ChristenUnie
Bijdrage Ed Anker begroting BZK
Bijdrage Ed Anker begroting BZK
woensdag 19 november 2008 13:48
De heer Anker (ChristenUnie):
Voorzitter. Een veilige samenleving, slagvaardig bestuur en goede
publieke dienstverlening zijn de edele doelen van het ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit kabinet wil investeren
in de kwaliteit en de kracht van de samenleving en dat komt in deze
doelen naar voren. De commissie Burger en politiek van de
ChristenUnie, onder leiding van Gert Schutte, stelt in haar bezinning
en haar rapport dat moet worden gewerkt aan een keten van vertrouwen
tussen burgers, vertegenwoordigers en overheden. Wij zijn namelijk
allemaal verantwoordelijk voor de toekomst van onze samenleving. Dat
is een mooi beeld. Het geeft aan dat wij elkaar als burger, als
overheid en als politiek nodig hebben om onze rol in de samenleving op
ons te kunnen nemen. Daarom herkent de ChristenUnie-fractie zich ook
sterk in de doelen van dit kabinet en in het bijzonder in die van het
ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Wij zijn blij met de voortvarendheid waarmee ons initiatief van een
vrijwilligersverzekering is opgepakt. De gemeenten zijn nu aan zet en
daarom stel ik meteen de vraag hoe de minister hen aanspoort om
daarmee aan de gang te gaan. Het is goed dat de minister de discussie
start over een manifest Verantwoord burgerschap, ook een oude wens van
de ChristenUnie-fractie. Bijzonder was ook de steun uit de hoek van
jongeren die zelf ook vinden dat er wat meer aandacht mag zijn voor
burgerplicht in plaats van alleen maar te genieten van de rechten.
Wat veiligheid betreft is het goed om te zien dat Burgernet succesvol
van start is gegaan. Het is een prachtvoorbeeld van de overheid die de
burger in positie brengt om mee te bouwen aan een veilige samenleving.
In de Nota Vernieuwing Rijksdienst staat dat er een paradigmawisseling
moet plaatsvinden: meer werken uit vertrouwen in plaats van uit
wantrouwen. Het betekent het afbouwen van de controletoren en het
verminderen van de bestuurlijke drukte. Het zit mij daarbij wel dwars
dat er nog niet heel veel klaar is. Er ligt een reactie op de
commissie-Oosting en sinds een dag of twee op de commissie-D'Hondt.
Verder zijn wij bezig met "single informtion, single audit". U weet
hoe groot mijn weerstand tegen dit soort Engelse termen is. Ik heb
echter nog niet echt het idee dat wij worden meegenomen in een stroom
van deregulering en bij het afbreken van bureaucratie, laat staan dat
er sprake is van een paradigmawisseling is. Hoe subjectief het
misschien ook is: ik heb daar wel behoefte aan. Ik hoor dan ook graag
wat het tijdpad van de bewindspersonen is voor het terugdringen van de
bestuurlijke drukte en wat daarbij de belangrijke momenten zijn.
Bij bestuurlijke drukte denkt mijn fractie ook aan gemeenschappelijke
regelingen. Ze zijn al eerder genoemd in dit debat. Wij gaan er
volgend jaar met elkaar over praten. Mijn fractie is nooit enthousiast
geweest over de zwaar opgetuigde stadsregio's en niet alleen vanwege
de tussenlaag die daarmee is gecreëerd, maar ook omdat gemeenteraden
er mee in hun maag zitten. Hoe leg je aan burgers uit dat ze voor een
probleem bij de regioraad moeten zijn, een orgaan dat eens in de maand
ergens anders in de provincie vergadert? De democratische controle op
de regioraad is bovendien ook erg zwak.
Voor gemeenschappelijke regelingen geldt in het algemeen dat de
aansturing en de controle op grote afstand van bijvoorbeeld de
gemeenteraad is geplaatst. Voor echt regionale zaken is de provincie
de aangewezen bestuurslaag. Daar moeten wij dan ook niets tussen
schuiven.
De heer Pechtold (D66):
Dan zit u mooi knel! De herindeling moet van dit kabinet namelijk van
onderop komen. Dan kunnen wij lang wachten. Regionaal mag ook niet.
Ondertussen heeft Andijk nog steeds die 0,01 leerplichtambtenaar,
ondanks haar 1400 leerlingen.
De heer Anker (ChristenUnie):
En wat is uw vraag?
De heer Pechtold (D66):
Het is waarschijnlijk vaker een probleem dat u tussen het CDA en de
PvdA in zit. Maar waar staat u?
De heer Anker (ChristenUnie):
Ik ben niet gek op de regionale samenwerking als oplossing. Zeker als
er heel veel gebeurt, wordt die namelijk onzichtbaar. Ik heb daarmee
zelf op lokaal niveau de nodige ervaring opgedaan. Bij de uitvoering
van sommige taken raak je helemaal het zicht kwijt op wat er precies
gebeurt. Het is dus geen goede oplossing. De CDA-fractie heeft nu een
aantal suggesties gedaan over hoe het ook zou kunnen. Ik zeg in
discussies met mensen in herindelingsgemeenten ook dat ze in de gaten
moeten houden dat samenwerking heel lastig kan zijn. Ik zeg niet: dus
moeten jullie herindelen. Ik vraag mij echter soms wel af of duidelijk
is hoe diffuus en onzichtbaar gemeenschappelijke regelingen kunnen
zijn.
De heer Pechtold (D66):
U partij neemt inmiddels twee jaar deel aan de regering. Ik vind het
dan ook moeilijk te accepteren dat u zegt dat u het allemaal bekijkt
en beschouwt. U stelt vragen, maar u komt niet met een visie.
U zegt dat de regio niet zal lukken. U noemt nadelen die ik zelf ook
zie. U zit vast aan dat "van onderop" en mijn stelling dat het wel
eens lang kan gaan duren. U pakt echter niet de rijksoverheid aan. De
commissie-Kok heeft een prachtig rapport geschreven over de Randstad.
Dit kabinet zegt dat het maar twee bestuurslagen wil.
De voorzitter:
Had u nog een vraag?
De heer Pechtold (D66):
Moeten wij wachten tot het einde van deze kabinetsperiode om vast te
stellen dat ook u geen enkele bijdrage heeft geleverd en dat u zich
hebt beperkt tot vragen en wikken en wegen?
De heer Anker (ChristenUnie):
U maakt er nu een karikatuur van. Ik zeg dat wij hiermee moeten
opschieten. Ik wacht dan ook op het moment dat wij het erover gaan
hebben. Als één ding mij opvalt, dan is het wel dat er inmiddels
stapels rapporten zijn geschreven over oplossingen voor de
bestuurlijke drukte. Het is een fantastisch principe om uit te gaan
van maximaal twee bestuurslagen, waarbij de tweede zich beperkt tot
controle. Als er bepaalde zaken zijn die in de regio opgepakt moeten
worden, waarom laat je dat dan niet over aan de provincie? Je ziet
namelijk heel vaak dat er zaken worden weggehaald bij de provincie,
omdat de stadsregio het moet gaan doen. De provincie wordt echter wel
rechtstreeks gekozen en daarom houden wij die veel liever in stand.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Pechtold (D66):
Heel kort. De coalitie wil maximaal twee bestuurslagen. Wanneer wordt
dat idee werkelijkheid?
De heer Anker (ChristenUnie):
Dat was mijn vraag ook.
De voorzitter:
Goed.
De heer Pechtold (D66):
Als het aan u ligt, wanneer effectueert dan het principe van die twee
bestuurslagen?
De heer Anker (ChristenUnie):
Ik zeg niet dat wij nu even in een motie kunnen regelen dat de wereld
morgen anders is. Ik vind dat wij er snelheid mee moeten maken. Wat
mij betreft is de tijd van studie voorbij. In de komende tijd zullen
wij beslissingen moeten nemen.
Daarom vraag ik het kabinet om een tijdpad. Wat zijn de belangrijke
momenten? Wij willen hiermee verder.
De heer Pechtold (D66):
Kunnen wij volgend jaar samen vaststellen dat het er is?
De heer Anker (ChristenUnie):
Dat lijkt mij heel behapbaar. Over een jaar moet toch wat mogelijk
zijn. Blij dat de heer Pechtold zaken heeft kunnen doen.
De heer Heijnen (PvdA):
De ChristenUnie regeert nog niet zolang, anders dan D66, maar daar zal
ik niet over spreken.
De heer Anker (ChristenUnie):
Het lijkt wel heel lang.
De heer Heijnen (PvdA):
De heer Anker zegt interessante dingen. Hij voelt niet zo veel voor
die gemeenschappelijke samenwerking van gemeenten en is terughoudend
met herindeling. Begrijp ik goed dat ook de heer Anker, na de VVD, het
CDA en de Partij van de Arbeid, tegen de bewindsdames zegt dat er meer
mogelijk moet zijn op het punt van taakdifferentiatie tussen
gemeenten?
De heer Anker (ChristenUnie):
Misschien wel. Ik wil maar zeggen dat wij niet alles in
gemeenschappelijke regelingen moeten schuiven. Tijdens het
wetgevingsoverleg hebben wij het hierover gehad en toen heb ik gezegd
dat ik het heel ondemocratisch en onzichtbaar vind worden. De minister
zei toen dat dat wel een beetje meeviel en dat met name de
regiobesturen zeggen dat het enorm goed gaat. Mijn ervaring als
raadslid was echter, net als bij veel burgers, dat je er helemaal gek
van wordt en dat je niet begrijpt hoe het geld wordt verdeeld.
De heer Heijnen (PvdA):
Taakdifferentiatie kan wat mij betreft betekenen dat de
centrumgemeente taken uitoefent voor buurgemeenten. Is de heer Anker
het met mij eens dat ook die vorm van taakdifferentiatie denkbaar is
en mogelijk moet zijn?
De heer Anker (ChristenUnie):
Ik wil daar wel over nadenken. Ik vind het echter wel belangrijk dat
dat lokaal wordt bedacht. Sommige gemeenten doen dat en ik vind dat
niet verkeerd.
De heer Bilder (CDA):
Ik heb er behoefte aan, te horen hoe de heer Anker aankijkt tegen een
aantal andere opties. Hij heeft nogal wat bezwaren geuit tegen de
gemeenschappelijke regelingen. In dit land zijn nog andere opties voor
gemeentelijke samenwerking. Ik noem Ten Boer, maar ook de
BEL-gemeenten. Zijn die opties door hem beoordeeld? Hoe staat hij
daartegenover?
De heer Anker (ChristenUnie):
Dit wordt een heel uitgebreid exposé over de inrichting van Nederland.
Ik vind dat daar goede aspecten aan zitten, maar ook dat daar lastige
kanten aan zitten. Het is goed dat de BEL-gemeenten zijn gaan
samenwerken. Eerlijk gezegd vraag ik mij wel af hoe lang dat goed
gaat. Ik vind dat een spannend experiment. Volgens mij is dit ook de
eerste keer dat daar op deze manier mee wordt omgegaan. Daarom heeft
het mijn bijzondere interesse. Er zijn absoluut een heleboel dingen
mogelijk. Volgens mij maakt de commissie voor BZK binnenkort een
studiereis om te zien hoe dat in andere landen gaat. Het is echt een
belangrijk onderwerp. Het gaat niet om alleen gemeenschappelijke
regelingen of om alleen herindelingen. Alles wat daartussen zit,
moeten wij ook gaan ontdekken.
De voorzitter:
Wat is een BEL-gemeente?
De heer Bilder (CDA):
Blaricum, Eemnes en Laren; dat zijn drie gemeenten in 't Gooi die een
heel bijzondere manier van samenwerking zijn aangegaan.
De voorzitter:
Ik doe altijd een poging om te begrijpen wat u zegt. Vervolgt u uw
betoog.
De heer Bilder (CDA):
Ik maak graag één opmerking in vragende zin. Op het moment dat je
kijkt naar bestuurlijk Nederland moeten wij met elkaar goed voor ogen
hebben dat een volmaakte situatie hier op aarde niet bereikt kan
worden. Aan elk model zit een keerzijde, een schaduwzijde. Ik ga ervan
uit dat als het erop aankomt, de wensen van burgers een belangrijke
rol zullen spelen in de beoordeling van mogelijkheden, en de
menselijke maat evenzeer.
De heer Anker (ChristenUnie):
Ja, absoluut. Ik zou echt heel lang hierover willen praten, met
iedereen hier.
De voorzitter:
Maar niet hier.
De heer Anker (ChristenUnie):
Het is absoluut waar. Ook wij vinden het belangrijk dat de lokale
identiteit geëerbiedigd wordt en dat mensen zich blijven herkennen in
het bestuur dat boven hen staat. Daarom vind ik ook dat de gemeente
erachter moet kunnen staan. Het moet herkenbaar blijven. Een
wetenschapper heeft eens gezegd dat een burger niet al te veel
bestuurslagen aankan; ik geloof maximaal drie. Dat is een discussie op
zich. Lokale eigenheid is absoluut heel belangrijk.
Mevrouw Van der Burg (VVD):
Voorzitter. Ik ben blij met de woorden van de heer Anker over de
bestuurslagen. Daar komen wij vast op terug. De heer Anker zegt dat
hij minder overheid en minder ambtenaren wil. Tegelijkertijd komt zijn
partij steeds met voorstellen. Minister Rouvoet heeft meer aandacht
voor de moraliteit van de jeugd op het gebied van sex dan voor het
aanpakken van wachtlijsten. Hoe bekijkt de heer Anker dat in relatie
tot het ingrijpen van de overheid in het persoonlijk leven van mensen?
De heer Anker (ChristenUnie):
De verleiding is heel groot dat ik, als ik mevrouw Van der Burg ga
antwoorden, de algemene politieke beschouwingen in het klein ga doen.
Zij heeft immers behoorlijk wat aangekaart.
De voorzitter:
Dat sta ik niet toe.
De heer Anker (ChristenUnie):
Ik ga heel voorzichtig op het gladde ijs van mijn collega bij jeugd en
gezin zitten en volgens mij was het geen kwestie van of het een, of
het ander. Hij heeft heel erg duidelijk gezegd: wij hebben hier een
probleem en dat willen wij aankaarten. Tegelijkertijd werkt hij zich
in het zweet, zeg ik heel netjes, om die wachtlijsten korter te maken.
Dat is geen kwestie van of het een, of het ander.
Mevrouw Van der Burg (VVD):
U onderschrijft hier dus dat wij niet alle jeugd over een kam moeten
scheren zoals het beeld nu bestaat? Ik merk dat mensen er buitengewoon
beledigd over zijn dat alle kinderen maar van dit soort gedrag beticht
worden. Daar neemt u hier in elk geval een duidelijk standpunt over
in?
De heer Anker (ChristenUnie):
Ja, maar dat doet minister Rouvoet ook. Hij zegt ook telkens dat het
met het grootste gedeelte van de jeugd heel erg goed gaat. Er is een
groep jeugd waar hij zich zorgen over maakt. Daar gaat het bij
Binnenlandse Zaken echt niet over.
De voorzitter:
Dat gaan wij hier ook niet doen vandaag. U vervolgt uw betoog.
De heer Anker (ChristenUnie):
Ik was bij veiligheid gebleven. Wij wachten nu alweer bijna een
halfjaar op een nader verslag van de wet op de veiligheidsregio's. Wij
doen dat bij nog een wet, maar daar heb ik inmiddels de toezegging
gekregen dat die eraan komt. Het gaat om de Wet ernstige overlast. Het
is behoorlijk druk op de plenaire agenda en de minister wil heel graag
die wet implementeren volgend jaar, half 2009. Wij krijgen de indruk
dat de Kamer in een positie komt dat wij juridisch moeten gaan
afhechten wat er in de praktijk is ontstaan. Ondertussen gaat de
minister verder met de voorbereidingen en soms met succes, maar wij
krijgen ook heel veel kritiek te horen. Vorig jaar was ik al niet blij
met de regionaliseringsbonus die regio's in het vooruitzicht wordt
gesteld wanneer zij gaan regionaliseren. Zo'n stimuleringsregeling
laat weinig ruimte voor alternatieven, wanneer gemeenten bijvoorbeeld
meer zelfstandigheid willen behouden. Met het vooruitzicht op het
debat ben ik daar destijds niet verder op doorgegaan, maar dat debat
blijft maar uit. Ik voel mij nu echt genoodzaakt om wat concreter te
worden.
Er zijn korpsen en er zijn gemeenten die heel veel doen aan
samenwerking en die goede afspraken maken op veiligheidsgebied. Zij
maken daar vooral kosten mee, maar regionaliseren niet volledig. Zij
werken samen met behoud van zelfstandigheid. Zij realiseren
ondertussen wel de kwaliteit waar de minister om vraagt. Vanuit de
regio IJsselland bijvoorbeeld krijgen wij het bericht dat zij geen
geld krijgen, terwijl zij wel hun zaken op orde maken. In Zuid-Holland
Zuid wordt er heel erg hard gewerkt, maar haalt men net de deadline
niet. Het al dan niet toekennen van geld wordt zo een drukmiddel, wat
volgens ons niet goed is voor het draagvlak. Ook in de manier waarop
wij dit soort processen doen, kunnen wij investeren in vertrouwen en
dan moet niet de schijn worden gewekt dat wij maar dingen doordrukken.
De fractie van de ChristenUnie vindt dat al die regio's, waarin wel
degelijk wordt ingezet op kwaliteitsverbetering en samenwerking, ook
gehonoreerd moeten worden. Dat is volgens ons ook de wet in concept,
want daarin wordt die optie bewust opengehouden. Graag een reactie van
de minister.
Over de politie.
De heer Van Raak (SP):
Ik ben erg blij met die opmerkingen. Deelt de heer Anker mijn zorg dat
onder druk van dat geld op dit moment brandweer geregionaliseerd
wordt? Bedoelt u dat door de grootschaligheidssubsidies nu
brandweerkorpsen worden geregionaliseerd terwijl de vrijwilligers dat
helemaal niet willen?
De heer Anker (ChristenUnie):
Dat bedoelde ik niet óók, dat bedoelde ik bijna uitsluitend. Want dat
is inderdaad echt het probleem. Dat is niet goed voor het draagvlak en
voor het vertrouwen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Anker (ChristenUnie):
De politie staat meestal voor een veilige samenleving. Dat betekent
dat mensen zich ook echt veilig moeten voelen. Veiligheid maken mensen
met elkaar, maar als er dingen gebeuren, moet de overheid er zijn om
de burgers een steun in de rug te zijn. Als wij willen dat mensen
elkaar aanspreken op asociaal gedrag, dan moeten wij er ook op kunnen
vertrouwen dat zij daarin gesteund worden. Het is dan schokkend om te
lezen dat de politie voor velen een vijand is.
Vorige week verscheen het rapport Agressie en geweld tegen
politiemensen in de basispolitiezorg. Wij zullen niet de enigen zijn
geweest die met stijgende verontwaardiging de conclusie hebben
gelezen. De ChristenUnie is blij dat bedreiging en belediging wel heel
veel worden vervolgd. Dat zijn wij aan de slachtoffers, maar ook zeker
aan onze rechtsstaat verplicht.
De politie hoeft niet je beste vriend te zijn, maar agenten verdienen
wel respect. Dat respect krijgen zij steeds minder. Een agent wordt
steeds anoniemer. Daaraan moet meer gewerkt worden. Ik onderstreep nog
maar eens het pleidooi voor een agent die de klas in komt en daar de
leerlingen vertrouwd maakt met de politie.
Wij spraken onlangs in een AO ook over het programma Veilige Publieke
Taak. De eerste fase is gericht op de werkgevers, maar het wordt nu
toch wel echt tijd dat wij fase twee beginnen, waarin er meer aandacht
is voor het publiek en natuurlijk voor de dader.
Het is ook van groot belang dat extra agenten bij de politie worden
ingezet. Het is voor ons onbegrijpelijk dat wij de politieke wil en
het geld hebben voor extra agenten, rechercheurs en forensisch
assistenten, maar dat wij hen niet ingezet krijgen bij de korpsen.
Gisteren kregen wij de brandbrief van de NPB, die ook een beeld
schetst van hoge werkdruk en te weinig mensen. In het
wetgevingsoverleg zei de minister dat zij een ander beeld krijgt dan
wij als Kamerleden. Ik begrijp niet hoe dat kan, want ik ken deze
minister als iemand die de handen graag uit de mouwen steekt en dus in
contact is met de realiteit. Maar er is dus grote onduidelijkheid. De
vacaturedruk is hoog, maar wordt niet ingevuld. Wij krijgen geen
inzicht in de redenen. Het gebeurt ons toch niet veel dat wij mensen
in de aanbieding hebben maar dat zij niet aan het werk komen, zeker
niet als de nood zo hoog is. Wij mogen niet het vertrouwen van agenten
op straat verliezen. Daarom vragen wij de minister om uit te zoeken
wat de kinken nu precies in de kabel zijn om de extra agenten aan het
werk te krijgen.
Wij vragen nogmaals aandacht voor het onderwerp kinderporno. Gelukkig
wordt dit steeds meer aangepakt door de politie, maar veel is nog in
de opstartfase. Voor zover wij het kunnen beoordelen, is er geen beeld
van hoe groot deze criminaliteit in Nederland is. Wij zetten inmiddels
extra in op de bestrijding van kinderporno, maar dat is niet alleen
een kwestie van meer mankracht. Wij moeten ook weten waar de meeste
inzet naartoe moet. Ik vraag de minister daarom of zij in samenwerking
met haar collega op Justitie een onderzoek wil instellen naar de aard
en omvang van criminaliteit rond kinderporno in Nederland. Dat moet
een onderzoek zijn dat dicht tegen de opsporingspraktijk aan zit. Het
zou daarom heel goed door de Politieacademie kunnen worden gedaan,
zoals die ook onderzoek heeft gedaan naar bijvoorbeeld de oud en
nieuw-rellen.