Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording vragen over mogelijke negatieve gevolgen van grootschalig biobrandstofproject in Indonesië

20-11-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister Cramer van VROM, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Ouwehand over mogelijke negatieve gevolgen van grootschalig biobrandstofproject in Indonesië. Deze vragen werden ingezonden op 16 oktober 2008 met kenmerk 2008Z04474 / 2080902860.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Bert Koenders

Antwoorden van de heer Koenders, minister voor
Ontwikkelingssamenwerking mede namens mevrouw Cramer, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op vragen van het lid Ouwehand (PvdD) over mogelijke negatieve gevolgen van grootschalig biobrandstofproject in Indonesië.

Vraag 1

Kent u het bericht `grootschalig project voor alternatieve biobrandstoffen'? 1)

Antwoord

Ja

Vraag 2
Kunt u uiteenzetten of u het project `Eco integration' als duurzaam beoordeelt en op welke criteria u dat baseert?

Vraag 3
Kunt u uiteenzetten of u zelf een duurzaamheidsanalyse heeft gemaakt of zich baseert op de informatie van het project `Eco integration' zelf?

Antwoord

Nederland is zich bewust van de mogelijke negatieve gevolgen voor de mensen en voor het milieu die grootschalige productie van biomassa voor energiedoeleinden met zich mee zou kunnen brengen. Daarom zet Nederland zich in voor de ontwikkeling en toepassing van duurzaamheidscriteria voor de productie van biomassa voor energiedoeleinden. Binnen de Europese Unie wordt momenteel onderhandeld over verplichte duurzaamheidscriteria, waarbij Nederland voorstander is van strenge Europese regelgeving.

Ter aanvulling stimuleert het kabinet (private) initiatieven om te komen tot verduurzaming van biomassa voor energiedoeleinden op basis van criteria van de Commissie Cramer of vergelijkbare criteria. Deze criteria richten zich op verminderde uitstoot van CO2, voorkomen van concurrentie met voedsel of andere lokale toepassingen, behoud van biodiversiteit, voorkomen van negatieve effecten op milieu, bijdragen aan de plaatselijke economie en werkgelegenheid, en bijdragen aan betere sociale leefomstandigheden van plaatselijke bevolking en werknemers.

Eén van de initiatieven om te komen tot verduurzaming van biomassa voor energiedoeleinden is een subsidieregeling die momenteel wordt opgezet. Het doel van deze regeling is projecten te ondersteunen die gericht zijn op verduurzaming van biomassaproductie, waarbij het ook denkbaar is dat voorstellen zullen binnenkomen van onderhavige initiatieven als `Eco Integration'. Bij de selectie zullen projectvoorstellen o.a. getoetst worden op de mate waarin de zes duurzaamheidsprincipes van de Commissie Cramer toegepast gaan worden.

Daarnaast ondersteunt Nederland verduurzaming van biomassaproductie ook in samenwerking met andere landen, onder andere met Indonesië. Zo werkt Nederland in Indonesië samen met de overheid en stakeholders ter bevordering van duurzaamheidscriteria, certificering, macro-monitoring en capaciteitsopbouw. In het regelmatige overleg met Indonesië is het onderhavige project niet aan de orde geweest.

In het kader van verduurzaming van biomassa productie ziet de Nederlandse overheid met belangstelling de resultaten tegemoet van het project `Eco Integration'. Wij zien het project als een interessant en mogelijk kansrijk project, dat positieve effecten kan hebben voor zowel (lokale) energievoorziening, armoedebestrijding en milieu. Om te bepalen of dit daadwerkelijk wordt gerealiseerd is een onafhankelijke beoordeling nodig. Dit dient te gebeuren door middel van certificering op basis van een breedgedragen norm, die door onafhankelijke organisaties wordt uitgevoerd. Voor een dergelijke onafhankelijke certificering is het van belang dat er sprake is van transparantie en dat criteria worden toegespitst op de lokale situatie.

De Nederlandse overheid heeft het project zelf niet beoordeeld op duurzaamheid, omdat het een privaat initiatief is in Indonesië.

Zoals door de minister van VROM tijdens de begrotingsbehandeling is aangegeven wordt er door de Nederlandse overheid met aandacht gekeken naar meerdere potentiële "nieuwe" biomassastromen voor energietoepassingen zoals suikerpalm. Binnenkort zal door het ministerie van VROM een onderzoek worden uitgezet naar de potentie van deze nieuwe stromen en de mogelijke voor- en nadelen hiervan.

Vraag 4
Bent u bekend met het feit dat in grootschalige bio-energie projecten zoals `Eco integration' de genoemde inzet van de lokale bevolking regelmatig gepaard gaat met sociale wantoestanden, zoals de uitbetaling van lonen onder het bestaansminimum, gedwongen verhuizing en in gebruik neming van communale gronden voor de productie van biomassa tegen de wens van de lokale bevolking? Kunt u uitsluiten dat deze sociale wantoestanden in het project `Eco integration' plaatsvinden en kunt u toelichten waarop u uw antwoord baseert?

Vraag 5
Bent u bekend met het feit dat grootschalige bio-energie projecten zoals `Eco integration' een groot ruimtebeslag kunnen leggen op de beschikbare lokale gronden die nodig zijn voor het produceren van voedselgewassen voor de lokale markt waarbij ook door zogenoemde `gedegradeerde' gronden een belangrijke rol spelen? Kunt u uitsluiten dat de gedegradeerde gronden in het project `Eco integration' gronden zijn die door de lokale bevolking werden gebruikt voor andere doeleinden en kunt u toelichten waarop u uw antwoord baseert?

Vraag 6
Bent u bekend met het feit dat grootschalige bio-energie projecten zoals `Eco integration' voedselgewassen exporteren en dat deze grootschalige export kan leiden tot een verminderde beschikbaarheid van deze gewassen op de lokale markt en het stijgen van de prijzen van deze producten op de lokale markt? Kunt u uitsluiten dat het project `Eco integration' zal leiden tot verminderde beschikbaarheid van voedselproducten en hogere prijzen op de lokale markt en kunt u toelichten waarop u uw antwoord baseert?

Vraag 7
Bent u bekend met het feit dat grootschalige bio-energie projecten zoals wellicht `Eco integration' veinzen de lokale bevolking en kleine producenten te betrekken, maar in realiteit onderdeel uitmaken van grote concerns die weinig binding hebben met de lokale bevolking? Kunt u garanderen dat de lokale bevolking op volwaardige wijze participeert in dit project en daar ook de financiële vruchten van plukt en kunt u toelichten waarop u uw antwoord baseert?

Antwoord

De Nederlandse overheid is zich bewust van de mogelijke negatieve gevolgen die grootschalige productie van biomassa voor energiedoeleinden met zich mee zou kunnen brengen voor mens en milieu, waaronder sociale omstandigheden van de lokale bevolking, gebruik van de beschikbare lokale gronden, voedselprijzen en participatie van de lokale bevolking. Daarom zet de Nederlandse overheid sterk in op verduurzaming van de productie van biomassa voor energiedoeleinden, juist om de mogelijke negatieve effecten tegen te gaan. Voor zover ons bekend, is het project eco-integration gericht op duurzame productie voor de lokale markt. Suikerpalm biedt mogelijk een goed perspectief. Suikerpalm is een gewas met een goede CO2-balans dat weinig of geen bemesting nodig heeft en relatief weinig water verbruikt. Bovendien kan suikerpalm bijdragen aan het tegengaan van erosie. Aangezien het daarnaast in het Eco-integration project om productie in een mengcultuur gaat, lijkt het op het eerste gezicht ook in ecologisch en sociaal opzicht een duurzaam gewas. Het project `Eco Integration' wil negatieve gevolgen juist tegengaan. Zoals bekend kan alleeen voor aantoonbaar duurzaam gecertificeerde producten gegarandeerd worden dat er volgens specifieke duurzaamheidscriteria geproduceerd is.

De Nederlandse overheid kan niet verantwoordelijk zijn voor mogelijke negatieve gevolgen in het project `Eco integration'. Het project is, zoals gezegd, een initiatief in Indonesië, het wordt uitgevoerd met (deels buitenlandse) private partijen.

Vraag 8
Kunt u uiteenzetten op basis van welke onafhankelijke data de genoemde bosbouwonderzoeker mag claimen dat regenwouden en landbouwgronden ongemoeid blijven? Moeten deze claims worden onderbouwd door een onafhankelijke organisatie alvorens deze in Nederland mogen worden verkondigd? Zo ja, welke onafhankelijke instantie beoordeelt deze claims en op basis van welke criteria? Zo neen, waarom niet en hoe wordt dan voorkomen dat onrechtmatige claims worden gedaan over de duurzaamheid van biomassa- en biobrandstofprojecten?

Antwoord

Zie ook antwoord vraag 2 en 3.

Het is niet bekend op welke onafhankelijke data de bosbouwonderzoeker zich baseert. Genoemde claims hoeven in tegenstelling tot een duurzaamheidscertificaat niet te worden onderbouwd door een onafhankelijke organisatie alvorens deze in Nederland mogen worden verkondigd.

Voorts is voorzien dat er op transparante wijze gerapporteerd gaat worden over lokale milieuaspecten en sociale aspecten. Daarbij wordt ook gekeken of gedegradeerde gronden gebruikt zijn bij de teelt van gewassen voor biobrandstoffen. Wat betreft de zogeheten indirecte effecten zoals concurrentie met voedsel kan (evenals ten aanzien van de productie van andere landbouwgewassen) vooraf niet gegarandeerd worden dat deze effecten voorkomen kunnen worden. Wel kan gekozen worden om op lokaal niveau te monitoren wat deze effecten zijn en in welke mate deze optreden.


1) de Volkskrant, 8 oktober 2008

* Ministerie van Buitenlandse Zaken

* Bezuidenhoutseweg 67

* Postbus 20061

* 2500 EB Den Haag

* Tel.: 070-3 486 486

* Fax: 070-3 484 848

* Internet: www.minbuza.nl