College van Beroep voor het bedrijfsleven

Bij de vaststelling van de beslagvrije moet de premie van de door betrokkene voor zijn echtgenote gesloten aanvullende ziektekostenverzekeringen worden betrokken

Ingevolge art. 475d, vijfde lid, aanhef en onder a, Rv, zoals dat luidde ten tijde in geding, wordt de beslagvrije voet verhoogd met de premie van een door de schuldenaar gesloten ziektekostenverzekering, telkens wanneer deze premie vervalt terwijl het beslag ligt. In de memorie van toelichting bij het destijds onder artikel 475b, derde lid, Rv

(TK 1982-1983, 17.897, nr. 3, p. 16) voorgestelde artikelonderdeel is aangegeven dat deze bepaling mede een verzekering omvat waarbij de beslagdebiteur niet alleen zichzelf maar ook bijvoorbeeld zijn gezin of huisgenoten heeft verzekerd.

De aanvullende verzekeringen maken deel uit van de ziektekostenverzekering. De met ingang van 1 januari 2006 in werking getreden Zorgverzekeringswet (Zvw) onderscheidt een verzekeringsplichtige en een verzekeringnemer en maakt het mogelijk dat een verzekeringnemer op eigen naam een andere verzekeringsplichtige persoon verzekert. Daarvan heeft betrokkene ten aanzien van zijn echtgenote gebruik gemaakt, zoals blijkt uit de op zijn naam gestelde premienota.

Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Zvw is betrokkene als verzekeringnemer de totale premiekosten verschuldigd en dus ook de premies van de aanvullende verzekeringen van zijn echtgenote. Ook voor die premies is hij schuldenaar in de zin van artikel 475d, vijfde lid, aanhef en onder a, Rv.

Gelet daarop is de Raad van oordeel dat appellant ten onrechte de premie van de voor de echtgenote van betrokkene gesloten aanvullende ziektekostenverzekeringen niet heeft betrokken bij de berekening van de beslagvrije voet.

LJ Nummer:

BG3878

Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 13 november 2008