Senternovem


Nieuws

14-11-2008 | De nieuwe Wet ruimtelijke ordening: nu juiste moment voor functiemenging

Onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) moeten bestemmingplannen actueel zijn; veel gemeenten moeten hierdoor hun bestemmingsplannen of nog oudere stedebouwkundige maatregelen op korte termijn herzien. Als gemeenten uit oogpunt van vitaliteit, leefbaarheid of veiligheid functiemenging in wijken mogelijk willen maken of als functiemening een beleidsprioriteit is, dan is nu het moment om dit te doen. De actualiseringspicht van de nieuwe Wro biedt op deze manier een kans voor functiemenging.

"Voor gemeenten die wonen en werken in wijken, functiemenging, hoog op de agenda hebben staan, is nu het juiste moment om er mee aan de slag te gaan", aldus Jaap Hoekstra, advocaat-partner bij advocatenkantoor Houthoff Buruma en onder meer gespecialiseerd in het ruimtelijk bestuursrecht. Hoekstra zegt dat de nieuwe wet wat betreft functiemenging inhoudelijk niet veel nieuws brengt. "Gemeenten kunnen bestemmingsplannen maken met de functie 'gemengde doeleinden', dus waar een mix is toegestaan van wonen en werken. Waar natuurlijk wel rekening mee moet worden gehouden is dat én een goed woonklimaat én een goed 'bedrijfsklimaat' zijn gewaarborgd. Bepaalde vormen van bedrijvigheid kunnen leiden tot een aantasting van het woonklimaat. De milieubelasting van bedrijven mag niet zodanig zijn dat er geen goed woonklimaat is verzekerd. Maar dit gold onder de oude WRO ook al."

De uitdaging voor gemeenten
Veel startende ondernemers kunnen het zich niet veroorloven om direct een bedrijfspand te huren of te kopen in een centrumgebied of op een bedrijventerrein. Zij verzoeken daarom regelmatig de gemeente om aan huis te mogen starten. Vaak bieden vigerende bestemmingsplannen echter weinig ruimte voor dergelijke vormen van bedrijvigheid aan huis. Voor de beperkingen in bestemmingsplannen valt wel wat te zeggen, want het is normaal gesproken niet wenselijk dat woonwijken veranderen in bedrijventerrein. Aan de andere kant zijn de effecten van startende bedrijven op de omliggende omgeving in de eerste paar jaar vaak gering. Het betreft immers veelal eenmansbedrijven met beperkt (klanten)bezoek en alleen de administratie en een klein stukje opslag vindt thuis plaats. Daarbij komt dat in de literatuur en in de beleidsdiscussie veelal wordt gesteld dat 'functiegemengde' wijken levendiger, veiliger, creatiever, ofwel 'leefbaarder' zijn dan gebieden met een eenzijdige functie.
Hoekstra meent dat de juridische beperkingen die aan het opnemen van functiemening in bestemmingsplannen worden gesteld, zijn veelal oplosbaar. " Mits de ene toegestane functie de andere toegestane functie niet 'bijt', kun je bijvoorbeeld bepalen dat in een bepaald blok 20% van het vloeroppervlak voor een bepaalde vorm van bedrijvigheid wordt aangewezen. Met een dergelijke flexibiliteit kan je een heel eind komen."

Juiste moment
Hoekstra meent dat momenteel het juiste moment is om de functiemenging in de bestemmingsplannen te integreren. "In de eerste plaats omdat gemeente onder de nieuwe Wro sowieso verplicht zijn actuele plannen te hebben. Als functiemenging een beleidsprioriteit is, is het daarom nu een mooi moment om bij de actualisering de functiemening op te nemen. In de tweede plaats zit er een groot verschil tussen de oude en de nieuwe Wro in de totstandkoming van bestemmingsplannen. Onder de oude WRO moest het bestemmingsplan goedgekeurd worden door Gedeputeerde Staten. Onder de nieuwe Wro is geen goedkeuring meer nodig. De bestemmingsplanprocedure verloopt aldus een stuk sneller. Als de bestuursrechter het bestemmingsplan vernietigt omdat de daarin neergelegde planologische regeling niet in het belang is van een goede ruimtelijke ordening, ligt er ook weer sneller een nieuw plan." Bron: het volledige artikel (download, 28 kB) is akomstige van Nicis Institute. Zie verder ook het informatieblad 'Functiemenging en - scheiding'.