Improving care in paediatric asthma: patients, prescriptions,
pharmacovigilance, pathogens, and particles
Datum: 14 november 2008
Promotie: T.W. de Vries, 16.15 uur, Academiegebouw, Broerstraat 5,
Groningen
Proefschrift: Improving care in paediatric asthma: patients,
prescriptions, pharmacovigilance, pathogens, and particles
Promotor(s): mw.prof.dr. L.T.W. de Jong-Van den Berg, prof.dr. E.J.
Duiverman
Faculteit: Wiskunde en Natuurwetenschappen
Veel kinderen met astma krijgen te lage startdosis medicijnen
Kinderarts Tjalling de Vries onderzocht een aantal aspecten van de
behandeling van astma bij kinderen. Hij concludeert onder andere dat
ruim 40% van de kinderen met astma, eczeem of allergische rhinitis een
te lage startdosering inhalatiecorticosteroïden (ICS) krijgt en dat
veel kinderen niet behandeld worden volgens de beschikbare
richtlijnen. Deze laatste conclusie volgt op zijn bevinding dat
respectievelijk 2%, 3% en 0.7% van deze kinderen chronisch behandeld
worden met corticosteroïden en dat deze getallen lager liggen dan
verwacht op grond van eerder epidemiologisch onderzoek. Interventie
via apotheken leidt tot een belangrijke verbetering van het
voorschrijfgedrag.
Aan de hand van gegevens van het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb
ontdekte De Vries dat ICS abnormale haargroei kan veroorzaken. Nadere
analyse met WHO-gegevens bevestigt dit.
Omdat bij Lareb gedragsveranderingen relatief vaak waren gemeld,
onderzocht De Vries of deze vaker voorkomen bij kinderen met ICS, in
vergelijking met kinderen met KNO-problemen en gezonde kinderen. Dit
blijkt niet zo te zijn.
Ook bepaalde De Vries de opbrengst van inhaleerbare ICS-deeltjes uit
dosisaerosolen. Hij constateert dat tijdens het gebruik van de
dosisaërosol met fluticasone 125 µg deze opbrengst duidelijk afnam. De
gemiddelde deeltjesgrootte bleef echter gelijk en werd niet beïnvloed
door gebruiksduur of vochtigheidsgraad. De dosisaerosolen van
hydrofluoroalkaan beclomethasone en ciclesonide gaven de hoogste
opbrengst aan inhaleerbare deeltjes.
Bovendien toont de kinderarts aan dat sommige ziekmakende bacteriën
overleven in zogenaamde voorzetkamers, maar niet als deze van metaal
waren gemaakt. Onderzoek van voorzetkamers van een groep poliklinisch
behandelde kinderen laat zien dat in de praktijk weinig voorzetkamer
besmet zijn met ziekmakende bacteriën.
Tjalling de Vries (Oldebroek, 1959) studeerde geneeskunde aan de
Rijksuniversiteit Groningen. Zijn promotieonderzoek verrichtte hij in
het Medisch Centrum Leeuwarden, waar hij werkzaam is als kinderarts en
bij de afdeling Farmacie van de RUG, het landelijk bureau registratie
bijwerkingen van geneesmiddelen (Lareb), en het laboratorium voor
Volksgezondheid van Friesland. Een deel van het onderzoek is
gefinancierd door de Wetenschapscommissie van de Medische Staf van het
MCL.
Rijksuniversiteit Groningen