College van Beroep voor het bedrijfsleven
Dat de schending van de inlichtingenverplichting een strafbaar feit
oplevert betekent niet dat bij het onderzoek dat is gericht op het
vaststellen van het recht op bijstand de strafrechtelijke bescherming
en waarborgen moeten worden geboden. Nu er ge
De rechtsfiguur van intrekking van bijstand kan niet kan worden
beschouwd als een punitieve of bestraffende sanctie. Dat de schending
van de inlichtingenverplichting als zodanig ook een strafbaar feit
oplevert, betekent niet dat het bestuursorgaan gehouden is aan de
betrokkene, die in het kader van een onderzoek dat uitsluitend erop is
gericht het recht op bijstand (nader) vast te stellen of te
herbeoordelen een verklaring aflegt, bescherming en waarborgen te
bieden als ware hij een verdachte in strafrechtelijke zin.
Of personen als appellante en X., vergeleken met de in de artikelen 3,
tweede lid, aanhef en onder a, van de WWB en 17, tweede lid, van de
AOW omschreven uitzonderingsgroepen, voor de toepassing van artikel 26
van het IVBPR als gelijke gevallen kunnen worden beschouwd, hangt naar
het oordeel van de Raad onder meer af van het antwoord op de vraag of
objectief bezien voldoende aannemelijk is dat ten tijde hier van
belang sprake is geweest van hulpbehoevendheid. Op grond van de in de
gedingstukken voorhanden gegevens komt de Raad tot het oordeel dat bij
appellante geen sprake is van hulpbehoevendheid in de hiervoor
aangegeven zin. Dit leidt vervolgens tot de conclusie dat appellante
en X. vergeleken met de in de artikelen 3, tweede lid, aanhef en onder
a, van de WWB en 17, tweede lid, van de AOW omschreven
uitzonderingsgroepen, voor de toepassing van artikel 26 van het IVBPR
niet als gelijke gevallen kunnen worden beschouwd.
LJ Nummer:
BG3682
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 13 november 2008