4. Beoordelingskader Hulpmiddelenzorg
Beoordelingskader Hulpmiddelenzorg
Kamerstuk, 10 november 2008
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
GMT/VDG 2887519
10 november 2008
Het College voor zorgverzekeringen heeft op 14 april 2008 het rapport
Beoordelingskader Hulpmiddelenzorg gepubliceerd, gelijktijdig met het
rapport Pakketadvies 2008 en het deelrapport Hulpmiddelenzorg. Deze
rapporten zijn u aangeboden met mijn brief van 20 juni 2008 . In die
brief heb ik u mijn standpunt op het pakketadvies gegeven. In het
Algemeen Overleg van 25 juni jl. heb ik toegezegd dat ik u mijn
standpunt op het Beoordelingskader Hulpmiddelenzorg nog zou toesturen.
Bij deze doe ik die toezegging gestand.
In deze brief zal ik tevens ingaan op de relatie tussen het
beoordelingskader en de overige ontwikkelingen op het gebied van
hulpmiddelen. Ik doel hier vooral op mijn voornemens om de te
verzekeren prestaties in de Zorgverzekeringswet op basis van
functiebeperkingen te omschrijven en om de hulpmiddelenregelingen op
basis van interventiedoel `medisch' en `participatie' te herindelen.
Aanleiding
Het CVZ wil met het Beoordelingskader hulpmiddelenzorg beschikken over
een verbeterd en door partijen gedragen beoordelingskader, een
gestandaardiseerde werkwijze van het beoordelingsproces en betere
informatievoorziening over de beoordelingprocedure. Het CVZ heeft zo
een aantal knelpunten binnen het pakketbeheer hulpmiddelenzorg goed
opgelost.
Uitgangspunten
Het beoordelingskader is een verdieping van de zorgbrede
pakketprincipes zoals die specifiek voor de extramurale
hulpmiddelenzorg van toepassing zijn. Aan de basis van de beoordeling
staan de uitgangspunten van het pakketbeheer zoals die zijn verwoord
in de CVZ rapporten Pakketbeheer in de Praktijk en Beoordeling van
stand van de wetenschap en praktijk. In het beoordelingskader zijn de
subcriteria `algemeen gebruikelijk' en `financiële toegankelijkheid'
als onderdeel van het pakketprincipe `noodzakelijkheid',
verduidelijkt. Voordat een hulpmiddel wordt getoetst aan het
pakketprincipe noodzakelijkheid, stelt het CVZ namelijk twee
voorafgaande vragen. Is het hulpmiddel algemeen gebruikelijk en is het
hulpmiddel financieel toegankelijk?
Algemeen gebruikelijk zijn hulpmiddelen die niet speciaal bedoeld zijn
voor mensen met een functioneringsprobleem, waarvoor bij de aanmeting
geen specifieke medische kennis vereist is én die ook in niet medische
speciaalzaken verkrijgbaar zijn.
Voor de beoordeling of een hulpmiddel financieel toegankelijk is,
speelt een rol of:
o het hulpmiddel een algemeen gebruikelijk middel vervangt,
o de (meer)kosten draagbaar zijn,
o het een veel voorkomend functioneringsprobleem betreft bij een
normaal levensbeloop,
o het hulpmiddel bespaart op andere zorgvormen.
Op grond van deze vragen beoordeelt het CVZ of een bepaald hulpmiddel
wordt getoetst aan de overige pakketprincipes en tot de te verzekeren
prestatie behoort. Het CVZ merkt met nadruk op dat alle aspecten
binnen de subcriteria algemeen gebruikelijk en financiële
toegankelijkheid altijd in samenhang worden gewogen en dat geen enkel
aspect op zichzelf een doorslaggevende betekenis heeft.
Gezondheidgerelateerde en welzijnsgerelateerde hulpmiddelen
Hulpmiddelen kunnen verschillende interventiedoelen dienen. Ze kunnen
geneeskundige zorg ondersteunen of functiebeperkingen compenseren en
de zelfredzaamheid en participatie van mensen bevorderen. Om die reden
maakt het CVZ onderscheid in gezondheidsgerelateerde en
welzijnsgerelateerde hulpmiddelen. Gezondheidsgerelateerde
hulpmiddelen zijn gericht op een medische behandeling en grijpen in op
het stoornisniveau zoals afwijking of verlies van lichaamsfuncties of
anatomische eigenschappen (bijv. prothese). Op deze hulpmiddelen is
bij de beoordeling het criterium `stand van wetenschap en praktijk'
(volgens het principe van evidence based medicine) van toepassing.
Welzijnsgerelateerde hulpmiddelen richten zich meer op de blijvende
gevolgen van een stoornis, het `functioneringsprobleem' en bevorderen
vooral de zelfredzaamheid en participatie (bijv. rollator). Op deze
hulpmiddelen is het beoordelingscriterium "verantwoorde en adequate
zorg" van toepassing. Deze indeling van hulpmiddelen is ook relevant
gebleken voor de reikwijdte van het beoordelingskader.
Uit de door mij gevraagde toelichting aan het CVZ op de subcriteria
`algemeen gebruikelijk' en `financieel toegankelijk' werd duidelijk,
dat toetsing aan deze subcriteria alleen toepasbaar is op de
welzijnsgerelateerde hulpmiddelen. Dat vind ik ook voor de hand liggen
omdat een aantal van deze hulpmiddelen gaandeweg richting
consumentenartikelen evolueren. Daarnaast is gebleken dat deze
subcriteria niet zonder meer kunnen worden toegepast op andere
zorgvormen.
Ik ben van mening dat dit beoordelingskader een belangrijke bijdrage
kan leveren aan het verder standaardiseren van het beoordelingsproces.
Verder stel ik tot tevredenheid vast dat het CVZ zich in zijn rol als
pakketbeheerder blijft ontwikkelen. Ik besef eveneens dat pakketbeheer
een proces in voortdurende ontwikkeling is en dat voortschrijdend
inzicht soms leidt tot nuanceringen. Het CVZ is voornemens om in het
voorjaar 2009 een tweede versie van het rapport Pakketbeheer in de
praktijk te publiceren waarin de ervaringen tot nu toe worden
verwerkt.
De positie van het pakketprincipe noodzakelijkheid ten opzichte van de
pakketprincipes effectiviteit, kosteneffectiviteit en uitvoerbaarheid
zal daarin eveneens heroverwogen worden. In dat kader heeft de
Adviescommissie Pakket (ACP) van het CVZ prioriteit gegeven aan de
operationele uitwerking van het pakketprincipe noodzakelijkheid. Ik
zie deze ontwikkelingen met belangstelling tegemoet.
Samenhang met ander beleid
In relatie tot het beoordelingskader wil ik u wijzen op twee relevante
beleidsontwikkelingen die door mij al zijn ingezet. Ik wijs u op het
Project Heroriëntatie Hulpmiddelen en de aanspraak op basis van een
functiebeperking. Over beide onderwerpen heb ik u op 16 april jl. met
mijn brief over ontwikkelingen in hulpmiddelenbeleid geïnformeerd.
Uitvoeringstoets Heroriëntatie Hulpmiddelen
Voor de vereenvoudiging van het aantal hulpmiddelenregelingen (Project
heroriëntatie hulpmiddelen) heb ik het CVZ inmiddels verzocht om een
uitvoeringstoets te doen. Het CVZ zal onderzoeken in hoeverre
hulpmiddelen kunnen worden onderverdeeld naar interventiedoel medisch
en participatie en vervolgens worden verdeeld over de
Zorgverzekeringswet (medisch) en de Wet maatschappelijke ondersteuning
(participatie). De AWBZ-regeling voor kortdurende uitleenhulpmiddelen
zal daarbij komen te vervallen en de betreffende hulpmiddelen worden
ondergebracht in de Zvw of Wmo. Zoals ik u tijdens het Algemeen
Overleg over het Pakketbeheer van 25 juni jl. heb toegezegd, verwacht
ik de resultaten van deze uitvoeringstoets in het voorjaar van 2009
aan u te kunnen presenteren. Uit deze toets moet blijken of de
voorgestelde verdeling tot de gewenste vereenvoudiging zal leiden.
Tegelijkertijd zie ik mogelijkheden dat veldpartijen een aantal
knelpunten binnen de uitvoering oplossen en daarmee de toegang tot
hulpmiddelenzorg voor de burger verbeteren. Deze oplossingen liggen
vooral op het terrein van betere samenwerking tussen de verschillende
uitvoerende instanties en betere informatievoorziening en voorlichting
aan de burger.
Aanspraak op basis van functiebeperking
Verder wil ik de aanspraak op hulpmiddelen in de Zvw zo volledig
mogelijk op basis van functiebeperking gaan omschrijven. Deze
omschrijving komt in de plaats van een limitatieve hulpmiddelenlijst
zoals we die nu kennen. In de nieuwe aanspraak zal het opheffen of
verminderen van een functiebeperking centraal staan. Daarmee wil ik
vraagsturing, maatwerk en keuzemogelijkheid voor de burger bevorderen.
Het biedt tevens meer ruimte voor innovatie binnen de
hulpmiddelensector.
In de nieuwe opzet krijgen zorgverzekeraars meer regie over de wijze
waarop zij invulling geven aan hun verzekeringsplicht. Voor alle
aanspraken geldt immers dat een verzekerde recht heeft op adequate en
verantwoorde zorg waarop hij redelijkerwijs is aangewezen , en dat het
de zorgverzekeraar is die de toegang daartoe moet waarborgen. Hier
gaat het dan om het compenseren van een functiebeperking met een
hulpmiddel. Ik ben overigens blij dat ik kan constateren dat
zorgverzekeraars, patiënten- en gehandicaptenorganisaties de regierol
die ik hen in de uitwerking van deze aanspraak had toebedacht,
inmiddels voortvarend hebben opgepakt.
De nieuwe aanspraak betekent overigens niet dat alle beschikbare
hulpmiddelen daarmee automatisch in het pakket zitten. In mijn brief
van 16 april jl. gaf ik aan dat het CVZ een belangrijke rol heeft in
de samenstelling van de te verzekeren prestaties. Zowel bestaande als
nieuwe zorgvormen worden door het CVZ aan de pakketprincipes
noodzakelijkheid, effectiviteit, kosteneffectiviteit en
uitvoerbaarheid getoetst. Het beoordelingskader hulpmiddelenzorg kan
als instrument verder behulpzaam zijn bij de afbakening van te
verzekeren prestaties.
Slotopmerking
Naar mijn mening heeft het CVZ met het rapport Beoordelingskader
hulpmiddelenzorg een goede aanzet gegeven tot een meer transparante
beoordelingswijze van de hulpmiddelenzorg in de Zvw. Met dit rapport
onderbouwt het CVZ waarom niet alle verkrijgbare hulpmiddelen per
definitie tot het verzekerd pakket behoren. Verder sluit het
beoordelingskader goed aan bij de door mij gestelde beleidsdoelen.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
1Kamerstuk 31 200 XVI, nr 187
2 Kamerstuk 29 689 nr 186
3 Besluit zorgverzekeringen, artikel 2.1
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport