De Nederlandse Bank
Ten geleide van het ECB Maandbericht november 2008
Nieuwsbericht
Datum 12 november 2008
Op basis van zijn reguliere economische en monetaire analyses heeft de
Raad van Bestuur in zijn op 6 november gehouden vergadering besloten
het rentetarief voor de basis-herfinancieringstransacties van het
Eurosysteem met ingang van het begin van de nieuwe
reserve-aanhoudingsperiode op 12 november 2008 nogmaals met 50
basispunten te verlagen naar 3,25%. Daarnaast werd besloten de
rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de
depositofaciliteit elk met 50 basispunten te verlagen tot
respectievelijk 3,75% en 2,75%, eveneens met ingang van 12 november
2008. Deze beslissingen volgen op de gecoördineerde renteverlaging van
8 oktober 2008.
Naar het oordeel van de Raad van Bestuur zijn de verwachtingen voor de
prijsstabiliteit verder verbeterd. Naar verwachting zal de inflatie in
de komende maanden blijven dalen en in de loop van 2009 een niveau
bereiken dat in overeenstemming is met prijsstabiliteit. De
intensivering en verbreding van de onrust in de financiële markten zal
de vraag op mondiaal niveau en in het eurogebied waarschijnlijk
gedurende een langere periode dempen. In een dergelijk klimaat zou de
druk van prijzen, kosten en lonen in het eurogebied, rekening houdende
met de sterke daling van de grondstoffenprijzen in de afgelopen
maanden, ook moeten matigen. Tegelijkertijd is het onderliggende tempo
van de monetaire expansie krachtig gebleven, maar ook verdere tekenen
van afname blijven vertonen. Al met al wijzen de beschikbare gegevens
en de huidige analyse van de Raad van Bestuur op een verdere
vermindering van de opwaartse risico's voor de prijsstabiliteit op de
voor het beleid relevante middellange-termijnhorizon, ook al zijn deze
risico's niet geheel verdwenen. Onder deze omstandigheden is het
derhalve cruciaal dat alle partijen, waaronder overheden, prijszetters
en sociale partners, hun volledige verantwoordelijkheid nemen. De
onzekerheid die voortvloeit uit de ontwikkelingen in de financiële
markten blijft buitengewoon hoog en er liggen uitzonderlijke
uitdagingen voor ons. De Raad van Bestuur verwacht dat het bankwezen
tot het herstel van het vertrouwen zal bijdragen. Hij zal ervoor
zorgen dat de inflatieverwachtingen stevig verankerd blijven in
overeenstemming met zijn doelstellingen voor de middellange termijn.
Daarmee ondersteunt de Raad van Bestuur duurzame groei en
werkgelegenheid en draagt hij bij tot financiële stabiliteit. De Raad
zal alle ontwikkelingen gedurende de komende periode daarom zeer
nauwlettend blijven volgen.
De huidige ontwikkelingen in de economische bedrijvigheid worden nog
steeds omgeven door een uitzonderlijk grote mate van onzekerheid, die
grotendeels voortvloeit uit de intensivering en verbreding van de
onrust in de financiële markten. De wereldeconomie als geheel staat
bloot aan de negatieve effecten, nu de spanningen in toenemende mate
overslaan van de financiële markten naar de reële economie en van de
ontwikkelde naar de opkomende economieën. In het geval van het
eurogebied bevestigen de laatste enquêtegegevens dat de dynamiek in de
economische bedrijvigheid merkbaar is afgenomen, met een zwakke
interne en externe vraag en krappere financieringsvoorwaarden.
Vooruitblikkend zal het van cruciaal belang blijven solide funderingen
te leggen voor een herstel. Voor een zo spoedig mogelijk herstel is
het van het grootste belang de discipline en een
middellange-termijnperspectief in de macro-economische beleidsvorming
te handhaven en tweede-ronde-effecten te voorkomen. Daarnaast is van
evenveel belang voor het bankwezen zich volledig rekenschap te geven
van de significante steunvoorzieningen die door regeringen zijn
vastgesteld om de financiële markten te kalmeren. Deze voorzieningen
zouden het vertrouwen in het financiële stelsel moeten ondersteunen en
ertoe moeten bijdragen te grote restricties op de kredietverstrekking
aan bedrijven en huishoudens te voorkomen. In combinatie met de
recente algemene dalingen in de grondstoffenprijzen zouden deze
voorzieningen tot het herstel van het vertrouwen moeten bijdragen.
Naar het oordeel van de Raad van Bestuur heeft een aantal eerder
vastgestelde neerwaartse risico's voor de economische bedrijvigheid,
met name de risico's die voortvloeien uit de spanningen in de
financiële markten, zich geconcretiseerd. Andere neerwaartse risico's
houden nog steeds verband met de mogelijkheid van wanordelijke
ontwikkelingen ten gevolge van mondiale onevenwichtigheden en met
toenemende protectionistische druk, maar ook met de mogelijkheid van
hernieuwde stijgingen van de grondstoffenprijzen.
Wat de prijsontwikkelingen betreft, is de HICP-inflatie op jaarbasis
sinds de afgelopen herfst aanzienlijk boven het niveau gebleven dat in
overeenstemming is met prijsstabiliteit. Sinds juli is zij echter
gestaag teruggelopen. Volgens de voorlopige (flash) raming van
Eurostat was zij in oktober gedaald tot 3,2%, van 3,6% in september en
3,8% in augustus. Het aanhoudend hoge inflatiepeil is grotendeels te
wijten aan zowel de directe als de indirecte effecten van de in het
verleden waargenomen mondiale prijsstijgingen voor energie en
voedingsmiddelen. Bovendien heeft de krachtige loongroei in de eerste
helft van het jaar, ondanks een zwakkere groeidynamiek, in combinatie
met een afnemende groei van de arbeidsproductiviteit in dezelfde
periode, geresulteerd in een aanzienlijke stijging van de
arbeidskosten per eenheid product.
Wat de toekomst betreft, wijzen de recente scherpe dalingen van de
grondstoffenprijzen en de aanhoudende verzwakking van de vraag erop
dat de HICP-inflatie op jaarbasis in de komende maanden zal blijven
dalen en in de loop van 2009 een niveau zal bereiken dat in
overeenstemming is met prijsstabiliteit. Afhankelijk van met name het
toekomstige beloop van de prijzen van olie en andere grondstoffen
kunnen enkele nog sterkere neerwaartse bewegingen in de HICP-inflatie
medio volgend jaar niet worden uitgesloten, met name als gevolg van
basiseffecten. Deze bewegingen zouden van korte duur zijn en derhalve
niet relevant vanuit het oogpunt van monetair beleid. Als we deze
volatiliteit buiten beschouwing laten, zijn de opwaartse risico's voor
prijsstabiliteit op de voor het beleid relevante termijn echter aan
het afnemen. De resterende opwaartse risico's houden verband met een
onverwachte stijging van de grondstoffenprijzen, de indirecte
belastingen en door de overheid gereguleerde prijzen, alsmede met het
ontstaan van breed gefundeerde tweede-ronde-effecten in prijszettings-
en loonvormingsgedrag, met name in economieën waar de nominale lonen
aan de consumptieprijzen gekoppeld zijn. De Raad van Bestuur blijft er
dan ook op aandringen dergelijke regelingen af te schaffen. Het is van
cruciaal belang dat de inflatieverwachtingen op de middellange tot
langere termijn stevig verankerd blijven op niveaus die in
overeenstemming zijn met prijsstabiliteit.
Wat de monetaire analyse betreft, is het groeitempo op jaarbasis van
de ruime monetaire en kredietaggregaten weliswaar nog steeds krachtig,
maar in september verder afgenomen. Vanuit het passende
middellange-termijnperspectief bevestigen de monetaire gegevens tot en
met september dat de opwaartse risico's voor prijsstabiliteit aan het
afnemen zijn, maar nog niet geheel zijn verdwenen.
Bij nadere beschouwing van de monetaire en kredietgegevens blijkt dat
de recente intensivering van de spanningen in de financiële markten al
een merkbare impact heeft gehad, met name in de vorm van een uitstroom
uit geldmarktfondsen en een grotere instroom in girale deposito's. De
volledige impact van de onzekerheid van beleggers op hun
beleggingsgedrag zal echter pas in de komende maanden duidelijk
worden. Noch portefeuilleherschikkingen tussen niet-monetaire en
monetaire activa, noch verschuivingen tussen verschillende soorten
monetaire activa kunnen daarom in de komende periode worden
uitgesloten. Dergelijke effecten moeten daarom in aanmerking worden
genomen bij de beoordeling van de monetaire groei en de implicaties
ervan voor prijsstabiliteit op de middellange termijn.
