4. subsidie voor risico-verzekeringen voor gewas en voor dierziekten;
5. bijdragen aan waarborgfondsen voor plant- en dierziekten.
De onderdelen a, b en e mogen binnen de 10% gezamenlijk maximaal 3,5% beslaan.
Model voor de betaling van inkomenssteun
Afgesproken is dat lidstaten indien gewenst kunnen overstappen naar een ander model
voor de toekenning van inkomenssteun aan boeren. Nederland gebruikt nu net als diverse
andere lidstaten het zogenaamde "historische model": de huidige inkomenssteun is
gebaseerd op de ontvangen steun in het verleden. Deze lidstaten krijgen de mogelijkheid
om:
1) over te stappen naar een "regionaal model": steun gebaseerd op een bedrag per
hectare;
2) binnen een historisch model regionale "top-ups" toe te passen.
Indien lidstaten een dergelijke overstap willen maken dan dienen zij hierover uiterlijk per
1 augustus 2010 te besluiten. Indien een nieuw model al van kracht moet worden in 2010,
dan dient uiterlijk per 1 augustus 2009 hiertoe te worden besloten.
Datum Kenmerk Vervolgblad
25 november 2008 IZ. 2008/2108 12
Onbenutte middelen
Afgesproken is dat lidstaten de middelen voor de directe inkomenssteun die nu
ongebruikt blijven, mogen benutten. Dit met een maximum van 4% van de totale
enveloppe voor de directe inkomenssteun en rekening houdende met een marge van
0,5%. De lidstaten mogen deze middelen inzetten voor maatregelen in het kader van
artikel 68 (zie boven onder "specifieke steunmogelijkheden"). Voor Nederland gaat het om
een bedrag van circa 28 miljoen per jaar.
2. MARKT- EN PRIJSBELEID
Interventieprijssysteem en afzetmaatregelen
De EU gaat verder op de weg die al in 2003 was ingeslagen met het doel het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid te moderniseren zodat de EU landbouw beter in kan spelen
op de groeiende en veranderende vraag naar landbouwproducten. Daartoe wordt het
interventieprijssysteem verder afgeslankt, maar blijft er een vangnet bestaan als de markt
ernstig wordt verstoord. Deze beperking van de mogelijkheid van interventie geldt voor
granen en ook voor zuivel. Bij zuivel kunnen boter en mager melkpoeder slechts beperkt
tegen een vaste prijs worden ingeleverd. De interventie gaat verder alleen nog via
inschrijving waardoor de interventieprijzen op een lager niveau kunnen uitkomen voor
deze producten.
Voor granen wordt de interventiehoeveelheid op nul gezet met uitzondering van zachte
tarwe, waarvoor een interventieplafond van 3 miljoen ton is afgesproken. Daarboven kan
net als bij zuivel alleen nog interventie plaats vinden door inschrijving. Voor rijst is de
mogelijkheid van interventie op 0 gezet.
Een aantal interne afzetmaatregelen worden afgeschaft. Dit betreft o.a. de bakkersboterregeling.
Deze regeling voor de steun bij de afzet van boter voor de verwerking in de
banketbakkerssector en in het consumptie-ijs wordt gestopt.Ook de wordt de particuliere
opslag regeling voor kaas afgeschaft. Van deze vergoedingsregeling werd vooral door
Italië gebruik gemaakt. Nederland neemt regelmatig deel aan de particuliere opslagregeling
voor boter welke grotendeels gehandhaafd wordt. De huidige verplichte regeling
voor de verwerking van magere melkpoeder in kalvervoer wordt omgezet in een
facultatieve regeling. De Commissie kan voortaan beslissen of deze steunregeling voor de
afzet van magere melkpoeder moet worden ingezet.
Melkquotering
Er is herbevestigd dat de melkquotering per 1 april 2015 wordt afgeschaft. Met het oog op
een zachte landing van het systeem worden de quota de komende jaren stapsgewijze
verhoogd met 1% per jaar gedurende de periode 2009/2010-2013/2014. De Commissie
komt voor eind 2010 en eind 2012 met een nieuw rapport over de zuivelmarkt en
eventuele aanvullende maatregelen om een zachte landing zeker te stellen.
Hiernaast wordt voor de berekening van de superheffing de zogenaamde positieve
vetcorrectie aangepast. Voor Nederland betekent dit dat het nationale quotum de facto
met circa 1,5% extra zal worden verhoogd.
Datum Kenmerk Vervolgblad
25 november 2008 IZ. 2008/2108 13
3. PLATTELANDSBELEID
Modulatie
Modulatie is het overhevelen van geld bestemd voor inkomenssteun naar het fonds voor
het plattelandsbeleid. Het houdt in dat de uit te betalen steunbedragen aan boeren
worden gekort met het modulatiepercentage en de middelen voor het Europees
plattelandsbeleid met hetzelfde bedrag worden verhoogd.
Besloten is extra modulatie toe te passen, bovenop de 5% modulatie die al wordt
toegepast. De extra modulatiepercentages zijn als volgt:
* 2009: 2%;
* 2010: 3%;
* 2011: 4%;
* 2012: 5%.
(De gemoduleerde middelen komen één jaar later beschikbaar voor het plattelandsbeleid.)
Hier bovenop komt een extra modulatie voor bedrijven die een hoge inkomenssteun
ontvangen. Zij worden over het meerdere van EUR 300.000 gekort met 4%.
Voor Nederland betekent dit cumulatief een bedrag van bijna 90 miljoen euro voor de
periode 2010-2013 ten behoeve van het plattelandsbeleid. Deze extra middelen moeten
nationaal worden gecofinancierd. De verhouding 75% communautaire middelen en 25%
nationale middelen betekent voor Nederland een cofinancieringsbedrag van 30 miljoen
euro over dezelfde periode.
De middelen die door de extra modulatie worden bijeengebracht blijven voor 100% in de
lidstaat waar deze middelen zijn gegenereerd.
Nieuwe uitdagingen in het plattelandsbeleid
Het geld dat met deze modulatie beschikbaar komt voor plattelandsontwikkeling, moet
primair worden besteed aan de vier nieuwe uitdagingen die door de Commissie zijn
geïdentificeerd: biodiversiteit, klimaatverandering, waterbeheer en hernieuwbare energie
en aan de innovatie-inspanningen die in dit kader plaatsvinden. Hiervoor zullen de
Nationale Plattelandsstrategie respectievelijk het Plattelandsontwikkelingsprogramma
2007-2013 uiterlijk 30 juni 2009 respectievelijk 30 september 2009 moeten zijn aangepast.
Daarnaast bestaat er de mogelijkheid om middelen vrij te maken voor bijvoorbeeld
dierenwelzijnmaatregelen.
Ook krijgen lidstaten de mogelijkheid om flankerende maatregelen te financieren voor de
zuivelsector. Dit om eventuele negatieve effecten van het naderende einde van de melkquotering
(deels) te ondervangen.
4. RANDVOORWAARDEN BIJ DE BETALINGEN
Datum Kenmerk Vervolgblad
25 november 2008 IZ. 2008/2108 14
Cross compliance
De uitbetaling van Europese steun aan landbouwers is afhankelijk van de mate waarin
landbouwers Europese randvoorwaarden op het terrein van milieu, voedselveiligheid en
dierenwelzijn naleven (beheerseisen) en hun landbouwgrond in een goede landbouw- en
milieuconditie houden (GLMC). Landbouwers zijn dit verplicht gedurende het gehele
kalenderjaar, ook indien op enig moment grond wordt overgedragen. Bij niet-naleving
van de normen wordt de steunbetaling gekort. Dit beginsel wordt cross compliance
genoemd.
Besloten is te verduidelijken dat:
* lidstaten de lijst met randvoorwaarden waaraan de landbouwer zich moet houden ook
op elektronische wijze (bijvoorbeeld via internet) bekend mogen maken;
* de randvoorwaarden alleen van toepassing zijn op de uitoefening van een landbouwactiviteit
van de aanvrager en op de landbouwgrond die bij het bedrijf behoort;
* De lidstaat vanaf 2010 mag kiezen om, wanneer na overdracht van het gebruiksrecht
van grond aan een andere landbouwer niet-nalevingen op die landbouwgrond zijn
vastgesteld, niet de oorspronkelijke aanvrager maar degene die de niet-naleving heeft
veroorzaakt te korten.
