Nederlandse Vereniging van Journalisten
Zet nooit je jongste bediende op internet
vrijdag 14 november 2008 | Ieder zichzelf respecterend vakblad heeft
een internetsite. Juist bij vakbladen zie je vaak dat redactieleden
zowel voor het ene als het andere medium werken. Waar leidt die
ontwikkeling toe? De NVJ organiseerde op 13 november een bijeenkomst
over internet en vakbladen. `We schromen niet om populaire middelen in
te zetten.'
De journalistiek verandert snel. Alex Beishuizen, hoofdredacteur van
Computable en Emerce, schetst een beeld. De definitie van nieuws
verandert, dat Paris Hilton in de gevangenis belandt, vinden we
tegenwoordig voorpaginanieuws. Maar ook raken we al gewend aan de
gratis bijdragen van lezers, van expertpanels, of de praktijkcases van
bedrijven.
Die ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor redactieprocessen. `De
nieuwe redactionele strategie is dat we Computable een online-titel
noemen met andere verschijningsvormen zoals het weekblad en seminars.
De website is het vertrekpunt en dat geldt ook voor het businessmodel.
De kosten verplaats je naar online en dat maakt dat je weekblad
goedkoper wordt. Het rendement blijft gelijk, we zijn minder met
advertenties bezig maar verdienen aan bijvoorbeeld webcasts.'
Vakblad Boerderij doet er alles aan om de lezer te bereiken. Eerder
dit jaar won Boerderij.nl de LOF Innovatieprijs. Er is een website,
een weekblad, er worden nieuwsbrieven verstuurd, sms-berichten, er
zijn boerenmeidenkalenders en stoere boerenkalenders uitgebracht, je
kunt meedoen aan een online tractorspel, een online managementgame.
Marcel Henst, per 15 november hoofdredacteur/uitgever van Cobouw en
voormalig hoofdredacteur van Boerderij: `We schromen niet om populaire
middelen in te zetten. De kalenders hebben waanzinnig veel traffic
opgeleverd.'
Drie jaar geleden stond Henst nog voor een dilemma: wat zetten we
allemaal op internet? Gaan we onszelf daarmee niet opvreten? Wat is
nog de waarde van print? `Het tijdschrift heeft nog altijd een
belangrijke functie, je leest het op de bank, in bad en in bed. Het
moet er goed uitzien: papier, design, foto's, het moet allemaal
schitteren op de salontafel. Mensen betalen voor de inhoud maar vooral
voor het feit dat het ene blad is.' Nog altijd is de gemiddelde
leestijd 58 minuten per week. Andere cijfers geeft Henst ook: de
gemiddelde surftijd is 11 minuten per week; het aantal sms-abonnees is
2700; er worden 32.000 nieuwsbrieven verstuurd; er zijn 50.000
weekbladabonnees en 100.000 websitebezoekers per maand.
De ontwikkeling heeft ook gevolgen voor hoe de redacteuren werken.
Thijs Peters, chef-online van Z24, vindt dat internetschrijven niet
iets is wat je er zomaar bijdoet. Zet nooit de jongste bediende op
internet, maar je beste journalisten, is zijn advies. Maar komen die
journalisten ooit nog op straat? `Ik geef toe dat het verleidelijk is
om snel te werken en te bellen. Maar ik probeer van de zes redacteuren
drie op pad te sturen.'
Maar wil elke journalist wel voor internet schrijven? Beishuizen
constateert dat het niet meer uitmaakt, de hogere status voor print
verdwijnt. Daar is Leon Bouwman, hoofdredacteur van Adformatie, het
niet mee eens. `Bij ons heeft print wel degelijk een grotere status .
Ook onder de doelgroep. Mensen vinden het veel belangrijker om met hun
hoofd in het blad te staan dan op internet.'
Redactionele efficiency is noodzaak, stelt Beishuizen. `Eén bericht is
geen bericht. Nieuws moet altijd gevolgd worden door follow-ups en
langere achtergrondverhalen.' Maar kan elke journalist zowel
nieuwsberichten als achtergrondverhalen schrijven? `Een journalist is
een journalist. Je begint met het nieuws en daar kun je meer van
maken. Je moet hen daarin wel coachen.' Welke competenties zijn nodig?
`Je hebt twee typen journalisten', zegt Henst, `sommige journalisten
kunnen alles, andere redacteuren worden specialisten. Dat goed te
begeleiden is één van de belangrijkste uitdagingen voor
hoofdredacteuren.' Wel zijn er bij Boerderij productiedoelen
opgesteld. `Er was behoefte onder redacteuren aan wat er nou van hen
verwacht werd. Toen hebben we een lijst opgesteld van: 4 pagina's
print per week; 5 fotoreportages en 5 filmpjes online per jaar; 1
weblog gedurende een maand per jaar en een stuk of wat online
nieuwsberichten per week.'
Beishuizen weerlegt de aanname dat lange verhalen voor print moeten
worden bewaard en het korte, snelle nieuws voor de website. `Lange
lappen tekst worden ook op internet goed gelezen. Vaak printen de
lezers de tekst uit.' Volgens Thijs Peters, chef-online van Z24, wordt
alles gelezen wat ook in de krant staat. `Commentaren, opinies en
dergelijke worden goed gelezen, dat kunnen we meten.'
Waarom dan toch nog een blad? En is een printuitgave nog wel rendabel?
`De waardering voor het blad is hoog', aldus Alex Beishuizen. `We
investeren nog steeds in het blad. We zouden het tijdschrift liever
niet kwijt raken want het is nog altijd een belangrijk medium voor
vacatureadvertenties. Het is waar dat advertenties teruglopen, daarom
houden we de kosten laag en daarom is de combinatie van site,
evenementen, print enzovoorts commercieel gezien zo belangrijk.'
Thijs Peters' Z24 nadert na anderhalf jaar het break-even punt. Dat de
tijd van banners en buttons voorbij zijn, is niet zijn ervaring. `Nee,
daar leven we van. Wel is het zo dat je met de cost-per-click niks
verdient. Je moet er gewoon voor zorgen dat je betaald wordt.
Binnenpagina's zijn interessant voor adverteerders omdat bezoekers via
zoekmachines vaak op artikelniveau binnenkomen.'
Marcel Henst had gehoopt dat hij met Boerderij en Boerderij.nl
onderhand in de zwarte cijfers zat. `We hebben tot nu toe niks achter
knoppen zitten. Ik denk dat we toe moeten naar betalend publiek. Je
moet ook als redactie kunnen zeggen dat je niet alles zomaar
weggeeft.'