Gerechtelijke organisatie

Portretfoto Leden Raad voor de rechtspraak

Hoge Raad vernietigt opnieuw een Antilliaans reisverbod

Den Haag, 25 november 2008 - Het Gemeenschappelijk Hof van de Nederlandse Antillen en Aruba heeft op 22 april 2008 de verdachte wegens het uitvoeren van 1460 gram cocaïne veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met een proeftijd van drie jaren en met als bijzondere voorwaarde een reisverbod tot 27 oktober 2008. De verdachte mocht niet reizen van de Nederlandse Antillen naar enig ander land, behoudens in bijzondere gevallen met een door het openbaar ministerie te verlenen ontheffing. Dit vonnis is onherroepelijk.

Procedure bij de Hoge Raad
De procureur-generaal bij de Hoge Raad, mr. J. W. Fokkens, heeft op 9 september 2008 tegen dit vonnis cassatie in het belang der wet ingesteld. Hij vorderde dat dit vonnis zal worden vernietigd. De reden is de volgende. In de strijd tegen de drugssmokkel per vliegtuig vanuit Curaçao is het Antilliaans openbaar ministerie er in 2004 toe overgegaan om de paspoorten van op het vliegveld Hato aangehouden drugskoeriers in beslag te nemen. In de strafzaak wordt in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan een voorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd, met als bijzondere voorwaarde een reisverbod. De Hoge Raad heeft in een eerdere zaak (HR 6 november 2007, LJN BA7918, NJ 2008, 33) een door het hof opgelegd, grotendeels soortgelijk, reisverbod ontoelaatbaar geacht.

De uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 25 november 2008 ook in deze strafzaak het reisverbod dat als voorwaarde was opgelegd afgekeurd. De eerdere rechtspraak is dus gehandhaafd.
De kernoverweging van de Hoge Raad luidt:
"Het stellen van die voorwaarde is echter mede in het licht van de verschillende verdragsbepalingen ontoelaatbaar omdat zij, gelet op de duur en de mate waarin zij de verdachte in zijn bewegingsvrijheid beperkt, niet kan worden aangemerkt als een voorwaarde die strekt ter bevordering van een goed levensgedrag van de veroordeelde (vgl. HR 6 november 2007, LJN BA7918, NJ 2008, 33). Aan een dergelijk ingrijpende inbreuk in de bewegingsvrijheid moet een regeling ten grondslag liggen die voldoet aan eisen van kenbaarheid en voorzienbaarheid. Aan deze eisen voldoet de Antilliaanse strafwetgeving op dit moment niet."
De Hoge Raad heeft dus beslist dat de huidige algemene wettelijke regeling (op grond waarvan bij een voorwaardelijke veroordeling bijzondere voorwaarden kunnen worden gesteld "die het gedrag van de veroordeelde betreffen") zo'n ingrijpend reisverbod niet toestaat.

De Hoge Raad vernietigde daarom de uitspraak van het hof, maar omdat dit gebeurde naar aanleiding van een cassatieberoep in het belang van de wet heeft deze uitspraak geen consequenties voor de veroordeelde.

Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2008. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak is laatstgenoemde bindend.

Meer informatie over cassatie in het belang der wet: De wet heeft de procureur-generaal bij de Hoge Raad de bevoegdheid toegekend om cassatie in het belang der wet in te stellen in zaken waarin geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat. Dergelijke zaken worden aan de Hoge Raad voorgelegd om bepaalde rechtsvragen te beantwoorden, met als doel bevordering van de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling.
Een uitspraak van de Hoge Raad op een dergelijk verzoek brengt geen verandering in de rechten van partijen, zoals deze voortvloeien uit de uitspraak van de lagere rechter.

Den Haag, 25 november 2008
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236

LJ Nummer

BF0836

Bron: Hoge Raad der Nederlanden Datum actualiteit: 25 november 2008 Naar boven