4. Antwoorden op kamervragen van Bouchibti en Spekman over
wantoestanden bij zorgstichting Vivence te Rotterdam
Antwoorden op kamervragen van Bouchibti en Spekman over wantoestanden bij
zorgstichting Vivence te Rotterdam
Kamerstuk, 25 november 2008
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ/K-U-2887154
25 november 2008
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid
Bouchibti en Spekman (beide PvdA) over wantoestanden bij zorgstichting
Vivence te Rotterdam (2008Z04413/2080902780).
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de huisvestingsproblematiek waar Zorg
Stichting Vivence, een zorgstichting voor licht verstandelijk
gehandicapte kinderen uit Rotterdam, mee kampt?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat Zorg Stichting Vivence en haar voorganger Vivence BV in
meerdere gemeenten gebruik hebben gemaakt van tijdelijke huisvesting,
waardoor de licht verstandelijk gehandicapte kinderen steeds moeten
verhuizen?
Antwoord 2
Ja. De instelling heeft in 2008 drie verhuisbewegingen moeten maken.
De locatie Apeldoorn is verlaten omdat de betreffende
projectontwikkelaar aan deze locatie een andere bestemming wilde
geven. De volgende locatie te Brummen moest op grond van een
gemeentelijke aanschrijving "direct" worden verlaten. De volgende
locatie te Soest is kort daarna vervangen door de huidige locatie te
Heeten. Vooral de op deze doelgroep gerichte woonomgeving heeft deze
beslissing ingegeven. In 2009 zal nog een laatste verhuisbeweging
worden gemaakte naar een definitieve locatie te Brummen. Daar zal de
instelling nieuwe huisvesting betrekken. Vooral de samenwerking met
een bijzondere school op het terrein moet de hulpverlening aan deze
LVG-jongeren op een hoger plan brengen.
Vraag 3
Bent u van mening dat het steeds weer veranderen van woonomgeving niet
ten goede komt aan deze groep kinderen? Zo ja, welke rol ziet u voor
uzelf weggelegd bij het voorkomen dat deze kinderen telkens moeten
verhuizen.
Antwoord 3
Met u ben ik het eens dat het steeds veranderen van woonomgeving voor
deze bijzondere groep zo veel mogelijk moet worden voorkomen.
Hierboven heb ik aangegeven dat de verhuisbewegingen deels
noodzakelijk waren en in andere gevallen juist de kwaliteit van de
woon/zorgomgeving ten goede kwamen. Bij alle hiervoor geschetste
veranderingen is mijn Inspectie nauw betrokken geweest. Nu mijn
Inspectie hier op toeziet zie ik voor mij hier geen aanvullende rol
weggelegd.
Vraag 4
Heeft de Zorg Stichting Vivence een AWBZ certificering? Zo ja, hoe
verhoudt dit zich tot de problemen die zich voordoen bij deze
instelling.
Vraag 5
Klopt het dat de stichting schulden heeft, waardoor er veel geld wordt
besteed aan het aflossen van schulden en te weinig aan de verzorging
van de kinderen? Klopt het dat de kinderen bij Zorg Stichting Vivence
daardoor slecht of te weinig te eten en drinken krijgen. Komt het geld
dat bestemd is voor verzorging van de kinderen ook ten goede aan de
kinderen? Zo neen, wat gaat u hieraan doen? Welke rol ziet u voor
uzelf weggelegd in dergelijke zaken.
Antwoord 4 en 5
Ik ga er van uit dat u met een AWBZ certificering bedoelt of de
instelling in het kader van de WTZi is toegelaten. De instelling is
met ingang van 8 juni 2007 toegelaten als AWBZ instelling. Uit een
toelichting van mijn Inspectie heb ik begrepen dat al voor de
toelating van deze instelling mijn Inspectie toezicht hield op de
rechtsvoorganger van de Zorg Stichting Vivence. Bij deze bezoeken, die
vanaf 2006 zijn gestart, zijn geen aanwijzingen gevonden die er op
wijzen dat de zorg aan de cliënten te kort is geschoten. In tegendeel,
door mij gevraagd, heeft mijn Inspectie aangegeven dat er de laatste
tijd duidelijke verbeteringen zijn doorgevoerd gericht op een
professionele organisatie. Ik zie dan ook, naast het reguliere
toezicht, geen aanleiding hier andere stappen te nemen. Ten aanzien
van uw vraag of de instelling een negatief vermogen heeft, bericht ik
u dat dat niet het geval is.
Vraag 6
Kunt u aangeven welke mogelijkheden er zijn voor ouders om te klagen
bij Zorg Stichting Vivence? Vindt u dit voldoende of is uitbreiding
wenselijk? Is de inspectie voor de Volksgezondheid op de hoogte van de
klachten? Zo ja, zijn de klachten onderzocht? Wanneer heeft de
Inspectie voor het laatst de Instellingen van Zorg Stichting Vivence
bezocht? Wat waren toen de bevindingen?
Antwoord 6
Mijn Inspectie heeft de instelling, na het verkrijgen van de
toelating, gemaand een klachtencommissie in te stellen. Deze commissie
is onlangs ingesteld. Ouders kunnen bij deze klachtencommissie, indien
aan de orde, een daartoe strekkende klacht deponeren. Zoals eerder
gemeld is deze instelling en zijn rechtsvoorganger al vanaf 2006 in
het inspectieprogramma opgenomen. Klachten zoals door aangegeven zijn
door mijn Inspectie bij de reguliere bezoeken niet waargenomen. Het
laatste bezoek van mijn Inspectie heeft in 2008 plaatsgevonden. In
2009 zal de instelling door mijn Inspectie opnieuw worden bezocht.
Vraag 7
Ziet u in de door u waargenomen werkwijze redenen om maatregelen te
treffen tegen Zorg Stichting Vivence?
Antwoord 7
Nee, ik meen dat de uitkomsten van mijn Inspectie daar geen aanleiding
toegeven.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport