Duurzame visserij
21 november 2008 - kamerstuk
Kamerbrief met antwoorden op vragen van de `commissie voor de
rijksuitgaven' naar aanleiding van het rapport van de Algemene
Rekenkamer. Dit rapport concentreert zich op de Noordzee kottersector.
Geachte Voorzitter,
Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen, die de commissie voor de Rijksuitgaven
heeft gesteld naar aanleiding van het rapport Duurzame Visserij van de Algemene
Rekenkamer.
1
Hoofdconclusie van het rapport van de Algemene Rekenkamer (ARK) is dat het
Nederlandse visserijbeleid vanuit ecologische optiek niet streng genoeg is, wordt hiermee
niet eigenlijk Europees visserij beleid bedoeld? En waar staat Nederland als het gaat om
uitvoering van het Europees visserijbeleid ten opzichte van andere lidstaten?
Het rapport van de Algemene Rekenkamer concentreert zich op het beleid voor de
zeevisserij, en dan met name het beleid voor de Noordzee kottersector. Dit beleid is de
exclusieve competentie van de Europese Gemeenschap. In die zin is het inderdaad terecht
om in de conclusie van het 'Europese visserijbeleid' te spreken. Wel is het zo dat bepaalde
onderdelen van het beleid door de lidstaten worden uitgevoerd, waarbij een zekere mate
van beleidsvrijheid aan de orde is. Zo kent het quotabeleid geen nationale speelruimte,
maar wordt bij het beleid ter stimulering van de innovatie in de sector, de lidstaat wel de
nodige vrijheid gegeven.
In het onderzoek is geen vergelijking gemaakt tussen de uitvoering van het beleid in de
verschillende lidstaten. Uit recent onderzoek van de Europese Rekenkamer en de Europese
Commissie naar de naleving van de regels van het Europese visserijbeleid, blijkt dat
Nederland relatief gunstig afsteekt in vergelijking met andere lidstaten.
2
Doordat het wetenschappelijk advies van ICES een onzekerheidsmarge kent van ongeveer
30-40% naar boven en naar beneden en het gegeven dat met het rapport van de ARK
wordt gesteld dat de onzekerheid over de juistheid van de schatting, wanneer dat zo
uitkomt, door de vissers en de lidstaten gebruikt wordt om de juistheid van de TAC's en
quota in twijfel te trekken, hoe dienen de conclusies en aanbevelingen van het ARK
rapport dan te worden geïnterpreteerd? Op welke wijze speelt de Europese Commissie in
op het ontbreken van adequate wetenschappelijke informatie en/of wetenschappelijke
informatie met ruime onzekerheidsmarges? Worden alternatieven, om te komen tot
kleinere onzekerheidsmarges in de wetenschappelijke gegevens, onderzocht?
Onzekerheden zijn onvermijdelijk waar paaistand en visserijsterfte moeten worden
geschat op basis van verschillende gegevenssets. Het EU-visserijbeheer anticipeert op die
onzekerheden door te werken met veiligheidsmarges voor de paaistand en de visserijsterfte:
de voorzorgbenadering. Die wordt al jaren gehanteerd.
Voor het TAC-advies kijkt men dus niet naar de biologisch bepaalde ondergrens van de
paaistand, maar naar een veel hogere paaistand, het voorzorgniveau, dat men wil
bereiken. De lat ligt dus hoger en daarmee de TAC lager. Voor schol en tong ligt het
voorzorgniveau wel 40% hoger en voor kabeljauw zelfs meer dan 100% hoger.
Biologisch minimum en voorzorgniveau bij drie vissoorten (tonnen).
Vissoort Biologisch minimum Voorzorgniveau
Schol 160.000 230.000
Tong 25.000 35.000
Kabeljauw 70.000 150.000
Waar mogelijk wordt gewerkt aan betrouwbaarder schattingen voor visstand en visserijsterfte
(= vangst/bestand). Maar die schattingen moeten om technisch-wetenschappelijke
redenen wel verlopen via reconstructies aan de hand van ontwikkelingen in de totale
aanvoer en in de vangst per trek, plus een reeks van aannames. En dat brengt een
structurele onzekerheid met zich mee. Voor een TAC-advies wordt het nog moeilijker,
want dan moet er ook gerekend worden met de jonge aanwas van dit moment die in de
toekomst gaat bijdragen aan de nog te bevissen visstand.
De Europese Commissie werkt wel aan kwaliteitsgaranties voor de gegevens die de
verschillende landen moeten aanleveren, waarop de uiteindelijke schattingen dan weer
zijn gebaseerd. Vanaf 2009 werkt men met de nieuwe data collectie verordening, die moet
zorgdragen voor een verbetering van de gegevens, onder andere discards (teruggooi).
Deze vis zou anders aan de modelschattingen ontsnappen.
Op basis van de adviezen van de internationale biologen, doet de Commissie een voorstel
voor aanpassing van de TACs voor het komende jaar. Hierbij hanteert zij elf regels. Deze
staan in de beleidsverklaring van de Commissie die jaarlijks in juni wordt gepresenteerd
aan de Raad (COM(2008) 331). De Commissie reduceert de TACs met maximaal 15%, indien
er geen wetenschappelijke adviezen voorhanden zijn.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
21 november 2008 Viss. 2008/5895 3
3
Waarop is de onzekerheidsmarge gebaseerd? Is bijvoorbeeld het klimaateffect
meegenomen.
Zie het antwoord op vraag 2.
De onzekerheidsmarges in de paaistand na het opvissen van de geadviseerde TAC worden
niet groter of kleiner door het klimaat.
4
Wordt binnen het beleidsprogramma Biodiversiteit de link gelegd tussen natuur- en
visserijbeleid?
Ja.
Het kabinet streeft binnen de Nederlandse wateren en voor Nederlandse schepen in
internationale wateren naar duurzaam behoud en gebruik van mariene hulpbronnen
overeenkomstig de internationale normen. Duurzame visserij en het aanwijzen van te
beschermen gebieden zijn hierbij de belangrijkste aandachtspunten. Ik verwijs verder naar
het hoofdstuk mariene biodiversiteit en visserijketens uit het beleidsprogramma.
5
Kan uiteengezet worden welke soorten het betreft waarvan zelfs meer dan 90% van de
voortijdig sterft door de boomkorkottervisserij?
Vooropgesteld kan worden dat alles dat wordt aangeland (aan land wordt gebracht)
voortijdig sterft. Wat betreft het deel van de vangst dat niet wordt aangeland, maar op zee
overboord wordt gespoeld, de zogenaamde "discards" moet een indeling gemaakt
worden tussen vis en invertebraten (ongewervelde dieren). De tabel hieronder geeft een
overzicht van de soorten aan waarvan het sterftepercentage bekend is na te zijn gevangen
door een boomkorschip.
Bron: RIVO-DLO rapport C003/98
Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Mortaliteit (%)
Invertebraten
Acanthocardia echinata Gedoornde Hartschelp 49
Aphrodita aculeata Zeemuis 6
Arctica islandica Noordkromp 88
Asterias rubens Gewone Zeester 6
Astropecten irregularis Kamster 11
Cancer pagurus Noordzeekrab 66
Corystes cassivelaunus Helmkrab 67
Liocarcinus spp. Zwemkrabben 60
Ophiura sp. Slangsterren 21
Pagurus bernhardus Heremietkreeft 25
Spisula spp. Strandschelpen 26
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
21 november 2008 Viss. 2008/5895 4
Vis
Limanda limanda Schar 100*
Pleuronectes platessa Schol** 96*
Solea solea Tong** 100*
Triglidae spp. Ponen 97*
Gadus morhua Kabeljauw 100*
Merlangius merlangus Wijting 100*
* Meer dan 90% mortaliteit.
** On the survival of plaice and sole discards in the otter-trawl and beam-trawl fisheries
in the North Sea. F.A. van Beek. P.I. van Leeurwen and A.D. Rijndorp.1990. Netherlands
Journal of Sea Research 26 (1): 151-160. geeft aan dat 5-10% van zowel tong als schol
overleeft na te zijn gevangen door een boomkorschip.
6
Is het waar dat de Maximum sustainable yield (MSY) norm al wordt toegepast op de
scholen tongbestanden in de Noordzee? Kan uiteengezet worden met hoeveel % de
toegestane vangsthoeveelheden nog terug moeten worden gebracht totdat deze soorten
zich binnen veilige biologische grenzen bevinden?
Het meerjarenplan voor schol en tong in de Noordzee is er in zijn tweede fase op gericht
de exploitatie van tong en scholbestanden te garanderen op basis van het beginsel van de
maximale duurzame opbrengst. In de eerste fase wordt de visserijsterfte jaarlijks met 10%
verlaagd totdat beide bestanden binnen veilig biologische grenzen zijn gebracht. Dit
betekent niet automatisch dat de toegestane vangstmogelijkheden jaarlijks worden
gereduceerd. De omvang van de toegestane vangsthoeveelheden is namelijk afhankelijk
van de ontwikkeling van het paaibestand en het niveau van de visserijsterfte.
7
Kan uiteengezet worden welke voorstellen in 2002 in het vooruitzicht zijn gesteld om de
problematiek van bijvangst en teruggooi (discards) te beperken?
Nederland heeft er in aanloop naar de herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid
(GVB) in 2002 voor gepleit om de communautaire gedachtevorming over de
omvang van de daadwerkelijk gevangen hoeveelheden (onder)maatse vis tot
maatschappelijk aanvaardbare proporties terug te brengen. Van die lijn is sindsdien niet
afgeweken. Alleen een Europese aanpak van dit probleem is effectief.
Eveneens in de aanloop naar de herziening van 2002 stelde de Europese Commissie in
haar mededeling aan de Raad en het Europees Parlement (COM(2002) 656 definitief)
betreffende een actieplan van de Gemeenschap om de teruggooi van vis te beperken dat
"de teruggooi, in het bijzonder bij de gemengde visserij, een oud en hardnekkig probleem
is. Alhoewel er binnen en buiten de Gemeenschap verschillende modellen bestaan, is er
tot op heden nog geen bevredigende oplossing gevonden."
Tijdens de hervorming in 2002 is in de doelstellingen van het GVB opgenomen dat de
impact van visserijactiviteiten op het ecosysteem geminimaliseerd moet worden.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
21 november 2008 Viss. 2008/5895 5
Eveneens is overeengekomen dat de Raad bij het vaststellen van Gemeenschapsregels
voor de toegang tot de wateren en bestanden in het bijzonder maatregelen zal treffen
gericht op het reduceren van de visserijsterfte en impact op het ecosysteem. Daarbij zal
het ondermeer om herstelplannen, beheerplannen en technische maatregelen gaan.
Inmiddels heeft de Europese Commissie in 2007 een mededeling aan de Raad en het
Europees Parlement gepresenteerd waarin een beleid wordt voorgesteld om in de
Europese visserij ongewenste bijvangsten te verminderen en de teruggooi uiteindelijk uit
te bannen (COM(2007) 136 definitief).
8
Kan uiteengezet worden hoe het marktbeleid dat, tot doel heeft een gemeenschappelijke
marktordening voor visserijproducten in stand te houden, is uitgewerkt, en of dit effectief
is.
De marktordening voor visserijproducten en producten van de aquacultuur, EG
Verordening 104/2000, voorziet in gemeenschappelijke handelsnormen, regels met
betrekking tot producentenorganisaties, prijsondersteuning door middel van prijs- en
interventiemaatregelen en regels voor de handel met landen buiten de Europese Unie.
De handelsnormen beogen de verkoop van visserijproducten te vereenvoudigen door het
vaststellen van ondermeer kwaliteitsniveaus en aanbiedingsvormen. De organisatie van de
markt vindt ondermeer plaats door middel van producentenorganisaties, een
fundamentele pijler van de marktordening. Zij dienen maatregelen te nemen die bijdragen
aan de stabilisatie van de markt en het tot stand brengen van betere afzetvoorwaarden
voor de productie van de leden van de producentenorganisatie. De prijs- en interventie
instrumenten van de marktordening bestaan uit prijsondersteunings-, ophoud- en uitstel
van verkoopmaatregelen en steun voor particuliere opslag.
Nederland heeft de afgelopen jaren nauwelijks gebruikgemaakt van de mogelijkheid
interventies in de markt te plegen. De Europese Commissie evalueert momenteel de
effectiviteit en efficiency van het communautair marktbeleid. Dit met het oog op de
voorbereiding van een voorstel voor een Raadsverordening, gericht op de hervorming van
het van de gemeenschappelijke marktorganisatie van visserij en aquacultuur producten.
Daarin zal ondermeer rekening worden gehouden met wijzigingen in visserijactiviteiten
en tekortkomingen in het huidige systeem.
9
Kan een overzicht worden gegeven met welke derde landen de Europese Unie (EU)
visserijcontracten heeft gesloten en daarbij ook aangegeven bij welke daarvan
Nederlandse vissers zijn betrokken?
Voor een overzicht van de visserijovereenkomsten die de Europese Unie heeft gesloten
met derde landen verwijs ik naar de bijlage.
Nederlandse vissers hebben op grond van deze overeenkomsten toegang tot de
Mauritaanse en Marokkaanse wateren.
10
Kan uiteengezet worden hoe het kabinet de beheergroepen controleert op het niet
overschrijden van hun groepscontingent?
Zie het antwoord op vraag 22.
11
Kan het kabinet aangeven wat de feitelijke opbrengsten van de Nederlandse vissector zijn,
afgezet tegen de nationale uitgaven voor de visserij en de Europese subsidies?
De totale opbrengst van de Nederlandse zee- en kustvisserij wordt in de WUR-LEI
publicatie 'Visserij in cijfers 2007' voor het jaar 2006 becijferd op ¤ 486 mln. Ook de
opbrengst van de visteelt (¤ 48 mln.) wordt onder dit bedrag gerekend. De totale omzet
van de Nederlandse visverwerkende industrie bedroeg in 2006 ¤ 2,9 mld. waarvan het
bovengenoemde bedrag deel uitmaakt.
De nationale uitgaven voor de visserij zijn in de Rijksbegroting 2009 gesteld op ¤ 17,593
mln. (Begrotingsartikel 21.14 "Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en
schelpdieren"). Meerjarig zijn deze uitgaven voor de jaren 2010 t/m 2013 respectievelijk
begroot op ¤ 13,522 mln., ¤ 8,496 mln., ¤ 9,096 mln. en ¤ 9,396 mln. Dit nationaal
beschikbare budget wordt in de vorm van cofinanciering aangevuld met de beschikbare
middelen uit het Europees Visserijfonds. Voor Nederland is in de periode 2007-2013 een
totaalbedrag van ¤ 48,578 mln. uit dit fonds beschikbaar.
12
Kan een nadere specificatie van de programma-uitgaven voor de uitvoering van het
zeevisserijbeleid worden gegeven?
Zoals in het antwoord op vraag 11 gesteld, zijn in artikel 21.14 van de Rijksbegroting 2009
de uitgaven begroot voor de bevordering van een duurzame vangst en kweek van vis en
schelpdieren. In de begroting treft u een nadere specificatie en toelichting aan.
Uitgezonderd de onderdelen 'aquacultuur' en 'binnenvisserij' hebben al deze uitgaven
direct of indirect betrekking op de uitvoering van het zeevisserijbeleid.
13
Kan uiteengezet worden of ook tussentijds EU-subsidie is verstrekt voor de visserij, los van
de bedragen die Nederland voor de perioden 2000-2006 en 2007-2013 toegekend heeft
gekregen? En zo ja, welke bedragen betroffen dat en waaraan zijn deze gelden besteed?
Er zijn naast de subsidies die Nederland in de periode 2000-2006 op basis van Verordening
1263/1999 met betrekking tot het Financieringsinstrument voor de oriëntatie van de
visserij ('het FIOV-visserijstructuurfonds') heeft ontvangen en voor de periode 2006-2013
uit het Europese Visserij Fonds toegezegd heeft gekregen, geen tussentijdse EU-subsidies
voor de visserij verstrekt.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
21 november 2008 Viss. 2008/5895 7
14
Herziening van het kabeljauwherstelplan laat zien dat bijstelling van het beleid kan,welke
inspanningen worden gedaan om het visserij- en natuurbeleid nader tot elkaar te laten
komen, zowel op Europees als op Nederlands niveau?
De implementatie van de ecosysteembenadering in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid
is een van de doelstellingen van het GVB die beogen de ecologische component in het
visserijbeleid te versterken. De Europese Commissie heeft in 2007 voorstellen gedaan om
te komen tot een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie, dat uitgaat van het
duidelijke besef dat alles wat met de Europese zeeën en oceanen te maken heeft, met
elkaar verweven is en dat beleidslijnen over maritieme aangelegenheden in onderlinge
samenhang moeten worden ontwikkeld. Het kabinet ondersteunt deze filosofie.
Voor de inspanningen op Nederlands niveau verwijs ik naar de antwoorden op de vragen
4 en 29.
15
Hoe worden de veilige biologische grenzen, het biologische minimum en het voorzorgsniveau
bepaald en in hoeverre verschilt dat met MSY? Kan dat met een voorbeeld worden
aangeven voor tong, schol en kabeljauw?
Er zijn verschillende manieren om referentiewaarden vast te stellen. Dit is per bestand
verschillend. Van sommige bestanden is het helemaal niet mogelijk om waarden vast te
stellen.
Het biologisch minimum leidt men bij schol, tong en kabeljauw af uit de relatie tussen de
hoeveelheid jonge vis die in een bepaald jaar is geboren (en overleeft) en de hoeveelheid
ouderdieren (omvang paaistand) in dat zelfde jaar. Komt het bestand onder een punt
(laagste ooit waargenomen paaibestand) waar beneden de kans groot wordt dat de
visstand in een neerwaartse spiraal terecht komt waarbij er te weinig ouderdieren zijn
voor voldoende voortplanting, dan spreekt men van een biologisch minimum. Bij
kabeljauw heeft men waargenomen dat bij een paaistand lager dan 70.000 ton een
normale recrutering niet veel meer helpt aan het herstel.
Het voorzorgniveau wordt een factor x hoger gesteld dan het biologisch minimum (zie
antwoord op vraag 2). Dit varieert van bestand tot bestand en hangt af van de kans dat
een bestand toch onder het biologisch minimum kan zakken. Voorbeeld: het voorzorgniveau
van schol is 230.000 ton (geschat) en het bestand zou onder normale omstandigheden
dan een kans hebben van minder dan 5% dat het bestand zal dalen onder het
biologisch minimum van 160.000 ton.
Soms is de relatie tussen biologisch minimum en voorzorgniveau niet meer dan een
kwestie van een standaard vermenigvuldigingsfactor (1,4 bij schol en tong). Soms zorgt
een grotere onzekerheid voor extra voorzichtigheid, zoals bij kabeljauw (factor 2.1).
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
21 november 2008 Viss. 2008/5895 8
Maximum Sustainable Yield is de oogst die maximaal geoogst kan worden van een
visstand, gegeven haar lichaamsgroei en natuurlijke sterfte. De MSY wordt uitgedrukt in
visserijsterfte. In de praktijk blijkt het zeer moeilijk te zijn voor de biologen om hier een
goed onderbouwd advies voor te geven. Doorgaans liggen de MSY waarden of hun
benaderingen een factor 2 tot 4 lager dan het voorzorgsniveau. Dit is afhankelijk van het
bestand.
16
Dat het economisch kortetermijnbelang de overhand heeft blijkt eens te meer uit het feit
dat er een regeling is die bepaalt dat de TAC's jaarlijks met niet meer dan 15% mogen
stijgen of dalen.' Zijn er gegevens bekend over het verschil in omvang van visbestanden
wanneer de TAC's niet jaarlijks maar middels een meerjarenplan worden vastgesteld?
Bij de introductie van herstel - en meerjaren beheerplannen zijn TAC fluctuaties naar
boven en beneden begrensd tot 15%. Voordien was er geen begrenzing. De reden voor
deze begrenzing was vooral gelegen in de onzekerheden waarmee de biologische
adviezen zijn omgeven. Zodoende wordt voorkomen dat de TACs te hoog of te laag
worden vastgesteld. Jaarlijks adviseert ICES over een TAC volgens een beheerplan (als voor
het betrokken bestand een beheerplan is afgesproken)en geeft ICES ook aan welke TACs
wel en niet binnen het voorzorgsprincipe vallen.
17
In de periode 2002-2005 hebben onderzoekers van IMARES bij de boomkorvisserij
vastgesteld dat van de totale hoeveelheid gevangen vis 52 tot 62% op zee overboord was
gezet.' Zijn er recentere cijfers bekend? Is het aantal discards in de boomkorvisserij in de
afgelopen jaren afgenomen?
Is ook van andere vormen van visserij bekend hoeveel procent discards er is en hoeveel
procent van de gevangen vis overboord wordt gezet?
In 2006 hebben onderzoekers van IMARES vastgesteld dat van de totale hoeveelheid
gevangen vis 49% op zee overboord is gezet(gediscard). In 2007 was dit 67% . Deze
percentages zijn berekend op basis van bemonstering op Nederlandse boomkorschepen.
Gezien de grote jaar-op-jaar variatie, kan op grond van deze percentages niet worden
geconcludeerd of de jaarlijkse hoeveelheid discards in de afgelopen twee jaar aan het
stijgen, dan wel aan het dalen is.
Wat betreft de andere vormen van visserij, verwijs ik naar de rapportage over discards in
de Nederlandse visserij die ik op 26 oktober 2007 naar de Tweede Kamer heb gestuurd
(Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 29664, nr. 14).
18
Geldt de doelstelling om ongewenste bijvangsten in de boomkorvisserij terug te brengen
met 50% per schip of voor de hele vloot?
Het percentage van 50 is een Nederlands streefcijfer. Dit percentage is van toepassing op
de hele vloot.
19
Het discards-probleem staat al decennia op de agenda van de EU, maar een effectieve
aanpak is er nog niet, zo wordt gesteld in het rapport van de ARK. Welke maatregelen
neemt het kabinet om de doelstelling te halen om in 2013 de ongewenste bijvangst ten
opzichte van 2007 met 50% verminderd te hebben?
Momenteel wordt in Nederland geëxperimenteerd met maatregelen om bijvangst te
beperken. Ook vindt het nodige onderzoek plaats. Uiteindelijk zal voor dit probleem een
Europese oplossing gevonden moeten worden.
De Europese Commissie stelt hoge prioriteit aan de aanpak van de teruggooiproblematiek
in de visserij. Naar aanleiding van de door de Commissie uitgebrachte mededeling vindt in
Europees verband een discussie plaats met lidstaten en stakeholders over ideeën en
suggesties om teruggooi te verminderen. Inmiddels heeft de Commissie twee visserijtakken
geselecteerd waar zij als eerste het nieuwe beleid willen invoeren. Het betreft hier
de langoustine (nephrops) visserij ten zuidwesten van Engeland en de 80 mm boomkorvisserij
op de Noordzee. Wanneer precies deze voorstellen zullen worden gepresenteerd,
is op dit moment nog onbekend. De Commissie gaat - zo heeft ze gesteld - uit van
resultaatverplichtingen in het beheer in plaats van het introduceren van gedetailleerde
regelgeving.
20
Meet de Algemene Inspectiedienst (AID) de mazen volgens een geijkte methode?
Ja. De methode voor het meten van mazen van visnetten is door de Europese Commissie
voorgeschreven in verordening (EG) nr. 129/2003 houdende uitvoeringsbepalingen inzake
de bepaling van de maaswijdte en de twijndikte van visnetten (PbEG L 22). De in deze
verordening voorgeschreven meetmethode wordt door de Algemene Inspectiedienst
gevolgd bij het meten van mazen.
Verordening (EG) nr. 129/2003 is op 10 juni 2008 vervangen door Verordening (EG) nr.
517/2008 van de Commissie van 10 juni 2008 houdende bepalingen inzake de bepaling van
de maaswijdte en de twijndikte van visnetten (PbEU L 151). De verordening stelt andere
eisen aan de te gebruiken meetinstrumenten en geeft voorschriften voor de wijze waarop
met de instrumenten gemeten moet worden.
Deze verordening wordt in Nederland vanaf 1 juli 2009 toegepast. Per die datum wordt
het gebruik van de omegamaaswijdtemeter, een maaswijdtemeter die voldoet aan de
specificaties van de verordening, verplicht gesteld. Dit is binnen de door de verordening
geboden overgangstermijn die loopt tot 1 september 2009.
21
Kan het kabinet een overzicht geven van de maximaal toegestane motorvermogens van de
boomkorkotters, het aantal en percentage kotters wat hier reeds aan voldoet, en op welk
tijdstip alle boomkorkotters moeten voldoen aan het aan deze motorvermogens?
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
21 november 2008 Viss. 2008/5895 10
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn brieven aan de Kamer van 24 mei
2005 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29 675, nr. 10) en van 17 juni 2008 (Tweede
Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 29 675, nr. 44) met het bijbehorende LEI-rapport
'Tussenevaluatie co-management en motorvermogen'.
Op dit moment maken nog slechts 9 vaartuigen gebruik van de overgangsmaatregel (max
400 pk) en vanaf 1 mei 2009 geldt voor alle Eurokotters de norm van 300 pk.
22
Kan het kabinet uiteenzetten welk percentage van de aanlandingen van de boomkorkottervisserij
de AID controleert?
Nederland streeft ernaar voor alle aanlandingen van de boomkorkottervloot 100%
administratieve controles uit te voeren en 10-12% fysieke controles.
In de praktijk vinden er 100% administratieve controles plaats (logboek gegevens) en
daarnaast tevens 100% administratieve cross-checks. Dit zijn zowel checks van de logboek
gegevens met de VMS gegevens, als checks van de logboek gegevens met de verkoop
gegevens.
Fysieke controles vinden op basis van een indeling gebaseerd op risico-analyses plaats.
Daarbij worden ofwel 5-6% van de aanlandingen, of 10% van de aanlandingen gecontroleerd.
Verder heeft de AID kunnen constateren dat alleen al de aanwezigheid van controleurs in
de havens en visafslagen naleving stimuleert. Deze vorm van generaal toezicht waarmee
naleving wordt afgedwongen, komt niet terug in percentage fysieke controles, maar
wordt wel als instrument ingezet.
23
Welke inspanningen worden gedaan door ministerie van LNV en Visserijwezen om
producten uit het innovatiebeleid (bijvoorbeeld pulskor) binnen de juridische kaders van de
EU verdedigd te krijgen?
De projecten die in het kader van het innovatiebeleid voor de visserij worden ondersteund,
vinden hun juridische basis in de Verordening 1198/2006 inzake het Europees
Visserijfonds. Meer specifiek geeft artikel 41 van deze verordening het juridische kader
waarbinnen de projecten worden toegekend en uitgevoerd. Het EVF-Comité van Toezicht,
dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Commissie, de Nederlandse overheid
en nationale stakeholders, ziet toe op de doeltreffendheid, kwaliteit en voortgang van de
maatregelen onder het EVF.
Het pulskorproject is als innovatietraject gestart in de periode voorafgaand aan het EVF en
heeft een juridische basis in Verordening 1263/1999 met betrekking tot het Financieringsinstrument
voor de oriëntatie van de visserij.
Het gebruik van de pulskor als visserijtechniek is toegestaan op basis van Verordening (EC)
nr. 40/2008 van 16 Januari 2008. Dit betreft een vrijstelling die vooralsnog steeds voor de
periode van één jaar wordt gegeven. Ik zet mij ervoor in de vrijstelling een structureel
karakter te geven.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
21 november 2008 Viss. 2008/5895 11
24
Welke kaders geeft de EU ten aanzien van het visserij innovatiebeleid zowel ecologisch,
juridisch als financieel?
Verordening 1198/2006 inzake het Europees Visserijfonds in algemene zin en meer
specifiek art. 41 van deze verordening bepaalt het juridische kader. Artikel 4e van de EVFverordening
bepaalt dat bijstand aan de visserijsector uit het EVF gericht dient te zijn op
de bevordering van de bescherming en de verbetering van het milieu en de natuurlijke
rijkdommen. Het financiële kader voor het innovatiebeleid is vastgelegd in het door de
Europese Commissie goedgekeurde EVF-Operationele Programma dat ik de Kamer op
17 januari 2008 heb toegezonden.
25
Wordt er in andere EU-landen gewerkt met een optimale vlootomvang, en zo ja, hoe wordt
deze vastgesteld?
De Europese Commissie probeert in het kader van het jaarlijkse vlootverslag via richtlijnen
lidstaten ertoe te bewegen aan te geven in hoeverre er een balans is tussen de visserijcapaciteit
en de visserijmogelijkheden. Daarbij wordt gekeken naar biologische,
vloottechnische, economische en sociale factoren. Het blijkt dat de meeste lidstaten grote
moeite hebben hieraan invulling te geven. Door de grote mate van diversiteit in de
visserijvloot is het erg moeilijk daar een optimale omvang voor te berekenen.
26
Is het kabinet voornemens om de vloot verder te beperken met 15%, of zijn hiertoe geen
plannen?
De capaciteitsreductie van 15%, die ik tijdens de looptijd van het Europese Visserijfonds
(2007-2013) zou realiseren, heb ik al gerealiseerd tijdens de saneringsronde, die eind 2007
heeft plaatsgevonden. Ik heb op dit moment geen plannen om de capaciteit van de vloot
verder te verminderen.
27
Welk belang vertegenwoordigt de visserij ten aanzien van sociale en culturele zaken? Is dit
ook in een financieel belang uit te drukken?
Algemeen wordt aangenomen dat de sociaal culturele waarde van de visserijsector groot
is. Dat betreft uiteenlopende zaken als de arbeidsvreugde, de bron voor ondernemerschap
en de sterke familietraditie die in het vak van visserman ligt besloten. Maar ook de vele
kunstuitingen en verwijzingen naar de visserij in zowel schilderijen, beelden en boeken en
geschriften duiden op een grote sociaal culturele waarde.
Ook in de lokale cultuur van visserijgebieden is de relatie met de sector duidelijk zichtbaar:
in de havens, bij visserijdagen, in musea en bij verschillende tentoonstellingen, blijkt
dat de cultuur van de visserij in gebieden sterk geworteld is. Genoemde zaken vertegenwoordigen
in sommige gevallen een directe financiële waarde, bijvoorbeeld als trekpleister
voor toerisme. In andere gevallen gaat het meer om immateriële waarden, zoals
bijvoorbeeld de wetenschap in een familietraditie te staan.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
21 november 2008 Viss. 2008/5895 12
28
Wat zijn de kosten die gemaakt worden voor het onderzoeksschip de Tridens waarmee
Imares onderzoek uitvoert?
De kosten (inclusief bemanning) voor het onderzoeksschip Tridens bedroegen in 2007
¤ 2.719.397.
29
Wordt binnen het integraal beheerplan Noordzee 2015 de koppeling gelegd tussen natuuren
visserijbeleid?
Ja.
Nederland zal op grond van Europees en internationaal beleid en verplichtingen vanuit de
Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) en het OSPAR-verdrag voor de bescherming van de Noord-
Oost Atlantische Oceaan, zeegebieden met bijzondere ecologische waarden in het
Nederlandse deel van de Noordzee (territoriale zee en Exclusieve Economische Zone (EEZ)
beschermen. Een belangrijk doel is ook voor de zee een samenhangend Europees netwerk
van beschermde natuurgebieden tot stand te brengen, het zogenaamde Natura 2000-
netwerk. Dit netwerk heeft betrekking op de territoriale zee en de EEZ. Vanuit het OSPARverdrag
wordt eveneens gewerkt aan het realiseren van een coherent netwerk van
mariene beschermde gebieden voor de Noord-Oost Atlantische oceaan waar de Noordzee
deel van uitmaakt.
Deze internationale verplichtingen zijn vastgelegd in de Nota Ruimte en uitgewerkt in het
Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (IBN). In het IBN zijn vier gebieden aangewezen die
bijzondere ecologische waarden bezitten: het Friese Front, de Klaverbank, de Doggersbank
en gedeelten van de Kustzee die al VHR-gebied zijn. Deze gebieden worden onder
het regime van de Natuurbeschermingswet gebracht, waarbij duurzaam gebruik van de
gebieden ook voor de visserij niet uitgesloten is. Dit zal voor sommige visserijmethodes
wel betekenen, dat ze niet meer kunnen worden voortgezet.
30
Waar staat Nederland ten opzichte van andere lidstaten ten aanzien van het beoogde
handhavings- en nalevingsniveau, inzet en capaciteit?
De Europees Rekenkamer heeft in december 2007 een kritisch rapport over inspectie,
controle en handhaving van het Europees visserijbeleid gepresenteerd.
In het Rekenkameronderzoek stond het functioneren van het toezicht van de Commissie
op de lidstaten centraal.
Met het oog daarop zijn de inspectiesystemen van zes lidstaten door de Rekenkamer
onderzocht. Naast Nederland waren dat Frankrijk, Italië, Spanje, Verenigd Koninkrijk en
Denemarken.
Het onderzoek van de Europese Rekenkamer bevestigt dat het niveau van de controle op
de uitvoering van het Europese Visserijbeleid in de verschillende lidstaten niet altijd
gelijkwaardig is. In het Europese Rekenkamer rapport komt over de Nederlandse situatie
een redelijk positief beeld naar voren.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
21 november 2008 Viss. 2008/5895 13
Ook de Europese Commissie heeft begin dit jaar een analyse gemaakt over de controle
prestaties in vijftien lidstaten. Tijdens de informele Raad van 18 februari jl. heeft
Commissaris Borg de Raad geïnformeerd over de resultaten van dit onderzoek naar het
functioneren van de visserijcontroles.
Uit dit onderzoek kwam Nederland als beste naar voren, maar ten algemene bleek dat
Europa-breed de naleving van het visserijbeleid tekort schiet (zie hierover ook mijn brief
aan de Kamer van 5 maart 2008 (Tweede kamer, vergaderjaar 2007-2008, 21 501-32, nr.
270).
31
Een conclusie uit de evaluatie van de structuurnota Vissen naar Evenwicht was dat
ontwikkelen en toepassen van selectievere vangsttechnieken kostbaar is en tot minder
vangsten leidde. Kan het kabinet uiteenzetten waarom zij, gezien de problemen met de
platvisbestanden en de omvang van de bijvangsten in de kottervisserij, niet heeft gewezen
op het lange termijn belang om de bijvangsten aan te pakken?
De evaluatie van de structuurnota Vissen naar Evenwicht werd in 2002 uitgevoerd. De
uitkomst van deze evaluatie, ook op het punt van de problematiek van de bijvangsten, is
betrokken in de beleidsvorming zowel op nationaal als Europees vlak. Ik verwijs verder
naar het antwoord op vraag 7.
32
Verwezen naar een project op initiatief van de Taksforce Duurzame Noordzeevisserij over
de ontwikkeling van duurzaam en innovatief vissen ("derde project in laatste alinea"). Kan
worden aangegeven hoeveel dit project heeft gekost? Kan de Kamer het eindrapport van
dit project ontvangen?
Op initiatief van de Task Force Duurzame Noordzeevisserij zijn in 2006 drie 3 innovatieprojecten
gestart: twee projecten waarin vissers meer duurzame vistechnieken uittesten
en één visketenpilot. Onderdeel van deze laatste pilot was een project waarbij vissers
technische innovaties aan boord uittesten, zoals aanpassingen van de vismethodes of het
meer 'gericht' vissen met gebruikmaking van historische vangstgegevens. Dit is vastgelegd
in een DVD getiteld: "Duurzaam en innovatief vissen voor een gezonde vissector' en deze
heeft als voorlichtingsinstrument in de sector gediend. De totale kosten van het totale
ketenproject betroffen ¤ 46.062, 94. Het eindrapport is bijgevoegd.
33
Het Visserij Innovatie Platform (VIP) stimuleert door middel van proefprojecten innovatie
plannen van vissers en/of ketenplannen. De projecten moeten gericht zijn op de ontwikkeling
c.q. het testen van nieuwe innoverende technieken die de visserij en/of op het duurzamer
c.q. economisch rendabeler maken van de visketen.
Kan het kabinet uiteenzetten wat haar focus is in de projecten die voor subsidie in
aanmerking komen? Hoe verhoudt dit zich tot de één miljoen euro die is toegekend naar
het Sea Fish Center?
Voor het kabinet geldt als focus voor het innovatiebeleid de mate waarin projecten
bijdragen aan de gewenste transitie naar een duurzame visserij. Het gaat daarbij voor het
kabinet om innovaties op het gebied van meer selectieve vangstmethoden en de bijdrage
aan de vermindering van bijvangsten en effecten voor het ecosysteem. Naast aanpassingen
in de primaire visserij zelf betreft het innovaties die bijdragen aan de verduurzaming
van de gehele visketen. Samenwerking tussen de verschillende partijen in de
visketen is een belangrijke voorwaarde om innovatie kansrijk te maken en om die reden
heb ik steun toegekend aan het North Sea Fish Center. In dit project werken vissers,
afslagen, visverwerkende industrie, en handel samen aan een duurzame standaard voor
Noordzeevis.
34
Waarom is het effect van verhandelbare quota onduidelijk? Waarom is gekozen voor het
behouden van visrechten bij gesaneerde vissers? En wordt het gunstige economische effect
van de sanering voor de overblijvende vissers hiermee deels teniet gedaan?
Het meten van het effect van verhandelbare quota is vanwege de vele factoren die de
visserij beïnvloeden erg gecompliceerd.
De visrechten zijn bij het begin van het systeem van verhandelbare quota om niet aan de
sector verstrekt op basis van historisch opgebouwde rechten. Nu betalen voor de opkoop
van die visrechten wordt daarom door de Europese Commissie beschouwd als
ongeoorloofde staatssteun. Het ontnemen van deze quota zonder vergoeding zou de
werking van dit systeem van verhandelbare rechten ondermijnen. De gesaneerde vissers
hebben in veel gevallen forse bedragen betaald voor het verkrijgen van de (extra) quota.
Het is kabinetsbeleid dat bij het ingrijpen in een bestaand stelsel van verhandelbare
rechten het vertrouwen van marktpartijen zo min mogelijk wordt aangetast (Tweede
Kamer vergaderjaar 2000-2001, 24 036, nr. 182).
Om ervoor te zorgen dat de gesaneerde vissers hun quota niet onbeperkt in bezit kunnen
houden, is in 2006 besloten de reserveringstermijn voor contingenten afkomstig van
gesaneerde vaartuigen te beperken tot 3 jaar, waarna de contingenten op een vaartuig
moeten worden geplaatst. Op die manier komen de visrechten van gesaneerde vissers,
hoewel met enige vertraging, ook terecht bij de actieve vissers.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
BIJLAGE BIJ VISS 08/5895
De Europese Unie heeft met de volgende landen visserijovereenkomsten gesloten.
Land Looptijd protocol Type Tegenprestatie EU per
jaar
Bestemd voor nationaal
visserijbeleid
Angola Geen protocol van kracht
Comoren
6 jaar (1.1.2005-
31.12.2010)
POV1 tonijn 390 000 ¤ 60 %
Equatoriaal-
Guinea
Geen protocol van kracht
Gabon 6 jaar (3.12.2005-
2.12.2011)
POV tonijn 860 000 ¤ 60 %
Gambia Geen protocol van kracht
Groenland 6 jaar (1.1.2007 -
31.12.2012)
POV 15 847 244 ¤ 3 261 449 ¤
Guinee 5 jaar (1.1.2004-
31.12.2008)
Gemengde
VO2
3 400 000 ¤ 1 400 000 ¤ voor
specifieke acties
Guinee- Bissau 4 jaar (16.6.2007 -
15.6.2011)
Gemengde
POV
7 000 000 ¤ 35 %
Ivoorkust 6 jaar (1.7.2007 -
30.6.2013)
POV tonijn 595 000 ¤ 100 %
Kaapverdië 5 jaar (30.3.2007-
29.3.2012)
POV tonijn 385 000 ¤ 80 %
Kiribati 6 jaar (16.9.2006 -
15.9.2012)
POV tonijn 478 400 ¤ 30 %, verhoogd tot 40 %
vanaf het tweede jaar,
later tot 60 %
Madagaskar 6 jaar (1.1.2007 -
31.12.2012)
POV tonijn 1 197 000 ¤ 80 %
Marokko 4 jaar (28.2.2007-
27.2.2011)
Gemengde
POV
36,1 miljoen ¤ 13,5 miljoen ¤
Mauritanië 2 jaar verlengbaar
(1.8.2008 -31.7.2012)
Gemengde
POV
86 miljoen ¤ /jaar
(minder in de volgende
jaren)
11 miljoen ¤ / jaar (meer
in de volgende jaren)
Mauritius Geen protocol van kracht sinds 3.12.2007
Micronesia 3 jaar (26.2.2007-
25.2.2010)
POV tonijn 559 000 ¤ 18 %
Mozambique 5 jaar (1.1.2007 -
31.12.2011)
POV tonijn 990 000 ¤ 100 %
Salomonseilanden 3 jaar (09.10.2006 -
08.10.2009)
POV tonijn 400 000 ¤ 30 %
São Tomé-
Principe
4 jaar (1.6.2006 -
31.5.2010)
POV tonijn 663 000 ¤ 50 %
Senegal Geen protocol van kracht sinds 01.07.2006
Seychellen 6 jaar (18.1.2005 -
17.1.2011)
POV tonijn 5 355 000¤ (sinds
17.1.2008)
56 % (sinds 17.01.2008)
Visserijovereenkomsten zonder financiële tegenprestatie
1 Partnerschapsovereenkomt op visserijgebied
2 Visserijovereenkomst
Faeröer 2.2.2006-1.2.2012
IJsland 15.12.2003-14.12.2009
Noorwegen 2003-2009
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit