SGP


19 - 11 - 08 | Nieuws onder de zon Nieuws onder de zon

Gisteren werd in de oude vergaderzaal van de Tweede Kamer het tiende Jaarboek Parlementaire Geschiedenis gepresenteerd. Titel van dat boek is: Het feest van de democratie. Ondertitel: Rituelen, symbolen en tradities. Bij die presentatie werd het woord gevoerd door ir. Van der Vlies. De titel van zijn betoog was: Nieuws onder de zon. Veel klachten over de Tweede Kamer zijn niet nieuw; het gemopper zélf is ook een soort rituele klaagzang. Wie oog heeft voor die geschiedenis, leert zichzelf en wat er gebeurt wat te relativeren. Daarom is het goed dat de parlementaire geschiedenis breed bekend wordt gemaakt en dat de Kamer wat gaat doen aan het opvijzelen van haar collectieve geheugen.

Toespraak ir. B.J. van der Vlies bij de presentatie van het Jaarboek Parlementaire geschiedenis 2008
Het feest van de democratie. Rituelen, symbolen en tradities

18 november 2008

Geachte aanwezigen,
Als ik zeg het een bijzonder voorrecht te vinden hier vandaag het woord te mogen voeren, dan is dat méér dan het cliché dat altÃjd wordt uitge-sproken bij gelegenheden als deze. Allereerst doet het mij wel wat om opnÃeuw te mogen spreken in deze zaal, waar ik in 1981 als jong kamerlid mocht aanschuiven in de groene bankjes. Bovendien is dí t de zaal waarin het belangrijkste deel van onze parlementaire geschiedenis is geschreven. Hier, ongeveer waar ik nu sta, hebben generaties stenografen de gesproken woorden geboekstaafd die terug te vinden zijn in âmerkwaardige term overigens- de Hàndelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Vanmiddag staat in deze historische zaal het Jaarboek Parlementaire Ge-schiedenis centraal. Het tiende, een lustrum dus. Toen mij de uitnodiging bereikte om dit heugelijke feit te mogen opluiste-ren, had ik aanvankelijk wat aarzelingen. Want het is voor een SGP'er natuurlijk niet niks te moeten moest speechen over het feest van de democratie en het theater van de politiek. Iedereen die mij kent, beseft dat de woorden feest en theater mij in dit verband niet op het lijf geschreven zijn. Dat ik desalniettemin âjaâ heb gezegd, is te danken aan de ondertitel van het Jaarboek. Die luidt: âRituelen, symbolen en traditiesâ. Toen ik dÃe begrippen zag , keek ik er ineens anders tegenaan, want met rituelen, symbolen en tradities heb ik wél wat.

Als thema van mijn bijdrage heb ik gekozen voor: Nieuws onder de zon. Het is een gedeelte uit de Bijbel. Deze tekst wordt toegeschreven aan de vorst wiens naam synoniem is geworden voor wijsheid, te weten koning Salomo. De keus voor een Bijbelgedeelte zal u niet verrassen van een vertegenwoordiger van een politieke partij die als geen andere hecht aan een vertaling van de Bijbel die is gemaakt in opdracht van de Staten-Generaal. Dat waren nog eens tijden!

Nieuws onder de zon. Deze woorden zijn ontleend aan het Bijbelboek Prediker. Ze maken deel uit van een langere tekst, die luidt: âHetgeen dat er geweest is, hetzelve zal er zijn; en hetgeen dat er gedaan is, hetzelve zal er gedaan worden; zodat er niets nieuws is onder de zon.â De strekking van deze uitspraak is dat veel zaken die ons als nieuw voorkomen, helemaal niet zo nieuw zijn. Het vers dat volgt op wat ik aanhaalde, maakt dat nóg duidelijker: âIs er enig ding, waarvan men zou kunnen zeggen: Zie dat, het is nieuw? Het is alreeds geweest in de eeuwen, die vóór ons geweest zijn.â

Dames en heren,
Als nestor van de Tweede Kamer kan ik deze woorden uit eigen ervaring onderschrijven. Ik ben hier al begonnen in de vorige eeuw. Ruim 27 jaar mag ik dit prachtige ambt bekleden. Zoân lange periode heeft in ieder ge-val één voordeel. Dat is een historisch besef dat verder teruggaat dan het laatste spoeddebat. Dat leert relativeren, iets wat geen overbodige luxe is in een omgeving waar niet zozeer de leugen regeert, maar veelmeer de waan van de dag.

Om die reden voel ik me ook zo thuis in dit gezelschap van historici die zich hebben toegelegd op de parlementaire geschiedenis. U, mensen uit âNijmegenâ, en ik betrek daarbij ook graag âLeidenâ en âGroningenâ, u overziet zelfs een nog veel langere periode dan ik. U zult het dan waarschijnlijk ook wel met me eens zijn dat veel van wat dagelijks als ânieuwsâ wordt gepresenteerd, feitelijk niet veel meer is dan oud nieuws en dat klaagliederen over de Tweede Kamer, haar werkwijze en de leden niet zelden rituéle zangen zijn, een beetje behorend bij onze moppertraditie.

Om deze stelling te adstrueren heb ik voor de aardigheid het bij mÃjn we-ten eerste boek erbij gepakt over âHet Nederlandsche Parlementâ â Nederlandse nog met s-c-h. Dit boek is de voorloper van Van Raalteâs âHet Nederlandse Parlementâ, nog altijd hét standaardwerk over de Kamer. De auteur is D. Hans, destijds âredacteur te âs-Gravenhage van âDe Telegraafââ, Hij schreef het in 1913, dus bijna een eeuw geleden.

Ik citeer Hans, let wel: in 1913: âHet peil van het parlement daalt. Ziedaar de groote klacht, die in schier alle landen vernomen wordt" â einde citaat. Wat zat de criticasters zoal dwars? Saaie debatten misschien? Geneuzel over details? Ik citeer maar weer uit 1913: "Een van de verschijnselen, waarover bijzonder wordt geklaagd, is de toenemende lengte der debatten. (...) Er komen te veel kleine bijzonderheden in het parlement" â einde citaat. Was het 100 jaar geleden wellicht beter gesteld met de publieke belangstelling en de opkomst bij de verkiezingen? Ik citeer: âMet dit al is het een treurig feit, dat er onder het volk zoo weinig belangstelling voor het parlementaire leven bestaat. De medewerking van duizenden en duizenden kiezers is zoo gering, dat zij zelfs hun eerste burgerrecht verwaarloozen" â einde citaat. Anno 2008 ergeren we ons eraan dat het wetgevingstraject zo veel tijd kost. Dat ging vroeger vast vlotter. Ik citeer: "Het meest ernstige verschijnsel is ongetwijfeld de trage gang der wetgeving (..) Trots het vele goede, dat onze volksvertegenwoordiging verricht heeft, kan men ernstige teleurstelling niet onderdrukken, als men den gang en den omvang van haar wetgevenden arbeid beziet" â einde citaat. Een van de zorgen van dit moment is de verruwing van de parlementaire omgangsvormen. Ik ben blij dat dit thema inmiddels is opgepikt door partijen die tot voor kort de inzet van de SGP op dit punt achterhaald vonden. Maar ook hier geldt: oud nieuws onder de zon. Ik citeer 1913 maar weer: âUit onze ervaring als journalist herinneren we ons dat (â¦) het tegenwoordige hoofd onzer Regeering (â¦) met booze gebaren tegenover (een) minister stondâ â einde citaat. Ooit de huidige regeringsleider, de heer Balkenende, met gebalde vuisten tegenover minister Vogelaar gezien? Veelzeggend is ook dat Ãk bij mijn weten nog nooit tot de orde ben geroepen door de Voorzitter, of het moest zijn vanwege de spreektijd. Mijn voorgangers Kersten en Van Dis daarentegen zijn ettelijke malen op de vingers getikt!
Wat worden er tegenwoordig veel moties en amendementen ingediend! En vragen, niet te vergeten. Feit is dat de Kamer veel activistischer is dan een eeuw geleden. Maar de klacht erover is een echte traditie. Dat blijkt uit de verzuchting van Hans dat er bij sommige debatten âik citeer- âeen hagel van amendementen neerklettert.â Over de aantallen vragen schrijft Hans niets, want dat recht was toen nog maar net ingevoerd en de SP, PVV en de Partij voor de Dieren moesten nog worden opgerichtâ¦
Hans wist trouwens ook wel wat de oorzaak was van alle narigheid. Dat is âweer een citaat- "de bestaande partijgroepeering, die een vluggen gang van zaken in den weg staat. In ons volk, onder de kiezers, is geen sterke, vaste meerderheid te bespeuren" â einde citaat. Tegenwoordig zeggen we: het is de schuld van de âoude politiekâ en van de noodzaak coalities te smeden.
Als gevolg daarvan zitten onze kabinetten maar kort, berekende Hans. Hij kwam in 1913 uit op een gemiddelde levensduur van slechts 2: jaar. Ik herhaal: twee-en-een-half jaar. Nieuwsgierig geworden heb ik vorige week hetzelfde rekensommetje gemaakt voor de periode sinds 1945. Ik telde 25 kabinetten in 63 jaren. Dat is, u raadt het al: bijna 2: jaar. Ik herhaal: twee-en-een-half jaarâ¦

Geachte toehoorders,
De citaten die ik zoëven over u heb uitgestort, onderstrepen de conclusie dat zó er al nieuws onder de zon is, dat dikwijls óud nieuws is. Dat leer je, als je hier wat langer dan gemiddeld rondloopt. Dat leer je óók als je de parlementaire geschiedenis bestudeert en beschrijft. Daarom is het goed dat er een Centrum voor Parlementaire Geschiedenis is. En daarom is het goed dat dit Centrum de verzamelde kennis âden volke kond doetâ, zoals nu in het Jaarboek, dat vandaag dus voor de tiende keer verschijnt. En daarom is het goed dat ook ànderen in studies en boeken de schijnwerper richten op personen en episoden uit onze politieke geschiedenis en op de werking van onze staatsinstellingen.

Waarom is dit zo belangrijk? De kern van het antwoord op die vraag ligt mijns inziens in het feit dat kennis van het verleden helpt uit te stijgen boven het heden en de waan van de dag. Het behoedt mensen, meer speciaal politici en journalisten, voor overschatting, overdrijving en overijling.

Op dit punt van mijn betoog aangekomen, raak ik aan het thema van het tiende Jaarboek 2008: âHet feest van de democratie. Rituelen, symbolen en traditiesâ. Henk te Velde signaleert in zÃjn hoofdstuk van het Jaarboek een renaissance van de politieke geschiedenis. Parallel daarmee ziet hij dat de schijnwerpers nu niet alleen meer gericht zijn op de strùctuur, maar óók op de cùltuur. Lang is dit aspect van de werkelijkheid van het Binnenhof onderbelicht gebleven. Terecht dat daar nu meer aandacht voor komt, en ik denk dat Te Velde zelf op dit punt baanbrekend werk heeft verricht, ja school heeft gemaakt.

Onderdeel van die cultuur zijn de rituelen, symbolen en tradities. Dat die uiterst waardevol zijn, daar komen we nù pas achter, althans, daar zijn we ons nu meer van bewust dan vroeger. De waarde ervan zit voor een deel in het feit dat ze appelleren aan dàt deel van het menselijk bestaan dat valt buiten het bereik van de ratio, en dat bereik is groter dan menigeen denkt. Of we ons er nu bewust van zijn of niet, ze dóen iets met ons. Neem de ieder jaar terugkerende plechtigheid van Prinsjesdag. De koningin, de gouden koets, de hoedjes, het âLeden van de Staten-Generaalâ en âLeve de Koningin!â, het doet ons beseffen dat we Nederlanders zijn die, hoe dan ook, wat met elkaar hebben. Carla van Baalen gaat daar in het Jaarboek op in, samen met Jan Ramakers.

Deze âcultuur-elementenâ zijn bovendÃen waardevol omdat ze structùùr geven aan het leven, in ons geval het parlementaire leven. Ook hier geldt dat de rituelen, symbolen en tradities iets met ons doen. Als de Kamer in vergadering bijeen is, hebben de weinige rituelen, tradities en gebruiken die we aanhouden onder meer de functie om de besluitvorming te ordenen en de debatten in goede banen te leiden. Ook dàt is te lezen in het Jaarboek, en wel in het verslag dat Carla van Baalen samen met Anne Bos doet van haar waarnemingen gedurende de negen dagen dat zij als een soort antropoloog ons doen en laten hier observeerde.

Nieuws onder de zon, zo ben ik begonnen. Daarbij was de strekking van mijn betoog dat dat nieuws toch vooral veel oud nieuws is. Helaas moet ik vaststellen dat lang niet iedereen op het Binnenhof dat door heeft. Gelukkig hebben we âNijmegenâ om ons geheugen in Den Haag op te frissen, zoals vandaag met het Jaarboek. Zelf wil ik, nu ik hier tóch sta, van de gelegenheid gebruik maken om âmet een knipoog- drie voorstellen te doen om ons collectieve geheugen op te krikken. Beschouw het als een schamele poging om de kamerleden af te helpen van het imago dat ze kort van memorie zijn en lang van stof. Wellicht dat u, âMevrouw de Voorzitterâ, er uw voordeel mee kunt doen, al zeg ik er direct bij dat ze nog wat nader moeten worden doordacht en uitgewerkt.


1. Allereerst pleit ik er voor om het kamerlidmaatschap te binden aan een minimumtermijn. De Kamer is daar mijns inziens méér mee gebaat dan met een màximum, zoals nu de praktijk is in sommige partijen. Voor de ontwikkeling van het collectieve geheugen van de Kamer zou zoân minimum van zeg acht jaren pure winst zijn. Hoe groot de doorstroomsnelheid van de Kamer is, moge blijken uit het simpele feit dat wanneer ik ermee stop mijn fractiegenoot Kees van der Staaij mij dan opvolgt als nestor. Hij is slechts tien jaar kamerlid en nog maar net veertig!


2. Voor veel beroepen, zelfs voor de meest eenvoudige opleiding, is een toelatingsexamen nodig. Des te verbazingwekkender is het dat er het kamerlidmaatschap géén enkele toets bestaat. Ik ben er nog niet helemaal uit of het nu moet voor de plaatsing op de kandidàtenlijst of na de verkÃezing, in ieder geval lijkt het me wenselijk dat kamerleden vóórdat ze worden beëdigd, geëxamineerd moeten worden. Een goede algemene ontwikkeling wordt vóórondersteld. Een goede spreekvaardigheid is vanzelfsprekend, maar daarnaast moet worden getest of de kandidaten ook kunnen luisteren! Daarnaast moeten de vakken (parlementaire) geschiedenis en het staatsrecht in het curriculum worden opgenomen. Hier ligt, dunkt me, een nieuwe uitdaging voor het CPG!


3. Spoeddebatten zijn een plaag, nietwaar Mevrouw de Voorzitter? Geen woord op het Binnenhof dat méér inflatie onderhevig is, dan het woord spoed. Ik heb altijd geleerd dat als iets spoedeisend is, het dan vijf voor twaalf moet zijn. Welnu, voorzitter, mijn tip aan u is: plan spoeddebatten altijd om vijf voor twaalf. En dan bedoel ik niet 11.55 uur, maar 23.55 uur, dus vijf voor twaalf âs avonds. Een symbolisch tijdstip! U zult merken dat als deze â5-voor-12-regelingâ wordt ingevoerd het aantal aanvragen om spoeddebatten drastisch zal verminderen, en dat het aantal sprekers dat zich daarvoor intekent evenzeer.

Geachte aanwezigen,
Ik ga uw geduld niet langer op de proef stellen en wil graag eindigen met een persoonlijk noot die ik wil laten toevoegen aan de Handelingen van deze bijeenkomst. Feest, dat is één van de themaâs van Jaarboek 2008. Twee jaar geleden mocht ik vieren dat ik 25 jaren lid ben van de Tweede Kamer. Daar is toen uitvoerig bij stilgestaan, al vind ik de betiteling feest wel erg hoog gegrepen.

Tot mân stomme verbazing werd ik een maand geleden opnieuw in het zonnetje gezet, nu met het feit dat ik er 10.000 dagen op heb zitten. Er zijn mensen die denken dat ikzelf driftig heb zitten tellen of dat mijn voorlichter een publiciteitsstuntje had bedacht. Ik kan u echter met de hand op mijn hart verzekeren dat dat niet zo is. Bij navraag bleek dat dit het werk was van de griffie van de Kamer. Die telt keurig mijn dagen en die van mijn medeleden.

Ik vind dat eigenlijk wel een mooie gedachte: mijn dagen worden geteld. Het herinnert mij aan Psalm 90, de Psalm die gaat over de Majesteit van God. Vers 12 luidt: âLeer ons alszo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen.â Die Psalm behoedt ons mensen voor dikdoenerij en leert ons onze eigen âprestatiesâ te relativeren. Psalm 90 herinnert mij óók aan wat mij ten diepste heeft bewogen in die 10.024 dagen op het Binnenhof. Ik kan dat niet beter verwoorden dan met het laatste vers van diezelfde Psalm. Ik citeer: âEn de lieflijkheid van Heere onze Gods zij over ons; en bevestig Gij het werk van onze handen over ons, ja, het werk van onze handen, bevestig dat.â

Ik dank u voor uw aandacht.