Actualisering Financieel Statuut Koninklijk Huis: rol minister-president
verandert niet
woensdag 12 november 2008
De Eerste Kamer heeft zich dinsdag 11 november 2008 na een debat met
minister-president Balkenende akkoord verklaard met enkele wijzigingen
van het Financieel Statuut van het Koninklijk Huis (31.505). Omdat het
hier een grondwettelijke aangelegenheid betreft waarvoor een
meerderheid van tweederde nodig is, zal de Eerste Kamer volgende week
stemmen.
In het debat werd vastgesteld dat de rol van de minister-president in
het staatsbestel onveranderd blijft. Zijn coördinerende rol bij het
inzichtelijk maken van de kosten van het Koninklijk Huis betekent niet
een druppelsgewijze versterking van zijn positie tegenover andere
ministers.
De verschillende sprekers in de senaat juichten het toe dat als gevolg
van de wijzigingen een beter inzicht ontstaat in de werkelijke kosten
voor de Staat van het Koninklijk Huis. Het streven is om bij de
voorbereiding van de ontwerpbegroting 2010 van het Koninklijk Huis
zoveel mogelijk alle kosten daarin onder te brengen. Indringend kwam
de rol aan bod die de minister-president gaat spelen, aangezien door
tussenkomst van hem de declaraties door de Koning moeten worden
ingediend.
Er bestond beduchtheid in de senaat dat deze coördinerende rol van de
minister-president een stapje is op weg naar een versterking van diens
positie in het staatsbestel, terwijl volgens de Nederlandse
constitutie hij niet meer is dan de eerste onder zijn gelijken (primus
inter pares).
De woordvoerders van de fracties van VVD, PvdA en D66 spraken de wens
uit om in algemene zin een debat te houden met de minister-president
over diens rol als regeringsleider. Niet alleen diens rol bij de
inzichtelijk maken van de kosten voor het Koninklijk Huis, maar ook
diens optreden in het buitenland, o.a. in de Europese Raad, roepen
vragen op over de werking van het beginsel van primus inter pares. De
minister-president zei dat ondanks de andere rol die hij in het
buitenland als regeringsleider speelt, het beginsel van primus inter
pares nog volop geldt, zoals blijkt uit de gezamenlijke verantwoording
met andere ministers tegenover het parlement.
Premier Balkenende nam een suggestie over van senator Holdijk (SGP) en
nodigde de leden van de Eerste Kamer uit te zijner tijd hun
opvattingen over de veranderende rol van de minister-president in te
brengen bij de in te stellen Staatscommissie voor de
grondwetsherziening. Senator Holdijk pleitte er verder voor om de
specifieke positie van de minister-president op te nemen in de
regeling voor het ministerie van Algemene Zaken, omdat dit ministerie
zorgt voor zaken betreffende het algemeen regeringsbeleid van het
Koninkrijk, voor zover deze zorg niet bepaaldelijk wordt behartigd
door een der andere departementen van algemeen bestuur.
Als eerste spreker verwees senator Hermans (VVD) naar het debat in de
Tweede Kamer over de aanpassing van het Financieel Statuut van het
Koninklijk Huis. Hermans oordeelde dat er van een staatsrechtelijk
novum sprake is nu ook declaraties die voor andere departementen zijn
bestemd eerst bij hem moeten worden ingediend. Het coördineren van de
declaraties zou beter via het Reglement van Orde van de ministerraad
geregeld kunnen worden dan via een wettelijke regeling. Voorkomen moet
worden dat de positie van de minister-president in het staatsbestel
sluipenderwijs wordt versterkt, zei Hermans.
Fractievoorzitter Noten van de PvdA, die zijn zieke collega Rehwinkel
verving, sloot zich aan bij het pleidooi van Hermans om over de rol
van de minister-president een afzonderlijk debat te houden in de
Eerste Kamer. Net als Hermans legde Noten er de nadruk op dat
aangepaste regeling zeker niet mag betekenen dat de minister-president
doorzettingsmacht heeft gekregen in deze. De kosten van het Koninklijk
Huis zijn en blijven de gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle
ministers. De premier zou in dit geval dan ook niet moeten spreken van
een aanwijzingsbevoegdheid jegens zijn collega's. In het Reglement van
Orde van de ministerraad moet worden vastgelegd hoe de declaraties van
het Koninklijk Huis moeten worden afgehandeld. Dit hoeft niet via een
wet te worden geregeld, oordeelde senator Noten.
Senator Engels van D66 ging het diepste in op de rol van de
minister-president. Hij citeerde de handelingen van de Tweede Kamer en
meende een staatsrechtelijk novum te ontwaren in bijvoorbeeld de
uitspraken van de minister-president zelf, zoals : 'dat dit debat over
deze wet ook het nodige aan het staatsrecht toevoegt, want zo'n
bevoegdheid.. veronderstelt ook handelen tegenover de andere
bewindslieden. Vandaar dat ik spreek over het geven van aanwijzingen'.
Senator Engels wilde weten of premier Balkenende dit vanddaag weer
precies zo zou zeggen. Hij kon er weinig anders in lezen dan dat de
term 'door tussenkomst van' betekent dat hij een
aanwijzingsbevoegdheid heeft richting andere ministers en dit in de
staatsrechtelijk gebruikelijk zin inhoudt dat hij doorzettingsmacht
heeft.
Namens de SP-fractie verdedigde senator Vliegenthart de
minister-president. Hij wees erop dat in de Tweede Kamer een brede
meerderheid heeft gezegd dat het zeer wenselijk is wanneer de premier
in deze de regie zou nemen en daar ook politiek op aanspreekbaar zou
zijn. Wanneer de premier deze handschoen opneemt, komt hem dat in de
Eerste Kamer op het verwijt te staan onzorgvuldig met het staatsrecht
om te gaan. Het is niet goed of het deugt niet, zei Vliegenthart.
Senator Dölle van het CDA prees de wetswijziging als een verbetering
van de verantwoording van de kosten van het Koninklijk Huis. Hij stak
de draak met de staatsrechtelijke bezwaren die tegen de rol van de
premier worden aangevoerd. De term 'door tussenkomst van' komt 271
keer in wetten en algemene maatregelen van bestuur voor, er is dus
helemaal niet sprake van een novum. Het gaat er slechts om de
zorgplicht van de minister-president voor het transparant maken van de
kosten vast te leggen, betoogde senator Dölle. De CDA-senator wees er
ook op dat het beginsel primus inter pares helemaal niet in de
Nederlandse Grondwet staat. Ook de scheiding van kerk en staat is niet
in onze constitutie vastgelegd. In dit geval is sprake van een zaak
die het algemeen regeringsbeleid al snel raakt en dan is ook de
premier gehouden om de ministerraad te raadplegen. Dölle wees erop dat
de figuur van een coördinerende bewindspersoon ook geen nieuws is. Zo
heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de
bevoegdheid om kennis te nemen van voorstellen van andere
departementen die gemeenten raken. Staatsrecht is niet in beton
gegoten. Veel ontwikkelingen gaan buiten de Grondwet om, zei de
CDA-senator.
Ook de openstelling van paleizen passeerde in het debat in de senaat
de revue. Op uitdrukkelijk verzoek van de fracties van PvdA en
GroenLinks verklaarde premier Balkenende dat de vermelding van de
paleizen in Amsterdam en Den Haag in de wet zelf geen verandering
brengt in de bestaande regelingen voor openstelling.
De SP-fractie kan maar lastig begrijpen dat een monument als het
Paleis op de Dam een groot deel van het jaar is gesloten. Het
voormalig stadhuis uit de tijd van de Nederlandse Republiek is een
huis van de geschiedenis bij uitstek, dat je niet een groot deel van
het jaar gesloten moet willen houden, zei de SP-senator.
Over het niet schrappen van het genot van jacht zei hij: Adel
verplicht en in die zin zou het goed zijn wanneer de regering de
herziening van deze wet had aangegrepen om dit te schrappen.
Vliegenthart pleitte ervoor dat de minister-president ook politiek
aanspreekbaar wordt voor het Koninklijk Jachtdepartement.
Ook senator Koffeman (Partij voor de Dieren) stelde het genot van
jacht voor leden van het Koninklijk Huis aan de kaak. Hij wilde dat
het Kroondomein 't Loo langer voor het publiek opengesteld wordt nu de
representatieve jacht is afgeschaft.
GroenLinks-fractievoorzitter Thissen vond royalere openstelling van
paleizen voor het publiek passen bij een modern koningschap. Hij vroeg
om het gebruik van zonnepanelen op paleizen, het gebruik van hybride
auto's en vegetarische maaltijden in paleizen. Na een toezegging van
minister-president Balkenende dat hij over de openstelling van het
paleis op de Dam in Amsterdam en de paleizen Huis ten Bosch en
Noordeinde in Den Haag overleg heeft met het Koninklijk Huis met de
intentie ze feitelijk of virtueel toegankelijker te maken, diende
Thissen een aangekondigde motie niet in.
Eerste Kamer der Staten Generaal