Besloten is de lijst met randvoorwaarden aan te passen:
* Vervallen zijn een beperkt aantal eisen met betrekking tot de jacht, de viscultuur op
landbouwbedrijven en de uitvoeringsbepalingen omtrent identificatie & registratie
van runderen (Verordening 2629/97);
* Toegevoegd zijn twee voorwaarden op het vlak van GLMC in verband met een
duurzamer waterbeheer en bescherming van de waterkwaliteit:
o Het inrichten van bufferstroken langs waterlopen (zie verderop);
o De naleving van eventuele vergunningvoorwaarden bij beregening van
landbouwgrond.
Bufferstroken langs waterlopen
Lidstaten zijn verplicht bufferstroken langs waterlopen in te stellen en de naleving daarvan
te controleren onder cross-compliance. Hiertoe moeten tenminste behoren de
maatregelen die lidstaten zowel binnen als buiten de nitraatgevoelige zones hebben
vastgesteld om bij gebruik van meststoffen in de omgeving van waterlopen verontreiniging
van het water door afstroming of uitspoeling te voorkomen. In Nederland zijn
deze maatregelen al sinds 2006 onderdeel van de randvoorwaarden GLB, zodat Nederland
ten aanzien van de bufferstroken géén extra maatregelen hoeft te treffen.
Datum Kenmerk Vervolgblad
25 november 2008 IZ. 2008/2108 15
Bijlage 2: A-punten
De volgende punten heeft de Raad als A-punt aangenomen, dat wil zeggen zonder
discussie.
- Comité van de Regio's, Benoeming van twee plaatsvervangende leden (DE);
- Voorstel voor kredietoverschrijving nr. DEC27/2008 binnen Afdeling III -
Commissie - van de algemene begroting voor het begrotingsjaar 2008 (NVU);
- Voorstel voor kredietoverschrijving nr. DEC28/2008 binnen Afdeling III -
Commissie - van de algemene begroting voor het begrotingsjaar 2008 (NU/NVU);
- Voorstel voor kredietoverschrijving nr. DEC34/2008 binnen Afdeling III -
Commissie - van de algemene begroting voor het begrotingsjaar 2008 (NU/NVU);
- Voorstel voor kredietoverschrijving nr. DEC36/2008 binnen Afdeling III -
Commissie - van de algemene begroting voor het begrotingsjaar 2008 (NVU);
- Voorstel voor kredietoverschrijving nr. DEC38/2008 binnen Afdeling III -
Commissie - van de algemene begroting voor het begrotingsjaar 2008 (NVU);
- Voorontwerp van gewijzigde begroting nr. 9 bij de algemene begroting 2008 - staat
van uitgaven per afdeling - Afdeling VI - Economisch en Sociaal Comité;
- Aanneming van een besluit van de Raad inzake het standpunt van de Europese
Gemeenschap in de ACS-EG-Raad van Ministers ten aanzien van een besluit tot
herziening van bijlage IV bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst ondertekend te
Cotonou;
- Aanneming van een gemeenschappelijk standpunt van de Raad tot verlenging van de
beperkende maatregelen tegen Ivoorkust;
- Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting
van een Europese Stichting voor opleiding;
- Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van
Richtlijn 80/181/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen
der lidstaten op het gebied van de meeteenheden;
- Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende een
programma tot modernisering van de Europese bedrijfs- en handelsstatistiek (MEETS);
- Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling
van een uniforme toelatingsprocedure voor levensmiddelenadditieven,
voedingsenzymen en levensmiddelenaroma's, Goedkeuring van de amendementen van
het Europees Parlement;
- Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake
voedingsenzymen en tot wijziging van Richtlijn 83/417/EEG van de Raad, Verordening
(EG) nr. 1493/1999 van de Raad, Richtlijn 2000/13/EG en Richtlijn 2001/112/EG van de
Raad;
- Goedkeuring van de amendementen van het Europees Parlement;
- Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake levensmiddelenadditieven;
- Goedkeuring van de amendementen van het Europees Parlement;
Datum Kenmerk Vervolgblad
25 november 2008 IZ. 2008/2108 16
- Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake aroma's
en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in
of op levensmiddelen en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad,
Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad, Verordening (EG) nr. 2232/96 en Richtlijn
2000/13/EG;
- Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging
van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad wat betreft de beperking van het op de markt
brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten 2-(2-
methoxyethoxy)ethanol, 2-(2-butoxyethoxy)ethanol, methyleendifenyldiisocyanaat,
cyclohexaan en ammoniumnitraat (wijziging van Richtlijn 76/769 van de Raad)
Aanneming van het wetgevingsbesluit.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit