Radboud Universiteit Nijmegen


Persbericht

Pb 08- 111

Nijmegen, 17 november 2008

25e Symposium Gezinsonderzoek over Jeugd- en gezinsbeleid

Pleidooi voor onderzoek vanuit de praktijk: van practice-based evidence naar evidence-based practice

Effecten van behandelingen in jeugdzorg en justitiële jeugdinrichtingen nauwelijks bekend

Bijna twee miljard euro is er beschikbaar voor behandeling van jongeren binnen de jeugdzorg en in justitiële jeugdinrichtingen, maar werken de interventies ook? Weten hulpverleners welke aanpak effectief is en waarom? Zowel in de jeugdzorg als in de justitiële hulpverlening is daarover nauwelijks informatie beschikbaar. " Van minder dan één op de tien behandelingen weten we niet of het oplevert. Van medici zouden we het niet accepteren. Waarom van de jeugdhulpverlening dan wel?", stelt Jan Willem Veerman, bijzonder hoogleraar Speciale Kinder- en Jeugdzorg van de Radboud Universiteit Nijmegen. Collega Andries Korebrits, hoogleraar forensische psychiatrie, houdt een vergelijkbaar pleidooi voor meer wetenschappelijk onderzoek in de justitiële hulpverlening. Beiden spreken op het 25e symposium Gezinsonderzoek, donderdag 20 en vrijdag 21 november op de Radboud Universiteit Nijmegen. Het symposium brengt wetenschappers en professionals uit beleid en praktijk bij elkaar. Het toont best practices van benaderingen in de jeugd- en gezinshulpverlening en het biedt onderzoekers de gelegenheid die te onderzoeken en op grond daarvan uitspraken en aanbevelingen te doen. Naast praktijkgestuurd effectonderzoek komen aan de orde: effectiviteit van groepsbehandelingen, professionaliteit van instellingen voor jeugdzorg en trainingen van professionele behandelingen.

Hoge recidivecijfers terugbrengen

Prof. Andries Korebrits is hoogleraar forensische psychiatrie aan de Radboud Universiteit Nijmegen en forensisch kinder- en jeugdpsychiater in de Justitiële Jeugdinrichting Het Keerpunt in Cadier en Keer. Hij spreekt vanuit de praktijk: "Staatssecretaris Albayrak heeft miljoenen beschikbaar gesteld om de hoge recidive terug te dringen. In het buitenland zijn daarmee goede ervaringen. Welke? Welke jongens hebben welke interventies nodig en hoe reageren ze erop? En waarover hebben we het als het gaat om recidive? Wat verandert er precies bij deze jongeren en is het blijvend?Er zijn nog veel onbekende factoren. Wel zijn er inmiddels afspraken om interventies te protocolleren. "Een goede aanzet," vindt Korebrits. "Maar het is een gemiste kans om nauwelijks middelen in te zetten voor goed wetenschappelijk onderzoek." Daarom is hij in zijn eigen kliniek alvast gestart met registreren van variabelen voor, tijdens en na de interventies. Wat zijn het voor jongeren? Ze worden uitgebreid getest en psychologisch onderzocht en er wordt gekeken of en hoe het gedrag wel of niet verandert op gebied van impulsiviteit en agressiviteit? Werkt het? Verder wil hij de jongeren en hun families ook genetisch onderzoeken om antwoord te krijgen op de vraag of en zo ja welk deel genetisch is bepaald. Volgens Korebrits zouden alle inrichtingen samen dergelijk onderzoek moeten doen: "De kwaliteit van zorg stijgt wel, maar is nog lang niet op niveau. Er wordt beter vastgelegd wat gebeurt, dat is een goede stap, maar de recidivecijfers drastisch verlagen, daarvoor is meer nodig.

Praktijkgestuurd effectonderzoek

Mag de jeugdzorg alleen maar geld uitgegeven aan een interventie wanneer vooraf duidelijk is gemaakt waarom deze verkozen wordt (buitenlands onderzoek bijvoorbeeld) en welke resultaten te verwachten zijn? Dat lijkt een trend te worden, ook de betrokken ministeries willen dit graag. Bewezen effectief of evidence-based, zo heet dit in het vak. Als blijkt dat een aanpak onder onderzoekscondities de bedoelde effecten oplevert, dan wordt die aanpak tot norm verheven. Daarna moet ook in de praktijk worden getoetst of de resultaten er ook zonder die onderzoekscondities zijn. Prof. Jan Willem Veerman vindt dit een goede ontwikkeling, maar gezien het geringe aantal interventies van bewezen effectiviteit (naar zijn schatting minder dan 5% van het hele aanbod) duurt een dergelijke benadering jaren. Daar kan de praktijk niet op wachten. Daarom hebben hij en zijn medewerkers van Praktikon Nijmegen in samenwerking met werkers uit de jeugdzorg een nieuwe aanpak ontwikkeld. Het idee hierachter is dat effectieve interventies niet alleen van bovenaf, vanuit de wetenschap, in de praktijk geïmplementeerd hoeven te worden, maar met behulp van de wetenschap ook van onderaf zichtbaar kunnen worden. Hij noemt zijn benadering van effectonderzoek dan ook praktijkgestuurd. "We kijken welke interventies hulpverleners nu al gebruiken en hoe effectief deze zijn. Dat betekent inderdaad registreren en rapporteren, eigenlijk niet eens als onderzoek, maar gewoon als onderdeel van het werk zelf. Zicht krijgen op effectiviteit is toch iets wat iedere professional wil? De kunst is nu via het verzamelen van die praktijkregistraties erachter te komen welke interventies het meest effectief zijn, bij welke groepen of personen en in welke omstandigheden. Zo kan een interventie zich in de praktijk bewijzen". Het dr. Leo Kannerhuis, een behandelcentrum voor autisme, is een van de instellingen die daarmee een begin heeft gemaakt en hun ervaringen worden op het symposium besproken en uitgewisseld. Deze op de praktijk gebaseerde effectbewijzen moeten op termijn leiden tot interventies bewezen effectiviteit (van practice-based evidence naar evidence-based practice).