Moties VAO dierenwelzijn 1 oktober 2008
12 november 2008 - kamerstuk
Kamerbrief over de volgende moties: tegengaan van het omzeilen van het
coupeerverbod voor paarden en de reikwijdte van de richtlijn over
bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden huisdieren.
Meer informatie
* Moties VAO dierenwelzijn 1 oktober 2008
Kamerstuk | 12-11-2008 | PDF-Document, 54 kB
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
Geachte Voorzitter,
Tijdens de stemmingen van 7 oktober jl. zijn moties aangenomen van de leden Ouwehand
(PvdD) en Waalkens (PvdA) over maatregelen om het omzeilen van het coupeerverbod
voor paarden tegen te gaan (Kamerstukken II 2008/09, 28 286, nr. 237), alsmede van de
leden Polderman en Van Velzen (beiden SP) over de reikwijdte van de richtlijn nr. 98/58/EG
inzake bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden huisdieren (Kamerstukken II
2008/09, 28 286, nr. 240). Met deze brief reageer ik op deze moties.
Motie Ouwehand/Waalkens om het omzeilen van het coupeerverbod voor paarden
tegen te gaan
In deze motie wordt de regering verzocht:
- het onmogelijk te maken om veulens die gecoupeerd zijn, in te schrijven in
stamboeken;
- een verbod uit te vaardigen voor deelname van gecoupeerde dieren aan
festiviteiten en
- met concrete maatregelen te komen die een einde maken aan de 'sluiproute' voor
het omzeilen van het Nederlandse coupeerverbod voor paarden.
Stamboeken
Het in Nederland onmogelijk maken om gecoupeerde veulens in te schrijven in
stamboeken biedt geen afdoende oplossing voor het omzeilen van het coupeerverbod
voor paarden. Paardenhouders hebben namelijk altijd de mogelijkheid gecoupeerde
veulens in het moederstamboek in België in te schrijven.
Nederlandse stamboeken spelen uiteraard wel een belangrijke rol in de voorlichting en
communicatie naar hun leden.
Daarnaast hebben stamboeken als doel rasverbetering en instandhouding van een ras. Of
paarden wel of niet gecoupeerd worden, is met het oog op verbetering of instandhouding
van een ras niet relevant. Ook daarom meen ik dat het uitsluiten van gecoupeerde
paarden van een stamboek niet de weg is om het omzeilen van het coupeerverbod voor
paarden tegen te gaan.
Bovendien ontbreekt een juridische basis om het onmogelijk te maken gecoupeerde
veulens in te schrijven in stamboeken. Artikel 76 van de Gezondheids- en welzijnswet voor
dieren (hierna: de wet) biedt weliswaar de mogelijkheid om eisen te stellen waaraan
dieren moeten voldoen om voor inschrijving in een stamboek in aanmerking te komen,
maar dergelijke regels kunnen uitsluitend ter bevordering van de raszuiverheid of ter
verbetering van de raskenmerken worden gesteld.
Verbod deelname festiviteiten
Voor wat betreft het verzoek om een verbod uit te vaardigen voor deelname van
gecoupeerde dieren aan festiviteiten, wijs ik er op dat ingevolge artikel 41 van de wet het
verboden is deel te nemen aan tentoonstellingen, keuringen of wedstrijden met dieren
waarbij een bij artikel 40 verboden ingreep is verricht. Artikel 40 van de wet verbiedt het
verrichten van een of meer lichamelijke ingrepen bij een dier, waarbij een deel van het
lichaam wordt verwijderd of beschadigd. Het couperen van paardenstaarten is een
dergelijke verboden ingreep.
Het College van beroep voor het bedrijfsleven heeft in hoogste instantie in zijn uitspraak
van 26 juni 2002 aangegeven hoe het verbod in artikel 41 van de wet geïnterpreteerd
dient te worden. Het verbod in artikel 41 van de wet heeft volgens het college geen
betrekking op dieren die in andere landen legaal zijn gecoupeerd. Een bredere
interpretatie van het verbod voldoet naar het oordeel van het college niet aan de
Europeesrechtelijke criteria met betrekking tot het vrije verkeer van diensten. Bovendien
acht het college een dergelijke interpretatie niet noodzakelijk met het oog op het welzijn
of de gezondheid van dieren die rechtmatig zijn gecoupeerd, aangezien de ingreep reeds
heeft plaatsgevonden.
Uit het voorgaande volgt dat een verbod zoals verzocht in de motie momenteel al geldt
voor dieren die in Nederland of in andere lidstaten illegaal gecoupeerd zijn. Het is echter -
om de hiervoor beschreven redenen - juridisch niet mogelijk om ook dieren uit te sluiten
van deelname aan tentoonstellingen, keuringen of wedstrijden, die legaal in andere
lidstaten gecoupeerd zijn.
Concrete maatregelen
Ik heb met België en Vlaanderen gesproken over het couperen van paardenstaarten. Het
couperen van paardenstaarten is daar toegestaan, mits een medisch attest is afgegeven.
Uit deze gesprekken blijkt dat het couperen van paardenstaarten in België geen hoge
politieke prioriteit heeft.
Gezien het voorgaande ben ik bij het nemen van concrete maatregelen om een einde te
maken aan het omzeilen van het coupeerverbod afhankelijk van de volle medewerking
van de sector. In de nota dierenwelzijn (Kamerstukken II 2007/08, nr. 76) wees ik al op de
verantwoordelijkheid die de sector heeft bij het beëindigen van het couperen van
paardenstaarten. De sector, en de stamboekorganisaties in het bijzonder, hebben een
belangrijke rol als het gaat om voorlichting en communicatie en kunnen op deze wijze een
bijdrage leveren om het omzeilen van het coupeerverbod voor paarden tegen te gaan.
Daarbij heb ik hen reeds eerder al opgeroepen initiatieven op dit punt te nemen en hen
gevraagd naar hun leden te communiceren om te stoppen met het couperen van
paardenstaarten.
Gezien de motie heb ik opnieuw met de sector contact opgenomen en overleg binnenkort
met hen over concrete maatregelen die zij kunnen en willen nemen.
Motie Polderman/Van Velzen over de reikwijdte van de richtlijn nr. 98/58/EG inzake
bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden huisdieren
In deze motie wordt de regering verzocht een juridische analyse te laten maken van de
reikwijdte van richtlijn nr. 98/58/EG en de Kamer te berichten of de huidige productiewijze
van foie gras toegelaten is onder deze richtlijn.
Over de inhoud van richtlijn nr. 98/58/EG kan ik u het volgende berichten.
Richtlijn nr. 98/58/EG heeft tot doel basisbeginselen voor de bescherming van voor
landbouwdoeleinden gehouden dieren vast te stellen. De richtlijn bevat
welzijnsvoorschriften die gelden voor de bescherming van dieren die worden gehouden
voor productiedoeleinden ongeacht het doel, dus ook voor de productie van foie gras. Op
grond van artikel 3 van de richtlijn nr. 98/58 dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat de
eigenaar of houder alle passende maatregelen treft om het welzijn van zijn dieren te
verzekeren en te waarborgen dat die dieren niet onnodig aan pijn of leed worden
blootgesteld en dat hen geen onnodig letsel wordt toegebracht. Voorts dienen de
lidstaten op grond van artikel 4 van de richtlijn erop toe te zien dat dieren worden gefokt
en gehouden onder voorwaarden die stroken met de bepalingen in de bijlage bij de
richtlijn. In de bijlage, nummers 14 en 15, zijn enkele normen over voeding van dieren
opgenomen. Dieren moeten een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de
leeftijd geschikt voer krijgen zodat zij in goede gezondheid blijven en aan hun
voedingsbehoeften voldaan wordt. Het toegediende voer en drinken en de wijze van
toediening mogen de dieren geen onnodig lijden of letsel toebrengen. Alle dieren moeten
voer krijgen met tussenpozen die bij hun fysiologische behoefte past.
Op grond van artikel 5 van de richtlijn is de Europese Commissie gehouden bij de Raad de
nodige voorstellen in te dienen voor een uniforme toepassing van de Europese
Overeenkomst inzake de bescherming van landbouwhuisdieren (Trb. 1980, 188). Hetzelfde
geldt voor aanbevelingen die op basis van de overeenkomst zijn aangenomen. In 1999 zijn
in het kader van de overeenkomst aanbevelingen aangenomen voor de bescherming van
eenden en ganzen die voor de productie van foie gras worden gehouden. De
aanbevelingen bepalen onder andere dat de productie van foie gras alleen mag worden
uitgevoerd als dit een gebruikelijke praktijk is en dat de bevoegde autoriteiten op dit soort
productie moeten toezien.
De Europese Commissie heeft tot op heden geen voorstellen gedaan om de producenten
te verplichten hun voederpraktijken te veranderen. De Commissie heeft in haar
communicatie met het Europees Parlement hierover het standpunt ingenomen dat noch
richtlijn nr. 98/58/EG noch de genoemde aanbevelingen een verbod op dwangvoeding
bevatten.
Het is aan de communautaire rechter, namelijk het Europese Hof van Justitie of de
nationale rechter, om een juridisch bindende uitleg te geven van richtlijn nr. 98/58/EG. De
communautaire rechter heeft zich tot op heden niet uitgesproken over de vraag hoe de
productiewijze van foie gras zich verhoudt tot de bepalingen over het voederen in richtlijn
nr. 98/58.
Zoals u bekend heb ik naar aanleiding van de motie Van Velzen (Kamerstukken II 2007/08,
31 200 SIV, nr. 105) met de Europese Commissie gesproken over foie gras. Ik heb bij de
Commissie erop aangedrongen om de productie van foie gras op de agenda te zetten.
Hoewel de Commissie de zorg van Nederland begrijpt blijft ze op het eerder ingenomen
standpunt. Daarbij geeft ze tegelijkertijd aan dat ze weinig mogelijkheden ziet om de
productiewijze van foie gras aan te pakken. De Commissie geeft bovendien prioriteit aan
andere zaken op het gebied van welzijn.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit