Start pilots inzake kunstmestvervangers
17 november 2008 - kamerstuk
Directie Landbouw
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
DL. 2008/2854 17 november 2008
onderwerp bijlagen
Start pilots inzake kunstmestvervangers 1
Geachte Voorzitter,
Met deze brief informeer ik u, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer, dat de pilotprojecten in het kader van de zogenoemde kunst-
mestvervangers met ingang van 1 januari 2009 zullen worden uitgevoerd.
In mijn brief van 16 juni 2008 over hetzelfde onderwerp (Kamerstukken II, 2007-2008,
28 385, nr. 111) heb ik aangegeven dat ik de Diensten van de Europese Commissie heb
geïnformeerd over mijn voornemen om een aantal grootschalige pilotprojecten met
betrekking tot de productie, de afzet en het gebruik van mineralenconcentraat uit te
voeren. Nadien is met de betrokken diensten van de Europese Commissie overleg gevoerd
over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de pilots worden uitgevoerd. Dit
heeft er uiteindelijk in geresulteerd dat de Europese Commissie mij op 13 november 2008
schriftelijk heeft laten weten kennis te hebben genomen mijn voornemen. De Commissie
gaf hierbij aan de pilots met buitengewone interesse te zullen volgen en uit te zien naar
de resultaten ervan.
Bij meerdere gelegenheden heb ik uw Kamer laten weten dat mestverwerking één van
mijn prioriteiten is binnen het mestbeleid. Naar mijn mening is mestverwerking het
instrument dat eraan kan bijdragen dierlijke mest efficiënter te benutten en het
mestoverschot te reduceren. De door uw Kamer aangenomen motie van het lid
Van der Vlies c.s. (Kamerstukken II 2007-2008, 28 385, nr. 99) waarin de regering werd
gevraagd ondersteuning te bieden aan enkele grootschalige pilots waarbij mineralen-
concentraat uit (on)vergiste mest aangewend mag worden boven de gebruiksnormen voor
dierlijke mest zie ik daarbij als een ondersteuning van mijn beleid. Om die reden ben ik
bijzonder verheugd dat mij nu door de Europese Commissie de ruimte is geboden om
initiatieven op dit vlak te faciliteren en samen met de sector hier actief mee aan de slag te
kunnen gaan.
In het navolgende zal ik nader ingaan op de achtergronden en het doel van de pilots.
Ook zal ik aangeven op welke wijze de pilots zullen worden uitgevoerd en onder welke
voorwaarden dit zal plaatsvinden.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
17 november 2008 DL. 2008/2854 2
Achtergrond en doel
De pilotprojecten betreffen het vervaardigen van een stikstofkaliconcentraat uit dierlijke
mest door middel van ultrafiltratie of gelijkwaardige industriële technieken, met als
laatste processtap omgekeerde osmose. Verwacht wordt dat het gebruik van het stikstof-
kaliconcentraat leidt tot een betere benutting van de mineralen die oorspronkelijk
afkomstig zijn uit dierlijke mest en dat het concentraat dezelfde werking heeft als
stikstofkunstmest. Binnen de pilots zal worden onderzocht of het gebruik van deze uit
dierlijke mest geproduceerde hoogwaardige meststoffen mogelijk en verantwoord is
boven op de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen, maar uiteraard wel binnen de
stikstof- en fosfaatgebruiksnormen.
Zowel de betere benutting van de mineralen als de met kunstmest vergelijkbare werking
heeft positieve milieueffecten. De pilotprojecten spelen daarbij in op de toekomstige
situatie dat de stikstofgebruiksnormen en fosfaatgebruiksnormen worden aangescherpt in
een verhouding die steeds minder overeenkomt met die van onbewerkte dierlijke mest.
Met verwerkingstechnieken waarop de pilots betrekking hebben, wordt de vaste
verhouding van stikstof en fosfaat in dierlijke mest ontkoppeld. Deze ontkoppeling biedt
de mogelijkheid tot optimale benutting van de mineralen binnen de toekomstige
gebruiksnormen.
De pilots worden uitgevoerd om de verwachting te staven dat het gebruik ervan kan
bijdragen aan het verminderen van de milieuproblemen die samenhangen met het
gebruik van dierlijke mest. Ook moet blijken of de veronderstelling klopt dat mineralen-
concentraat betere landbouwkundige kwaliteiten heeft dan onbehandelde mest en een
met kunstmest vergelijkbare werking heeft. De pilots zullen informatie moeten opleveren
op de volgende punten:
- de landbouw- en milieukundige effecten van mineralenconcentraat;
- de vergelijkbaarheid van voornoemde effecten met die van kunstmest en dierlijke
mest;
- de (chemische) kenmerken van mineralenconcentraat, zoals stabiliteit en opname
door de gewassen;
- de eventuele risico's op vervuiling van het milieu bij het gebruik van het mineralen-
concentraat in de praktijk boven op de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen.
Naast de milieutechnische en landbouwkundige aspecten zal uit de pilots ook moeten
blijken of de grootschalige productie van mineralenconcentraat economisch haalbaar is.
Gedurende de periode van twee jaar waarbinnen de pilots worden uitgevoerd, bestaat de
gelegenheid om in de praktijk na te gaan of er een afzetmarkt is voor mineralen-
concentraat als product met een positieve waarde. Voorts ligt het in de bedoeling om de
resultaten van het onderzoek te benutten voor de opbouw van een technisch dossier om
het concentraat als nieuw type meststof aan bijlage I van Verordening (EG) nr. 2003/2003
te laten toevoegen. Dit betekent dat het concentraat als "EG-meststof" kan worden
verhandeld.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
17 november 2008 DL. 2008/2854 3
Inrichting pilots
Vanaf 1 januari 2009 kunnen maximaal tien pilotprojecten van start gaan, voor de duur
van twee jaar. In de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet heb ik daartoe een voorziening
getroffen. Om op 1 januari 2009 daadwerkelijk toegerust te zijn voor de aanvang van de
pilotprojecten, kunnen producenten van mineralenconcentraat zich tot 1 december van dit
jaar bij de Dienst Regelingen aanmelden als deelnemer aan de pilot.
Aan de pilots zijn een aantal in overleg met de Europese Commissie opgestelde rand-
voorwaarden verbonden. Afgezien van de eerdergenoemde duur van twee jaar en het
maximum aantal deelnemende producenten van mineralenconcentraat zijn dit de
volgende voorwaarden:
- het gaat uitsluitend om concentraat verkregen door middel van ultrafiltratie of
vergelijkbare industriële technieken met als laatste processtap omgekeerde osmose;
- het maximale volume aan concentraat binnen de pilots bedraagt 15 procent van de
verwerkte dierlijke mest;
- het areaal landbouwgrond waarop het mineralenconcentraat in het kader van de
pilots mag worden gebruikt boven op de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen
bedraagt ten hoogste 20.000 hectare.
Voorts is de Nederlandse overheid gehouden om in maart 2009 een tussenevaluatie uit te
voeren naar de aanwezigheid van zware metalen en organische microverontreinigingen in
het mineralenconcentraat. Naar aanleiding daarvan zullen in samenwerking met de
Europese Commissie uiterlijk eind juni 2009 specifieke eisen voor de toegestane concen-
traties van deze stoffen worden vastgesteld.
Het is de bedoeling dat landbouwers het in het kader van de pilots geproduceerde
mineralenconcentraat kunnen gebruiken boven de gebruiksnormen voor dierlijke
meststoffen. Deze mogelijkheid zal eveneens worden opgenomen in de Uitvoerings-
regeling Meststoffenwet. Omdat het hier een vrijstelling van de gebruiksnormen betreft,
moet een deze conceptwijziging op grond van artikel 43, eerste lid, van de Meststoffen-
wet, in het kader van de openbare inspraakprocedure worden voorgepubliceerd in de
Staatscourant. Dit betekent dat deze wijziging, uitgaande van een termijn van zes weken
voor inspraak, op zijn vroegst medio januari in werking kan treden. Omdat het mineralen-
concentraat gelet op artikel 4 van het Besluit gebruik meststoffen kan worden aangewend
vanaf 1 februari, betekent dit naar ik verwacht dat de vrijstelling voor het mineralen-
concentraat gedurende de gehele uitrijdperiode kan worden benut. Bijgaand doe ik u de
desbetreffende ontwerpwijzigingsregeling ter kennisneming toekomen.
Afhankelijk van de resultaten van de pilotprojecten zal ik met de Europese Commissie
nader overleg plegen over het gebruik van het concentraat in het kader van de
Nitraatrichtlijn na afloop van de pilots.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
MINISTERIE VAN LANDBOUW,
NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Ontwerp-Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit van ..., TRCJZ/2008/3190,
houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer;
Gelet op de artikelen 12, derde lid en 38, eerste lid en derde lid, van de Meststoffenwet;
BESLUIT:
Artikel I
De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 35e en 35f komen te luiden:
Artikel 35e
De landbouwer die op zijn bedrijf mineralenconcentraat gebruikt, is voor wat betreft
het gebruik van het mineralenconcentraat, voor de jaren 2009 en 2010 vrijgesteld van
artikel 7 van de wet, voor zover het gebruik van de totale hoeveelheid meststoffen op
zijn bedrijf de stikstofgebruiksnorm, bedoeld in artikel 8, onderdeel b, van de wet, en de
fosfaatgebruiksnorm, bedoeld in artikel 8, onderdeel c, van de wet, niet overschrijdt, en
indien is voldaan aan elk van de voorwaarden, bedoeld in artikel 35f.
Artikel 35f
1. De landbouwer heeft met een overeenkomstig artikel 35b aangewezen producent
van mineralenconcentraat een schriftelijke overeenkomst gesloten tot afname van
het mineralenconcentraat.
2. Het desbetreffende bedrijf van de landbouwer is voor de toepassing van artikel 35e
uiterlijk op 31 januari van het desbetreffende jaar elektronisch bij de Dienst
Regelingen aangemeld, onder vermelding van het door de Dienst Regelingen ter
identificatie van het bedrijf verstrekte relatienummer.
2
3. Het mineralenconcentraat is rechtstreeks vanaf het bedrijf of de onderneming van
de in het eerste lid bedoelde producent op het bedrijf van de landbouwer
aangevoerd.
4. Het gewicht van en het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte in de op het bedrijf
van de landbouwer aangevoerde hoeveelheid mineralenconcentraat worden
bepaald door middel van weging met behulp van een weegwerktuig
onderscheidenlijk door middel van analyse van een uit de desbetreffende
hoeveelheid genomen monster. Het nemen van dit monster en de analyse van dit
monster geschieden overeenkomstig de artikelen 78 tot en met 81.
5. Op het vervoersbewijs dierlijke mest dat de desbetreffende aangevoerde vracht
vergezelt, is de in bijlage I voor mineralenconcentraat opgenomen mestcode
vermeld.
6. De landbouwer houdt in de administratie, bedoeld in artikel 32 van het besluit, de
gegevens bij over de oppervlakte en de ligging van de percelen van zijn bedrijf
waarop mineralenconcentraat op of in de bodem is gebracht.
7. De landbouwer verleent desgevraagd alle medewerking aan het in artikel 35a,
eerste lid, bedoelde onderzoek.
8. Bij de bepaling van de in artikel 12, tweede lid, van de wet bedoelde hoeveelheid
meststoffen wordt voor het desbetreffende bedrijf de hoeveelheid stikstof in het
mineralenconcentraat voor 100 procent in aanmerking genomen.
B. In artikel 122, derde lid, wordt "de in de artikelen 52, 57a en 58 bedoelde elektronische
mededelingen en verstrekkingen van gegevens en de in artikel 64 en 69a, bedoelde
elektronische indiening van gegevens" vervangen door: de in de artikelen 52, 57a en 58
bedoelde elektronische mededelingen en verstrekkingen van gegevens, de in artikel
35f, tweede lid, bedoelde elektronische aanmelding en de in artikel 64 en 69a, bedoelde
elektronische indiening van gegevens.
C. In bijlage B wordt boven de laatste rij van de tabel als onderdeel van het tabeldeel
`Andere meststoffen en omstandigheden', een rij ingevoegd luidende:
Mineralenconcentraat dat is geproduceerd door een overeenkomstig artikel 35b
aangewezen producent en dat wordt vervoerd naar een in artikel 35f, eerste lid,
bedoelde landbouwer, -, -, -, 100.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
3
's Gravenhage, ...
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR
EN VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Toelichting voor de Staatscourant
§ 1. Algemeen
De onderhavige wijzigingsregeling strekt ertoe de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet
(hierna: Uitvoeringsregeling) op een aantal onderdelen te wijzigen. Deze wijzigingen
betreffen de regels aangaande het gebruik van het mineralenconcentraat boven de
gebruiksnormen voor dierlijke meststoffen (artikel I, onderdeel A), de wijze waarop de
daartoe voorgeschreven elektronische aanmelding van het bedrijf van de landbouwer
geschiedt (artikel I, onderdeel B) en de werkingscoëfficiënt van mineralenconcentraat
(artikel I, onderdeel C).
Het ontwerp van deze regeling is overeenkomstig artikel 43, eerste lid, onderdeel c,
van de Meststoffenwet bekendgemaakt in de Staatscourant (2008, nr. PM) waarbij een ieder
in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze over het ontwerp naar voren te brengen. Op het
ontwerp van deze regeling zijn reacties ontvangen van PM.
De mogelijkheid om mineralenconcentraat aan te wenden boven de
gebruiksnormen voor dierlijke meststoffen, maakt deel uit van het onderzoek naar de
landbouw- en milieukundige effecten van de grootschalige productie, de afzet en het
gebruik van mineralenconcentraat. De overige aspecten betreffende dit onderzoek,
waaronder de deelname van producenten waarmee een landbouwer een overeenkomst tot
afname van het mineralenconcentraat moet hebben gesloten, worden in de
Uitvoeringsregeling opgenomen door de wijziging van de Uitvoeringsregeling van ..
november 2008 (Stcrt. PM).
§ 2. Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
Door middel van de in onderdeel A opgenomen wijziging wordt in de Uitvoeringsregeling
een tweetal artikelen opgenomen.
4
Artikel 35e
Op grond van artikel 7 van de Meststoffenwet is het verboden in enig kalenderjaar op een
bedrijf meststoffen op of in de bodem te brengen. Dit verbod geldt op grond van artikel 8
van de wet niet indien de op of in de landbouwgrond gebrachte hoeveelheid meststoffen in
het desbetreffende jaar de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen, de
stikstofgebruiksnorm voor meststoffen en de fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen niet
overschrijdt. Zoals is toegelicht in paragraaf 1 bij de regeling van PM zal in lijn met de door
de Tweede Kamer aangenomen motie van het lid Van der Vlies c.s. (Kamerstukken II 2007
2008, 28 385, nr. 99) de mogelijkheid om mineralenconcentraat uit (on)vergiste dierlijke
meststoffen aan te wenden boven de gebruiksnormen voor dierlijke meststoffen, deel
uitmaken van het onderzoek. Om te onderzoeken in hoeverre mineralenconcentraat een
met kunstmest vergelijkbare werking heeft, is het derhalve noodzakelijk dat gedurende de
periode waarin het onderzoek naar mineralenconcentraat wordt uitgevoerd, wordt
voorzien in een vrijstelling van het verbod van artikel 7 van de Meststoffenwet, onder de
voorwaarde dat het totale gebruik van meststoffen op het bedrijf binnen de
gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat blijft. Artikel 35e strekt hiertoe.
Zoals eveneens is toegelicht in paragraaf 1 bij de regeling van PM moet
mineralenconcentraat worden aangemerkt als dierlijke mest. Dit betekent dat overigens
voor zover daarvan in de artikelen 35e en 35f niet uitdrukkelijk wordt afgeweken - alle
voorschriften gelden terzake van dierlijke meststoffen ingevolge de Meststoffenwet, het
Uitvoeringbesluit Meststoffenwet (hierna: het besluit), de Uitvoeringsregeling en het Besluit
gebruik meststoffen, onverkort van toepassing zijn. Dit betreft onder meer de bepalingen
inzake de administratieve verantwoording, het vervoer en de uitrijdbepalingen.
Artikel 35f
In dit artikel zijn de voorwaarden opgenomen die ingevolge artikel 35e zijn verbonden aan
de vrijstelling, opgenomen in artikel 35e. De voorwaarden gelden cumulatief. Als
voorwaarde geldt op grond van het eerste lid dat de landbouwer een schriftelijke
overeenkomst moet hebben gesloten met een aangewezen producent van
mineralenconcentraat. De overeenkomst vormt daarmee een indicatie dat de landbouwer
het mineralenconcentraat geleverd krijgt van een producent die aan het onderzoek
deelneemt.
Om voor de vrijstelling in aanmerking te komen moet het bedrijf van de landbouwer voorts
ingevolge het tweede lid zijn aangemeld bij de Dienst Regelingen. Deze aanmelding is
nodig om met het oog op het toezicht op de naleving van de gebruiksnormen, te weten
welke bedrijven van de vrijstelling gebruik maken. Het bedrijf van de landbouwer kan
alleen elektronisch worden aangemeld. De gekozen formulering van het tweede lid staat er
niet aan in de weg dat het bedrijf door een derde, bijvoorbeeld een aangewezen
5
producent, wordt aangemeld. Dit vanuit de wens dat landbouwers de producent kunnen
machtigen om bedrijven van de landbouwers aan te melden. Omdat op internet wordt
gepubliceerd welke producenten deelnemen aan het onderzoek, kan de landbouwer
controleren of hij van doen heeft met een aangewezen producent.
De aanmelding dient te geschieden voor 1 februari van het desbetreffende jaar. De uiterste
datum 31 januari is gekozen omdat het mineralenconcentraat gelet op artikel 4 van het
Besluit gebruik meststoffen kan worden aangewend vanaf 1 februari, als gevolg waarvan
de vrijstelling voor het mineralenconcentraat gedurende de gehele uitrijdperiode kan
worden benut.
Is het bedrijf van de landbouwer niet of niet tijdig aangemeld, dan geldt de vrijstelling niet
en is de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen onverkort van toepassing.
Het in artikel 35f, derde lid, opgenomen voorschrift dient ertoe dat de samenstelling van
mineralenconcentraat geen wijziging ondergaat. Hiertoe is voorgeschreven dat het
mineralenconcentraat rechtstreeks aan de landbouwer worden geleverd. De rechtstreekse
levering is bedoeld om zicht te hebben op de stromen mineralenconcentraat. Dit betekent
dat het niet is toegestaan het mineralenconcentraat tussentijds op te slaan. Bij tussenopslag
is immers niet eenduidig herleidbaar dat het concentraat daadwerkelijk is geproduceerd
door een aangewezen producent. In die situatie bestaat voorts het risico dat de
samenstelling van het concentraat bijvoorbeeld door menging wordt gewijzigd,
waardoor het gelet op de in artikel 1 van de Uitvoeringsregeling opgenomen
begripsomschrijving niet langer als mineralenconcentraat kan worden aangemerkt.
Voorts is het van belang dat de hoeveelheden stikstof en fosfaat in het
mineralenconcentraat zo exact mogelijk worden bepaald, gelijk is toegelicht bij onderdeel
D van de wijzigingsregeling van PM. Het stikstof- en fosfaatgehalte van
mineralenconcentraat dient hiertoe te worden bepaald door middel van bemonstering en
analyse. In dat licht is het ten behoeve van de precisie van het onderzoek niet toegestaan
de hoeveelheden stikstof en fosfaat in het mineralenconcentraat overeenkomstig de
artikelen 84 tot en met 91 te bepalen op basis van de in die artikelen bedoelde forfaitaire
stikstofgehalten, onderscheidenlijk fosfaatgehalten. Forfaitaire waarden kunnen slechts
worden gebruikt bij het onklaar raken van het desbetreffende monster. Deze uitzondering
geldt op grond van artikel 81, vijfde lid, dat via artikel 77, derde lid, van toepassing is.
