Brussel, 18 november 2008
Vrij verkeer van werknemers goed voor Europese economie
Uit een vandaag gepubliceerd verslag van de Europese Commissie blijkt dat de
arbeidsmigranten uit de landen die in 2004 en 2007 tot de EU zijn
toegetreden, een positieve uitwerking hebben gehad op de economie van de
lidstaten en niet tot ernstige verstoringen van hun arbeidsmarkt hebben
geleid. Werknemers uit de EU-8 en uit Bulgarije en Roemenië hebben
aanzienlijk bijgedragen tot aanhoudende economische groei zonder de
plaatselijke werknemers te verdringen of hun lonen te drukken. Zowel voor de
EU in haar geheel als voor de meeste lidstaten afzonderlijk zijn de
arbeidsstromen in vergelijking met de omvang van hun arbeidsmarkt en de
instroom uit niet-EU-landen beperkt gebleven.
"Het recht om in een ander land te werken is een fundamentele vrijheid
voor de mensen in de EU. Arbeidsmigranten trekken daarheen waar werk
is en dit komt ten goede aan de economie", aldus Vladimír Spidla,
commissaris voor werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen. "Ik
nodig de lidstaten uit na te gaan of de tijdelijke beperkingen inzake
het vrije verkeer nog wel nodig zijn gezien de vandaag in ons verslag
gepresenteerde gegevens", zo voegde hij eraan toe. "Onmiddellijke
opheffing van de beperkingen is niet alleen economisch zinvol, maar
helpt ook problemen zoals zwartwerk en schijnzelfstandigen te
verkleinen."
Het verslag van vandaag concludeert dat de arbeidsmigranten uit
Bulgarije, Roemenië en de EU-8 de laatste jaren een aanzienlijke
bijdrage hebben geleverd tot aanhoudende economische groei door
arbeidsmarkttekorten op te vullen zonder een al te groot beroep te
doen op de sociale voorzieningen. Tegelijkertijd zijn er nauwelijks
tekenen die erop duiden dat de werknemers uit de nieuwe lidstaten
plaatselijke werknemers verdrongen hebben of hun lonen serieus hebben
gedrukt, zelfs in de landen met de grootste instroom, ofschoon er in
bepaalde regio's tijdelijk van aanpassingsproblemen sprake is geweest.
Uit de bevolkingsstatistieken van de lidstaten en de
arbeidskrachtenenquête blijkt dat het gemiddelde bevolkingsaandeel in
de EU-15 van onderdanen van de landen die in 2004 zijn toegetreden
(EU-10), is gestegen van 0,2% in 2003 tot 0,5% eind 2007. In dezelfde
periode is het bevolkingsaandeel van Bulgaren en Roemenen in de EU-15
gestegen van 0,2% tot 0,5%. De meeste arbeidsmigranten uit de nieuwe
lidstaten die in 2004 zijn toegetreden - overwegend uit Polen,
Litouwen en Slowakije - trokken naar Ierland en het Verenigd
Koninkrijk, terwijl Spanje en Italië de belangrijkste bestemming voor
Roemenen waren. Behalve in Ierland bleven na de uitbreiding de stromen
van de nieuwe naar de oude lidstaten ver ten achter bij de recente
immigratie van niet-EU-onderdanen. Uit de gegevens blijkt ook dat veel
arbeidsmigranten uit de EU slechts tijdelijk naar een andere lidstaat
gaan en niet van plan zijn zich er permanent te vestigen.
Als gevolg van de huidige economische ontwikkelingen is het
waarschijnlijk dat een mogelijke teruggang van de vraag naar arbeid de
arbeidsstromen binnen de EU zal verminderen. De recente economische
neergang in sommige landen heeft al geleid tot aanzienlijk minder
nieuwkomers en een toename van de retourmigratie. Dit duidt erop dat
de vrije arbeidsmobiliteit van nature zelfregulerend is en de
hoognodige flexibiliteit in twee richtingen biedt: werknemers trekken
daarheen waar vraag naar arbeid is en velen vertrekken weer als de
werkgelegenheidssituatie minder gunstig wordt.
In aanvulling op het verslag is een uitvoeriger analyse van de
mobiliteit binnen de EU sinds de uitbreiding te vinden in het
Commissieverslag "Werkgelegenheid in Europa 2008" (MEMO/08/719).
Achtergrond
Volgens het verdrag betreffende de toetreding van Bulgarije en
Roemenië loopt de zogenaamde eerste fase van de overgangsregelingen,
op grond waarvan de lidstaten de vrije toegang van werknemers tot hun
arbeidsmarkt tijdelijk mochten beperken, op 31 december 2008 af. De
lidstaten moeten tegen dan een besluit nemen over de opheffing van de
nationale beperkingen. Deze werden in januari 2007 door vijftien van
de EU-25-landen ingevoerd (behalve Finland, Zweden, Tsjechië, Estland,
Cyprus, Letland, Litouwen, Polen, Slovenië en Slowakije). [Bulgarije
noch Roemenië hebben van hun kant beperkingen op de arbeidsstromen in
tegengestelde richting ingesteld] (zie MEMO/08/718) voor volledige
details per land).
De zogenaamde tweede fase van de overgangsregelingen loopt voor de
EU-8 in april 2009 af. Vier lidstaten (Duitsland, Oostenrijk, België
en Denemarken) beperken op dit ogenblik nog in verschillende mate de
toegang van werknemers uit acht van de EU-10-lidstaten (zie
MEMO/08/718). De beperkingen kunnen na 30 april 2009 alleen
gehandhaafd worden als de arbeidsmarkt ernstig verstoord is of dreigt
te raken.
European Union