Brief aan Tweede Kamer over gevolgen kredietcrisis
Kamerstuk | 21-11-2008
Minister-president Balkenende heeft de Tweede Kamer een brief gestuurd
over de gevolgen van de kredietcrisis voor de reële economie.
Hierbij treft u aan de brief van het kabinet inzake de gevolgen van de
kredietcrisis voor de reële economie waarnaar door de g.a. mevrouw
Kant (SP) is gevraagd bij de regeling van werkzaamheden.
DE MINISTER-PRESIDENT,
Minister van Algemene Zaken,
mr.dr. J.P. Balkenende
De economische vooruitzichten baren mensen zorgen. En dat is
begrijpelijk en terecht. Het gaat om werk van mensen, bedrijven van
ondernemers en aandeelhouders, en de houdbaarheid van sociale
voorzieningen van ons allemaal. Het kabinet wil met een beschrijving
en een analyse van de situatie en een pakket aan gerelateerde
maatregelen de mensen zekerheid en vertrouwen in een gezonde toekomst
bieden.
Internationaal gecoördineerd heeft het kabinet de afgelopen weken de
dreiging van een ernstige bankcrisis en het mogelijk stilvallen van
het geldverkeer voorkomen, wat in ieders belang is. De aandacht van
het kabinet is er nu op gericht te voorkomen dat een dreigende
economische recessie tot grote, vermijdbare maatschappelijke schade
leidt. Naast het voor de economie zo cruciale bankwezen, moet ook de
continuïteit van publieke instellingen en nutsvoorzieningen worden
geborgd. Tevens verdienen bedrijven en hun werknemers de aandacht.
Voor de dynamiek en innovatiekracht van de Nederlandse economie is het
in stand houden en versterken van het menselijk kapitaal van eminent
belang. Sommige grote bedrijven in de industrie komen reeds zichtbaar
in de problemen, maar minder zichtbaar zijn de vele bedrijven in het
midden- en kleinbedrijf die in de problemen komen. Ondernemers zien
zich geconfronteerd met een abrupte en onvoorziene vraaguitval.
Werknemers zien zich geconfronteerd met toenemende onzekerheid over de
toekomst van hun baan. Het kabinet heeft ook oog voor de moeilijke
positie waarin pensioenfondsen terecht zijn gekomen en voor de
langetermijnzekerheid van de fondsen.
Overheden kunnen een economische neergang niet ombuigen, wel kunnen
zij met verstandig beleid - samen met sociale partners, nationaal en
internationaal - ernstige maatschappelijke en sociale schade en het
doorschieten in een negatieve spiraal voorkomen en een en ander
beheersbaar houden.
I Recente ontwikkelingen en prognoses
De wereldeconomie is in snel tempo tot stilstand gekomen. Na een
aantal jaren van economische voorspoed krimpt de economie momenteel in
de Verenigde Staten, Japan en in grote delen van de Europese Unie. De
wereldhandel zakt volgens het IMF in naar een groeipercentage van 2,1%
in 2009. In 2006 was dit nog 9,4%. Wat de situatie uniek maakt is dat
een reeds ingezette conjuncturele afkoeling van de economie samenvalt
met een serieuze financiële crisis die de financiële markten over de
hele wereld raakt en zijn doorwerking kent naar de reële economie. Tot
begin september werden de effecten van de financiële crisis op de
Europese economie beperkt geacht. Daarna zijn de ontwikkelingen echter
in een stroomversnelling geraakt. In de Verenigde Staten gingen de
grote zakenbanken ten onder en moesten grote hypotheekverstrekkers
door de overheid te hulp geschoten worden. Ook in verschillende
Europese landen kwamen grote financiële instellingen in acute
problemen. Nederland bleef hier niet van gevrijwaard. De
ontwikkelingen rond Fortis zijn bekend. In de kern gezonde financiële
instellingen ondervonden eveneens de effecten van de turbulentie op de
financiële markten en opgeschroefde eisen ten aanzien van
kapitaalbuffers. In dat licht hebben in Nederland inmiddels ING, AEGON
en SNS Reaal een beroep gedaan op het door de Staat ter beschikking
gestelde fonds ten behoeve van herkapitalisatie van de financiële
sector.
Op de aandelenmarkten leidden de ontwikkelingen op de financiële
markten in eerste instantie vooral tot daling van de aandelenkoersen
van financiële instellingen. Naarmate de signalen toenamen over de
doorwerking van de financiële crisis naar de reële economie groeide de
vrees voor een recessie, waarmee ook de koersen van niet-financiële
instellingen begonnen te dalen. De angst voor een recessie is gevoed
door de reeks van bedrijven die prognoses naar beneden hebben
bijgesteld. Begin september stond de AEX nog boven de 400 punten. In
minder dan twee maanden kwam de Amsterdamse beursindex onder de 250
punten uit. Een dergelijke daling van de aandelenkoersen impliceert
een forse afname van de vermogenswaarde van beursfondsen. Ter
illustratie: alle fondsen genoteerd aan de Amsterdamse Euronext kenden
eind 2007 (stand AEX 515.77) een beurswaarde van EUR 654 mld. Dat was
eind oktober 2008 (stand AEX 267.69) nog EUR 311 mld.
De gebeurtenissen in de maanden september en oktober hebben de
inzichten in de effecten voor de reële economie danig veranderd. Het
Centraal Planbureau (CPB) raamde op Prinsjesdag nog een groei van
1,25% in 2009. Het CPB komt op 8 december a.s. met een aangepaste
raming. De Europese Commissie kwam enkele weken geleden al uit op 0,4%
groei voor Nederland in 2009. De ramingen van het IMF zijn echter
misschien nog wel het meest illustratief voor de veranderde inzichten
ten aanzien van de gevolgen voor de financiële crisis. Raamde het IMF
in oktober in haar World Economic Outlook 2008 nog een economische
groei van 0,2% voor 2009 in de eurozone. Een maand later heeft het IMF
de raming bijgesteld naar een krimp van 0,5% in 2009. De neergang van
de economische groei is wereldwijd. Waar de Verenigde Staten en
verschillende landen in de Europese Unie een negatieve groei laten
zien, vertonen ook de nog altijd indrukwekkende groeicijfers in landen
als China en India een dalende trend.
Tabel 1
BBP-groei 2008-2010 volgens ramingen EC (3 november), IMF (6 november) en
OESO (13 november)
2008 EC 2008 IMF 2008 OESO 2009 EC 2009 IMF
Nederland 2,3 nb nb 0,4
nb
Duitsland 1,7 1,7 nb 0,0
-0,8
VK 0,9 0,8 nb -1,0
-1,3
Frankrijk 0,9 0,8 nb 0,0
-0,5
EU 1,4 1,5 nb 0,2
-0,2
Eurogebied 1,2 1,2 1,1 0,1
-0,5
VS 1,5 1,4 1,4 -0,5
-0,7
2009 OESO 2010 EC 2010 OESO
Nederland nb 0,9 nb
Duitsland nb 1,0 nb
VK nb 0,4 nb
Frankrijk nb 0,8 nb
EU nb 1,1 nb
Eurogebied -0,5 0,9 1,2
VS -0,9 1,0 1,6
De impact van een wereldwijde economische neergang zal zwaarder zijn
naarmate een nationale economie er zwakker voor staat en meer verweven
is met de mondiale economie. Daarmee is Nederland enerzijds kwetsbaar.
Onze open economie zal hoe dan ook de gevolgen gaan ondervinden van
een wereldwijd inzakkende economische groei. Dat is de prijs die wordt
betaald voor een openheid, die structureel en op langere termijn leidt
tot hogere welvaart. De openheid van Nederland draagt in belangrijke
mate bij aan de goede uitgangspositie van de Nederlandse economie. Om
dit te bewerkstelligen is wel continue aandacht nodig voor de
concurrentiepositie en arbeidsmarkt, hetgeen ook betekent dat soms
moeilijke politieke en maatschappelijke keuzes gemaakt moeten worden.
Dit betekent dat er een consistent beleid gevoerd dient te worden dat
de Nederlandse economie structureel sterker maakt. Dit beleid, dat in
Nederland sinds de jaren tachtig is gevoerd, heeft zowel betrekking op
het verbeteren van de overheidsfinanciën, het versterken van de
concurrentiepositie als het verbeteren van de werking van markten.
Niet in de laatste plaats de arbeidsmarkt. Dit heeft ertoe geleid dat
de Nederlandse economie er structureel goed voor staat. De
concurrentiepositie is goed, de werkloosheid laag en de
overheidsfinanciën zijn gezond. Hierin hebben ook de sociale partners
een belangrijke rol gespeeld. De mate waarin de economische groei in
Nederland in 2009 zal terugvallen, valt volgens de ramingen van de
Europese Commissie ten opzichte van landen als Frankrijk, Duitsland of
het Verenigd Koninkrijk nog mee. Daarbij zij wel opgemerkt dat voor de
economische situatie van Nederland in 2010 relevant is dat de
wereldwijde economische neergang vermoedelijk met enige vertraging
zijn effect zal vinden op de Nederlandse economie en voorts nog zeer
onzeker is.
Tabel 2 Werkloosheid, inflatie en EMU-saldo 2008-2009
Werkloosheid Inflatie EMU-saldo
2008 2009 2008 2009 2008 2009
Nederland 3,0 3,4 2,5 3,0 1,2 0,5
Duitsland 7,3 7,5 3,0 2,1 0,0 -0,2
VK 5,7 7,1 3,7 1,9 -4,2 -5,6
Frankrijk 8,0 9,0 3,3 1,8 -3,0 -3,5
EU-gem 7,0 7,8 3,9 2,4 -1,6 -2,3
Eurogebied-gem 7,6 8,4 3,5 2,2 -1,3 -1,8
VS 5,7 7,5 4,4 1,5 -5,3 -7,2
Bron: EC (november 2008)
Dit neemt niet weg dat de Nederlandse economie geraakt wordt door de
financiële crisis. De economische groei is in het tweede kwartaal
stilgevallen en de meest recente internationale prognoses voor de
economische groei in 2009 zijn fors naar beneden bijgesteld.
Nederlandse bedrijven melden teruglopende vraag naar hun producten en
zoeken reeds naar mogelijkheden om de kosten van personeel terug te
brengen. De komende kwartalen zal moeten blijken in hoeverre het
aanscherpen van de kredietvoorwaarden en de rente-eisen van banken
doorzet en welke gevolgen dit gaat hebben voor de kredietverlening aan
bedrijven, instellingen en huishoudens. Daarnaast zijn er onzekerheden
over de omvang van de effecten van het vermogensverlies dat
huishoudens en pensioenfondsen op de financiële markten hebben
geleden. De verslechtering van de economische ontwikkeling zorgt voor
een roep om overheidsingrijpen. Bij een eventueel ingrijpen zal
rekening moeten worden gehouden met de grote onzekerheden waarmee de
prognoses zijn omgeven. De mate waarin het IMF zijn groeiramingen in
een maand tijd heeft moeten bijstellen, maakt dat duidelijk. Het is
bovendien nog in grote mate onduidelijk wat de precieze gevolgen voor
de reële economie precies zullen zijn en in welke mate die afwijken
van een 'normale' conjuncturele neergang. Dat vereist derhalve een
zorgvuldige, nuchtere, maar adequate en alerte reactie op de problemen
die op ons af komen.
II Analyse
In de huidige economische ontwikkelingen komen de gevolgen van een
conjuncturele neergang en de doorwerking van de financiële crisis naar
de reële economie bij elkaar. De financiële crisis versterkt de
effecten van de conjuncturele neergang op de economie, door de daling
van bestedingen enerzijds en in mindere mate door kostenontwikkelingen
anderzijds.
De invloed op bestedingen verloopt via de beperktere
kredietverstrekking aan bedrijven en huishoudens, de effecten op
vermogens, vermogenseffecten en via de ontwikkelingen bij
handelspartners. De invloed op de kosten en dus de concurrentiepositie
hangt vooral af van de mate waarin er een verantwoorde
contractloonontwikkeling zal plaatsvinden en of mogelijk sprake is van
een benodigde stijging van de pensioenpremies. De volledige
doorwerking van beide kanalen neemt enige tijd in beslag, ondermeer
als gevolg van bestaande contracten. In het navolgende wordt getracht
een duiding te geven bij de afzonderlijke ontwikkelingen en wat de
gevolgen zijn voor de Nederlandse economie. Daarbij wordt ingegaan op:
1. Kredietverstrekking bedrijven, instellingen en huishoudens
2. Dalende vermogensprijzen
3. Inzakkende wereldhandel
4. Ontwikkeling overige macro-economische indicatoren (inflatie,
koopkracht, werkloosheid)
5. Vergelijking met eerdere financiële crises
Ad 1. Kredietverstrekking bedrijven, instellingen en huishoudens
Mede vanwege overheidsingrepen is het scenario voorkomen waarin
spaardeposito's massaal worden opgenomen bij banken. Daarmee zou
(nieuwe) kredietverlening aan bedrijven en huishoudens geheel
stilvallen met grote gevolgen voor de economie. Tot op heden is er
'slechts' bij de onderlinge kredietverlening tussen banken sprake
geweest van een kredietstop. Nu de toegezegde overheidsgaranties op
het geldverkeer in werking zijn gesteld en onduidelijkheden over de
regeling zijn opgehelderd, treedt er verbetering op in dit
geldverkeer. Het is de vraag in hoeverre deze problemen bij
interbancaire kredietverstrekking en de toegenomen risicoaversie bij
banken ertoe leidt dat de kredietverstrekking aan huishoudens,
instellingen en bedrijven stokt. De officiële statistieken laten nog
geen rantsoenering in de kredietverlening zien. Wel is de groei van
bedrijfskredieten op jaarbasis in september voor het eerst licht
gedaald (figuur 1) en de rente die banken rekenen loopt op. De
kredietverlening bevond zich in september echter nog altijd op een
hoog niveau. Een afname van de groei van de kredietverlening is ook
niet ongebruikelijk in perioden van laagconjunctuur. Zo was er
gedurende 2002/2003 sprake van vijf kwartalen op rij waarin de omvang
van de kredietverlening niet toenam of licht daalde. Tot nog toe
wijzen de statistieken derhalve nog niet op een afwijkende
ontwikkeling. Uit de statistieken valt verder af te leiden dat banken
de voorwaarden voor kredietverlening sinds de start van de crisis
reeds een aantal malen hebben verscherpt. Dat maakt het voor
huishoudens, instellingen en bedrijven wel lastiger aan kapitaal te
komen. Vooralsnog echter eveneens niet in een mate die uitstijgt
boven andere jaren waarin de economie zich ongunstig ontwikkelde
(zoals in 2002/2003). Het kabinet zal de ontwikkelingen echter
nauwlettend blijven volgen.
Bron: DNB
Partijen die via de obligatiemarkt geld uitlenen eisen meer rente,
vooral bij minder kredietwaardige bedrijven. Ondernemingen met BBB-
status betalen sinds september (MEV2009) ca 3 %- punt meer als ze
gebruik willen maken van de obligatiemarkt (zie figuur 2). De reële
BBB- rente is in vergelijking met de vorige periode van
laagconjunctuur (2002/2003) nog niet veel hoger, maar stijgt wel snel.
Figuur 2: Rentestanden in Europa (stand 19-11-2008)
Bron: CPB
Zoals gezegd is de situatie de afgelopen maanden drastisch gewijzigd.
De meest actuele officiële statistieken gaan vaak tot en met het derde
kwartaal. De ontwikkelingen die in oktober verder in een
stroomversnelling kwamen zijn daarin derhalve niet verwerkt. Bovendien
hebben bedrijven vaak kredietlijnen voor langere tijd overeengekomen.
Er zijn signalen dat intussen de kredietverlening naar bedrijven
strenger is geworden. Zo is de prijs van bankkrediet sectorbreed
verhoogd en lijken banken de voorwaarden voor kredietverlening weer
strakker te hanteren. Een aantal hypotheekverstrekkers heeft de
risico-opslag op de rente die banken elkaar onderling rekenen verhoogd
al zorgt de concurrentie tegelijkertijd ook alweer voor prijsdalingen.
Ook deze signalen zijn nog niet verontrustend, maar de onzekerheid is
groot. In de huidige situatie is het dan ook van belang om de vinger
nauwgezet aan de pols te houden.
Ad 2. Dalende vermogensprijzen
In de MEV 2009 gaat het CPB er, aan de hand van een technische
ramingsregel, vanuit dat de AEX- index in 2009 gemiddeld op 420
punten staat. Inmiddels staat de index op ongeveer 250 punten. Een
dergelijk verschil in de index staat voor een aanzienlijk
vermogensverlies, zie het rekenvoorbeeld eerder in deze brief.
Vermogensverlies kan de economische groei langs meerdere wegen onder
druk zetten.
Ten eerste zet het de consumptie onder druk. Uit een studie van
DNB/CPB blijkt dat de (neerwaartse) invloed van een daling van
effectenkoersen op de particuliere consumptie op korte termijn bijna
drie maal zo groot is als het (opwaartse) effect van
vermogensstijgingen. Zonder beursherstel moet derhalve rekening worden
gehouden met significante effecten op de consumptie.
Ten tweede kunnen de vermogensverliezen ook via pensioenfondsen
doorwerken op de reële economie. Nederland kent een robuust
pensioenstelsel, gebaseerd op kapitaaldekking. Dat impliceert wel dat
de ontwikkelingen op de effectenbeurzen van invloed zijn op de
dekkingsgraden van pensioenfondsen. Hierbij moet worden opgemerkt dat
ten opzichte van de situatie aan het begin van dit decennium er een
aantal institutionele hervormingen is doorgevoerd, waardoor de
schokbestendigheid van het pensioenstelsel is toegenomen. Volgens
DNB-gegevens lag de gemiddelde dekkingsgraad eind tweede kwartaal met
136% nog boven de grens van 130%, waarbij pensioenfondsen verplicht
zijn een herstelplan voor de lange termijn op te stellen. Op 23
oktober jl. hebben enkele bedrijfstakpensioenfondsen (o.a. ABP en
Pensioenfonds Zorg en Welzijn) hun cijfers over het derde kwartaal
2008 bekendgemaakt (dekkingsgraden ABP: 118; Pensioenfonds Zorg en
Welzijn: 126). Uit die cijfers blijkt dat deze fondsen door de
financiële crisis fors zijn geraakt, maar op 30 september 2008 geen
dekkingstekort hadden (
Ten derde zijn vermogensverliezen ook mogelijk buiten de
effectenmarkten. In een aantal landen zijn recent de huizenprijzen
(fors) gedaald. Anders dan in landen als Spanje en Ierland is er in
Nederland, volgens het CPB, geen sprake van structurele overwaardering
van de huizenprijzen, doordat de huizenprijs zich in ons land de
laatste jaren veel gematigder heeft ontwikkeld. Inmiddels zijn er wel
indicaties die duiden op aarzelingen bij het kopen van een huis,
minder bezichtigingen en het sneller verlagen van de vraagprijs. Deze
ontwikkelingen hebben een drukkend effect op de huizenprijzen. In het
derde kwartaal zijn de huizenprijzen voor het eerst sinds 18 jaar
(licht) gedaald, zowel volgens cijfers van het CBS als
makelaarsvereniging NVM. De NVM rapporteerde over het derde kwartaal
2008 een daling van het aantal verkochte huizen van 13%. Het CPB
verwachtte (evenals de NVM) in de MEV voor 2009 nog wel een stijging
van de huizenprijzen, maar één die achterblijft bij de inflatie
(MEV2009). De huidige situatie lijkt echter volledig anders dan eind
jaren zeventig, begin jaren tachtig, de laatste keer dat de
Nederlandse woningmarkt geconfronteerd werd met sterk dalende prijzen.
Toen ging aan een periode van dalende huizenprijzen jaren vooraf
waarin de huizenprijzen per jaar stegen met letterlijk tientallen
procenten per jaar. Aan het eind van die periode steeg de rente ook
nog eens fors, waardoor mensen in betalingsproblemen kwamen.
Waarborgfondsen, zoals die nu functioneren, waren er in die tijd niet.
Dit alles leidde tot serieuze dalingen van de huizenprijzen.
Ad 3. Inzakkende wereldhandel
Het CPB raamde in de MEV voor 2009 een volumegroei van de Nederlandse
export van 3,25%. Bij die raming wordt verondersteld dat de
wereldhandel licht aantrekt in 2009. Het ligt echter in de rede dat de
verdieping van de financiële crisis een tegenvallende groei van de
wereldhandel oplevert. De G7, waaronder onze belangrijkste
handelspartner Duitsland, importeerde in het tweede kwartaal van dit
jaar al minder dan in het eerste kwartaal. Vanuit sectoren die in
grote mate afhankelijk zijn van internationale handel, zoals de
transport, komen signalen van een inzakkende handelsgroei. Het IMF
heeft haar raming voor de wereldhandelsgroei inmiddels 2%-punt
verlaagd t.o.v. een half jaar geleden. De groei van de wereldwijde
invoervraag zal afnemen in 2008 en 2009 (zie tabel 1). De vraag op de
belangrijkste afzetmarkten voor Nederlandse exporteurs, die van de
Eurozone, groeit volgend jaar met 0,5%. In Duitsland zal de
invoervraag volgend jaar zelfs afnemen. De negatieve invoergroei in de
VS en het VK uit zich al in een afnemend aandeel van deze landen in de
totale Nederlandse uitvoer. De vraag vanuit Azië blijft volgend jaar
wel sterk groeien, zij het met een lager tempo in de landen buiten
China en India. Tegenover al deze ontwikkelingen staat een dalende
koers van de euro ten opzichte van de dollar, hetgeen positief is voor
de exportpositie van Nederland.
Ad 4. Verwachte ontwikkelingen overige macro-economische indicatoren
(inflatie, koopkracht en werkloosheid)
Inflatie
Een inzakkende conjunctuur heeft een dempende invloed op de inflatie.
Daar staat tegenover dat de verwachting voor de loonstijging slechts
beperkt neerwaarts bijgesteld zal worden, omdat veel cao's voor (een
deel van) 2009 al vastliggen. Tegelijk zijn de energie- en
grondstoffenprijzen flink gedaald. De olieprijs (in de MEV voor 2009
nog geraamd op $125) schommelde half november jl. rond een koers van
$55. De inflatie wordt opwaarts beïnvloed door de aanzienlijk lagere
koers van de euro dan waar in de MEV van uit werd gegaan ($ 1,57).
Koopkracht
De combinatie van relatief hoge loonstijgingen en lagere inflatie
betekent voor de meeste mensen een koopkrachtverbetering. Wat de
effecten op de koopkracht betreft staan aan de andere kant de
mogelijke negatieve effecten van eventuele onvolledige indexering van
de pensioenen (deels al bij Prinsjesdag in het koopkrachtbeeld
verwerkt) en stijgende pensioenpremies. Zoals reeds eerder in deze
paragraaf is aangegeven, ontstaat pas in december een eerste beeld van
de feitelijke gevolgen van de financiële crisis voor het premie- en
indexatiebeleid van de pensioenfondsen. Met de inzichten van thans
moet rekening worden gehouden met geen of een beperkte indexatie. Een
pensioenfonds maakt daarbij een afweging tussen de belangen van de bij
het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere
aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgever(s).
Daarbij wordt ook rekening gehouden met de mogelijkheid dat in latere
jaren, wanneer de mogelijkheden zich daartoe weer aandienen,
herstelindexatie kan plaatsvinden. De Nederlandsche Bank heeft in
overleg met de minister van SZW op 10 november jl. besloten de
pensioenfondsen uitstel te verlenen ten aanzien van het indienen van
herstelplannen tot 1 april 2009. Een echt compleet beeld van de
situatie is derhalve pas mogelijk als de herstelplannen binnen zijn.
De zorgpremies lijken zich ondertussen voor de koopkracht positiever
te ontwikkelen dan in de miljoenennota werd aangenomen. De gevolgen
voor de koopkracht in 2009 zullen naar verwachting sowieso beperkt
zijn, omdat belangrijke elementen als de contractloonontwikkeling en
de belastingtarieven voor 2009 (met daarin een omvangrijke
lastenverlichting van EUR 1,5 mld) reeds vastliggen. Per saldo valt
vooralsnog de gemiddelde koopkrachtontwikkeling waarschijnlijk niet
slechter uit dan hetgeen bij Prinsjesdag werd geraamd.
Werkgelegenheid
De arbeidsmarkt reageert altijd met enige vertraging. Bovendien is er
nog altijd sprake van een groot aantal vacatures en bevindt de
werkloosheid zich op een zeer laag niveau. In de meest recente
CBS-cijfers loopt de werkloosheid inmiddels licht op. Over het laatste
half jaar genomen is de werkloosheid nog wel gedaald. De vertraging
waarmee de arbeidsmarkt vaak reageert, betekent tegelijkertijd dat
waar onder meer de EC er vanuit gaat dat de groei in 2010 weer herstel
zal vertonen, de werkloosheid in dat jaar nog sterk kan oplopen.
Ad 5. Vergelijking met eerdere perioden van financiële crisis
'The Great Depression'
Door de ontwikkelingen op de financiële markten en de wereldwijde
economische neergang dringt de vergelijking met het begin van de jaren
dertig zich op. Hoewel er op het oog parallellen zijn hoeft voor een
herhaling niet te worden gevreesd. De omstandigheden zijn anders, maar
vooral is er van de lessen uit de 'Great Depression' geleerd.
Een korte analyse maakt dit duidelijk. De depressie van de jaren
dertig werd ingeleid door een crash op de aandelenmarkt op Wall Street
in oktober 1929. De koersen waren vervolgens lange tijd instabiel tot
in juli 1932 het dieptepunt werd bereikt. Doordat de banken nauw
verweven waren met de aandelenmarkt kwamen deze in de problemen,
hetgeen leidde tot problemen met de kredietverlening en zogenoemde
'bank runs'. Anders dan nu lieten centrale banken en overheden het toe
dat banken omvielen en kromp de geldhoeveelheid tot een derde van de
hoeveelheid in 1929. Er bestond ook geen depositogarantiestelsel zoals
nu. Dit alles heeft de crisis verergerd en ervoor gezorgd dat het
herstel lang op zich liet wachten. Van die lessen is geleerd. De
centrale banken hebben flinke hoeveelheden liquiditeiten in het
financiële stelsel geïnjecteerd en via kapitaalinjecties en
garantiestelsels hebben de centrale banken en overheden voorkomen dat
centrale spelers in het financiële systeem omvielen en dat de
kredietverlening op peil kan worden gehouden.
Ook in Europa kwam men in de problemen. West-Europa, verzwakt door de
Eerste Wereldoorlog, was sterk afhankelijk van de export. Die had
sterk te leiden onder de ontwikkelingen in de Verenigde Staten en de
protectionistische maatregelen die eerst in de VS en later ook in de
rest van de wereld werden genomen. Bovendien hadden veel landen (o.a.
Verenigd Koninkrijk en Nederland) hun munt aan het (steeds duurder
wordende) goud vastgeklonken, waardoor men steeds minder concurrerend
werd. Vergelijkbare omstandigheden doen zich thans niet voor.
Wisselkoersen zijn niet meer vastgeklonken aan goud en de fundamenten
onder de economieën in het Westen zijn een stuk steviger. Wel moet
ervoor worden gewaakt dat de verleiding tot protectionisme wordt
voorkomen.
Van de ervaringen uit de 'Great Depression' is dus het nodige geleerd.
Bijvoorbeeld, dat ingrijpen in het bankwezen bij crises wel degelijk
noodzakelijk is. Bovendien is internationale samenwerking in monetaire
en financiële aangelegenheden een vereiste met de conferentie in
Bretton Woods in 1944, waar jaren van voorbereiding aan vooraf gingen,
als duidelijke markering. We hebben er ook een lange zoektocht naar
optimaal begrotingsbeleid aan overgehouden. Ook dat heeft ons veel
geleerd. Vele landen zijn door een leerproces gegaan in de
mogelijkheden en beperkingen van stabilisatiebeleid met monetaire en
budgettaire middelen.
Financiële crises na 1970
De 'Great Depression' vond in een heel ander tijdsgewricht plaats
onder heel andere omstandigheden. Dat maakt de situatie van destijds
moeilijk vergelijkbaar. In de afgelopen decennia hebben zich, zeker na
het verlaten van de dollarstandaard in 1972, echter wel andere
financiële crises voorgedaan, al kenden die geen vergelijkbare
wereldwijde schaal.
De economen Reinhart en Rogoff hebben aan het begin van dit jaar een
analyse gemaakt van financiële crises na 1970 . Zij onderscheiden er
achttien, waarvan vijf zeer ernstig. Onder die vijf bevinden zich de
crises in het financiële systeem en de huizenmarkt in Zweden en
Finland aan het begin van de jaren negentig en de crisis rond
diezelfde periode in Japan. Aan het begin van dit jaar was nog
onduidelijk in welke categorie de huidige financiële crisis zou
passen. Enerzijds was de daling van de huizenprijzen relatief fors,
maar de terugval in aandelenkoersen en economische groei was nog
beperkt. Inmiddels lijkt het er steeds meer op dat de huidige
financiële crisis het patroon van een zeer zware crisis volgt. De
terugval in de economische groei is in een dergelijk geval gemiddeld
5% BBP. Dat betekent dat wanneer bijvoorbeeld de economische groei op
zijn hoogste punt 3% bereikt deze als gevolg van een zware financiële
crisis terugvalt naar -2%. Het herstel is bovendien langduriger dan
in een normale conjuncturele neergang. De vergelijking is met de
nodige onzekerheden omgeven. Aan de ene kant heeft de vergelijking
betrekking op financiële crises die meestal werden ingeluid of gepaard
gingen met een daling van de huizenprijzen. Dat doet zich in Nederland
niet voor. Tegelijkertijd zijn de door Reinhart en Rogoff bestudeerde
financiële crises relatief nationale gevallen. De huidige financiële
crisis kenmerkt zich door een wereldwijd karakter.
Lessen zijn er uit de individuele crises ook te trekken. De
voorbeelden van Zweden, Finland en Japan maken duidelijk dat een
economische crisis die zijn oorsprong mede vindt door problemen in de
financiële sector alleen tot herstel kan leiden wanneer die problemen
ook grondig worden aangepakt. Zo heeft de Zweedse overheid begin jaren
negentig banken snel overgenomen en gereorganiseerd. In Japan is een
dergelijke aanpak maar mondjesmaat op gang gekomen. Japan trachtte
vooral via een monetair ruimhartig beleid en budgettaire stimulansen
de economie weer op gang te krijgen. Dat ging met grote moeite en
tegen zeer hoge kosten. Japan kende, ondanks een negatieve reële
rente, een lange periode van deflatie en heeft de staatsschuld
inmiddels zien oplopen tot bijna 200% BBP.
Conclusie
Financiële crises hebben altijd een negatief effect op de economische
groei. Nederland zal daar niet van gevrijwaard blijven. Nederland is
immers een open economie die zeer afhankelijk is van de ontwikkelingen
in de rest van de wereld. De crisis treft alle handelspartners van
Nederland. Vooruitlopende indicatoren wijzen op een flinke terugval in
de groei van de wereldhandel, mogelijk zelfs krimp. Dat is sinds 1975
niet vertoond. Ook de verwachte terugval in de kredietverlening
(hogere rentes, strengere voorwaarden) drukt in Nederland de
economische groei, evenals de gedaalde aandelenvermogens van gezinnen
en pensioenfondsen. Daar staat echter tegenover dat de lagere euro en
de goedkopere grondstoffen- en energieprijzen een positief effect
zullen hebben op de economische groei. Zij houden de inflatie
bovendien per saldo laag, hetgeen ruimte biedt voor lagere officiële
rentetarieven.
De Nederlandse economie lijkt vooralsnog iets minder hard geraakt te
worden dan andere landen. Dat betekent niet dat de situatie onderschat
moet worden. Er is zonder meer sprake van een urgent probleem. Daarbij
heeft de Nederlandse economie een aantal sterke uitgangspunten. Door
een beleid dat decennialang gericht is geweest op economische
structuurversterking is er sprake van een lage werkloosheid, veel
vacatures, relatief gezonde overheidsfinanciën, een overschot op de
betalingsbalans en relatief gezonde balansen en winsten van
niet-financiële bedrijven. Bovendien is het risico op een substantiële
huizenprijsdaling op dit moment in Nederland gering.
De raming van de groei van de Nederlandse economie zal echter naar
verwachting volgend jaar flink worden bijgesteld. De meeste
internationale instanties voorzien het dieptepunt van de crisis in
2009. In 2010 zal de groei nog altijd laag liggen, maar volgens de
meeste internationale prognoses wel weer een stijgende tendens
vertonen (zie ook tabel 1). De arbeidsmarkt zal met enige vertraging
op deze ontwikkelingen reageren. Bij dit alles past de waarschuwing
dat de (neerwaartse) onzekerheid zeer groot is, zeker ook voor het
jaar 2010. Een negatieve groei is in beide jaren niet uit te sluiten.
Zeker bij een bankencrisis kan het herstel langer op zich laten
wachten dan het zich aanvankelijk voordeed.
III Kader beleidsmaatregelen
De aanpak van de gevolgen van de financiële crisis en de dreigende
teruggang van de economie in de EU vraagt wat betreft Nederland om een
beleid gebaseerd op de volgende drie hoekpunten:
1. Inzetten op een internationale, gecoördineerde (re)actie.
Nederland is een open economie. Dat heeft tot gevolg dat maatregelen
die de economie moeten stimuleren altijd een beperkt effect zullen
hebben. Niet alleen door de schaal van onze economie, maar ook doordat
effecten weglekken naar het buitenland. De Nederlandse economie is
zeer sterk verweven met het buitenland. Derhalve verdient een
internationale gecoördineerde (re)actie altijd de voorkeur. Daar komt
bij dat een internationaal gecoördineerde actie een duidelijk signaal
afgeeft naar markten en dat voorkomen moet worden dat solistisch
optreden van landen in combinatie met protectionistische maatregelen
leidt tot een verergering van de situatie. Het is van belang te
waarborgen dat Nederlandse bedrijven kunnen blijven opereren binnen
een gelijk speelveld. Parallel aan de wijze waarop de acute problemen
bij financiële instellingen waar nodig gecoördineerd werden aangepakt,
moet ook de verdere aanpak zoveel mogelijk via Europese en
internationale coördinatie plaatsvinden. De mogelijkheden moeten
worden verkend om tot enige vorm van coördinatie te komen van
maatregelen die tot het nationale domein behoren en te bezien welke
mogelijkheden het communautair beleid biedt.
De bereidheid tot coördinatie lijkt er ook te zijn, getuige de
uitkomsten van de verschillende recente EU-bijeenkomsten en de
internationale top van de G20 15 november jl. in Washington. De
Europese Unie is eensgezind in de aanpak van financiële crisis. Het
bewijs daarvan werd al geleverd tijdens de Europese Raad van 15 en 16
oktober jl. waar afspraken binnen de eurozone ten aanzien van een
stevig pakket ter versterking van de kredietwaardigheid van financiële
instellingen en het op gang houden van het geldverkeer naar en tussen
de instellingen door de voltallige Europese Unie werden onderschreven.
Eerder al waren afspraken gemaakt ten aanzien van de bescherming van
spaargelden. Onder leiding van het Frans voorzitterschap is er gekomen
tot een gecoördineerde inzet bij de G20, die de nadruk legt op het
verbeteren van het internationale toezicht en het verwijderen van
perverse elementen in het financiële systeem. De internationale
financiële architectuur zal moeten worden versterkt. Op Europees
niveau zullen nationale toezichthouders beter moeten gaan
samenwerken. Het kabinet is er voorstander van dat er op langere
termijn een Europese toezichtsstructuur wordt opgebouwd, waarin de
nationale toezichthouders onmisbaar blijven, maar tevens een centraal
orgaan nodig is (zie ook paragraaf IV). Het Kabinet is verheugd dat de
deelnemers aan de internationale topbijeenkomst van 15 november te
Washington, die samen 90% van het wereld-BNP vertegenwoordigen,
besloten tot een actieve en gecoördineerde aanpak, gericht op het
stabiliseren van de financiële markten, het dichten van gaten in
toezicht en regelgeving en het beteugelen van de gevolgen voor de
reële economie. Zij kwamen daartoe een gezamenlijk actieprogramma
overeen, met maatregelen die door de minister van Financiën nader
uitgewerkt zullen worden. In april 2009 zal een volgende
topbijeenkomst gehouden worden.
2. Koersvaste houding en de rust om de zogenaamde automatische
stabilisatoren hun werk laten doen.
In een tijd van turbulentie en onzekerheid is het belangrijk dat
overheden zorgen voor stabiliteit en vertrouwen. Verschillende
overheden, waaronder de Nederlandse, hebben ingegrepen in het
financiële systeem toen de stabiliteit van het financiële systeem in
gevaar kwam. Vertrouwen en stabiliteit betekent ook dat er niet te
snel moet worden gemorreld aan vastgestelde kaders en regels. Europees
en nationaal zijn er spelregels opgesteld omtrent het budgettaire en
monetaire beleid, maar ook ten behoeve van een gezond
concurrentiebeleid (interne markt, staatssteun). Het daaruit
voortvloeiende voorspelbare beleid vormt een belangrijke waarde in
zichzelf, omdat het zekerheid en vertrouwen biedt aan de markt. Het
zijn kaders die rekening houden met slechtere tijden. Denk
bijvoorbeeld aan de ruimte die wordt geboden aan automatische
stabilisatoren. Wanneer er druk ontstaat om af te wijken van vaste
regels en kaders moeten de (vooral korte-termijn)voordelen daarvan
worden afgewogen tegen de nadelen op de vooral langere termijn.
Derhalve is het respecteren van de begrotingsregels en van de
uitgavenkaders van belang. Zeker nu moet niet worden afgeweken van het
trendmatige groeiscenario van de economie en moeten aan de
inkomstenkant van de begroting de automatische stabilisatoren de
ruimte krijgen. Zolang het EMU-saldo zich boven de signaalwaarde uit
het coalitieakkoord van -2% BBP begeeft, is ombuigen vanwege
tegenvallers aan de inkomstenkant om zo het EMU-saldo te verbeteren,
onverstandig. Het is dan ook van belang vast te houden aan de
investeringsagenda van het kabinet, zoals vastgelegd in
coalitieakkoord en beleidsprogramma. Dat geldt eveneens voor de bij
miljoenennota gepresenteerde lastenverlichting. Ook deze
lastenverlichting zal gegeven de huidige vooruitzichten een
stabiliserende werking hebben. Tegelijkertijd komt het nu ook aan op
het respecteren van de regels van Stabiliteits- en Groeipact (SGP) en
het monetaire beleid. Het SGP biedt ruimte voor bijzondere
omstandigheden. Die kunnen worden toegepast als dat nodig is, maar
mogen niet worden misbruikt. Hetzelfde geldt voor de regels ten
aanzien van staatssteun. De naleving daarvan moet ook in mindere
tijden gewaarborgd blijven. Economische neergang mag geen excuus
vormen voor nationaal protectionisme of klassieke industriepolitiek.
Juist in een periode waarin de economie tegenzit is het van groot
belang om te blijven werken aan de verbetering van de economische
structuur. Het verbeteren van de economische structuur betekent niet
alleen aanpassingen op het gebied van arbeidsmarkt en sociale
zekerheid. Dit kabinet heeft de accenten binnen de
structuurverbetering verlegd naar maatregelen die een omschakeling
naar een innovatieve en duurzame economie bevorderen. Ook de
ruimtelijke investeringen dragen bij aan de economische
structuurversterking. Het kabinet heeft hiertoe via het MIRT, de nota
ruimte en de mobiliteitsagenda, een ambitieuze agenda neergelegd.
Tevens is een ambitieus nieuw programma ten aanzien van de reductie
van regeldruk neergelegd. Op het gebied van de sociale zekerheid
hebben vorige kabinetten forse stappen gezet, hetgeen de Nederlandse
economie duidelijk heeft versterkt. Dit laat onverlet de uitdagingen
die er nog zijn ten aanzien van het verhogen van de participatie, het
inschakelen van het onbenut arbeidspotentieel en het functioneren van
de arbeidsmarkt. Zoals ook door de commissie Arbeidsparticipatie naar
voren is gebracht zal de beroepsbevolking de komende jaren afnemen,
terwijl de dynamiek tussen sectoren toeneemt en daarmee de
inzetbaarheid van werknemers cruciaal is voor het op peil houden van
de werkgelegenheid. Om die reden zijn er, met sociale partners,
belangrijke verdere stappen gezet om de arbeidsparticipatie te
bevorderen. Het is dan ook van groot belang vast te houden aan hetgeen
in het beleidsprogramma is neergelegd en in het najaarsakkoord met
sociale partners is overeengekomen. De sociale partners hebben zich in
dat najaarsakkoord gecommitteerd aan een verantwoorde
loonontwikkeling. Relevant aspect daarbij is dat de
inflatieverwachting inmiddels lager lijkt uit te vallen dan bij
miljoenennota nog werd aangenomen. Dit is in het belang van de
concurrentiepositie van Nederland.
Een koersvaste houding dient er ook te zijn ten aanzien van
problematiek met een langere tijdshorizon. Het kabinet heeft er binnen
de Europese Unie bijvoorbeeld voor gepleit dat de financiële crisis
niet moet worden misbruikt om de ambities die er zijn bij de aanpak
van de klimaatproblematiek naar beneden bij te stellen. De
problematiek van het klimaat is van een heel andere orde dan de
financiële crisis, maar er is geen sprake van een rangorde. De aanpak
van het klimaat vergt een structurele oplossing voor de langere
termijn. Die oplossing staat los van de stand van de conjunctuur. De
aanpak van de financiële crisis mag er ook niet toe leiden dat het
opvangen van de kosten van de vergrijzing wordt verwaarloosd. De
kosten van de aanpak van de financiële crisis moeten niet in
onevenredig grote mate worden doorgeschoven naar toekomstige
generaties. Het kabinet geeft hier bijvoorbeeld inhoud aan door de
eventuele opbrengsten van de ingrepen in de financiële sector ten
goede te laten komen aan de staatsschuld.
3. Een beleidsreactie primair gericht op de oorzaak van de problemen: dus
aanpakken van financiële instabiliteit en voorkomen dat de huidige
financiële crisis zich uitstrekt tot beperking van de kredietverlening aan
gezonde instellingen en bedrijven.
Een beleidsreactie moet zich primair richten op de wortel van de
problemen. De huidige financiële crisis vindt zijn oorsprong in
structurele problemen op de financiële markten, die aan de oppervlakte
kwamen toen er problemen ontstonden met de zogenoemde 'subprime'
hypotheken in de Verenigde Staten. Het domino-effect dat daardoor
ontstond maakte duidelijk dat er veel mankeerde aan het toezicht en er
sprake was van perverse elementen in het financiële systeem. Een
internationaal gecoördineerde aanpak van die problemen heeft
prioriteit, zodat de kredietverlening aan gezonde bedrijven,
instellingen en particulieren geen gevaar loopt. Een adequate aanpak
van de financiële sector zal uiteindelijk van cruciaal belang zijn
voor de rest van de economie. In de paragraaf V wordt hier nader op
ingegaan.
Maatregelen in andere landen
Bij de mondiale topbijeenkomst in Washington van 15 november 2008,
waarop landen vertegenwoordigd waren die gezamenlijk 90% van de
wereldeconomie (uitgedrukt in BBP) voor hun rekening nemen, bleek een
belangrijk aantal aanwezige regeringsleiders van landen die
geconfronteerd zijn met een sterk terugvallende groei de bereidheid te
bestaan om budgettaire maatregelen te treffen om de binnenlandse vraag
te stimuleren. Tegelijkertijd werd nadruk gelegd op de noodzaak de
lange termijn houdbaarheid van de overheidsbudgetten te bewaken.
Tevens werd duidelijk dat er belangrijke verschillen bestaan in de
uitgangssituaties van landen en van de voorgestane beleidreacties.
In de afgelopen weken heeft een aantal landen in meer of minder
concrete termen beleidsmaatregelen aangekondigd (zie ook de bijlage).
Het beeld van deze maatregelen is dat in een groot aantal gevallen de
precieze uitwerking van de maatregelen nog niet vast staat, er
aanzienlijke verschillen zijn tussen het gekozen instrumentarium en
dat niet altijd duidelijk is of het bij de genoemde bedragen gaat om
werkelijk nieuwe allocaties. Ook door de Europese Commissie wordt
gewerkt aan een hoofdlijnenplan om de gevolgen van de financiële
crisis aan te pakken (zie ook paragraaf V). Het kabinet zal de
maatregelen uit Europa vanuit hetzelfde kader beoordelen.
Toetsingskader bij te nemen maatregelen
In het licht van de huidige inzichten ten aanzien van de economische
ontwikkelingen, heeft het kabinet op basis van de drie genoemde
hoekpunten een voorlopig kader ontwikkeld om eventuele
beleidsmaatregelen af te wegen. Deze dienen te voldoen aan de volgende
voorwaarden:
1. Het probleem waarop de maatregel is gericht, dient aantoonbaar en
direct gerelateerd te zijn aan de financiële crisis en de gevolgen
ervan, de maatregel dient bij te dragen aan een substantiële
vermindering daarvan, draagt bij aan het vertrouwen in de Nederlandse
economie en is niet langer van kracht dan nodig.
2. De maatregel dient te passen binnen de begrotingsregels en
budgettaire kaders (uitgaven- en lastenkader).
3. De maatregel is effectief en draagt bij aan versterking van de
structuur van de Nederlandse economie. Tevens worden niet onnodig
private verantwoordelijkheden en risico's bij de overheid neergelegd
(toets op marktfalen).
In paragraaf V wordt ingegaan op de concrete maatregelen die
voortvloeien uit het voornoemde toetsingskader.
IV Aanpak problematiek financiële markten
Het kabinet hecht eraan in deze brief kort stil te staan bij de aanpak
van de problematiek in de financiële markten. Zoals in de vorige
paragraaf reeds beargumenteerd is de aanpak van de problematiek op de
financiële markten cruciaal voor de mate waarop er doorwerking
plaatsvindt naar de reële economie. Het is derhalve dan ook essentieel
dat op het ingezette pad voort wordt gegaan.
EU-coördinatie: herkapitalisatie en liquiditeitssteun
Op de topbijeenkomst van landen van de Eurozone op 12 oktober
jongstleden in Parijs werd een omvangrijk, onderling samenhangend en
dekkend pakket maatregelen overeen gekomen. Het betreft maatregelen
ter versterking van de kredietwaardigheid van de financiële
instellingen (solvabiliteit) en maatregelen om het geldverkeer naar
de instellingen en tussen de instellingen weer op gang te brengen
(liquiditeit). Ook is gedurende de topbijeenkomst overeengekomen dat
het gegeven de uitzonderlijke situatie, aan financiële instanties moet
worden toegestaan hun activa te waarderen op basis van "default
assumptions", in plaats van tegen de actuele marktwaarde. Tot slot
zijn er afspraken over betere informatie-uitwisseling en afstemming
gemaakt. De afspraken van de regeringsleiders van de Eurolanden werden
enkele dagen later, bij de Europese Raad van 15-16 oktober door de
voltallige Europese Unie onderschreven. Zij vormden daarmee een
aanvulling op de eerder in de Raad Economische en Financiële Zaken
(Ecofin) overeengekomen bescherming van het spaargeld van burgers
(depositogarantiestelsels).
Het kabinet, dat reeds in een vroeg stadium heeft gepleit voor een
gecoördineerde Europese aanpak, met name inzake de kapitaalinjecties,
is ermee ingenomen dat de EU landen binnen enkele weken konden
besluiten tot een goed afgestemde aanpak, waarbij tevens afspraak
werden gemaakt over de randvoorwaarden voor de overheidsmaatregelen
(o.m. marktconformiteit, borging publiek belang, respectering
staatssteunregels etc.). Op die wijze werd een veel krachtiger
vertrouwenwekkend signaal gegeven, en tevens voorkomen dat ernstige
marktverstoringen konden optreden.
De aanpak die in Europa werd gevolgd, in belangrijke mate geïnspireerd
op de aanpak van de Scandinavische bankencrises in de jaren negentig
van de vorige eeuw, vond in de afgelopen weken ook navolging in onder
meer de VS en enkele Aziatische landen. De topbijeenkomst over de
financiële markten en de wereldeconomie van 15 november 2008
onderstreepte het belang van deze ingrepen van nationale overheden in
de financiële sector.
Aanpak in Nederland
Over het door het kabinet - als uitwerking van bovenstaande
gecoördineerde beleidsaanpak - gehanteerde beleidskader gericht op de
stabilisatie van de financiële sector in Nederland en de concrete
uitwerking hiervan is uw Kamer uitvoerig en meerdere malen
geïnformeerd. Verwezen kan worden naar o.a. de brieven van de
minister-president en/of de minster van Financiën van 10 en 21 oktober
en 5 november jl..
De omvangrijke maatregelen vinden hun noodzaak en rechtvaardiging in
het essentiële belang van een goed functionerende financiële sector
voor de economie van een land. Zonder goed lopend geldverkeer en
beschikbaarheid van kredieten zou de economie volledig tot stilstand
komen. Geconstateerd kan worden dat door de ondersteuning door middel
van herkapitalisatie en de garantieverstrekking op bancaire
kredietverlening, waarop deze week voor het eerst door een instelling
een beroep is gedaan, het vertrouwen - ook onderling - voorzichtig aan
het groeien is. Dit geeft ook vertrouwen in het vermogen van de
financiële instellingen om de kredietverlening aan bedrijven en
instellingen op peil te houden.
Waar in de sfeer van kredietverlening en herfinanciering
desalniettemin sprake mocht blijken van bijzondere problematiek, dan
is het streven van het kabinet om die problematiek zo aan te pakken
dat de gezonde en levensvatbare financiële instellingen hun rol
blijven spelen.
Verbetering toezicht, versterking financiële architectuur
Teneinde een herhaling van de huidige crisis te voorkomen acht het
kabinet het van groot belang om met voorrang te werken aan een
versterking van de internationale financiële architectuur. Op Europees
niveau betreft het dan onder meer het toezicht op de financiële
sector. Nederland staat daar een twee stappen benadering voor. Nu
direct kan de samenwerking tussen de nationale toezichthouders worden
verbeterd. Door middel van 'peer review' kunnen de lidstaten elkaar
scherp houden. Daarbij is Nederland ervoor om het toezicht langs
functionele lijnen te organiseren. Ook kan direct een impuls worden
gegeven aan de vorming van colleges van toezichthouders voor alle
grensoverschrijdende financiële instellingen. De Ecofin heeft hiertoe
besloten. En nationale toezichthouders dienen de Europese dimensie
meer in hun werkzaamheden te betrekken. En de arrangementen voor
crisismanagement kunnen worden verbeterd, in lijn met de conclusies
van de Europese Raad van 15-16 oktober jl. Voor de iets langer
termijn is het Kabinet voorstander van een echte Europese
toezichtstructuur. Daarin zullen de nationale toezichthouders een
essentiële rol moeten spelen, maar er is ook een sterk centraal orgaan
nodig. Belangrijke input aan de uitwerking van deze beginselen kan
worden geleverd door de groep onder leiding van oud-IMF-topman De
Larosière. Ook oud-minister van Financiën Ruding zal, zoals bekend,
zitting nemen in deze groep.
Op de top van Washington van 15 november jongstleden bestond brede
overeenstemming dat de gaten in regelgeving en toezicht op de
financiële markten moeten worden gedicht. In het actieplan dat aan de
slotverklaring is gehecht wordt een groot aantal deelonderwerpen
genoemd, zoals transparantie en verantwoording, herziening van de
wetgeving, bevordering van de integriteit in de financiële sector, en
versterking van de internationale samenwerking. De nationale overheden
leggen er zich op vast om op deze punten actie te ondernemen. Voor de
EU-landen betreft het, zoals ook in het bovenstaande bleek, dikwijls
actie op gemeenschappelijk niveau.
Daarnaast bestond in Washington overeenstemming dat de internationale
financiële architectuur herzien moet worden. Een aantal landen,
waaronder Nederland, pleitte voor een verbreding van de activiteiten
van het Internationaal Monetair Fonds, zodat die organisatie ook een
centrale rol zou krijgen bij het versterken van de stabiliteit van de
financiële sector. In de tweede plaats bepleitten met name de
opkomende economieën een verbreding van het lidmaatschap van het
Financial Stability Forum en een versterking van de legitimiteit van
IMF en Wereldbank. Voorts was er brede overeenstemming dat het IMF en
de Wereldbank van voldoende middelen verzekerd moesten zijn om in de
huidige omstandigheden hun rol te kunnen spelen.
V Aanvullend beleid
Het kabinet realiseert zich dat de omstandigheden waarin ons land zich
thans bevindt uitzonderlijk zijn. Het kabinet was genoodzaakt stevig
in te grijpen in de financiële sector om de stabiliteit te garanderen.
De economische vooruitzichten vergen nu, in de ogen van het kabinet,
ook een stevig beleidsreactie. Daarbij komt het kabinet in aanvulling
op de reguliere begrotingscyclus met concrete maatregelen. Gelet op de
grote onzekerheden over de doorwerking van de onrust op de financiële
markten op de reële economie - internationaal en nationaal - hebben
kabinet en sociale partners in het vroege voorjaar met elkaar
afgesproken de economische ontwikkelingen nauwlettend te volgen en
elkaar voortdurend te informeren. De laatste weken zijn de gesprekken
die plaatsvinden begrijpelijkerwijs geïntensiveerd. De inzet van het
kabinet is om met sociale partners in goed overleg te blijven om zo -
naar vermogen - tijdig en adequaat op de huidige economische
omstandigheden, en zich mogelijk nog aandienende nadere economische
ontwikkelingen, te kunnen reageren.
Het kabinet heeft mogelijke maatregelen beoordeeld aan de hand van het
toetsingskader, zoals beschreven in paragraaf 3. In de visie van het
kabinet is het derhalve noodzakelijk maatregelen te nemen op de
volgende terreinen:
1. Verdere ondersteuning kredietverlening en liquiditeitsproblematiek.
2. Arbeidsmarkt
3. Mogelijke intensivering en versnelling van investeringen in
duurzame groei.
Reeds getroffen maatregelen.
In de huidige omstandigheden ligt de weg vooruit naar de mening van
het kabinet in koersvastheid en in een in de eerste plaats bestendig
uit te voeren begrotingsbeleid. Het trendmatige begrotingsbeleid houdt
voor de komende jaren via de werking van de automatische
stabilisatoren aan de inkomstenzijde van de begroting een stevige
impuls in. Dit komt tot uiting in een verslechtering van het
feitelijke EMU-saldo.
Daarenboven kent het beleidsprogramma van het kabinet een stevige
investeringsagenda gericht op economische structuurversterking en
duurzame groei. Uitvoering hiervan legt een stevig fundament onder
economische activiteit voor de komende jaren, en houdt op termijn een
versteviging van de economische structuur en groeimogelijkheden in.
Het kabinet zal alles op alles zetten om vertraging bij de uitvoering
te voorkomen, en om zekerheid te bieden over de verdere planning.
Tot slot zal de lastenondersteuning van EUR 1,5 mld zoals die in de
begroting voor volgend jaar besloten ligt, zijn uitwerking hebben.
Waarbij een verantwoorde loonontwikkeling inmiddels alleen maar verder
aan belang heeft gewonnen. Het kabinet is dan ook verheugd over de
afspraken met en tussen sociale partners hierover tijdens het laatste
najaarsoverleg. Het kabinet heeft hier haar bijdrage aan geleverd door
de BTW niet te verhogen en de WW premies voor werknemers tot nul te
reduceren. En heeft er vertrouwen in dat naar de toekomst toe sociale
partners rekening houden met de lagere inflatieverwachting. Dit komt
onze concurrentiepositie ten goede.
Met de financiële sector werkt het kabinet thans in de eerste plaats
aan het noodzakelijke herstel van vertrouwen in de financiële markten,
waarin gezonde financiële instellingen hun functie om het
bedrijfsleven van kredieten en de burger van bijvoorbeeld hypotheken
te voorzien vervullen. De inzet van het kabinet om dit te
bewerkstelligen is in paragraaf IV van deze brief reeds toegelicht. De
genomen maatregelen grijpen aan bij financiële instellingen zelf. De
effectiviteit van deze maatregelen zal de komende tijd worden bezien.
Een betere governance waaronder aandacht voor evenwichtige
beloningsverhoudingen kan ook structureel een belangrijke bijdrage
leveren aan een verantwoord risicomanagement en vertrouwensherstel.
Internationaal draagt het kabinet bij aan de gedachtevorming en
besluitvorming over een versterking van de financiële architectuur.
Het kabinet kan zich ook goed voorstellen dat op Europees niveau tot
afspraken wordt gekomen om de mogelijkheden tot strafrechtelijk
optreden tegen financiële criminaliteit verder aan te scherpen.
Aanvullende maatregelen waartoe thans is besloten.
Verdere ondersteuning kredietverlening en liquiditeitsproblematiek
Willekeurige of vervroegde afschrijving
De liquiditeit- en financieringsbehoefte van bedrijven die voor
vervanging- of uitbreidingsinvesteringen staan, kan worden gemitigeerd
door eenmalige (her)introductie van het instrument van willekeurige
of vervroegde afschrijving beperkt tot bepaalde activa. Het kabinet
kan zich goed voorstellen dat in de huidige situatie de voorkeur van
het bedrijfsleven uitgaat naar gerichte fiscale ondersteuning. Het
kabinet is bereid de middelen die beschikbaar zijn voor de zogenaamde
rente-box indien deze vrijvallen in 2009 en 2010 (deels) hiervoor aan
te wenden. Het voorstel houdt in dat de afschrijving in twee jaar
plaatsvindt, dus ten hoogste 50% in een kalenderjaar. Het voorstel is
relevant voor alle bedrijfsmiddelen met enkele uitzonderingen.
Samenloop met willekeurige afschrijving voor startende ondernemers en
willekeurige afschrijving milieubedrijfsmiddelen is niet mogelijk.
Deze maatregel leidt tot een incidentele vermindering van de afdracht
van belastingen (tijdelijke en incidentele belastingverlaging) in
2009-2010 en hiermee tot een directe liquiditeitsimpuls voor het
bedrijfsleven van een kleine 2 mld euro. Het resterende budget van de
renteboxgelden 2009 en het totale budget van de renteboxgelden 2010
worden ingezet voor verlaging van het MKB-tarief van de tweede schijf
in de vennootschapsbelasting van 23% tot 20% voor de jaren 2009 en
2010. Dit tarief geldt tot een bedrag tot EUR 200.000. Daarmee zijn in
beide jaren de eerste en tweede schijf aan elkaar gelijk. Gegeven het
tijdelijke karakter van het effect op het feitelijke EMU-saldo
2009-2010 van deze maatregel zal het eventuele bereiken van de
signaalwaarde van 2% tekort uit dien hoofde op zichzelf geen
aanleiding zijn tot nadere maatregelen.
Vervroeging van betalingstermijnen door de overheid
Vervroeging van betalingstermijnen door de overheid kan eveneens een
bijdrage leveren aan een geringere financieringsbehoefte bij het
bedrijfsleven. Ook hiertoe is het kabinet bereid en zal het een beroep
doen op medeoverheden om eveneens waar mogelijke betalingstermijnen te
verkorten.
Risico-aversie financiële instellingen
De inzet van het kabinet is dat banken en verzekeraars hun functie als
kredietverstrekker aan burgers en bedrijven en overige organisaties en
instellingen (kunnen) blijven vervullen. De inzet van het kabinet om
dit te bewerkstelligen is in paragraaf IV van deze brief reeds
toegelicht. Het kabinet volgt nauwlettend of, als direct gevolg van de
onzekerheden bij banken en verzekeraars, de financiële markten nu
voldoende open staan voor bedrijven. Hierbij is het van belang om in
ogenschouw te nemen dat het aanscherpen van acceptatiecriteria door
banken direct samenhangt met de terechte herwaardering van risico's.
Terecht, aangezien met de kredietcrisis juist is aangetoond dat er te
veel risico's zijn genomen in de financiële sector. Zodra blijkt dat
de aanscherping van acceptatiecriteria niet een gevolg is van een
reële herwaardering van risico's maar van doorgeschoten
risico-aversie, dan overweegt het kabinet aanvullende maatregelen,
binnen de uitgangspunten dat de risico's door de financiële sector
worden getoetst en de financiële risico's in elk geval deels door de
sector gedragen. Het kabinet zal op basis van input van DNB monitoren
in hoeverre sprake is van doorgeschoten risico-aversie.
Groeifaciliteit
Een mogelijke maatregel die dan aan de orde kan komen betreft
uitbreiding van de bestaande groeifaciliteit, waarbij uitgegaan wordt
van een regeling met een vangnetkarakter, kostendekkende premie met
reële risico-opslag en een maximaal garantieplafond van EUR 1,5 mld.
Gelet op het voorgenoemde principe dat de overheid niet zelf overgaat
tot kredietverlening en kredietbeoordeling overweegt het kabinet geen
maatregelen die gericht zijn om directe financiële banden aan te gaan
met het bedrijfsleven, buiten de financiële instellingen om,
bijvoorbeeld door middel van het rechtstreeks verwerven van securities
als commercial paper.
Onderzocht wordt of er een tijdelijke rol voor de Staat kan liggen in
segmenten van de exportkredietverzekeringsmarkt voor handel met het
buitenland die tot voor kort door de markt bediend konden worden.
Verder blijkt dat de door de Staat verzekerde exportkredieten moeilijk
te financieren zijn. Onderzocht wordt of dit door een juridische
aanpassing kan worden ondervangen. Het moeilijk beschikbaar komen van
leverancierskredieten voor binnenlandse handel heeft onze aandacht.
Zorg
In de zorg zal de minister van VWS in overleg treden met
zorginstellingen, banken waaronder de BNG en het Waarborgfonds voor de
Zorg om na te gaan of er in deze sector - lopende de gefaseerde
invoering van meer marktwerking in de curatieve zorg en de
zorgzwaartebekostiging in de hele langdurige zorg - sprake is van
extra onzekerheden en onduidelijkheden en of dat aanleiding geeft tot
eventuele maatregelen. Een en ander zal plaatsvinden tegen de
achtergrond van de motie-Van der Veen c.s. inzake de immateriële vaste
activa. Een soortgelijke verkenning zal plaatsvinden door de minister
voor Jeugd en Gezin op zijn domein.
Spaarloon
De staatssecretaris van Financiën zal de wenselijkheid bezien om op
enig moment, in het licht van de ontwikkeling van de
consumentenbestedingen, ingelegde gelden uit hoofde van de
spaarloonregeling te deblokkeren.
Arbeidsmarkt
Mobiliteitscentra
De huidige arbeidsmarkt kent, ondanks de omslag die nu zichtbaar is,
nog steeds een zeer groot aantal vacatures. In diverse sectoren hebben
werkgevers ook nu nog moeite om gekwalificeerd personeel te vinden.
Het lijkt voor de komende periode onvermijdelijk dat de conjuncturele
terugval zal resulteren in ontslagen en een werkloosheidspercentage
dat zal oplopen ten opzichte van het zeer lage niveau nu. Onveranderd
is er echter de onderliggende, structurele trend waarbij het
arbeidsaanbod als gevolg van een verouderende beroepsbevolking onder
druk staat. Vooral daardoor zal ook in de komende periode in een
aantal sectoren, met name een aantal publieke sectoren en sectoren die
te maken hebben met een relatief oud personeelbestand, behoefte
blijven bestaan aan nieuw personeel. In die context - oplopende
werkloosheid en structurele krapte - is het van het grootste belang
dat de arbeidsmarkt goed blijft werken en het aanpassingsproces
optimaal verloopt. Alleen dan wordt bereikt dat mensen die hun baan
verliezen snel doorstromen naar bedrijven of sectoren waar grote
behoefte bestaat aan hun inzet. Hierbij valt ook te denken aan voor de
publieke dienstverlening belangrijke sectoren als de zorg, het
onderwijs, de politie of de krijgsmacht. Dat is goed voor de
arbeidsmarkt, maar ook voor de mensen om wie het gaat.
Gegeven die context verdient het aanbeveling om versterkt in te zetten
op werkzekerheid. De actuele ontwikkelingen benadrukken alleen maar
het belang van het huidige kabinetsbeleid dat daarop gericht is.
Mensen die door de huidige economische ontwikkeling werkloos (dreigen
te) raken, moeten zo snel mogelijk aan een nieuwe baan worden
geholpen. De huidige arbeidsmarktsituatie biedt voldoende ruimte om
mensen van werk naar werk te begeleiden. Het kabinet wil dit beleid nu
extra ondersteunen door de inzet van mobiliteitscentra. De positie van
flexwerkers verdient hierbij bijzondere aandacht. Mobiliteitscentra
zijn tijdelijke publiek-private samenwerkingsvormen met als doel snel
en tijdig de dienstverlening te kunnen intensiveren om gedwongen
ontslagen zo veel mogelijk te voorkomen. Met werkloosheid bedreigde
werknemers worden begeleid naar nieuw werk of tijdelijk gedetacheerd
bij andere werkgevers. Ook het bieden van scholing vergroot het
perspectief op een nieuwe baan. De basisinfrastructuur van
mobiliteitscentra moet snel kunnen worden toegespitst op iedere
situatie. Hierbij is het onderscheid tussen verschillende niveaus
(lokaal, regionaal, landelijk en sectoraal) van belang maar eveneens
de koppeling tussen deze niveaus.
Op basis van reeds opgedane ervaringen zullen gericht op de situatie
van het bedrijf of de grotere regio mobiliteitscentra worden ingericht
met de betrokken partners op lokaal, regionaal, landelijk of sectoraal
niveau. Het UWV en CWI is gevraagd de organisatie van de
mobiliteitscentra op zich te nemen in samenwerking met alle relevante
partners (publiek en privaat). De minister van SZW zal in een aparte
brief nader ingaan op de uitwerking van de mobiliteitscentra.
Werktijdverkorting (WTV)
Het belangrijkste uitgangspunt van het beleid blijft dus ook de
komende periode het bevorderen van werkgelegenheid en werkzekerheid
door het stimuleren van doorstroming op de arbeidsmarkt. Het kabinet
realiseert zich echter dat de huidige situatie gepaard gaat met een
mate van onzekerheid over de economische ontwikkeling die - zeker op
korte termijn - aanmerkelijk groter is dan normaal. Gegeven deze zeer
grote onzekerheid, dreigen overreacties in de economie. Daarbij kunnen
ook gezonde bedrijven in problemen komen, doordat zij te maken krijgen
met cumulatie van - acute en zeer grote - vraaguitval en een
terughoudende kredietverstrekking door financiële instellingen. Bij
een terughoudende kredietverstrekking is het voor bedrijven moeilijk
een tijdelijke terugval te financieren. Dit zou onder meer kunnen
betekenen dat bedrijven meer mensen ontslaan dan uiteindelijk nodig
blijkt te zijn. Om zulke overreacties, en het daarmee gepaard gaande
verlies aan werkgelegenheid en menselijk kapitaal te helpen voorkomen,
wordt de bestaande WTV-regeling eenmalig, tijdelijk en onder
voorwaarden opengesteld. Op deze wijze worden werkgevers in de
gelegenheid gesteld de eerste periode van acute vraaguitval te
overbruggen. Het oogmerk is dat werkgevers op deze manier een meer
duurzame reactie kunnen bepalen in termen van bedrijfsomvang en
werknemersbestand, zonder dat daarbij de tijdsdruk en de gebrekkige
informatie die samenhangen met de invloed van een directe calamiteit,
een verstorende rol hoeven te spelen.
De regeling is nadrukkelijk niet bedoeld om structurele aanpassingen
te voorkomen, maar uitsluitend om het bepalen van de juiste
structurele aanpassing te accommoderen. Zo blijft het normale
bedrijfsrisico liggen waar het hoort, bij bedrijven. Mocht blijken dat
een bedrijf te maken heeft met een structurele omzetdaling, dan zullen
de normale aanpassingsmechanismen in de economie hun werk moeten
kunnen doen. Het kabinet stelt hiervoor EUR 200 mln beschikbaar. De
minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal zorg dragen dat
misbruik wordt voorkomen en de regeling binnen het beschikbaar
gestelde plafond blijft. De minister van SZW zal in eerder genoemde
brief ook ingaan op de nadere invulling van de opengestelde
WTV-regeling.
Mogelijke intensivering en versnelling van investeringen in duurzame groei.
Investeringen en versnelling van investeringen in duurzame groei
Om tijdig voorbereid te zijn op de eventuele wenselijkheid van een
mogelijke intensivering en versnelling van investeringen - in de loop
van 2009 en volgende jaren - in de sfeer van infrastructuur en overige
versterking van duurzame economische ontwikkeling waaronder
investeringen in innovatie en energiebesparing zal het kabinet hiertoe
de technische mogelijkheden inventariseren. Dit alles binnen de
begrotingsregels, bijvoorbeeld indien door onderuitputting ruimte
onder het uitgavenkader ontstaat. zich Het kabinet onderkent verder
dat in de huidige economische situatie het wegnemen van procedurele
belemmeringen van extra betekenis is met het oog op het versnellen van
private investeringen.
Concreet betreft het hier o.a. de uitvoering van de aanbevelingen van
de Commissie Elverding en voortvarende uitvoering van de motie Van
Geel en het mogelijk naar voren halen van onderhoud aan (vaar)wegen en
het versneld aanbesteden van infrastructurele werken. Het kabinet
roept de decentrale overheden op ook op hun terrein de mogelijkheden
voor versnelling van investeringen te bezien.
(Woning)bouw
Het Beleidsprogramma van het kabinet kent een ambitieuze
bouwtaakstelling. Bijzondere aandacht verdient dan ook de bouw- en
woningsector. In de eerste plaats omdat in deze sector
kredietfinanciering, vertrouwenseffecten en een grote
conjunctuurgevoeligheid samenkomen. Tegelijkertijd echter is in de
bouw nog steeds - zeker op deelmarkten - sprake van een overspannen
arbeidsmarkt en een overwegend nog goed gevulde orderportefeuille.
Het kabinet zal de ontwikkelingen in deze sector op de voet volgen en
tegelijkertijd gemeenten oproepen om woningbouwprocedures te
versnellen/ minder gecompliceerd te maken.
Het ligt in de rede om als aanvullende beleid onder ogen moet worden
gezien als eerste - binnen verantwoorde kaders - te kijken naar de
effectiviteit van mogelijk verscherpte inzet van het huidige
instrumentarium in de woningsector.
Europese en internationale trajecten
De Europese Commissie werkt aan een voorstel voor een hoofdlijnenplan
ten aanzien van de gevolgen van de financiële crisis voor de reële
economie. Dat zal op 26 november a.s. worden gepresenteerd. De inhoud
van het voorstel staat nog niet vast. Vooralsnog heeft de Commissie
laten weten dat element worden overwogen als:
1. Het benadrukken van het belang van het Stabiliteits- en Groeipact
en de randvoorwaarden voor de flexibiliteit die het Pact biedt bij
uitzonderlijke omstandigheden.
2. Een versnelling van de besteding van delen van de structuur- en
cohesiefondsen, zonder daarbij de Financiële Perspectieven ter
discussie te stellen,
3) Speciale faciliteiten bij de Europese Investeringsbank.
Voorts zal op Europees niveau het beleid gericht op economische
structuurversterking (Lissabonstrategie) en duurzaamheid krachtig
moeten worden voortgezet. De Commissie heeft hierbij nadrukkelijk
aangetekend dat het door haar voorgestelde pakket nog in beweging is,
ook gezien het tempo van de internationale economische
ontwikkelingen. Wanneer de Commissie eenmaal haar voorstellen heeft
gedaan, zal daarop een discussie tussen de lidstaten volgen. Dit
geldt temeer omdat een belangrijk deel van het beleidsinstrumentarium
tot de nationale bevoegdheden behoort. Vermoedelijk zullen de Europese
Raad van 11-12 december en de Europese voorjaarsraad in maart 2009
belangrijke beslismomenten zijn.
Het kabinet juicht internationale coördinatie op dit punt toe. Behalve
binnen de EU worden ook noodzakelijke besprekingen gevoerd binnen
bijvoorbeeld de G20 en de WTO (in het kader van de Doha-ronde).
Uiteindelijke maatregelen in Europees verband dienen recht te doen aan
het beginsel van subsidiariteit, aan te sluiten bij de
Lissabonstrategie en in lijn te zijn met het SGP.
Slot
De reeds genomen en thans te nemen maatregelen worden in hoge mate
gekenschetst door wat een liquiditeitsimpuls mag worden genoemd. Met
deze maatregelen, passend binnen de regels van het trendmatig
begrotingsbeleid, alsmede met het nauwlettend volgen van de
economische situatie en de te verrichten verkenningen, hoopt het
kabinet bij te dragen aan herstel van vertrouwen en het in stand
houden van blijvend perspectief op werkzekerheid. Het kabinet kan dit
niet alleen. Allen die een eigen verantwoordelijkheid hebben voor een
gezonde economische ontwikkeling van ons land, burgers, bedrijven,
sociale partners, mede-overheden, dragen hieraan bij. Het streven moet
erop zijn gericht om nog sterker uit deze huidige moeilijke
economische situatie te komen.
Bijlage Maatregelen in andere landen
* In Duitsland is begin november voor 2009 en 2010 een pakket aan
maatregelen vastgesteld. Maatregelen zijn financiering en
garanties voor het MKB (onder meer door vervroegde afschrijving
voor investeringen in outillage), beperkte (fiscale) ondersteuning
van de auto-industrie en bescherming van banen (via
van-werk-naar-werk-trajecten) en een beperkte uitbreiding van de
zogenoemde regeling 'Kurzarbeitergeld'. Het begrotingstekort neemt
in deze jaren met 0,5% BNP toe.
* Frankrijk heeft maatregelen genomen om onder meer bedrijven te
ontlasten, bijvoorbeeld door het toestaan van het later afdragen
van belastingen en sociale premies. Met banken en verzekeraars
zijn afspraken gemaakt dat kredietaanvragen van bedrijven met
voorrang worden behandeld en dat banken die gebruik willen maken
van (staats)garanties op interbancaire leningen worden verplicht
hun kredietverlening uit te breiden.
* Het Verenigd Koninkrijk maakt volgende week haar pre-budget report
bekend, waarin naar verwachting een aantal maatregelen ter
ondersteuning van de reële economie is opgenomen.
* Begin november is door Italië de hoofdlijnen van een plan
gepresenteerd. Het gaat om een garantiefonds van EUR 650 miljoen
voor leningen aan het MKB, het versneld uitvoeren van het
innovatieprogramma Industria2015, waarbij in de sectoren duurzame
mobiliteit en energie-efficiëntie tussen nu en het eind van dit
jaar EUR 380 miljoen beschikbaar komt, en het vrijgeven van
subsidies voor energiebesparingen in huishoudens en de bouw ter
waarde van EUR 750 miljoen.
* In België zijn ondernemingsklimaat, innovatie en exportbevordering
gewestelijke bevoegdheden. De Vlaamse regering verruimt de
waarborgregeling voor het MKB (vergelijkbaar met de Nederlandse
Bbmkb) en versnelt en verruimt waar mogelijk investeringsplannen.
* Spanje heeft begin november een steunpakket voor de reële economie
aangekondigd. De overheid neemt vanaf 1 jan 2009 twee jaar lang de
helft van de hypotheeklasten over van Spaanse huizenbezitters met
economische problemen, waaronder zelfstandige ondernemers die hun
zaak hebben moeten sluiten. De hulp is beschikbaar voor mensen met
een hypotheek lager dan EUR 170.000. Daarnaast heeft Spanje een
plan gepresenteerd om de arbeidsmarkt te stimuleren, met o.a. een
maatregel waarbij werkgevers een bonus van EUR 1500 ontvangen voor
elke werknemer met een gezin die ze aannemen.
* De Verenigde Staten hebben in september al EUR 25 miljard
toegezegd aan de autosector, m.n. in de vorm van leningen voor
meer energie-efficiënte auto's. Het duurt echter enige tijd
voordat deze leningen beschikbaar zijn i.v.m. met vereiste
regelgeving. Gezien de acute problemen heeft de autosector om nog
eens $ 25 mld. gevraagd, gefinancierd uit het financiële noodfonds
van $ 700 mld. Hierover is nog geen besluit genomen, maar dit zou
een verruiming van de reikwijdte van dit noodfonds betekenen van
louter financiële instellingen naar bedrijven in de reële
economie. Daarnaast hebben de VS eind oktober de Commercial Paper
Funding Facility (CPFF) ingesteld, een garantiestelling door de
FED voor leningen van gezonde bedrijven die moeilijk aan krediet
kunnen komen.
* In China is een investeringspakket t.w.v. $ 589 mld. aangekondigd,
met name gericht op infrastructuur en de energie- en staalsector.
Belangrijkste doel is behoud van werkgelegenheid. Daarnaast tracht
de Chinese overheid de concurrentiepositie te waarborgen d.m.v.
exportsubsidies (export tax rebates).
Ministerie van Algemene Zaken