Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Den Haag Ons kenmerk
24 november 2008 VSV/73090
Onderwerp
Toezegging Werkleeraanbod en recht op stage
In het Algemeen Overleg over de uitwerking van het werkleerrecht voor jongeren tot 27 jaar van 16
april 2008 heb ik toegezegd u te informeren over de rechten en plichten omtrent stageplekken, met
name het leveren van stageplekken (beroepspraktijkvorming) door scholen (Tweede Kamer, 2007-
2008, 29 544, nr. 150).
Op grond van het wetsvoorstel Investeren in Jongeren (WIJ) dat recent aan uw Kamer is aangeboden is
de gemeente verplicht een rechthebbende jongere een werkleeraanbod te doen. Dit kan bestaan uit
het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid of een voorziening gericht op arbeidsinschakeling
(bijvoorbeeld sociale activering of scholing gericht op arbeidsinschakeling) en heeft als einddoel
duurzame arbeidsparticipatie. Uitgangspunt daarbij is dat de gemeente het werkleeraanbod afstemt op
de mogelijkheden en omstandigheden van de individuele jongere. In het geval dat de gemeente en de
jongere, zo mogelijk in overleg met een onderwijsinstelling, tot de conclusie komen dat terugkeer naar
regulier beroepsonderwijs een geschikte optie is, kan de gemeente vanuit een verwijsfunctie de
jongere stimuleren een opleiding te volgen. In deze situatie is in formele zin geen sprake van een
werkleeraanbod, maar betreft het een voorliggende (onderwijs)voorziening. De gemeente kan op grond
van het wetsvoorstel Participatiebudget de jongere extra ondersteunen bij het vinden en behouden van
een stageplek, bijvoorbeeld door de inzet van meer begeleiding (jobcoach). Op die manier kan de
gemeente bevorderen dat de terugkeer naar regulier beroepsonderwijs en arbeidsmarkt duurzaam en
succesvol is.
De onderwijsinstelling die een jongere inschrijft voor een beroepsopleiding neemt daarmee (op basis
van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) de verantwoordelijkheid op zich om te zorgen voor
een geschikte stageplaats, waarbij de jongere ook zelf een inspanningsverplichting heeft. De
beroepspraktijkvorming (stage) is immers onderdeel van de beroepsopleiding. Uit oogpunt van de
kwaliteit van beroepsopleidingen moet de stage in de echte beroepspraktijk plaatsvinden. Er bestaat in
het beroepsonderwijs voor de individuele deelnemer juridisch geen aanspraak op een stageplaats. Dit
zou alleen mogelijk zijn als individuele werkgevers een plicht zouden hebben stageplaatsen aan te
blad 2/2
bieden. Die hebben zij echter niet en dat acht ik ook niet wenselijk. Indien het arbeidsmarktperspectief
van een beroepsopleiding beperkt is, zal zich dit vertalen in een beperkt aanbod aan stageplaatsen en
daarmee in een beperkt aantal jongeren dat zo'n opleiding kan gaan volgen. Een onderwijsinstelling
kan immers niet voor stageplaatsen zorgen als deze niet door werkgevers worden aangeboden.
Andersom geldt dat voor jongeren die kiezen voor opleidingen met een goed arbeidsmarktperspectief
veel makkelijker stageplekken beschikbaar zijn. Een goede beroepskeuze door de jongere is dus van
belang voor het verkrijgen van een stageplek. Dat kan betekenen dat een jongere soms moet kiezen
voor een andere opleiding dan waarnaar zijn eerste voorkeur uitgaat. De onderwijsinstelling kan met
loopbaanoriëntatie- en begeleiding (LOB) de jongere op dit vlak ondersteunen.
Ik vertrouw erop hiermee te hebben voldaan aan mijn toezegging.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart