Gerechtshof Arnhem
10 jaar gevangenisstraf voor doodslag in binnenstad Amersfoort
Het gerechtshof Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, heeft op 21
november 2008 de inmiddels 21 jarige verdachte Sidney R.U.B. in hoger
beroep ter zake van doodslag op H. A., een zestienjarige jongen,
veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf met aftrek van voorarrest. Ook
wordt hij veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van â¬
14.404,73 aan de ouders van het slachtoffer.
Charrity R.J. D., de toenmalige vriendin van B., wordt, evenals in
eerste aanleg, vrijgesproken van betrokkenheid bij dat feit, maar wel
veroordeeld voor enkele andere feiten tot in totaal een
gevangenisstraf van 7 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk en een
maand gevangenisstraf geheel voorwaardelijk, alsmede
reclasseringstoezicht.
Het hof acht bewezen dat B. op zaterdagmiddag 25 maart 2006 het
slachtoffer in de binnenstad van Amersfoort met een pistool van het
leven heeft beroofd. B. was een relatie aangegaan met D. Zij was de
voormalige vriendin van een lid van de groep waartoe ook het
slachtoffer behoorde. De nieuwe relatie leidde tot spanningen tussen
B. en D. enerzijds en de groep anderzijds. B en het slachtoffer
ontmoetten elkaar op 25 maart 2006 in de binnenstad van Amersfoort.
Het slachtoffer gaf B. een duw en een klap op zijn neus, waarna B. het
pistool trok dat hij in verband met de spanningen had gekocht, en het
slachtoffer met een gericht schot dood schoot.
Bij de rechtbank
B. is voor dit feit door de rechtbank Utrecht bij vonnis van 23
oktober 2007 wegens doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf van
12 jaar. De advocaat generaal heeft in hoger beroep geëist dat B. ter
zake van moord wordt veroordeeld tot 13 jaar gevangenisstraf. Het hof
acht echter moord niet bewezen.
D. is door de rechtbank Utrecht vrijgesproken van betrokkenheid bij de
dood van het slachtoffer en voor andere feiten veroordeeld tot 8
maanden gevangenisstraf waarvan 4 maanden voorwaardelijk en
reclasseringstoezicht.
Ten aanzien van D. heeft de advocaat-generaal in hoger beroep eveneens
vrijspraak geëist van betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer
en daarnaast voor de overige feiten een veroordeling tot een
gevangenisstraf van 7 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk en twee
weken gevangenisstraf geheel voorwaardelijk, alsmede
reclasseringstoezicht. Het hof acht betrokkenheid van D. bij de dood
van het slachtoffer niet bewezen en spreekt haar daarvan vrij. Wel
acht het hof bewezen dat zij op enig moment het vuurwapen waarmee
later het dodelijke schot is gelost, voorhanden heeft gehad.
Verweren
Het beroep van B. op noodweer, noodweerexces en psychische overmacht
wordt verworpen.
Straftoemeting
Het hof heeft bij de straftoemeting overwogen dat doodslag één van
de ernstigste delicten is die de Nederlandse strafwetgeving kent. Het
recht op leven behoort tot de fundamenteelste rechten die in onze
rechtsorde dienen te worden beschermd. B. heeft volstrekt onnodig het
leven van het slachtoffer beëindigd en daarmee onherstelbaar leed
toegebracht aan de nabestaanden. De ouders van het slachtoffer hebben
hun enig kind verloren.
Dat B. het feit heeft gepleegd en de wijze waarop hij dat heeft
gedaan, heeft veel onrust en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt in
de samenleving. Het feit is gepleegd op een drukke zaterdagmiddag
midden tussen het winkelend publiek. Hoewel het hof aanneemt dat een
langer lopend conflict tussen B. en de Nieuwlandgroep, waartoe het
slachtoffer behoorde, ten grondslag lag aan het schietincident,
rechtvaardigt dit op geen enkele wijze dat B. dit conflict met behulp
van een pistool heeft gemeend te moeten beslechten. Het hof rekent dit
B. zwaar aan en beschouwt de gepleegde doodslag dan ook als een
ernstige vorm van het delict.
Verschillende gedragsdeskundigen hebben gerapporteerd over de mate
waarin de doodslag aan B. kan worden toegerekend. Hun conclusies waren
niet eensluidend. Het hof heeft daarom de deskundigen in hoger beroep
gehoord. Op grond daarvan komt het hof tot het oordeel dat bij B. ten
tijde van de dodelijke schietpartij sprake was van een ziekelijke
stoornis van de geestvermogens in de zin van een aanpassingsstoornis
met angst en dat die doodslag hem in enigszins verminderde mate kan
worden toegerekend.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van tien
jaren passend en geboden. Het hof komt tot een lagere straf dan de
rechtbank heeft opgelegd en de advocaat-generaal heeft gevorderd. De
vordering van advocaat-generaal zag echter op de (zwaardere)
kwalificatie moord. Nu er sprake is van een ernstige vorm van
doodslag, is op zichzelf een aanmerkelijk zwaardere straf dan
doorgaans voor dat delict wordt opgelegd, gerechtvaardigd. Het hof
ziet echter in het bijzonder in de omstandigheid dat B. enigszins
verminderd toerekeningsvatbaar is te achten en in zijn jonge leeftijd
aanleiding voor een enigszins lagere straf dan in eerste aanleg is
opgelegd.
Einde bericht
LJ Nummers
BG5023
BG5027
Bron: Gerechtshof Arnhem
Datum actualiteit: 21 november 2008 Naar boven