Veilig Amsterdam
Gemeente Amsterdam: Geweld tegen homoâs bewijs van eigen mannelijkheid
Gayparade
* Geweld tegen homo's
20 november 2008
Laagopgeleide mannen tussen de 17 en 25 jaar gebruiken geweld tegen
homoâs als zij zich uitgedaagd voelen om hun mannelijkheid te
bewijzen. Daders zeggen âop zich niets tegen homoâs te hebbenâ, zolang
ze zich op een manier gedragen die zij acceptabel vinden. De
machocultuur van jongensgroepen daagt hen uit om afstand te nemen van
âtypisch homogedragâ, desnoods door middel van geweld. De oorzaak van
geweld tegen homoâs ligt daarom in ideeën over mannelijkheid en seks,
vrijwel niet in religie. Ook komt georganiseerd âpotenrammenâ niet of
nauwelijks voor. Dat blijkt uit het onderzoek âAls ze maar van me
afblijvenâ, dat is uitgevoerd door de Universiteit van Amsterdam in
opdracht van de gemeente Amsterdam.
De tolerantie van homoseksualiteit blijkt onder relatief grote groepen
jonge mannen een dun laagje beschaving te zijn. Het onderzoek wijst
uit dat negatieve ideeën over homoseksualiteit breed voorkomen binnen
de krijgsmacht en (voetbal)sport ongeacht etniciteit. Intolerantie
gaat hand in hand met discriminatie en fysiek geweld, wat ten koste
gaat van een veilig klimaat voor homoseksuelen. Het onderwijs vormt
daar geen uitzondering op. Onder jongeren is veel discriminatie van
homoâs, grotendeels gecombineerd met onwetendheid over
homoseksualiteit. Dit leidt tot een onveilig klimaat op scholen
waarbij uitsluiting van homoseksuele jongeren aan de orde van de dag
is.Voor het onderzoek zijn daders geïnterviewd, dossiers van politie,
reclassering en rechtbank bestudeerd, gesprekken gevoerd met jongeren
die tot risicogroepen behoren en zijn vragenlijsten afgenomen onder
Amsterdamse scholieren.
Oorzaak
De hoofdoorzaak van de afkeer die de daders van antihomoseksueel
geweld voelen voor homoseksualiteit, ligt in hun opvattingen en
emoties over mannelijkheid en seksualiteit. Vier aspecten hiervan
blijken vooral ergernis, afkeuring en walging op te roepen: anale
seks, âvrouwelijkâ gedrag, de zichtbaarheid van homoseksualiteit en de
angst om door een homo versierd te worden. Opvallend hierbij is dat de
jongens homoseksualiteit niet op alle fronten afwijzen. In veel
gevallen zeggen ze helemaal geen hekel te hebben aan homoâs en
realiseren ze zich dat homoseksualiteit bij de samenleving hoort. Wel
stellen ze strenge voorwaarden; homoseksuelen mogen de vier genoemde
aspecten niet in hun gedrag tonen. Geweld ontstaat voornamelijk als
deze jongens denken seksueel object van homomannen te zijn: in bijna
40% van de onderzochte gevallen is dit een aantoonbare âtriggerâ van
het geweld. Deze jongens kunnen het idee niet verdragen dat ze in een
rol kunnen worden gedrongen die zij als vrouwelijk en vernederend
zien.
Daders
Verdachten van fysiek geweld zijn meestal jongens tussen de 17 en 25
jaar. Ze zijn even vaak van autochtoon-Nederlandse als van Marokkaanse
afkomst (beide 36%). Aangezien van alle Amsterdamse jongeren tot en
met 24 jaar 39% tot de eerste en 16% tot de tweede groep behoort, zijn
Marokkanen oververtegenwoordigd als verdachten van de genoemde vorm
van geweld. Het grootste deel (55%) van de fysieke geweldsdelicten is
buiten de bekende plekken voor homoseksuelen (het uitgaansleven en
homo-ontmoetingsplaatsen).
Er zijn weinig verschillen te vinden tussen de manier waarop
verschillende groepen (scholieren, risicojongeren en daders) over
homoseksualiteit denken. Zo blijkt bij veel middelbare scholieren de
homotolerantie flinterdun te zijn: jongeren geven weliswaar aan
homoseksualiteit in algemene zin te accepteren, maar ze zijn
aanzienlijk minder tolerant over homoseksualiteit in hun nabijheid.
De geringe verschillen tussen de groepen leiden tot de zorgwekkende
constatering dat de potentiële dadergroep erg groot is. Dit blijkt
ook uit het feit dat veel daders van antihomogeweld hun delict niet
tevoren plannen. Van georganiseerd âpotenrammenâ is slechts op
beperkte schaal sprake. De meeste incidenten ontstaan ter plekke. De
situatie loopt uit de hand op het moment dat de daders geconfronteerd
worden met een situatie die conflicteert met hun opvattingen over
mannelijkheid en seksualiteit.
De onderzoekers vonden een aantal factoren dat verklaart waarom
sommigen wel overgaan tot antihomoseksueel geweld en anderen niet.
Daders plegen geweldsdelicten vaak in groepen en kunnen slecht
weerstand bieden aan groepsdruk. Het afzetten tegen homoseksualiteit
heeft in veel groepen een identiteitsfunctie: jongeren verwerven zo
een stoere, mannelijke status. Zo voorkomen ze om te worden gezien als
âhomoâ, wat voor hen gelijk staat aan zwak en vrouwelijk. Daarnaast
spelen sociaaleconomische factoren een belangrijke rol. Daders zijn
opvallend vaak laagopgeleid, werkloos en afkomstig uit
probleemgezinnen. Het plegen van antihomoseksueel geweld kan een
effectieve manier zijn om respect en een mannelijke status te
verkrijgen voor wie dat op legale wijze niet lukt. Het geweld van
daders is niet religieus geïnspireerd; godsdienstige opvattingen
spelen hooguit op de achtergrond een indirecte rol.
Feiten en cijfers
In 2007 werden er 201 homogerelateerde meldingen en aangiften gedaan
bij de Amsterdamse politie. Het gaat om 79 gevallen van verbaal geweld
(39%), 38 gevallen van serieuze bedreiging (19%), 17 gevallen van
beroving (9%) en 67 gevallen van fysiek geweld (33%).
Slachtoffers van antihomoseksueel geweld stappen in overgrote
meerderheid van de gevallen niet naar de politie: naar schatting wordt
75 tot 96% van dit type incidenten niet gemeld. Het werkelijke aantal
incidenten zal dus veel hoger liggen. In totaal wordt in 43% van alle
incidenten een verdachte geregistreerd.
Ruim de helft van de fysieke geweldincidenten is zomaar ergens op
straat, het restant (42%) in het homo-uitgaanscircuit en op
homo-ontmoetingsplaatsen (in parken). Antihomogeweld komt vooral voor
in het weekend met een piek in de zomer (vooral in augustus).