Inspectie voor de Gezondheidszorg


De volgende stap in toezicht

Toespraak van Inspecteur-Generaal Gerrit van der Wal bij het congres: `De volgende stap in toezicht' van het Nationaal Register en Van Doorne Advocaten. Amsterdam, 14 november 2008

Dames en heren,

Graag wil ik Van Doorne advocaten hartelijk danken voor hun gastvrijheid vandaag.
En natuurlijk dank ik het Nationaal Register voor het organiseren van deze bijeenkomst. Vooral nu een deel van uw achterban, de commissarissen en toezichthouders, zware tijden beleeft. Toezichthouders in de financiële sector worden immers door de kredietcrisis zwaar geraakt - zo niet rechtstreeks in de portemonnee, dan toch wel in het imago.

Bestuurders en toezichthouders in de gezondheidszorg, die meer mijn 'achterban' vormen, hebben het overigens ook niet makkelijk. Volgens een onderzoek van het blad Zorgvisie hebben dit jaar meer zorgbestuurders dan ooit het veld moeten ruimen. Meestal ging het om bestuurders van thuiszorgorganisaties die financieel in zwaar weer terecht waren gekomen. In een kleiner deel van de gevallen ging het om bestuurders van ziekenhuizen en instellingen in de care-sector. Bij die conflicten speelden vaak andere problemen een rol dan financiële. De achtergrond van die conflicten vormt het thema van mijn bijdrage van vanmiddag.

In vrijwel alle gevallen dat ziekenhuisbestuurders opstapten, was namelijk de kwaliteit van de zorg in het geding. Met als recent voorbeeld de IJsselmeerziekenhuizen, waar het met de hygiëne in de operatiekamers zo slecht gesteld was.
De vraag is dus van belang: wie is binnen de instelling nu eigenlijk verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg?

Wettelijk gezien is het antwoord op die vraag helder, namelijk: de Raad van Bestuur. Die is ook het aanspreekpunt voor de inspectie, zo is het geregeld in de Kwaliteitswet.
Maar de werkelijkheid is weerbarstiger. Kwaliteit ligt immers in de eerste plaats in de handen van de professionals. Zij zijn zelf het best in staat om de kwaliteit van medisch handelen te beoordelen. Zij beroepen zich ook vaak op hun professionele autonomie en op het 'zelfreinigend vermogen' van de intercollegiale toetsing.

De Raad van bestuur heeft als primaire taak te zorgen dat de professionals hun werk goed kunnen doen. De Raad van Bestuur is verantwoordelijk voor de voorwaarden voor goede zorg. Voor het aantrekken van bekwaam personeel, voor goede systemen van kwaliteitszorg en veiligheidsmanagement, voor optimale werkomstandigheden.

De professionals zorgen voor de kwaliteit, de bestuurders voor de randvoorwaarden. Zo beschreven, lijken dat gescheiden terreinen. Maar dat zijn het niet.
De medaille van de professionele autonomie heeft immers ook een keerzijde: de verantwoordingsplicht. Het handelen van medisch specialisten moet toetsbaar zijn. Zij moeten zich verantwoorden tegenover hun collega's, tegenover de patiënten, maar zeker ook tegenover de Raad van Bestuur.

Zo is de kwaliteit van de zorg in een ziekenhuis afhankelijk van de samenhang tussen beide terreinen: die van de professionals en van de bestuurders. Alleen een goed samenspel tussen Raad van Bestuur en professionals leidt tot optimale zorg.

De werkelijkheid in veel instellingen is, dat de twee terreinen wél gescheiden zijn. Met als uiteindelijk gevolg dat de Raad van Bestuur formeel verantwoordelijk is, maar die verantwoordelijkheid niet waarmaakt - of niet kan waarmaken.

Een enkele keer ligt dat aan gebrek aan bevoegdheden. Soms ligt het aan gebrek aan gezag.
Vaak ligt het aan gebrek aan informatie. Informatie die domweg ontbreekt, omdat ze niet in heldere maten en getallen is uitgedrukt en vastgelegd. Of informatie die er wel is, maar niet bekend is bij de Raad van Bestuur. Omdat de uitkomsten van visitaties, complicatieregistraties en dergelijke binnen de virtuele muren van de maatschap blijven.

Die situatie is niet meer aanvaardbaar. In de eerste plaats voor de instelling zelf, die daardoor niet de beste zorg kan leveren. Maar ook voor het functioneren van het hele stelsel - inclusief de rol van het toezicht. De Raad van Bestuur is immers het aanspreekpunt van de inspectie. Wij moeten er van op aan kunnen, dat het bestuur ons alle informatie geeft die we nodig hebben.
We moeten er dus van op aan kunnen, dat de Raad van Bestuur weet wat er binnen de muren van haar instelling gebeurt.

Daarom moeten bestuurders meer dan vroeger sturen, actief leiding geven. Zij moeten leiding geven aan een sluitend, cyclisch systeem van kwaliteitszorg. Waarin de professionals verantwoording afleggen van hun handelen. En bestuurders op die informatie hun beleid baseren en bijstellen. Zo ontstaat een systeem van voortdurende verbetering. Met als het goed is, een permanente discussie over de vraag, hoe de zorg beter kan - in het belang van de patiënt. Want daar gaat het uiteindelijk om.

De rol van de inspectie kan daarbij zijn, dat we aanzetten geven tot die discussie. Het repertoire van de inspectie kent als het ware twee 'stukken': advies en stimulans - en dwang en drang. Advies en stimulans vindt de inspectie het belangrijkst - zeker als ze aanzet vormen tot discussie binnen de instellingen.

Bij sommige professionals, met name medisch specialisten, is het imago van de inspectie niet altijd even goed. Op zichzelf kan ik daar prima mee leven. Maar ik vind het slecht als dat er toe leidt, dat de bevindingen van de inspectie niet ter harte worden genomen. Ik snap goed dat onze rapporten vaak niet prettig zijn om te lezen. Wij zijn nogal eens de boodschappers van het slechte nieuws. Maar de boodschapper moet niet verward worden met de boodschap. Mijn reactie is: zorg dat er geen slecht nieuws is. Ik zal de dag prijzen dat er geen vermijdbare gezondheidsschade meer te melden is!

Natuurlijk, een Raad van Bestuur mag de inspectie best eens als alibi gebruiken om problemen aan de orde te stellen. Ze mag best de betere resultaten van een collega-instelling als aanleiding gebruiken voor een intern debat -prima zelfs.
Maar als het goed is, entameert de Raad van Bestuur zelf het debat over verbetering van de zorg.

De afgelopen maanden heeft de inspectie op basis van steekproeven ematische rapporten uitgebracht, waarbij veel problemen aan het licht kwamen zoals het gebrek aan hygiëne in operatiekamers en fouten bij toepassingen van medische apparaten. Dan moet het zo zijn dat de Raad van Bestuur van het ziekenhuis zich afvraagt: hoe zit dat eigenlijk bij ons? - gelukkig gebeurt dat in toenemende mate -en ook dat de raad die vraag meteen inbrengt in de permanente interne discussie.

Zo blijkt dat de kwaliteit van de Raad van Bestuur uiteindelijk van enorm belang kan zijn voor de kwaliteit van de zorg. Voor de sfeer in de instelling, de onderlinge verhoudingen, het samenspel tussen bestuur en professionals, de permanente discussie over kwaliteit en veiligheid. En uiteindelijk ook voor de relatie met de inspectie.

De Raad van Toezicht heeft een andere positie. Deze heeft geen relatie met de inspectie. Ze ziet `alleen' toe op het functioneren van de Raad van Bestuur. Maar ook daarin kan veel verbeteren.

Het verbaast mij soms om te zien, hoe gering het besef is bij Raden van Toezicht dat zij niet alleen een verantwoordelijkheid hebben voor de financiën, maar ook voor de kwaliteit en veiligheid van de zorg. Uit onderzoek blijkt dat meer dan negentig procent van de Raden van Toezicht precies weet hoe de instelling er financieel voorstaat. Maar intensieve aandacht voor kwaliteit zien we in datzelfde onderzoek bij niet meer dan de helft van de Raden van Toezicht. Een uitspraak als - en ik citeer nu letterlijk de voorzitter van de Raad van Toezicht van de IJsselmeerziekenhuizen- "Ik wist het niet en ik hoefde het ook niet te weten, dat is mijn verantwoordelijkheid niet" , kan echt niet meer.

Toezichthouders - ik hoef het in dit gezelschap niet uit te leggen - moeten hun rol in de volle breedte serieus nemen. In het overleg met de Raad van Bestuur moet de Raad van Toezicht er zeker van zijn, dat alles wat relevant is op tafel komt. Niet alleen over de marktpositie en de financiën, maar zeker ook over de kwaliteit. En dat kan tegenwoordig ook steeds makkelijker. Want er zijn openbare rapporten van de inspectie, er zijn indicatoren en er zijn visitatierapporten.

Raden van Toezicht hoeven niet op alles antwoord te hebben, maar ze moeten wel over alles vragen stellen. Zo ontstaat een veilig, breed gedragen en sluitend systeem van kwaliteitszorg. Een systeem dat voor de inspectie cruciaal is voor het goed uitoefenen van haar taak.
Dat is ook de reden, dat onze jaarlijkse Staat van de Gezondheidszorg voor 2009 de titel draagt: 'Sturen op kwaliteit en veiligheid'. Hoe is het met de voorwaarden voor Good Governance in de instellingen, hoe stellen de Raden van Bestuur en Toezicht zich in de praktijk op? En hoe zou dat beter kunnen? Daar gaan we komend jaar speciaal naar kijken. In het belang van verbetering van de zorg voor de patiënt.

Ik dank u voor uw aandacht.