Gerechtshof Arnhem
Minderjarige niet terug naar ouders
Arnhem, 10 november 2008 - Vandaag heeft de kinderrechter in Arnhem
beslist dat terugplaatsing bij de ouders van de baby op dit moment
niet in het belang van het kind is. De minderjarige zal voorlopig tot
14 januari 2009 in een pleeggezin blijven in afwachting van de
resultaten van het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming.
Hierom heeft de kinderrechter verzocht in de beslissing van 14 oktober
2008. Dit onderzoek moet antwoord geven op bepaalde zorgpunten en op
de opvoedkundige kwaliteiten van de ouders.
Tijdens de zitting op 27 oktober 2008 is gebleken dat er een sociaal
netwerk om de ouders heen bestaat. Ook is gebleken dat de ouders tot
voor kort zich zelfstandig zonder hulp hebben kunnen handhaven. Dit
betekent echter niet dat er zondermeer vanuit gegaan kan worden dat de
ouders ook de verzorging, opvoeding en veiligheid van hun (pasgeboren)
kind kunnen waarborgen.
De kinderrechter is van oordeel dat de door de Raad voor de
Kinderbescherming geuite zorgen, in het bijzonder vanwege de
verstandelijke beperkingen van de ouders en de onzekerheden over de
benodigde hulpverlening en het opstarten daarvan, door wat ter zitting
door en namens de ouders naar voren is gebracht (nog) niet zijn
weggenomen.
Het opvoeden en verzorgen van een (pasgeboren) minderjarige vraagt
naast liefde en zorg van de ouders ook andere vaardigheden. Het kunnen
volbrengen van zorgtaken betekent niet automatisch dat er sprake is
van voldoende pedagogische vaardigheden om de opvoeding van de
minderjarige ter hand te nemen.
De kinderrechter acht het van belang hierbij op te merken dat zij geen
twijfels heeft aan de liefde van de ouders voor hun zoontje en er van
haar kant ook geen twijfel bestaat aan de wil van de ouders om de
minderjarige een zo goed mogelijke opvoeding en verzorging te bieden.
Het opvoeden en verzorgen van een minderjarige vergt echter van de
verzorgers ondermeer ook vaardigheden als (een zekere mate van)
flexibiliteit, het kunnen bedenken van oplossingen voor ad hoc gerezen
vragen/problemen, stressbestendigheid, het onderkennen van situaties
waarin hulp van derden geboden is en ook het daadwerkelijk inroepen
van deze hulp. Gelet op de cognitieve beperkingen van de ouders
bestaat twijfel over hun vaardigheden en in hoeverre de ouders,
ingeval zij vaardigheden ontberen, leerbaar zijn.
De kinderrechter volgt het betoog van de Raad voor de
Kinderbescherming omtrent de zorgen en is van oordeel dat hangende het
raadsonderzoek terugplaatsing op dit moment bij de ouders niet in het
belang van de minderjarige is. Gezien het risico dat naar aanleiding
van het raadsonderzoek wederom uithuisplaatsing aan de orde zou kunnen
zijn.
14 oktober 2008:
De kinderrechter beslist dat de minderjarige voorlopig onder toezicht
gesteld blijft voor de termijn van drie maanden. De kinderrechter
verleent machtiging tot plaatsing van de minderjarige in een
voorziening voor pleegzorg met ingang van 14 oktober 2008 voor de duur
van vier weken.
27 oktober 2008:
Zitting waar ouders worden gehoord.
10 november 2008:
Beschikking over de voortduring van de machtiging uithuisplaatsing.
De voorlopige ondertoezichtstelling loopt af op 14 januari 2009. Voor
die datum zal de kinderrechter op basis van het onderzoek van de Raad
voor de Kinderbescherming beslissen over een definitieve
ondertoezichtstelling en voortduring van de machtiging tot
uithuisplaatsing.
LJ Nummer
BG3849
Bron: Rechtbank Arnhem
Datum actualiteit: 10 november 2008 Naar boven