Daarnaast zijn er aanwijzingen in de gegevens van september dat de
recente intensivering en verbreding van de spanningen in de financiële
markten heeft geleid tot een tragere verstrekking van bankkrediet aan
ingezetenen van het eurogebied, hetgeen zich voornamelijk weerspiegelt
in een geringere hoeveelheid aangehouden effecten. Tegelijkertijd
waren er voor het eurogebied als geheel tot en met september geen
aanwijzingen dat de kredietverstrekking door banken aan huishoudens en
niet-financiële vennootschappen aan het opdrogen was. Met name de
verdeling naar looptijd van leningen duidt erop dat niet-financiële
vennootschappen zich nog steeds konden financieren, ook met kredieten
met een relatief lange looptijd. Voor een goed onderbouwd oordeel zijn
echter meer gegevens en verdere analyses nodig.
Samengevat zal de intensivering en verbreding van de onrust in de
financiële markten de vraag op mondiaal niveau en in het eurogebied
waarschijnlijk gedurende een langere periode dempen. In een dergelijk
klimaat zou de druk van prijzen, kosten en lonen in het eurogebied,
rekening houdende met de sterke daling van de grondstoffenprijzen in
de afgelopen maanden, ook moeten matigen. Tegelijkertijd is het
onderliggende tempo van de monetaire expansie krachtig gebleven, maar
ook verdere tekenen van vertraging blijven vertonen. Een onderlinge
toetsing van de bevindingen van de economische analyse met die van de
monetaire analyse bevestigt dat de opwaartse risico's voor de
prijsstabiliteit op de voor het beleid relevante
middellange-termijnhorizon verder zijn afgenomen, ook al zijn deze
risico's niet geheel verdwenen. Onder deze omstandigheden is het
derhalve cruciaal dat alle partijen, waaronder overheden, prijszetters
en sociale partners, hun volledige verantwoordelijkheid nemen. De
onzekerheid die voortvloeit uit de ontwikkelingen in de financiële
markten blijft buitengewoon hoog en er liggen uitzonderlijke
uitdagingen voor ons. De Raad van Bestuur verwacht dat het bankwezen
tot het herstel van het vertrouwen zal bijdragen. Hij zal ervoor
zorgen dat de inflatieverwachtingen stevig verankerd blijven in
overeenstemming met zijn doelstellingen voor de middellange termijn.
Daarmee ondersteunt de Raad van Bestuur duurzame groei en
werkgelegenheid en draagt hij bij tot financiële stabiliteit. De Raad
zal alle ontwikkelingen gedurende de komende periode daarom zeer
nauwlettend blijven volgen.
Op het gebied van het begrotingsbeleid onderstrepen uitdagingen op de
middellange termijn, zoals de vergrijzende bevolking, de noodzaak om
houdbaarheid op de middellange termijn in het begrotingsbeleid
centraal te stellen en daardoor vertrouwen op te bouwen. In
overeenstemming daarmee moeten de begrotingsbepalingen van het Verdrag
van Maastricht en het Pact voor Stabiliteit en Groei volledig worden
toegepast, zoals onlangs door de Ecofin-Raad en de Europese Raad werd
bevestigd. De regels voor het begrotingsbeleid vormen een van de
onmisbare pijlers van de EMU en de gemeenschappelijke munt, en er moet
strikt aan worden vastgehouden om het vertrouwen in de houdbaarheid
van begrotingen niet te ondermijnen. Tot slot vraagt de huidige
situatie om de hoge kwaliteit en tijdigheid van statistische gegevens
over overheidsinterventies teneinde de transparante en verantwoorde
besteding van openbare middelen te waarborgen.
Wat betreft de structurele beleidsmaatregelen zal de aanhoudende
periode van zwakke economische bedrijvigheid en grote onzekerheid over
de economische vooruitzichten een aanzienlijk beroep doen op de
veerkracht van de economie van het eurogebied. De huidige situatie
moet daarom worden gezien als een katalysator voor de
tenuitvoerlegging van de noodzakelijke binnenlandse hervormingen,
zodat landen ten volle kunnen profiteren van de voordelen van
verbeterde internationale handel en marktintegratie, in
overeenstemming met het beginsel van een openmarkteconomie met vrije
mededinging.
De Engelstalige versie van dit Maandbericht bevat drie artikelen. In
het eerste artikel wordt uitgelegd waarom het, vanuit een
monetaire-beleidsperspectief, belangrijk is de ontwikkelingen van de
arbeidskosten en de indicatoren voor het concurrentievermogen in alle
landen van het eurogebied in het oog te houden. In het tweede artikel
wordt een kader voor de waardering van aandelenmarkten en
aandelenrisicopremies gepresenteerd. In het derde artikel worden tien
jaar TARGET en de start van TARGET2 besproken.