De in het vijfde en zesde lid opgenomen voorschriften vormen aanvullingen op de
administratieve voorschriften voor de landbouwer die op grond van de Uitvoeringsregeling
en het besluit gelden. Het vijfde lid van artikel 35f voorziet in een aanvulling op de
administratieve verplichtingen die gelden terzake van het vervoer. Voor het vervoer geldt
op grond van artikel 50 van het besluit dat een vracht dierlijke meststoffen tijdens het
vervoer vergezeld gaat van een op de vracht betrekking hebbend vervoersbewijs. Ingevolge
6
artikel 53, eerste lid, van het besluit moeten de leverancier, de vervoerder en de afnemer
gezamenlijk het vervoersbewijs invullen. In aanvulling daarop geldt op grond van artikel
35f, vijfde lid, dat op het vervoersbewijs, waarvan de aanvoer van het mineralenconcentraat
vergezeld gaat, een aparte mestcode voor mineralenconcentraat moet zijn ingevuld. Bij het
overeenkomstig artikel 53, zesde lid, van het besluit, ingediende vervoersbewijs dierlijke
meststoffen waarop die mestcode is ingevuld, zal worden gecontroleerd of de producent en
de afnemer als deelnemer aan het onderzoek zijn geregistreerd.
Een ander relevant administratief voorschrift is opgenomen in het zesde lid, op grond
waarvan de landbouwer in zijn administratie gegevens bijhoudt over de oppervlakte en de
ligging van de percelen van zijn bedrijf waarop mineralenconcentraat op of in de bodem is
gebracht. Gegevens over het gewas moeten al worden bijgehouden op grond van artikel
32, tweede lid, onderdeel b, van het besluit. De plicht om deze gegevens te administreren is
nodig om inzicht te hebben in het aantal hectare en de locaties waarop het
mineralenconcentraat wordt gebruikt. Dit is van belang gelet op de EU-randvoorwaarde dat
het onderzoek betrekking heeft op ten hoogste 20.000 hectaren. Bovendien is op deze wijze
uit de administratie af te leiden op welke gewassen het mineralenconcentraat wordt
gebruikt. Op deze wijze kan de landbouwkundige werking van het mineralenconcentraat in
de praktijk worden gevolgd.
Bij de medewerking aan het onderzoek, bedoeld in het zevende lid, gaat het vooral om het
verstrekken van informatie aan de onderzoeksbegeleiders. Dit is van belang voor het
onderzoek naar de landbouwkundige en milieukundige effecten met betrekking tot de
productie, de afzet en het gebruik van mineralenconcentraat.
Artikel I, onderdeel A, voor zover dat betrekking heeft op artikel 35f, achtste lid, en
artikel I, onderdeel C
Met het onderzoek naar mineralenconcentraat is onder meer beoogd te onderzoeken of
mineralenconcentraat een met kunstmest vergelijkbare werking heeft. In principe is de
stikstof in kunstmest voor 100 procent werkzaam. Aannemende dat mineralenconcentraat
in dit opzicht een met kunstmest vergelijkbare werking heeft, wordt de werkingscoëfficiënt
van mineralenconcentraat in bijlage B gesteld op 100 procent. De werkingscoëfficiënt van
100 procent geldt gedurende de hele pilot, dus voor 2 jaren.
De 100 procent geldt slechts voor het mineralenconcentraat, voor zover dat wordt
aangewend binnen het kader van het onderzoek.
Artikel II
De onderhavige regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009. Daarmee wordt
afgeweken van de LNV-uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving die
inhouden dat nieuwe regels slechts op 1 januari of 1 juli ingaat en minimaal drie maanden
daaraan voorafgaand publicatie van de nieuwe regels plaatsvindt. De reden hiervoor is dat
7
eerdere vaststelling van deze regeling niet mogelijk was omdat de reactie van de Europese
Commissie moest worden afgewacht.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR
EN VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
---- --
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit