Wageningen Universiteit en Researchcentrum
18 nov 2008
Nummer: 083
De meest effectieve manier om blijvend af te vallen lijkt een
langdurig programma van intensieve begeleiding. Zoân programma omvat
niet alleen een dieet met beperkte energiewaarde maar ook
bewegingstherapie. Dat blijkt uit een verkennende studie van
voedingswetenschappers van Wageningen Universiteit. Zij vergeleken
drie dieetconcepten gedurende veertig weken bij een kleine groep
vrouwen met een licht tot fors overgewicht. Voor meer gefundeerde
uitspraken achten de onderzoekers het van belang om het onderzoek op
grotere schaal en over een langere periode voort te zetten.
De Wageningse pilot-studie vergeleek deelneemsters aan drie
dieetconcepten met een controlegroep. Uit het onderzoek komt naar
voren dat deelneemsters aan een programma met intensieve begeleiding
en bewegingstherapie gemiddeld het meeste afvielen, met circa twaalf
procent gewichtsafname, gemeten over de hele periode van veertig
weken. Een tweede groep die eenmaal per maand een diëtist van een
kruisvereniging bezocht viel gemiddeld met bijna zeven procent af.
De geringste gewichtsafname werd gemeten bij een groep die de boeken
van Sonja Bakker volgden en bij een controlegroep die alleen een
voorlichtingsbrochure van het Voedingscentrum kreeg; beiden kwamen uit
op gemiddeld iets meer dan vier procent afname van het gewicht. De
drie laatstgenoemde groepen kregen geen bewegingstherapie aangeboden.
De âSonja Bakker-groepâ viel vooral in de eerste weken veel af.
In onderstaande grafiek is de gemiddelde ontwikkeling weergegeven in
het gewicht bij de diverse groepen.
BMI
Het onderzoek omvatte in totaal 39 vrouwen tussen 30 en 65 jaar die
gedurende 40 weken werden gevolgd. Alle vrouwen kenmerkten zich door
overgewicht; hun zogeheten BMI (body mass index) lag tussen 27 en 40.
De BMI is een index voor het lichaamsvetgehalte en overgewicht. De BMI
voor een gezonde gewichtsverhouding dient tussen de 20 en 25 te
liggen. Boven 25 is sprake van overgewicht en boven de 30 van obesitas
(vetzucht/zwaarlijvigheid). Een BMI van 40 of meer duidt op zeer
ongezond overgewicht. Een BMI onder de 20 kan duiden op ondergewicht
en ondervoeding. (Bron: www.food-info.net).
Intensieve begeleiding
De onderzoekers vinden in de resultaten van dit verkennende onderzoek
voldoende aanleiding om te pleiten voor meer onderzoek naar
overgewicht en afvallen, niet alleen onder grotere groepen mensen maar
ook over langere periodes. Zij willen ook met anderen programmaâs
opzetten van intensieve begeleiding en aandacht voor lichamelijke
activiteit van mensen die willen afvallen. Zo wordt er samen met het
Ziekenhuis Gelderse Vallei een dergelijk programma ontwikkeld voor
jongeren onder de 18 jaar. Verder worden op dit moment samen met de
GGD Gelre-IJssel regionale programmaâs voor de begeleiding van
schoolkinderen geëvalueerd.
Maatje 36
In haar inaugurele rede vorige week stelde prof.dr.ir Edith Feskens,
hoogleraar Voeding en het metabole syndroom aan Wageningen
Universiteit dat lijnen een keerzijde heeft. Succes hangt onder meer
af van therapietrouw, het permanent volhouden van het gezonde
leefpatroon. Belangrijk is ook of iemand al eerder afslankpogingen
heeft gedaan; opvallend is dat mensen die veel aan diëten hebben
gedaan, het minst afvielen. Dat kan te maken hebben, meent de
hoogleraar, met de schadelijke werking van extreme diëten, waarbij er
een jojo-effect van afvallen en aankomen optreedt omdat het lichaam
zich instelt op de geringe energie die binnenkomt en daar zuinig mee
omgaat. Recente TNO-cijfers laten zien dat de helft van meisjes tussen
13 en 18 jaar ongezond lijnt, waardoor er eerder kans is op meer dan
op minder overgewicht. Daartegenover stelt Feskens dat met een
leefstijlverandering vijf tot tien procent vermindering van het
lichaamsgewicht valt te bereiken en dat dat al een gunstig effect
heeft op het metabole syndroom. Feskens: âBijna iedereen wil meer
afvallen en het liefst terug naar maatje 36. Het is goed om je te
realiseren dat dat vaak niet kan en ook niet hoeft.â