Quick-scan verstoring fauna door laagvliegen
21 november 2008 - kamerstuk
Kamerbrief waarin de minister reageert op een 'Quick-scan van Alterra.
Het is nu nog niet mogelijk te besluiten over het al of niet overnemen
van aanbevelingen en maatregelen. Er volgt een evaluatie.
Geachte Voorzitter,
Op 11 september jongstleden ontving ik van u, namens de vaste commissie voor LNV, het
verzoek om een reactie op het onlangs verschenen rapport "Quick-scan verstoring fauna
door laagvliegen" (Van der Grift et al., Alterra-rapport 1725). Hierbij geef ik u mijn reactie
op dit rapport, mede namens de staatssecretaris van Defensie.
Achtergrond: SMT-2 en evaluatie
De planologische kernbeslissing Tweede Structuurschema Militaire Terreinen (SMT-2) uit
2005 wijst de ligging van de laagvlieggebieden en -routes voor militaire luchtvaart in
Nederland aan. Het SMT-2 kondigt daarnaast een evaluatie aan van het gebruik van deze
laagvlieggebieden en -routes. Deze evaluatie heeft betrekking op zowel overlastaspecten
van laagvliegen als effecten op natuurwaarden van laagvliegen. Op basis van de
uitkomsten van deze evaluatie zal bezien worden of het wenselijk en mogelijk is om
laagvlieggebieden en -routes anders te situeren of anders te gebruiken.
Literatuuronderzoek naar effecten op natuurwaarden
De evaluatie vormde voor mij, als mede-ondertekenaar van het SMT-2, een aanleiding om
literatuuronderzoek te laten verrichten naar de mogelijke verstoring van fauna in
beschermde natuurgebieden. Dit onderzoek is uitgezet en begeleid in samenspraak met
het ministerie van Defensie. Resultaat van het onderzoek is het hierboven genoemde
rapport. Het rapport geeft een overzicht van de beschikbare wetenschappelijke kennis
over effecten van laagvliegen op fauna. Het gaat daarbij om beschermde soorten in de
Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en/of in Natura 2000-gebieden.
Het rapport trekt conclusies over de effectkans van laagvliegen in de verschillende
laagvlieggebieden en op de verschillende laagvliegroutes. Concreet onderscheidt het
rapport laagvlieggebieden en -routes met een grote, matige en kleine effectkans. Het doet
enkele algemene aanbevelingen om met deze effectkans om te gaan:
"Op basis van het onderzoek zijn er drie algemene aanbevelingen te formuleren:
(1) heroverweeg het gebruik als laagvlieggebied voor gebieden die relatief klein zijn, maar
waarvoor wel een hoge effectkans voor verstoring van gevoelige natuurwaarden geldt;
(2) onderzoek de mogelijkheid om de begrenzingen van het laagvlieggebied of de
laagvliegroute aan te passen waardoor natuurkernen met gevoelige natuurwaarden net
buiten in plaats van binnen het gebied/de route vallen;
(3) onderzoek of het mogelijk is om ruimtelijke en/of temporele restricties aan de
laagvliegactiviteiten te stellen, waarbij kwetsbare plekken en perioden zoveel mogelijk
worden gemeden."
De door Alterra verrichte studie geeft overigens slechts inzicht in de mogelijkheid van het
optreden van verstorende effecten op natuurwaarden in absolute zin, zonder deze
effecten te relateren aan instandhoudingsdoelstellingen voor specifieke Natura 2000-
gebieden, plaatselijke omstandigheden als milieu- en watercondities of mogelijkheden om
(anders dan met betrekking tot het vliegen zelf) mitigerende maatregelen te treffen. Het
nu voorliggende rapport geeft dan ook geen inzicht in de noodzaak om de maatregelen
die het voorstelt ook daadwerkelijk te treffen.
Aanbevelingen en maatregelen
Ik stel de praktische insteek van het rapport op prijs en neem de aanbevelingen die het
doet serieus. Het is in dit stadium echter nog niet mogelijk om te besluiten over het al of
niet overnemen van de aanbevelingen en maatregelen. Zoals het rapport zelf namelijk al
aangeeft (in hoofdstuk 11):
"Het betreft 'mono-disciplinaire' aanbevelingen, alleen gebaseerd op ecologische inzichten
die dit onderzoek heeft opgeleverd. Andere aspecten, zoals geluidhinder voor mensen,
verstoring van landbouwhuisdieren of militaire belangen, zijn niet betrokken.
Na integratie van alle aspecten kan daarom een ander "eindplaatje" ontstaan."
In de uiteindelijke evaluatie zullen op basis van een afweging van alle betrokken belangen
keuzes gemaakt moeten worden met betrekking tot de ligging en het gebruik van de
laagvlieggebieden. De aanbevelingen van het voorliggende rapport zullen hierbij een rol
spelen.
Vervolg
De staatssecretaris van Defensie hoopt de Kamer begin volgend jaar te kunnen berichten
over de voortgang van de evaluatie en de beoogde tijdsplanning om tot afronding hiervan
te komen.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit