Implementatie Convenant Duurzame gewasbescherming
12 november 2008 - kamerstuk
Directie Landbouw
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
DL. 2008/2588 12 november 2008
nderwerp
o bijlagen
Implementatie Convenant Duurzame 1
gewasbescherming
Geachte Voorzitter,
Hierbij informeer ik u, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer, over de voortgang in 2007 en begin 2008 van de
implementatie van het convenant Duurzame Gewasbescherming.
De heer Alders, procesregisseur van het convenant, geeft in zijn begeleidende brief aan
dat de werkafspraken zijn bijgesteld naar aanleiding van de tussenevaluatie van de nota
Duurzame gewasbescherming. Alle convenantspartijen realiseren zich dat de laatste fase
niet de gemakkelijkste zal zijn. Met de heer Alders ben ik van mening dat het
oorspronkelijk beoogde resultaat nog steeds haalbaar is.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
Ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit
Directie Landbouw
Bezuidenhoutseweg 73
Postadres: Postbus 20401 G. Verburg
2500 EK 's-Gravenhage
Telefoon: 070 - 3786868
Fax: 070 - 3786100
Convenant Duurzame Gewasbescherming
Procesregisseur: J.G.M. Alders
Secretaris : P.J.M. van Boheemen
Postadres: Ministerie van LNV
Directie Landbouw
Postbus 20401
2500 EK Den Haag
Telefoon : 06 53 42 72 38
Aan: Geadresseerde
Datum: 19 september 2008
Betreft : Implementatie Convenant
Duurzame Gewasbescherming
Geachte heer/mevrouw,
Graag wil ik u in de vorm van de bijgevoegde notitie informeren over de voortgang in 2007
en begin 2008 bij de implementatie van het Convenant Duurzame Gewasbescherming. Deze
notitie is een vervolg op de rapportages over 2005 en 2006.
Het Convenant is gericht op het realiseren van milieukwaliteitdoelen op een wijze die
bedrijfseconomisch verantwoord is en de concurrentiepositie van de Nederlandse land- en
tuinbouw niet onevenredig onder druk zet ten opzichte van de land- en tuinbouw in een aantal
omringende EU-landen. Als inspanningverplichting is aangegaan, dat in 2010 de milieu-
belasting met gewasbeschermingsmiddelen met 95% is gereduceerd ten opzichte van de
situatie in 1998. Deze ambitie komt overeen met de milieudoelstelling die is opgenomen in de
kabinetsnota Duurzame Gewasbescherming
Uit de Tussentijdse Evaluatie van het Natuur en Milieu Planbureau (MNP) volgde, dat de
convenantdoelstellingen voor 2005 in belangrijke mate zijn gerealiseerd, maar ook dat
aanvullende maatregelen nodig zijn om de einddoelstellingen van het convenant te halen.
Naar aanleiding hiervan hebben de convenantpartners het Afsprakenkader zodanig bijgesteld,
dat de convenantdoelstellingen haalbaar blijven.
---
Met de convenantpartners realiseer ik mij, dat de laatste fase niet de gemakkelijkste zal zijn.
Er is nog een flinke inspanning te leveren. Alle convenantpartners zijn bereid de van hen
benodigde bijdrage te leveren, waardoor ik vertrouwen houd in het bereiken van het
oorspronkelijk beoogde resultaat.
Ik hoop u met de bijgevoegde notitie in voldoende mate te hebben geïnformeerd over de
ontwikkelingen binnen het Convenant en u hierbij betrokken te houden.
Met vriendelijke groet,
Hans Alders
Procesregisseur Convenant
Duurzame Gewasbescherming
---
Convenant Duurzame Gewasbescherming
Procesregisseur: J.G.M. Alders
Secretaris : P.J.M. van Boheemen
Postadres: Ministerie van LNV
Directie Landbouw
Postbus 20401
2500 EK Den Haag
Telefoon: 06 53 42 72 38
Voortgang bij implementatie van Convenant Duurzame Gewasbescherming
Inleiding
In deze notitie wordt u geïnformeerd over de voortgang van het Convenant in 2007 en begin
2008. Hiermede wordt een vervolg gegeven aan de rapportages die over 2006 en 2005 zijn
uitgebracht (TK2006-2007, 27858, 60 en TK2005-2006, 27858, nr. 58).
De werkzaamheden in 2007 en begin 2008 zijn in sterke mate bepaald door de Tussentijdse
Evaluatie van de nota Duurzame Gewasbescherming die het Milieu en Natuur Planbureau
(MNP) aan het begin van 2007 heeft uitgebracht. De convenantdoelstellingen komen namelijk
overeen met die van de nota Duurzame Gewasbescherming, voor zover deze op milieugebied
liggen.
Ook beleidsmatige ontwikkelingen hebben invloed gehad op de convenantactiviteiten.
Hier wordt gedoeld op het vaststellen van een nieuwe lijst van toegelaten gewas-
beschermingsmiddelen vanwege het afkeuren van de oude lijst door het College van Beroep
voor het Bedrijfsleven. Verder waren aan de orde de implementatie van de nieuwe Wet
gewasbeschermingsmiddelen en biociden, de onderhandelingen over de voorstellen van de
Europese Commissie voor een nieuwe Gewasbeschermingsverordening en een Thematische
Strategie Duurzaam Gebruik Gewasbeschermingsmiddelen, alsmede het actualiseren van de
normstelling voor gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater. Deze beleidsmatige
ontwikkelingen legden niet alleen een groter beslag op de convenantpartners dan voorzien,
maar hebben ook het kader voor de uitvoering van het convenant beïnvloed.
Convenantdoelstellingen
Het Convenant Duurzame Gewasbescherming is afgesloten in 2003 en loopt af in 2010.
De deelnemers zijn: Ministerie van LNV, Ministerie van VROM, LTO Nederland, Plantum
NL, Nefyto, Agrodis, Vewin en Unie van Waterschappen.
De hoofddoelstelling omvat het bereiken van een duurzame gewasbescherming. Het gaat om
een situatie, waarbij het beleid en het handelen van maatschappelijke organisaties en keten-
partijen is gericht op het realiseren van de bestaande milieukwaliteitdoelen.
---
Dit gebeurt op een wijze die bedrijfseconomisch verantwoord is en de concurrentiepositie van
de Nederlandse land- en tuinbouw ten opzichte van de land- en tuinbouw in een aantal
omringende EU-landen niet onevenredig onder druk zet.
In operationele zin is dit vertaald in het reduceren van de milieubelasting van het oppervlakte-
water met 95% (situatie 2010 ten opzichte van situatie 1998) en het opheffen van de knel-
punten bij de drinkwaterwinning uit oppervlaktewater, voor zover verband houdend met het
middelengebruik in de landbouw.
Verder is afgesproken is, dat bij de concrete invulling van het lange termijn beleid, naast de
EU-Gewasbeschermingsrichtlijn (91/414) en de Thematische Strategie voor een duurzaam
gebruik van gewasbeschermingsmiddelen uit het 6e EU-Milieuactieprogramma, ook de EU-
Kaderrichtlijn Water en de EU-Residuenrichtlijnen uitgangspunt vormen.
De hoofddoelstelling van het convenant is uitgewerkt in de volgende subdoelstellingen.
· Boeken van milieuwinst door innovatie en verbetering van het management bij telers
(bevorderen van geïntegreerde gewasbescherming).
· Boeken van milieuwinst door de consumptie van duurzame producten te bevorderen en de
producenten van duurzame producten te belonen.
· Zorgen, dat de ontwikkeling naar een duurzame gewasbescherming in de land- en
tuinbouw gepaard gaat met een effectief pakket aan middelen (met oog voor de
concurrentiepositie van de land- en tuinbouw).
· Bevorderen middels handhaving, dat de aanpak (voor zover gereguleerd door de overheid)
goed wordt nageleefd, alsmede
bevorderen middels monitoring en verantwoording, dat de afspraken van partijen worden
nagekomen en de resultaten zichtbaar worden gemaakt.
· Doen slagen van de gezamenlijke aanpak door stimuleren en communiceren.
Uitkomst van Tussentijdse Evaluatie
De MNP-evaluatie heeft duidelijk gemaakt, dat de tussentijdse convenantdoelstellingen in
belangrijke mate zijn gehaald. De berekende milieubelasting van het oppervlaktewater met
gewasbeschermingsmiddelen bleek met 86% te zijn gedaald ten opzichte van de situatie in
1995, terwijl de convenantdoelstelling voor 2005 op 75% was gesteld. Het aantal knelpunten
voor de drinkwaterwinning uit oppervlaktewater was met 18% gedaald, terwijl hiervoor een
tussendoelstelling van 50% stond. Hierbij wordt aangetekend, dat de resterende knelpunten
niet alleen te maken hebben met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de
Nederlandse landbouw, maar in belangrijke mate ook met het gebruik buiten de landbouw en
met de toevoer door de grensoverschrijdende rivieren.
Anderzijds heeft de MNP-evaluatie ook duidelijk gemaakt, dat een extra inspanning nodig is
om de einddoelstellingen van het convenant te realiseren.
---
Prioriteiten voor resterende convenantperiode
Naar aanleiding van de MNP-evaluatie hebben de convenantpartners een aantal aanvullende
werkafspraken gemaakt. Daarmede is invulling gegeven aan hetgeen de ministers van LNV en
VROM in juli 2007 als aanvullend beleid hebben geformuleerd (TK 2006-2007, 27858 nr. 61)
De toevoeging van nieuwe werkafspraken aan het eerder afgesproken pakket heeft aanleiding
gegeven tot een nieuwe agendastelling. Dit houdt verband met de situatie, dat al enkele keren
eerder een uitbreiding van het afsprakenpakket heeft plaats gevonden en dat inmiddels een
aantal afspraken is achterhaald. Verder is gebleken, dat een aantal maatregelen slechts in
beperkte mate door de convenantpartners kunnen worden aangestuurd, terwijl in een ander
werkverband hiervoor wel voldoende aandacht is.
Het komen tot een nieuwe agenda is ook ingegeven door het feit, dat het convenant in 2010
afloopt. Vanwege de nog beperkte duur ligt het voor de hand om de aandacht met name te
richten op de maatregelen, die binnen een termijn van 2-3 jaar nog in belangrijke mate kunnen
bijdragen aan het behalen van de convenantdoelstelling.
De herbeoordeling van het totale pakket aan werkafspraken heeft geleid tot een focus van de
convenantpartijen op de onderstaande activiteiten. De eerste groep is met name gericht op het
doorontwikkelen en verder implementeren van geïntegreerde gewasbescherming en op het
behouden van een effectief middelenpakket.
Trekker Activiteit
LTO Kennisoverdracht over geïntegreerde gewasbescherming
Stimuleren van betere naleving van gebruiksvoorschriften
Plantum Kennisontwikkeling en -verspreiding op het gebied van resistentie,
zaadbehandeling e.d.
LTO/Plantum Continueren van Fonds Kleine Toepassingen
Zonodig Dringend Vereiste Gewasbeschermingsmiddelen aanvragen
Agrodis Continueren van Trustee (biedt ondersteuning bij derdenuitbreiding)
Agrodis Versterken van de rol van de handelaar als adviseur op het gebied van
geïntegreerde gewasbescherming
Agrodis Algemeen verbindend laten verklaren (AVV) van de RCS-systematiek
voor bedrijven die gewasbeschermingsmiddelen distribueren
Nefyto Innoveren van middelenpakket
LNV Continueren van bestaande instrumentarium voor het ontwikkelen en
beschikbaar stellen van kennis over geïntegreerde gewasbescherming,
waaronder het project `Telen met toekomst'
AID/Unie van Handhaven conform het meerjarig handhavingprogramma voor
Waterschappen gewasbeschermingsmiddelen.
De tweede groep van maatregelen waarop wordt gefocust, is gericht op het wegnemen en
verminderen van milieuknelpunten, met name op de knelpunten die worden veroorzaakt
door de 20 stoffen die volgens de Tussentijdse Evaluatie het meest milieubelastend zijn.
---
Trekker Activiteit
VROM Actualiseren van waterkwaliteitsnormen voor oppervlaktewater, waarbij
wordt ingespeeld op de Kaderrichtlijn Water
VEWIN Continueren van project `Schone Bronnen'
Unie van Gebiedsgericht communiceren van actuele monitoringsresultaten
Waterschappen
LTO /Plantum/ Vergroten van aandacht voor de meest milieubelastende stoffen
Agrodis
LNV/VROM Harmoniseren binnen EU van beslismodellen voor de toelating van
gewasbeschermingsmiddelen
Onderstaand wordt in kort bestek stilgestaan bij de werkafspraken die onder de verschillende
subdoelstellingen ressorteren en bij de consequenties van de prioriteitstelling voor deze
werkafspraken.
Subdoelstelling "boeken milieuwinst door innovatie en bevorderen geïntegreerde
gewasbescherming"
Om deze subdoelstelling te bereiken zijn de volgende twee projecten essentieel:
* het project "Schone bronnen", dat is gericht op het opheffen van knelpunten
in de drinkwatervoorziening en de kwaliteit van het oppervlaktewater.
* het project "Telen met toekomst", dat is gericht op het opheffen van knelpunten in
de kennis over geïntegreerde gewasbescherming
Beide projecten blijven prioritair. Het project Schone Bronnen krijgt een derde fase, waarin,
naast het aanpakken van vijf nieuwe milieuknelpunten, veel aandacht wordt besteed aan de
implementatie van de oplossingsrichtingen voor de eerder onderzochte milieuknelpunten. Het
projectplan voor de derde fase is mede gebaseerd op de aanbevelingen uit de evaluatie van de
al afgesloten projectfasen. In de Stuurgroep zijn nu naast Vewin, UvW, Nefyto en LTO, ook
LNV en VROM vertegenwoordigd vanwege het grote belang van de nieuwe projectfase voor
het behalen van de beleidsdoelstellingen uit de Nota Duurzame Gewasbescherming in 2010.
Ook het project "Telen met toekomst" is een vervolgfase ingegaan. Het project vervult een
spilfunctie in de kenniscirculatie over duurzame gewasbescherming. In de vervolgfase zal
meer dan in het verleden een beroep worden gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van
stakeholders. De projectactiviteiten worden nu volgend op verzoeken, waarbij stakeholders
leidend willen zijn. Verder zal niet meer met vaste praktijknetwerken van telers worden
gewerkt, maar wordt samenwerking gezocht met ambitieuze ondernemers die nieuwe kennis
in de praktijk willen testen en doorontwikkelen.
LTO Nederland heeft in haar sectorale jaarplannen voor 2008 gekozen voor een nieuwe,
geüniformeerde opzet. In deze jaarplannen wordt stilgestaan bij de landbouwkundige
knelpunten, de knelpunten en de kansen bij de implementatie van geïntegreerde gewas-
bescherming, en tenslotte de milieukundige knelpunten, waarbij met name aandacht is
gegeven aan de meest milieubelastende stoffen uit de Tussentijdse Evaluatie.
---
De inspanningen die nodig zijn om de prioritaire knelpunten op te lossen, zijn zo concreet
mogelijk uitgewerkt. Voor de gevallen waarbij de inzet van andere convenantpartners nodig
is, zijn hierover afspraken gemaakt.
Ook Plantum NL heeft in haar jaarplan 2008 prioriteiten aangebracht en met de andere
convenantpartners nadere afspraken gemaakt over de van hen gevraagde bijdragen.
Nefyto heeft een verdere invulling gegeven aan haar project Product Stewardship. Begin 2008
is een derde voortgangsrapportage uitgebracht onder de titel `De volgende stap' met daarin
een korte beschrijving van de vele activiteiten in 2006 en 2007 onder de thema's maat-
schappelijk betrokken, economisch gezond en milieubewust.
Agrodis is in 2007 gestart met de uitvoering van project, dat is bedoeld om de opleiding van
de adviseurs bij de gewasbeschermingsmiddelenhandel te versterken en om via deze adviseurs
de doorstroming van nieuwe kennis over geïntegreerde gewasbescherming naar de telers te
verbeteren. Recent is hiervoor op internet een kennissite opengesteld. Het project dat wordt
medegefinancierd door LNV, loopt tot eind 2008. Er zijn gesprekken gaande over een
verlenging.
In de prioriteitstelling voor de eerstkomende jaren is ook opgesloten, dat minder aandacht
uitgaat naar het stimuleren van marktcertificeringsystemen voor geïntegreerde gewas-
bescherming. Redenen hiervoor zijn, dat de vraag naar certificering te weinig door de
convenantpartners kan worden gestimuleerd en dat keurmerken op meer aspecten betrekking
hebben dan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Om min of meer dezelfde redenen
zal ook minder aandacht worden besteed aan het implementeren van Toezicht op Controle.
Het doorontwikkelen van het thema functionele agrobiodiversiteit heeft buiten het convenant
een eigen werkverband gekregen. Vanuit het convenant zullen geen aanvullende activiteiten
worden ondernomen.
Tot slot wordt gewezen op het instellen van de Innovatieprijs Geïntegreerde Gewas-
bescherming. De convenantpartners willen daarmede het ontwikkelen en toepassen van
nieuwe vormen van geïntegreerde gewasbescherming stimuleren. Zowel agrariërs,
toeleveranciers als onderzoekers komen voor de prijs in aanmerking. De jury zal met name
letten op de vermindering van de milieubelasting en de praktische toepasbaarheid.
De toekenning van de prijs zal eind 2008 plaats vinden.
Subdoelstelling "boeken milieuwinst door bevorderen van consumeren en produceren van
duurzame producten"
Het stimuleren tot duurzaam produceren en consumeren verdient nog steeds veel aandacht.
Een integrale benadering is daarbij gewenst en heeft ook in die zin gestalte gekregen. Dit
betekent, dat een specifieke benadering met betrekking tot gewasbeschermingsmiddelen niet
meer gepast is.
De rijksoverheid zal in 2010 bij al haar inkopen en investeringen duurzaamheid als een
zwaarwegend criterium meenemen. De gemeenten willen in 2010 een bereik van 75%
realiseren; de provincies en waterschappen streven naar minimaal 50%. De gezamenlijke
overheden ontwikkelen hiervoor onder leiding van VROM criteria en praktische
instrumenten, waarbij ook het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen een item is.
In aanvulling hierop zullen vanuit het convenant geen andere activiteiten worden ondernomen
om het aankopen van duurzaam geproduceerde producten te bevorderen.
---
Er heeft in 2007 een evaluatie plaats gevonden van het openbaar maken door de VWA van
controlegegevens over residuen van gewasbeschermingsmiddelen op groente en fruit. De
openbaar gemaakte informatie blijkt bruikbaar te zijn voor consumenten en ketenpartijen,
maar nog onvoldoende begrijpelijk en toegankelijk. Verder is vastgesteld, dat de effecten van
de openbaarmaking nog beperkt zijn. De presentatie van de informatie wordt nu verbeterd en
aangepast aan het nieuwe risicogerichte toezichtbeleid van de VWA. Het bedrijfsleven blijft
hierdoor geprikkeld om de residueisen na te leven. Deze residueisen zijn recent bijgesteld
naar aanleiding van geharmoniseerde Europese wetgeving. Zij voldoen daardoor aan de meest
recente informatie op het gebied van gezondheidsrisico's en voedselveiligheid, en liggen ook
in lijn met de mondiale codex standaarden.
De evaluatie van de pilot bij biologische producten heeft geleid tot het afzien van het
voornemen om financiële prikkels tot het duurzaam produceren en consumeren te
ontwikkelen.
Subdoelstelling "beschikbaar houden van een effectief pakket aan middelen"
De beschikbaarheid van een effectief middelenpakket staat nog steeds onder druk. Dit heeft
onder andere te maken met de doorwerking van de eerdergenoemde herbeoordeling van de
nationale lijst aan toegelaten middelen en met het wegvallen van middelen als gevolg van een
herbeoordeling in EU-verband. Om dit zo goed mogelijk op te vangen is in 2007 het Platform
Effectief Middelenpakket ingesteld. In de expertgroep van dit Platform worden onder leiding
van LTO acute of dreigende gewasbeschermingproblemen als gevolg van wegvallende
toelatingen geanalyseerd en, waar mogelijk, tijdig opgelost.
In dit kader blijft Nefyto haar leden stimuleren te komen tot een verdere innovatie van het
middelenpakket en tot het reduceren van de onzekerheden in de risicobeoordeling van de
toegelaten middelen.
Het ondersteunen van aanvragen met behulp van het Fonds Kleine Toepassing blijft hoog op
de agenda staan. Op basis van een evaluatie is besloten de looptijd van het fonds te verlengen
met een tweede termijn van 5 jaar. Hiervoor is een aanvraag voor staatsteun bij de EU-
commissie ingediend.
De Trustee zal ook in de resterende convenantperiode optreden als aanvrager van
uitbreidingsaanvragen voor de verschillende land- en tuinbouwsectoren. Begin 2008 waren
25 derdenuitbreidingen gerealiseerd en 13 aanvragen in procedure. In de toekomst zullen
wellicht minder aanvragen plaats vinden, omdat de nieuwe Wet gewasbeschermingsmiddelen
en biociden meer mogelijkheden biedt aan de toelatinghouder voor een gewone uitbreiding.
Het ondersteunen van middelen van natuurlijke oorsprong zal in convenantverband minder
aandacht krijgen. Het project Gewasbeschermingsmiddelen van Natuurlijke Oorsprong
Effectief Gebruiken(GENOEG) wordt eind 2008 afgesloten. De evaluatie geeft aan, dat het
beoogde aantal toelatingsaanvragen grotendeels is bereikt. Voor een toelatinghouder blijkt het
marktpotentieel doorslaggevend te zijn voor het nemen van de financiële risico's die
verbonden zijn aan een toelatingsaanvraag. De versterkte subsidie speelde een minder
belangrijke rol. Het vereenvoudigen van de complexe toelatingsprocedure bleek niet
mogelijk, hetgeen met name bezwaarlijk is voor relatief `kleine' toelatingshouders. Er volgt
nog besluitvorming over de aanbevelingen die de evaluatie heeft opgeleverd.
---
De bevoegdheid voor het oplossen van landbouwkundige knelpunten via een vrijstelling is in
2007 overgegaan van de minister van LNV naar het Ctgb. Daarnaast is de terminologie
gewijzigd: de nieuwe Wet gewasbeschermingsmiddelen kent geen vrijstellingen meer, maar
toelatingen als dringend vereist gewasbeschermingsmiddel (dvg). Voor 2008 zijn in totaal
46 toelatingen verleend. Dit aantal ligt op hetzelfde niveau als de aantallen vrijstellingen in de
laatste drie jaren, ondanks het regelmatig oplossen van een knelpunt langs een andere weg.
Er is begonnen met het aanpassen van de beoordelingsmethoden voor het toelaten van
gewasbeschermingsmiddelen vanwege de Kaderrichtlijn Water (KRW) en met het beter
afstemmen van deze methoden op de eisen aan het oppervlaktewater in verband met de
drinkwaterwinning uit oppervlaktewater. LNV en VROM zullen tegelijkertijd actief inzetten
op een harmonisatie van deze beoordelingsmethoden binnen de EU.
Conform het afsprakenkader is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om geïntegreerde
gewasbescherming te stimuleren via de gebruiksvoorschriften en aanwijzingen die in het
kader van de toelating van een gewasbeschermingsmiddel worden meegegeven. Dit heeft een
aantal opties opgeleverd. De convenantpartners zien hierin geen duidelijke meerwaarde en
daarom vindt geen verdere uitwerking plaats.
Tot het afsprakenkader behoort ook het verbeteren van de werkwijze en aansturing van het
Ctgb. LNV en VROM hebben hiervoor zorg gedragen, rekening houdend met de grote mate
van zelfstandigheid van het Ctgb. De betreffende afspraak heeft in de komende tijd geen
prioriteit meer.
Subdoelstelling "handhaving, monitoring en verantwoording"
De handhaving blijft hoog op de agenda. De prioriteiten hiervoor zijn door LNV, VROM,
VenW en VWS vastgelegd in een meerjarenprogramma. Dit is gedaan volgens de methode
Programmatisch Handhaven, waarbij op basis van risicobeoordeling de inzet wordt bepaald.
Hierbij hebben ook de sectoren een inbreng gehad.
De nieuwe methode wordt in 2008 voor het eerst op het gebied van gewasbescherming
toegepast. Het is de bedoeling met handhavingcommunicatie, inspectie en opsporing binnen
een aantal jaren het gewenste nalevingniveau te bereiken. Voor de interdepartementale
samenwerking is een Stuurgroep Handhaving ingesteld. De samenwerking met de water-
schappen wordt nog verder uitgewerkt. Hierbij speelt, dat de waterschappen toezichthoudende
bevoegdheden willen met betrekking tot de watergerelateerde bepalingen in de Wet
gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
AID en waterschappen, maar ook de gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen, hebben te
kampen met gebruiksvoorschriften die steeds gedifferentieerder worden en daardoor tot
verwarring en problemen leiden. De interdepartementale Stuurgroep Handhaving heeft een
werkgroep gevraagd op korte termijn met verbetervoorstellen te komen. Deze werkgroep zal
ook de sectoren, de handel en de industrie raadplegen.
Volgens de Tussentijdse Evaluatie is in 2003 of 2004 bij de helft van de meetlocaties in de
regionale wateren een normoverschrijding vastgesteld voor een of meerdere gewas-
beschermingsmiddelen. De waterschappen worden nu gestimuleerd actuele monitorings-
resultaten gebiedsgericht terug te koppelen naar de land- en tuinbouw. Van groot belang is,
dat daarbij wordt beschikt over actuele waterkwaliteitsnormen, met name voor de stoffen die
volgens het MNP het meest milieubelastend zijn.
---
Deze stoffen hebben daarom voorrang gekregen bij de herziening van de waterkwaliteits-
normen die momenteel in KRW-verband plaats vindt.
Begin 2008 is, eveneens in KRW-verband, de Leidraad Monitoring Gewasbeschermings-
middelen gereed gekomen. Deze leidraad biedt de waterschappen een methode voor het
leggen van een aannemelijk verband tussen een normoverschrijding en bepaalde toepassingen
van een gewasbeschermingsmiddel. De implementatie van de leidraad zal worden verzorgd
door het Platform Landbouwemissies van de Unie van Waterschappen.
Agrodis blijft de niet-aangesloten handelaren in gewasbeschermingsmiddelen stimuleren om
een zogenaamde RCS-certificering te behalen. RCS staat voor Registratie en Controle
Systeem. Er is inmiddels een verzoek bij LNV ingediend voor een Algemeen Verbindend
Verklaring (AVV) op grond waarvan degenen die dan nog niet over een RCS-certificaat
beschikken, worden verplicht om in 2009 een gelijkwaardig certificaat te behalen. Daarmede
wordt een volledig transparante en controleerbare distributie gerealiseerd.
Volgens het Afsprakenkader diende een onafhankelijk organisatie in 2006 vast te stellen in
welke mate de convenantdoelen waren bereikt. De eerdergenoemde Tussentijdse Evaluatie
van het MNP heeft hierin voorzien. Inmiddels is gestart met het opzetten van een
Eindevaluatie waarbij een zo groot mogelijke vergelijkbaarheid met de Tussentijdse Evaluatie
wordt nagestreefd. Ook de feitelijke situatie in 2010 zal in de eindevaluatie worden
meegenomen.
Met deze notitie wordt voldaan aan de convenantafspraak om jaarlijks te rapporteren over de
uitvoering van het Afsprakenkader.
Subdoelstelling "stimuleren en communiceren"
Alle convenantpartijen hebben zich wederom actief ingezet voor het realiseren van het
Afsprakenkader, voor het bewust maken van de schakels in de ketens van hun mede-
verantwoordelijkheid en voor het vergroten van het draagvlak voor het convenant bij de eigen
achterban. Ook was sprake van het publiekelijk uitdragen van de gemaakte afspraken.
De externe communicatie over de bereikte resultaten verliep voornamelijk via de projecten
die deel uitmaken van het afsprakenkader (zoals de projecten Schone Bronnen, Telen met
Toekomst, Product Stewardship, RCS-certificering, Innovatieprijs Geïntegreerde
Gewasbescherming, GENOEG, Programmatisch Handhaven en Tussentijdse Evaluatie).
Bij het uitwerken van de convenantafspraken is steeds ingezet op een vormgeving die de
administratieve lasten zo beperkt mogelijk houdt.
September 2008
---
---- --
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit