Voortgangsrapportage
Wijkenaanpak 2008
Ministerie van VROM >
staat voor ruimte, wonen,
milieu en rijksgebouwen.
Beleid maken, uitvoeren
en handhaven.
Nederland is klein.
Denk groot.
Voortgangsrapportage Wijkenaanpak 2008
1. Inleiding
Voortaan bied ik u namens het kabinet jaarlijks in de herfst een voortgangsrapportage aan waarin
ik verslag doe van de stand van zaken rond de wijkenaanpak en de tot dan toe bereikte
resultaten. De nu voorliggende eerste Voortgangsrapportage Wijkenaanpak 2008 biedt een
terugblik op de ontwikkelingen zoals die zich hoofdzakelijk tussen 1 januari 2008 en 1 oktober
2008 hebben voorgedaan. Ik kijk ook vooruit naar waar het Kabinet tot aan eind 2009 zijn
accenten legt.
In het voorjaar van 2007 is de selectie van de 40 wijken met de grootste opeenstapeling van
problemen bekend gemaakt. Voor deze wijken is een kabinetsbreed offensief gestart gericht op
wonen, werken, leren & opgroeien, integreren en veiligheid. Het uiteindelijk doel is dat de 40
aandachtswijken binnen 8 tot 10 jaar toe groeien richting het stedelijk gemiddelde op de vijf
genoemde terreinen. Deze kabinetsperiode wil het kabinet concrete resultaten zien, ik heb
hierover afspraken gemaakt in de charters. We willen tenminste de achteruitgang een halt
toeroepen en de afgesproken acties realiseren.
Het Kabinet en alle partners van de wijkenaanpak zijn nu ruim anderhalf jaar bezig met de
wijkenaanpak. Een groot deel van deze periode heeft in het teken gestaan van de planvorming
en het regelen van de financiën In februari van dit jaar is de gemeente Deventer als eerste
gestart met de uitvoering. Inmiddels is de uitvoering in alle wijken gestart. Wekelijks ga ik in één
van de aandachtswijken op werkbezoek. Tijdens deze bezoeken krijg ik een goed beeld van de
voortgang in de uitvoering van de wijkactieplannen en de charters. Ik praat met bewoners,
professionals, corporaties en gemeente en bespreek wat goed gaat en waar doorbraken nodig
zijn. Tijdens het werkbezoek vindt ook het formele bestuurlijk overleg met de gemeente plaats
over de voortgang.
Het is een spannende opgave voor alle betrokkenen. We hebben te maken met tot nu toe
ongetemde problemen. Maar ik ben te spreken over de eerste resultaten van de wijkenaanpak.
De inzet van het Kabinet is er op gericht de vaart er in te houden, de urgentie te blijven
agenderen en gemeenten, lokale partijen en bewoners in staat te stellen bij de uitvoering tot
zichtbare verbeteringen en resultaten te komen. Er gebeurt veel, er staat veel in de steigers. In
deze beginjaren zijn, zoals verwacht, de resultaten van de inspanningen nog moeilijk te
kwantificeren. Deze voortgangsrapportage heeft als doel om u inzicht te geven in wat de aanpak
tot nu toe heeft opgeleverd en waarom een meerjarige inzet van 8 tot 10 jaar nodig is.
Rol rijksoverheid
In de uitvoeringsfase van de wijkenaanpak zal het rijk gemeenten faciliteren en inspireren bij het
realiseren van de ambities uit de wijkactieplannen en daar waar nodig optreden als kritische
gesprekspartner. Rijk en gemeenten werken gezamenlijk aan de uitvoering van de afspraken en
(concrete) ambities per stad zoals geformuleerd in de charter; de voortgang van die afspraken
wordt nauwgezet gevolgd. Als partners spreken we elkaar aan. Gemeenten kunnen het Rijk
aanspreken op de afspraken uit de charters, zoals het wegnemen van wettelijke belemmeringen
en het bieden van ruimte om te experimenteren. Een rijksbrede, integrale wijkenaanpak, die -
indien nodig - dwars door de departementen heen loopt, is hierbij het vertrekpunt. Een regelmatig
overleg tussen de Directeuren-generaal van de departementen Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, Justitie, Economische Zaken, Financiën, Landbouw Natuur en
Voedselkwaliteit, Jeugd en Gezin, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en Volksgezondheid
Welzijn en Sport, Algemene Zaken en Wonen, Wijken en Integratie (Haagse "ontstoppers") en
participatie van medewerkers van die departementen in de wijkendirectie van mijn ministerie,
scheppen daartoe de voorwaarden. Het verzamelen en verspreiden van goede voorbeelden en
het laten uitvoeren van praktijkonderzoek om nieuwe evidence based methodieken te
ontwikkelen zal het Rijk ondersteunen. Hierbij wordt de inzet van de kennisinstituten bevorderd
en de resultaten van de experimenten gebruikt; we willen leren in en leren van de wijkenaanpak.
Voor mij staan tot eind 2009 de volgende opgaven centraal:
· realiseren van concrete, meetbare verbeteringen voor bewoners in de wijken
· versterken van de betrokkenheid van bewoners
· doorbreken van verkokering bij het oplossen van problemen van burgers
· betrekken van nog meer externe partners bij de wijk
· voorkomen dat andere wijken afglijden.
Bij de rapportage over 2009 zal ik uitgebreid op deze opgaven terugkomen.
Inhoud voortgangsrapportage
De Voortgangsrapportage Wijkenaanpak 2008 is als volgt opgebouwd:
- Hoofdstuk 2 gaat in op de totstandkoming van de wijkactieplannen, de charters en het
rond krijgen van de financiering.
- Hoofdstuk 3 bevat een overzicht van wat er in de wijken gebeurt. Daarbij wordt ingegaan
op de voortgang met betrekking tot de terreinen wonen, werken, leren en opgroeien,
integratie en veiligheid. De eerste concrete resultaten worden in kaart gebracht.
- Hoofdstuk 4 informeert u over mijn inzet om bewoners te betrekken bij de wijkenaanpak.
- In hoofdstuk 5 komen de zeven experimenten aan bod, die zich richten op een
innovatieve en onorthodoxe aanpak van de wijkenproblematiek.
- Hoofdstuk 6 gaat in op de rol en de activiteiten van de Landelijke Alliantie Krachtwijken.
- Hoofdstuk 7 biedt een overzicht van de informatiestructuur; aangegeven wordt hoe de
voortgang van de wijkenaanpak zal worden gevolgd.
- In hoofdstuk 8 wordt aandacht besteed aan de wijken buiten de 40 aandachtswijken.
Zoals u toegezegd treft u bij deze voortgangsrapportage een overzicht aan van de belangrijkste
maatregelen uit de wijkactieplannen (wap's) die op lokaal niveau zijn opgesteld door gemeente,
bewoners, corporaties en professionals uit de wijken. In dit zogenaamde Wap! magazine vindt u
een dwarsdoorsnede van de maatregelen, zowel per wijk als per beleidsterrein. Daarnaast is
bijgevoegd een bundel met alle charters. De charters en wijkactieplannen zijn zelf ook in te zien
via www.vrom.nl.
Met deze voortgangsrapportage kom ik tegemoet aan de volgende toezeggingen die ik eerder
aan uw kamer heb gedaan;
- Jaarlijkse voortgangsrapportages in het najaar over de stand van zaken rond het
Krachtwijkenbeleid en de tot dan toe bereikte resultaten, zoals toegezegd in mijn brief
over beleidsinformatiestructuur van 1 juli 2008, (kamerstuk 2007-2008, 30995, nr. 50)
- U via deze voortgangsrapportage te informeren over de betrokkenheid van de bewoners
bij de totstandkoming van de wijkactieplannen, zoals toegezegd in mijn brief van 19
maart 2008,(kamerstuk 2007-2008, 30995, 43).
- U van meer informatie te voorzien over de experimenten, tevens toegezegd in mijn brief
van 19 maart 2008.
- U nader te informeren over het vouchersysteem en de werking ervan, zoals toegezegd
tijdens het AO voortgang wijkenaanpak van 14 mei 2008.
- U nader te informeren over de in gang gezette activiteiten van via een analyse van de
wijkactieplannen, zoals toegezegd in het AO voortgang wijkenaanpak van 14 mei 2008.
- U te informeren over groen en sportvoorziening in de 40 wijken zoals toegezegd in het
AO Overlast en verloedering van 20 mei 2008.
- U een overzicht geven van de maatregelen die in de wijkactieplannen en charters zijn
opgenomen, onder andere op het gebied van ondernemerschap, zoals toegezegd in de
brief over wijkeconomie ondertekend door de heer Van Heemskerk en mijzelf van 20 juni
2008, kamerstuk 2007-2008 30995,49) en mijn brief van 9 mei 2008 ( kamerstuk 2007-
2008, 30995, 45).
---
- U nader te informeren over de kwaliteitskaart bewonersparticipatie zoals toegezegd in
mijn brief van 9 mei 2008 ( kamerstuk 2007-2008, 30995, 45).
- Een reactie te geven op het SP-rapport "De buurt, de schaal van de toekomst", zoals
toegezegd door de minister president tijdens de Algemeen Politieke Beschouwingen van
afgelopen september.
2. Opbouwfase wijkenaanpak
Wijkactieplannen
Omdat elke wijk anders is, met unieke kansen en bedreigingen, heb ik aan de 18 betrokken
gemeenten gevraagd om voor elk van de 40 wijken samen met bewoners en corporaties - de
dominante problematiek te beschrijven. Op die manier zijn veertig wijkactieplannen (wap's) tot
stand gekomen met daarin ambities, oplossingen en prestaties door verschillende partners. Ik
heb de steden gevraagd er voor te zorgen dat alle relevante partijen, inclusief de bewoners
samen dit plan opstellen en er voor tekenen. Daarnaast hebben mijn collega's en ik de nadruk
gelegd op de vijf beleidsterreinen wonen, werken, leren en opgroeien, integreren en veiligheid.
Alle steden zijn hier voortvarend mee aan de slag gegaan. Elk op hun eigen wijze; variërend van
zomeravondgesprekken tot intensieve overleggen met de bewoners van de wijk tijdens
zogenaamde ateliers. Dat heeft geleid tot zeer verschillende producten. Het was een immense
opgave, maar met groots resultaat. Het heeft een stevige basis gelegd onder de wijkenaanpak.
Met Rotterdam en Amsterdam is afgesproken om de actieplannen op een aantal punten te
concretiseren. Dat gebeurt voor 1 januari 2009. Eind 2008 zal Rotterdam voor een aantal
thema's outcomedoelstellingen op gebiedsniveau formuleren. Met de gemeente Amsterdam is
afgesproken dat zij de doelstellingen over de te bereiken resultaten uit de buurtplannen
concretiseren naar wijkniveau en deze in overleg opnemen in de charter. Dit laatste geldt
overigens ook voor de veiligheidsambities uit de charter van Den Haag.
Ik constateer dat de ambities van de plannen voor de aandachtswijken hoog zijn. De winst van de
wijkactieplannen is dat er per wijk een gedegen analyse beschikbaar is van problemen,
oplossingen, ambities en benodigde partijen. Omdat ik heb gevraagd om in de wap's aandacht te
besteden aan verschillende beleidsterreinen is er nu naast fysiek - ook veel aandacht voor
sociaal-economische investeringen in de wijk, zodat in samenhang problemen worden
aangepakt. Wijkagenten, brede scholen, het verhogen van de arbeidsparticipatie, het stimuleren
van ondernemerschap, het realiseren van Centra voor Jeugd en Gezin, het opzetten van
programma's voor vroeg- en voorschoolse educatie, voorstellen voor een aanpak achter de
voordeur, het aanpakken van overlast van jongeren, het verbeteren van de gezondheid van
bewoners; het zijn allemaal thema's die in de wijkactieplannen voorkomen.
Zoals eerder aangehaald, was de betrokkenheid van bewoners een belangrijke voorwaarde voor
mij om gezamenlijk met de wijkactieplannen aan de slag te gaan. Aandacht voor en van
bewoners is de kern van de wijkenaanpak. Corporaties, gemeenten en het rijk moeten samen
met bewoners, de wijk weer leefbaar maken.
Reactie SP-rapport "de Buurt, de schaal van de toekomst"
Ik wil op deze plek in de Voortgangsrapportage reageren op het rapport van de Socialistische
Partij "de Buurt, de schaal van de toekomst", zoals toegezegd tijdens de Algemene Politieke
Beschouwingen. Dit rapport pleit er voor om af te dalen naar het niveau van de wijk en ook uit te
gaan van bewoners en hun wensen. Ik voel mij gesteund door het rapport in mijn verdere opgave
de 40 wijken van Nederland mooier en krachtiger te maken en daarnaast te voorkomen dat
andere wijken in Nederland afglijden. Om de leefbaarheid definitief te verbeteren, moeten we
starten op het niveau van de wijk. Overigens wil ik hierbij aantekenen dat schaalvergroting door
bijvoorbeeld fusies van corporaties of schoolbesturen niet per definitie betekent dat de aandacht
voor het wijkniveau verdwenen is, zoals in het rapport wel wordt gesteld. Het gaat om het
---
realiseren van de menselijke maat. Ik constateer dat de wijkenaanpak waarbij gemeenten,
bewoners, corporaties en het rijk zich hebben gecommitteerd aan het oplossen van problemen op
wijkniveau, laat zien dat de menselijke maat aanwezig is.
Het rapport van de SP gaat in op 7 thema's die op wijkniveau aandacht moeten krijgen. Ik herken
mij in die thema's, immers zij vertonen grote overlap met de thema's die dit kabinet in de
wijkenaanpak centraal heeft gesteld nl. wonen, werken, leren & opgroeien, integreren en
veiligheid. Ik wil hieronder ingaan op de 7 thema's die de SP in haar rapport aanhaalt.
Het actieplan Beter (t)huis in de buurt van staatssecretaris Bussemaker en mijzelf sluit wat mij
betreft goed aan bij de ambities van de SP op het terrein van zorg in de buurt.
Het actieplan speelt zoals u wellicht weet in op de volgende vier centrale thema's;
1. een samenhangende aanpak en regie op lokaal niveau (verbinding)
2. voldoende geschikte woningen en variatie in aanbod
3. zorg en ondersteuning op maat
4. generatiebestendige wijken en woonomgeving
In het actieplan wordt duidelijk aangegeven dan niet alleen het rijk en gemeenten, maar ook
andere partners zoals corporaties een rol hebben.
Veiligheid is een belangrijke voorwaarde voor de leefbaarheid van een wijk of een buurt. Daarom
zet dit kabinet extra wijkagenten in, worden bewoners betrokken bij het veilig maken én het veilig
houden van de wijk. Amersfoort bijvoorbeeld heeft in de wijk de Kruiskamp inmiddels op verzoek
van bewoners twee buurttoezichtteams aangesteld en twee extra surveillanten. Daarnaast is een
wijktafel opgezet voor het grootste deel bestaande uit bewoners die beslissen over de inzet van
de professionals op het gebied van veiligheid.
Ik ben het met de SP eens dat het van belang is om niet alleen in te zetten op repressie maar ook
op preventie. In het project "Veiligheid begint bij voorkomen" van de ministers van Justitie en
Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties wordt ook daar aandacht aan besteed.
Ook de welzijnssector speelt een belangrijke rol in het bevorderen van de leefbaarheid en sociale
samenhang. Samen met staatssecretaris Bussemaker zet ik mij via het experiment Vernieuwend
Welzijn in om de welzijnssector in de Krachtwijken te versterken. Het experiment maakt deel uit
van het VWS-programma `Beter in Meedoen'. Dit programma bevordert de innovatie en
vernieuwing van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De Wmo is in feite een
buurtwet en legt de taak van het bevorderen van leefbaarheid en sociale samenhang in wijk,
buurt en dorp nadrukkelijk neer bij gemeenten. De Wmo speelt daardoor een belangrijke rol in het
bevorderen van een wijkgerichte aanpak. Ook verplicht de Wmo gemeenten om burgers te
betrekken bij het ontwikkelen en uitvoeren van het (Wmo-)beleid.
Onder het kopje onderwijs in de buurt, wordt in het rapport gepleit voor het versterken van het
gevoel van verantwoordelijkheid van leerlingen voor hun school, omgeving en de samenleving
o.a. door het invoeren van maatschappelijke stages. Het ministerie van OCW heeft geld
beschikbaar gesteld voor het uitvoeren van pilots met de maatschappelijke stage. Aan de hand
van de pilots wordt bezien of het haalbaar is om vanaf 2011 een maatschappelijke stage verplicht
te stellen voor leerlingen van het voortgezet onderwijs. Het Carré College Rotterdam is een
actieve en multiculturele school voor VMBO in Crooswijk, één van de Rotterdamse krachtwijken.
Op 5 november a.s. gaat de maatschappelijke stage van start voor de 3e jaars leerlingen. Zij
gaan de komende weken 18 uur werken in verschillende instellingen in de wijk. De
werkzaamheden worden o.a. verricht in Buurthuis de Branding en speeltuin Het Noorden; daar
gaan leerlingen helpen bij de kinderactiviteiten. Leerlingen van Accent Praktijkonderwijs, ook 3e
klassers VMBO, gaan starten met hun maatschappelijke stage in de bibliotheek van het Oude
Westen. Zij gaan daar kinderen voorlezen op de woensdagmiddag. De maatschappelijke stages
worden mede georganiseerd door het Steunpunt Maatschappelijke Stages in Rotterdam en
Stilzitten is Niks, een project van STAP en de Heuvel.
In het rapport geeft de SP aan dat een leer- werkmaatschappij in de buurt bij kan dragen aan het
terugdringen van de werkloosheid en het aan het werk helpen van mensen die wel willen werken,
maar tot nu toe geen baan hebben kunnen vinden. Zo'n maatschappij zou de taken van het UWV
---
en het CWI en de re-integratiebedrijven over nemen. Zoals ook verder in deze rapportage
aangegeven nemen het CWI en het UWV zeer actief deel aan de wijkenaanpak, o.a. door op
gemeenteniveau afspraken te maken. In een aantal wijken is bewust gekozen om via een
specifieke voorziening in de wijk mensen aan het werk te helpen. Bijvoorbeeld door in wijken leer-
werkplekken te creëren om bewoners op weg te helpen naar een opleiding of werk. In de wijk
Hatert in Nijmegen wordt dat gedaan door de Stichting OntmoetPLanB die het project
"wereldvrouwen"is gestart. Het project wereldvrouwen is een opstap naar een beroepsopleiding
van het ROC en uiteindelijk een betaalde baan. Het streven is om 60 vrouwen in drie jaar tijd te
laten doorstromen naar een beroepsopleiding van het ROC en/of een betaalde baan. Door
parttime te werken bij Wereldvrouwen doen vrouwen praktijkervaring op en neemt hun
zelfvertrouwen toe.
Ik onderschrijf van harte het uitgangspunt dat bewoners de beschikking moeten krijgen over
budgetten om gezamenlijk te besluiten over zaken die nodig zijn in de wijk, zoals beschreven in
het rapport onder het kopje "Meebeslissen". Door het beschikbaar stellen van
bewonersbudgetten en door te stimuleren dat gemeenten dat op een eenvoudige manier (via
vouchers) aan bewoners beschikbaar stellen, vul ik deze wens in.
Bij het onderdeel "Wonen in de buurt" grijpt de SP terug op een discussie die al menigmaal in de
kamer is gevoerd. De stelling dat corporaties niet groter zouden mogen zijn dan 10.000 woningen
is reeds in verschillende debatten aan de orde geweest. Zoals u weet kunnen corporaties wel
fuseren, ook boven de 10.000 woningen. Echter ik heb aangegeven de voorgenomen fusies te
toetsen aan een aantal criteria. Zo mag schaalvergroting geen doel op zich zijn, mag er geen
sprake zijn van verlies van efficiëntie en van focus op volkshuisvestelijke prestaties. Verder is
afgesproken dat de menselijke maat en de (lokale) binding met gemeenten en huurders moet
worden gewaarborgd. Gemeenten en huurdersorganisaties moeten instemmen met de
voorgenomen fusie. Als laatste mag de fusie natuurlijk geen legitimatie zijn om salarissen van
bestuurders te verhogen.
De SP stelt voor om zogenaamde ouder- en kindcentra op te richten die onder andere op
laagdrempelige wijze opvoedingsondersteuning kunnen bieden. Ik constateer een grote overlap
met de Centra voor Jeugd en Gezin waar ook ruimte is voor vragen over opgroeien en opvoeden.
Voor wat betreft de aandacht voor kinderen en de speelmogelijkheden verwijs ik u naar de
verdere tekst in deze rapportage. Veel gemeenten onderschrijven het belang van een
kindvriendelijke omgeving en hebben in de wijkactieplannen het voornemen speelplaatsen in te
richten.
De SP geeft in het rapport aan dat het van belang is dat er buurtcentra aanwezig zijn in buurt en
wijk. De aanwezigheid van dit soort voorzieningen geeft de bewoners de mogelijkheid om elkaar
te ontmoeten en activiteiten ten behoeve van de wijk te ontplooien. In veel wijkactieplannen zijn
hier concrete afspraken over gemaakt. Ik kan mij dus ook van harte vinden in de stelling van de
SP dat iedere buurt en wijk over een dergelijk centrum zou moeten beschikken.
Naast voorzieningen als buurtcentra, is het ook van belang om ondernemerschap in de wijk te
stimuleren. In de brief `Wijkeconomie' (TK, 2007-2008, 30 995, nr. 49) hebben staatssecretaris
Heemskerk van Economische Zaken en ik een aantal instrumenten aangereikt die
ondernemerschap in de wijk stimuleren en ondersteunen. Ik ga daar later in deze rapportage
verder op in.
Zoals ik eerder opgemerkte, zie ik dat het rapport op veel punten overeenkomsten vertoont met
de wijkenaanpak. Ik ervaar het rapport dus ook als een ondersteuning van mijn beleid.
Charters
Om gemeente en rijk in een nieuw partnership te committeren aan de ambities uit de
wijkactieplannen, hebben mijn collega bewindslieden en ik ervoor gekozen om afspraken over
hoe we als overheid een bijdrage leveren, vast te leggen in zogenaamde charters. In de charters
zijn afspraken gemaakt over bijdragen van stad en rijk op de terreinen wonen, werken, leren &
---
opgroeien, integreren en veiligheid. Over het verbeteren van de wijkeconomie bijvoorbeeld, over
meer groen in de wijk, overlast gevende jongeren, of over de inzet van wijkagenten en
conciërges. Maar ook over armoedebeleid, het inrichten van Brede scholen en Centra voor Jeugd
en Gezin. Er zijn ambities vastgelegd over het verbeteren van de gezondheid van inwoners in de
krachtwijken, over het terugdringen van zwerfafval en energiegebruik Daarnaast zijn specifieke
afspraken gemaakt met steden zoals een topteam Krimp voor Heerlen, ondersteuning bij de
ketenaanpak in Alkmaar, het aanpakken van overschrijdingen van normen voor luchtkwaliteit in
Dordrecht, frontlijnteams in Leeuwarden, ondersteuning van het Rijk bij de pilot wijkgerichte
inburgering in Amsterdam, ondertunneling van het spoor in Maastricht en een geluidsscherm in
Zaanstad.
De afspraken in de charters zijn niet vrijblijvend: rijk en gemeenten spreken elkaar aan op de
resultaten. Ik denk dat we goed geslaagd zijn in die opzet. Ik ben trots op de charters die er nu
liggen. Het was niet altijd een gemakkelijk proces. Soms werd de inhoud overschaduwd door
discussies over geld. Maar zowel op lokaal als op rijksniveau is het partnerschap verstevigd. Op
lokaal niveau hebben partijen voor het eerst een samenhangende agenda op fysiek en sociaal
terrein. Door de directe betrokkenheid van de verschillende departementen bij de
onderhandelingen is er een stevig fundament gelegd voor het doorbreken van de verkokering op
rijksniveau. De 18 charters zijn gebundeld als bijlage bijgevoegd bij deze voortgangsrapportage.
Taakopvatting corporaties
De Algemene Rekenkamer constateert in Krachtwijken, monitoring en verantwoording van het
beleid dat de taakopvatting van de corporaties in de wijkenaanpak sterk verschilt. Een deel van
de corporaties zag duidelijk de door mij gewenste sterke rol rond de sociale problematiek voor
zich weggelegd, waarbij een enkele corporatie op het randje balanceert van wat het BBSH nog
toelaat, andere corporaties zagen die rol op het sociale vlak echter veel minder op hun weg
liggen. Voor mij onderstreept dit de noodzaak om dit onderwerp aan de orde te stellen tijdens de
thans lopende governance discussie met betrekking tot de woningcorporaties. Ten aanzien van
de afgesloten charters vindt de Algemene Rekenkamer het jammer dat er van Rijkszijde niet
meer aandacht is geweest voor een uniformering van de outcomedoelstellingen per gemeente.
Dit is echter een bewuste keuze immers de opstelling van de wijkactieplannen en de te bereiken
outcomedoelstellingen zijn primair de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Het gaat hier om
veertig unieke wijken. Ieder met hun eigen problematiek. Met behulp van de landelijke
outcomemonitor is vergelijking tussen de wijken echter wel degelijk mogelijk.
Financiën Wijkenaanpak.
Terwijl op lokaal niveau de wijkactieplannen werden opgesteld, was ik nog in onderhandeling met
de woningcorporaties over de financieringswijze van de wijkenaanpak en was ook nog niet
bekend welke financiële middelen er in de rijksbegroting 2008 ter beschikking zouden komen
voor de wijkenaanpak. De wijkactieplannen zijn derhalve door gemeenten veelal opgesteld
zonder budgettaire kaders, maar vanuit de benadering van wat nodig was voor de wijkenaanpak
om van de 40 aandachtswijken in 8 tot 10 jaar krachtwijken te maken.
Vervolgens is de financieringsstructuur voor de wijkenaanpak in fasen tot stand gekomen. Gevolg
is dat de financiering van de wijkenaanpak het debat tot juni van dit jaar gedomineerd heeft.
Uiteindelijk heb ik goede afspraken kunnen maken en is er voldoende financiële basis om nu
voortvarend aan de slag te gaan. Hieronder licht ik alle financiële bronnen toe. Hier wil ik
aangeven dat onder andere de complexiteit van de financiering geleid heeft tot een tragere start
van de wijkenaanpak dan door mij gewenst. Anderzijds heeft het ook geleid tot een intensievere
discussie en samenwerking tussen de belangrijkste partners in de wijkenaanpak en de diverse
gemeentelijke diensten. Zowel vanuit gemeenten als door woningcorporaties is aangegeven dat
de wijkenaanpak en de discussie over de financiering daarvan, geleid heeft tot een versterking,
intensivering en verbreding van de samenwerking gericht op een integrale aanpak van de wijken.
---
Voor de financiering van de wijkenaanpak staan gemeenten in principe een 4-tal financiële
bronnen ter beschikking.
Allereerst is er de met Aedes afgesproken additionele inzet van 250 miljoen per jaar door
woningcorporaties in de wijkactieplannen. Ter ondersteuning van de woningcorporaties bij het
leveren van deze additionele inzet kunnen deze jaarlijks aanspraak maken op 75 miljoen
bijzondere projectsteun bij het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting ter dekking van
onrendabele toppen en out-of-pocket kosten van hun inzet in die wijkactieplannen. Gemeenten
en corporaties hebben tegen die achtergrond ondertussen overeenkomsten gesloten over de
financiering en de uitvoering van wijkactieplannen.
De tweede geldstroom betreft de intensiveringen vanuit de rijksbegroting richting gemeenten en
andere organisaties (scholen, bureaus jeugdzorg, politiekorpsen, reclassering, groen in de wijk)
op beleidsterreinen die spelen in het actieplan Krachtwijken en de wijkactieplannen. Het betreft
hier enerzijds extra middelen die structureel ter beschikking komen en anderzijds middelen die
beschikbaar komen voor projecten en pilots.
De derde geldstroom betreft een extra financiële inzet vanuit gemeenten zelf, zoals deze is
afgesproken in het bestuursakkoord van 4 juni 2007 tussen rijk en gemeenten `Samen aan de
slag'. In dit bestuursakkoord is afgesproken dat gemeenten een financiële inzet plegen om een
aantal maatschappelijke knelpunten aan te pakken met name ook in de 40 wijken. Meer in het
bijzonder op het gebied van zorg, openbare orde en veiligheid, wijken, onderwijs, armoedebeleid
en schuldhulpverlening en Jeugd en Gezin liggen voor gemeenten en rijk beleidsmatig en
budgettair gezamenlijke opgaven.
Als laatste heeft het kabinet bij voorjaarsnota 2008 300 miljoen extra voor de wijkenaanpak ter
beschikking gesteld. De Tweede Kamer is hierover in juni jl. bij brief nader geïnformeerd (TK
2007-2008, 30995.47).
3. Werken aan zichtbare resultaten
Plannen omzetten in acties en resultaten vergt een enorme inzet van alle betrokkenen; het gaat
uiteindelijk om de uitvoering. Vanuit mijn ministerie zet ik accountmanagers in om zo met iedere
gemeente vorm te geven aan het partnerschap tijdens de uitvoering. Ik zie drie belangrijke taken
voor de accountmanagers; faciliteren, informeren en interveniëren.
1. Faciliteren: de wijkaccountmanager ondersteunt en volgt de uitvoering van de charter.
2. Informeren: de wijkaccountmanager zorgt ervoor dat de stad op de hoogte is van de
relevante `Haagse' ontwikkelingen. En andersom.
3. Interveniëren: de wijkaccountmanager intervenieert wanneer de ontwikkelingen in een
wijk niet de gewenste richting op gaan.
De accountmanagers spelen een rol bij het voorbereiden van het jaarlijks bestuurlijk overleg
tussen mij en de stad. Zij steunen en volgen de activiteiten in de wijk. Minimaal elk half jaar wordt
ambtelijk de voortgang besproken. Wanneer nodig pleegt de accountmanager inzet op de
herziening van de charters en zorgt ervoor dat nieuwe afspraken worden vastgelegd en
ondertekend. De accountmanager makelt en schakelt tussen wijken en departementen, landelijke
alliantie en `topdogs'. Een consortium van kenniscentra (KEI, SEV, SEV-Realisatie, Nicis, NIROV,
Movisie, CCV, RIVM, NISB, RWI, FORUM, NJI, Alterra) met expertise op verschillende
beleidsterreinen, ondersteunt de wijkenaanpak. Het consortium speelt een rol bij het leren van en
met elkaar. Er is een gezamenlijk kennisportaal, inclusief een helpdesk waar bezoekers allerlei
vragen over de wijkenaanpak kunnen stellen (http://kenniscentrawijken.vrom.nl/). Deze vragen
worden doorgespeeld naar het centrum dat hier de meeste expertise op heeft. Ik heb
kenniscentrum Nicis gevraagd om een leertraject voor projectleiders die bezig zijn met de
wijkenaanpak op te zetten.
---
Lokale organisatie
De meeste van de 18 gemeenten hebben ervoor gekozen om, net als het ministerie, een aparte
projectorganisatie op te richten om de wijkenaanpak met behulp van een projectorganisatie tot
een succes te maken. In de uitvoering is over de gehele linie aandacht voor het betrekken van
bewoners en slagvaardig en flexibel kunnen inspelen op de behoefte en wensen die de bewoners
uit die wijk hebben. In de gemeente Den Haag heeft men gekozen voor een organisatie waarbij
duidelijke lijnen zijn gelegd tussen de vier wijken en de centrale stad. Bij problemen is er een
direct aanspreekpunt op centraal niveau die ermee aan de slag gaat. De Amsterdamse
organisatie is opgebouwd rond verbindingen met partijen uit de wijk, inclusief de bewoners. Er
wordt intensief geïnvesteerd in kennisdeling en leren van elkaar. Op 20 juni 2008 heeft
Amsterdam, bij de ondertekening van het charter, het Amsterdams Uitvoeringsprogramma 08-09
gepresenteerd. Hierin is veel aandacht voor de omslag binnen de gemeentelijke organisatie naar
een vraaggerichte, buurtgerichte aanpak. De Amsterdamse buurten zijn het vertrekpunt voor de
aanpak. Een programmaorganisatie draagt zorg voor de uitvoering. Centrale elementen van de
wijkaanpak in Amsterdam zijn;
- Intensivering van bestaande programma's die in de praktijk succesvol zijn gebleken
- verbinding van de betrokken partijen in de buurt en tussen de buurten
- verbinding van de inhoudelijke aanpak en werkwijze in de betrokken buurten
- aanbrengen van focus op inspanning en beleid
- faciliterende backoffice op stedelijk niveau
Voor de Utrechtse wijkaanpak is een programma opgezet, waarin gemeenten en corporaties
samenwerken. Bestuurlijk wordt het aangestuurd door de stuurgroep "Utrecht Vernieuwt", waarin
wethouder en corporatiedirecteuren zitting hebben. De gemeentelijke programmamanager brengt
verslag uit aan de wethouder, die vervolgens rapporteert aan de gemeenteraad. Daarnaast zijn er
wijkprogrammateams gevormd, met als vaste deelnemers de vertegenwoordigers van de meest
betrokken gemeentelijke diensten en corporaties. In elke wijk is er een klankbordgroep van
bewoners die de voortgang van het wap volgt. Daarnaast wordt deze maand in de
raadscommissie de notitie 'Meedoen in krachtwijken' besproken. Daarin staan voorstellen van het
college voor het versterken van de bewonersparticipatie in de Utrechtse Krachtwijken. Utrecht
kent zogenaamde wijkraden die gevraagd en ongevraagd advies kunnen geven aan de
gemeente, dit geldt voor alle wijken in Utrecht. In Deventer heeft de betrokken corporatie de regie
over de uitvoering.
Er zijn ook gemeenten die ervoor hebben gekozen om de wijkenaanpak via de bestaande
structuren te laten lopen. Een voorbeeld hiervan is de gemeente Rotterdam, waarin de
deelgemeenten al een structuur van gebiedsmanagers en wijkregisseurs bestond. Via een
centrale programmamanager wordt de voortgang bewaakt en wordt verslag gedaan aan de
gemeenteraad. In Rotterdam loopt ondertussen ook een project om meer gebiedsgericht te gaan
werken en dat sluit goed aan bij de wijkenaanpak. De organisaties zijn per gemeente
verschillend, maar hebben met elkaar gemeen dat ze de partijen in staat stellen om
resultaatgericht aan de slag te gaan.
Dat er al eerste vorderingen zijn, laat ik hieronder mede namens mijn collega's zien op het terrein
van wonen, werken, leren & opgroeien, integreren en veiligheid.
Wonen
Om de leefomgeving in de 40 wijken een stevige impuls te geven zijn in overleg met de
gemeenten in de charters afspraken gemaakt met betrekking tot particuliere woningverbetering,
onrechtmatige bewoning en huisvesting arbeidsmigranten, woonruimteverdeling,
energiebesparing en milieu.
Inmiddels heb ik op het gebied van de particuliere woningverbetering ingezet op gerichte
publiciteit rond de sinds 1 mei 2008 voor iedere Vereniging van Eigenaren geldende verplichting
een reservefonds te vormen. Daarvoor is de "interactieve VvE onderhoudsmeter" ontwikkeld, te
vinden op de website van het ministerie van VROM. Voor het activeren van Verenigingen van
---
Eigenaren wordt wetgeving voorbereid om de positie van gemeenten ten opzichte van slecht
functionerende verenigingen te versterken. Deze mogelijkheid wordt in het appartementsrecht
opgenomen. Daarnaast zal de doorzettingsmacht van gemeenten worden versterkt. Het
wetvoorstel daartoe wordt nog dit jaar in het Kabinet besproken.
Onrechtmatige bewoning is door verschillende gemeenten vanzelfsprekend aangedragen als een
belemmering bij het upgraden van de wijk. De VROM-Inspectie werkt actief aan dit dossier. In het
verlengde van het onderzoek onder 50 risico gemeenten in 2006 is er in 2008 opnieuw een
enquête afgenomen om de stand van zaken te peilen. Voor de invoering van bestuurlijke boete in
de Huisvestingswet is op 18 augustus jl. een wetsvoorstel voor parlementaire behandeling aan de
Tweede Kamer verzonden. De bestuurlijke boete zal naar verwachting begin 2009 in werking
treden.
Ik ondersteun gemeenten bij het huisvesten van arbeidsmigranten. De VROM-Inspectie is met
Aedes in gesprek om corporaties te stimuleren tijdelijke woonvoorzieningen voor de zogenaamde
MOE-landers te realiseren. Op dit moment speelt dit in Rotterdam en Den Haag. Ik streef ernaar
om in 2009 een ontheffingsmogelijkheid in de ontheffingenlijst van het Besluit ruimtelijke ordening
van kracht te laten zijn voor de realisatie van logiesvoorzieningen voor tijdelijke werknemers.
In het algemeen hebben gemeenten belangstelling getoond voor de verschillende
sturingsmogelijkheden die er binnen de Woonruimteverdeling Wet bijzondere maatregelen
grootstedelijke problematiek (Rotterdamwet) zijn. Een aantal gemeenten heeft specifiek gekeken
naar de mogelijkheden. Vanuit VROM is hiertoe de benodigde informatie verstrekt.
Voor het onderdeel energiebesparing was gedurende de onderhandelingen over de charters veel
belangstelling. In 24 wap's is het thema opgenomen. In vier wijken bereiden we een pilot voor
gericht op een integrale aanpak van zowel fysieke, gedrags-, sociale projecten. Hiertoe werkt
SenterNovem samen met gemeenten een aanpak uit die vervolgens binnen de pilot zal worden
uitgevoerd. Hierbij is de kern, het beperken van woonlasten en het verbeteren van
woningkwaliteit. Waar mogelijk worden bewoners zelf ingezet voor het treffen van eenvoudige
maatregelen, bijvoorbeeld in het kader van leer-werkplekken. Medio 2009 zijn de resultaten van
de pilots bekend en kunnen de ervaringen worden verspreid over de andere wijken. Ter
ondersteuning van de wijkenaanpak is een draaiboek "Meer met Minder" voor gemeenten in
voorbereiding. Hierin wordt aandacht besteed aan de rollen die de gemeente kan innemen in
wijken en op welke manier de gemeente energiebesparing (fysieke maatregelen) in wijken kan
stimuleren. Het recent afgesloten convenant tussen Aedes en Woonbond kan dit verder
ondersteunen.
In de helft van de wijken is sprake van ernstige milieuproblemen (bodem, geluid en lucht).
Er zijn afspraken in enkele charters gemaakt met betrekking tot milieu. In de meeste wijken
worden deze problemen aangepakt via ISV en NSL en niet via de wijkenaanpak. Het Rijk trekt
bijvoorbeeld via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit tot 2015 in totaal bijna 2
miljard euro uit voor nationale en lokale maatregelen die de luchtkwaliteit moeten verbeteren. De
gemeenten die betrokken zijn bij de wijkenaanpak waar bodem-, lucht- en geluidsproblematiek
speelt, bied ik vraaggerichte ondersteuning. SenterNovem biedt kennis, ervaring en de
mogelijkheid om samen met gemeente projecten te ontwikkelen voor de aanpak van zwerfafval in
krachtwijken. De gemeenten zijn in de gelegenheid gesteld subsidie aan te vragen Verder is er
een toezegging gedaan om een overzicht te leveren over welke partijen gebruik maken van de
subsidiepot voor zwerfafval. Dit wordt meegenomen in de rapportage over de voortgang en
resultaten van het Impulsprogramma zwerfafval dat de Kamer eind 2008 ontvangt.
In de charters zijn met de gemeenten Dordrecht, Heerlen en Leeuwarden maatwerkafspraken
gemaakt over het thema `wonen'. In Dordrecht is ten aanzien van de externe veiligheid met
betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor een handhavingtraject opgezet
met de verschillende betrokken partijen. In Heerlen is naar aanleiding van de afspraken een
Topteam krimp samengesteld en de gemeente heeft middelen voor de sloopopgave vrijgemaakt.
---
SenterNovem heeft in Leeuwarden een aanpak voor gedragsverandering bij bewoners ten
aanzien van energieverbruik in de wijk ontwikkeld.
Ter ondersteuning van de afspraken in de charters heb ik medio juni 2008 een brief over het
Stimuleringsfonds volkstuinen in steden verstuurd aan de gemeenten. In deze brief is
aangekondigd dat er, conform het amendement Van Heugten c.s. dd. 27 november 2007, gelden
beschikbaar komen voor de G31 om het areaal volkstuinen uit te breiden bij voorkeur gelegen in
of rond de kracht/aandachtswijken of ten gunste van de bewoners daarvan. Ik heb aangegeven
dat, indien uitbreiding echt niet mogelijk is, de bijdrage - gemotiveerd - aangewend mag worden
voor opwaardering van bestaande terreinen. Voor verplaatsing van terreinen is de bijdrage
nadrukkelijk niet bedoeld. De toekenning van de budgetten vindt begin 2009 plaats.
In de wijk Klarendal in Arnhem is het project 100% mode opgezet om de economische functie van de wijk te
versterken en woningen te verbeteren. Woningstichting Volkshuisvesting koopt verloederde panden in de
wijk op, renoveert deze en verhuurt ze vervolgens als woonwerkpanden aan modeontwerpers. Het project is
dermate succesvol dat de omvang wordt uitgebreid tot de toegangsassen van de wijk. Met het project wordt
het wonen en het werken in de wijk een nieuwe impuls gegeven.
In Den Haag is in de wijk Zuidwest het voormalig bejaardentehuis `Vijverzicht' herontwikkeld voor het project
Mixxin. Hier krijgen voornamelijk jong volwassenen, bijzondere doelgroepen (begeleid wonen en
gehandicapten) en vroegtijdig schoolverlaters de mogelijkheid te wonen en zich te ontwikkelen. Bewoners
die nog niet in staat zijn om zelfstandig te wonen krijgen zonodig begeleiding van diverse maatschappelijke
organisaties zodat zij dat later wel kunnen. De bewoners mogen er maximaal één jaar wonen, ze worden
hierdoor beschouwd als gasten en zodanig ook behandeld, vergelijkbaar met een hotel.
In de wijk Heechterp-Schieringen in Leeuwarden is SenterNovem met veel enthousiasme aan de slag
gegaan ten behoeve van energiebesparing. Bewoners kunnen hun oude apparatuur bijvoorbeeld ruilen voor
energiezuiniger apparaten en een weddenschap over realiseren 10% energiebesparing afsluiten met de
wethouder.
Zaanstad is in de wijk Poelenburg gestart met het experiment `gezonde wijk'. Het gaat er om dat bewoners
meer bewegen in de frisse lucht. Voorbeelden zijn het realiseren van speelveldjes, een geluidsscherm met
`dustkillers' om fijnstof af te vangen en een fitnessroute.
Karakteristieke gebouwen in de wijken
Samen met het ministerie van OCW zet ik me in de veertig geselecteerde aandachtswijken in
voor behoud van waardevol en karakteristiek cultureel erfgoed door herbestemming en
herontwikkeling. In de periode 2009 tot 2012 stellen we gezamenlijk 8 miljoen ter beschikking
voor ontwerp en planontwikkeling, casusgericht onderzoek en voor investeringen in het proces
van herbestemming en herontwikkeling van markante, karakteristieke gebouwen of waardevolle
terreinen (zoals groenstructuren) in de wijken. Samen met Atelier Rijksbouwmeester en
Projectbureau Belvedere heb ik op 9 oktober jl. een inspiratiedag over ruimtelijke kwaliteit in de
krachtwijken georganiseerd. De dag, met als doelgroep beleidsmedewerkers bij gemeenten en
corporaties, maar ook ontwerpers en erfgoedspecialisten, was erg inspirerend en heeft laten zien
dat er ook voor laatstgenoemde groepen een opgave ligt in de wijkenaanpak.
Groen in de stad
In 13 charters zijn maatregelen opgenomen om de kwaliteit van de openbare ruimte te versterken
met `groene' maatregelen. Al naar gelang de problematiek in de wijkactieplannen zetten steden
groen in om de leefbaarheid te vergroten, onder andere vanwege de positieve effecten op de
luchtkwaliteit en de gezondheid. Andere steden zetten groene projecten in als middel om elkaar
beter te leren kennen: samenwerken aan iets moois in de buurt.
In het programma Groen en de Stad werk ik samen met het ministerie van LNV, steden,
provincies en maatschappelijke partners. Minister Verburg heeft expliciet aangegeven het streven
10
naar groen in de krachtwijken actief te ondersteunen. Dat gebeurt onder meer via
voorbeeldprojecten, leerwerkateliers, ondersteuning bij het ontwerpen van gebiedsplannen,
maatschappelijke stages, bijeenkomsten en een actief kennisnetwerk. In de periode 2008-2011 is
er bijna 2 miljoen per jaar voor groen in de stad beschikbaar op de begroting van het ministerie
van LNV. In totaal gaat het om 7,8 miljoen. Dit budget zal worden ingezet voor het stimuleren
van groen in krachtwijken.
Werken
De bewoners van de 40 wijken hebben meer dan gemiddeld te maken met werkloosheid. In de
aandachtswijken is het aandeel werkenden met 56 procent lager dan in heel Nederland (69
procent). Het verhogen van de arbeidsparticipatie in de 40 wijken hebben de bewindslieden van
SZW en ik tot één van de speerpunten van de wijkenaanpak gemaakt. Mijn wekelijkse
werkbezoeken bevestigen telkens weer dat participeren de sleutel is tot perspectief en integratie.
Er liggen volop kansen om de werkloosheid onder wijkbewoners tegen te gaan. Uit onderzoek
van de RWI en Nicis blijkt dat er in de 40 aandachtswijken ongeveer 60.000 mensen zijn die wel
willen werken, maar geen werk hebben.
De bewoners van de 40 aandachtswijken profiteren van de algemene maatregelen van het
kabinet om de arbeidsparticipatie te verhogen. Gelet op de specifieke problematiek in de 40
aandachtswijken, zijn in aanvulling op het reguliere arbeidsmarkt- en re-integratiebeleid een
aantal specifieke acties in gang gezet die zich richten op de 40 aandachtswijken.
- De bewindslieden van SZW en ik hechten aan actieve deelname van het Centrum voor Werk
en Inkomen (CWI) en het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) aan de
wijkenaanpak. Het CWI heeft (tot en met 2009) 40 medewerkers beschikbaar gesteld voor de
40 aandachtswijken. Ze maken lokaal afspraken met de gemeenten welke activiteiten deze
medewerkers uitvoeren. Zo bezoekt het CWI in de aandachtswijk in Maastricht kleine
ondernemers in de wijk, verzorgt een adviseur in Heerlen (die zelf in de wijk woont)
bemiddeling van wijkbewoners naar werk.
- Op mijn verzoek heeft de RWI in 2007 een advies uitgebracht (`De Wijk Inc.') met
inspirerende praktijkvoorbeelden waarin publieke en private partijen samenwerken om lokaal
de arbeidsparticipatie te bevorderen. Omdat het advies nuttige tips voor gemeenten bevat, is
het actief onder de aandacht van gemeenten gebracht. De RWI en Nicis geven vervolg aan
dit advies via een congres in januari 2009 getiteld `Hoe haal ik het bedrijfsleven de wijk in?',
een pilot met zeven gemeenten om meer inzicht te krijgen in het onbenut potentieel in de
wijken en een masterclass voor lokale partijen over het organiseren van publiek-private
allianties voor de wijk.
- Aan alle 18 gemeenten met aandachtswijken is door het rijk het aanbod gedaan om deel te
nemen aan het voorbereidingstraject participatiebudget. Alle gemeenten met uitzondering
van Amersfoort en Heerlen hebben van dit aanbod gebruik gemaakt. In het participatiebudget
worden middelen voor volwasseneducatie, inburgering en reïntegratie (W-deel) gebundeld.
Hierdoor ontstaan meer mogelijkheden voor een integrale aanpak.
Nijmegen: actiecentrum Hatert naar Werk
In Nijmegen willen de gemeente en de corporaties samen met diverse gemeentelijke afdelingen, CWI,
UWV, Het Interlokaal (een welzijnsinstelling die zich vooral op allochtonen richt) en een commercieel
uitzendbureau gebiedsgericht aan de slag. Deze organisaties worden in de wijk in één ruimte gehuisvest
zodat er fullservice verleend kan worden aan alle mensen in de wijk die hun positie wensen te verbeteren.
De inzet is daarbij niet uitsluitend gericht op werklozen, maar ook op werkenden die hun positie willen
verbeteren. Verwacht wordt dat Nijmegen het "Actiecentrum Hatert naar Werk" samen met de corporaties
eind dit jaar operationeel heeft.
---
Arnhem: Vitesse Betrokken
De stichting Vitesse Betrokken, ROC Rijn IJssel en de gemeente Arnhem hebben het initiatief genomen tot
het project `Scoren door Scholing'. Het project is bedoeld voor jongeren die zonder startkwalificatie hun
school hebben verlaten. De eerste weken krijgen de deelnemers een onderwijsprogramma aangeboden
door het ROC en wordt er samen met een leraar van het ROC een beroepskeuzetest afgelegd. Na deze
periode gaan de jongeren stage lopen bij een bedrijf. De stagebedrijven zijn allemaal lid van de Business
Club Vitesse Gelredome. Gedurende het project worden de jongeren gekoppeld aan een Vitesse-speler die
hun `buddy' is. De eerste ervaringen met het project worden dit najaar geëvalueerd. De eerste aanpak lijkt
echter succesvol en het enthousiasme bij alle betrokkenen is zo groot, dat de aanpak wordt uitgerold over
alle 4 de krachtwijken in Arnhem.
Interventieteams
Binnen een landelijk dekkend netwerk van interventieteams werken de ministeries van SZW en
Financiën, de Belastingdienst, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de
Arbeidsinspectie, de SIOD, de gemeenten (VNG en Divosa), de Sociale Verzekeringsbank, de
Raad van Hoofdcommissarissen en het Openbaar Ministerie samen. Een prima voorbeeld van
een integrale aanpak. Inzet is om via een repressieve aanpak op verschillende terreinen (van
illegale tewerkstelling tot uitkeringsfraude en ontduiking van belastingen) het maatschappelijk
klimaat in een wijk te herstellen. Met het bestrijden en opheffen van misstanden wordt toegewerkt
naar de situatie waarin ruimte ontstaat voor positieve ontwikkelingen. Dit is in diverse wijken
gebleken.. Wegens succes zal het aantal wijkgerichte interventieteams worden opgevoerd. Voor
Utrecht Ondiep is het opgenomen in het wijkactieplan. Het Haags Economisch interventieteam
(HEIT) zal actief worden in drie krachtwijken (Stationswijk, Schilderswijk en met hercontroles -
in Transvaal).
Dordrecht: een werkmakelaar aan de slag
Zijn taak is om (individuele) bewoners uit de wijk aan werk te helpen, dan wel startende ondernemers te
ondersteunen. Het gaat hierbij vooral om bewoners die een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. De
werkmakelaar werkt nauw samen met de consulent van het CWI (alliantiepartner) die vanuit dezelfde locatie
werkt. Waar nodig wordt training en of scholing aangeboden, of een tussenstap via vrijwilligerswerk.
Inmiddels zijn ruim 30 mensen aan een betaalde baan geholpen. Daarnaast is de werkmakelaar (samen
met de kansenmakelaar en de algemeen projectleider) belast met het opzetten en uitvoeren van initiatieven
die leiden tot leer-/werk plaatsen en het creëren van werkgelegenheid in de wijk. Een voorbeeld hiervan is
het convenant "werk in bouw in Wielwijk": een afsprakenkader tussen de corporatie en opleidingscentra voor
de bouw om werkzoekenden en jongeren uit Wielwijk en Crabbehof een opleidings- en, of werkplek te
bieden in de bouw en vernieuwing van deze wijken. Ander voorbeeld is "Herbouw": leerlingen van de Hans
Petrischool en cliënten van BoumanGGZ (verslaafdenzorg) halen bruikbare bouwmaterialen uit
slooppanden, deze worden opgeknapt en te koop aangeboden in de tweede hands bouwmarkt "Herbouw".
Groningen: Woon-wens-werkgesprekken
Op individueel niveau lopen enkele interessante trajecten, te weten de woon-wens-werkgesprekken, voor
bewoners van sloopwoningen zonder baan. Op deze gesprekken volgt het project Meedoen en de
Vrouwenwerkplaats, die ervoor zorgen dat bewoners daadwerkelijk aan de slag kunnen. Het Alphacollege
en VNO zijn bij deze trajecten betrokken en garanderen instroom voor opleiding en werkplekken.
Amsterdam: werkwijkwinkel
Op verzoek van de bewoners heeft stadsdeel Oost-Watergraafsmeer in samenwerking met
welzijnsorganisatie Dynamo, DWI, CWI en UWV een wijkwerkwinkel ontwikkeld. Vanuit deze wijkwerkwinkel
worden bewoners concreet ondersteund bij het actief worden in of buiten de wijk. Het informatiepunt wordt
verzorgd door werkzoekenden uit de wijk, die worden bijgestaan door professionals van DWI en CWI.
Wijkeconomie
Wijkeconomie en werk zijn nauw met elkaar verbonden, ondernemerschap en bedrijvigheid
kunnen nieuwe werkgelegenheid creëren in een wijk, ook voor kwetsbare groepen. Maar ook op
andere manieren draagt ondernemerschap wezenlijk bij aan de kracht van een wijk. Bedrijvigheid
12
geeft een impuls aan de leefbaarheid en aan het verbeteren van het imago van de wijk. Bedrijven
dragen bij aan de leefbaarheid van een wijk door te investeren in hun pand en bedrijfsomgeving
(schoon, heel en veilig) en door het leveren van voorzieningen voor bewoners. En natuurlijk
draagt een gezonde bedrijvigheid bij aan de lokale economie.
Gemeenten zijn als eerste aan zet bij het stimuleren van de wijkeconomie. De uitvoering moet
lokaal plaatsvinden. In de brief `Wijkeconomie' (TK, 2007-2008, 30 995, nr. 49) heeft het Rijk een
aantal instrumenten aangereikt die ondernemerschap in de wijk stimuleren en ondersteunen. Met
deze instrumenten kunnen gemeenten lokaal aan de slag.
Daarnaast stimuleert het kabinet ondernemerschap in algemene zin door het verbeteren van de
werking van de kapitaalmarkt, het scheppen van een gunstig fiscaal klimaat, het verminderen van
de regeldruk en een goede toegang tot advies en kennis voor (startende) ondernemers. In de
komende periode staat nog het nodige op stapel waar ook de ondernemers in de wijken baat bij
zullen hebben. Zo wordt het starten van een eigen onderneming naast een baan nog in deze
kabinetsperiode fiscaal aantrekkelijker. Concrete maatregelen bij de aanpak van de vermindering
van regeldruk voor ondernemers zijn de afschaffing van de eerstedagsmelding, verhoging van de
grens voor het doen van kwartaalaangifte voor de BTW en een digitalisering van de verklaring
arbeidsrelatie vanaf 2009. Ten slotte krijgen ondernemers voortaan nog maar te maken met één
conjunctuurenquête. Dit levert een lastenreductie van 25% op. Verder ondersteunt het ministerie
van EZ ook komend jaar de activiteiten van de Stichting Ondernemersklankbord waar
ondernemers voor advies en begeleiding door deskundige vrijwilligers terecht kunnen.
Samen met het bedrijfsleven en de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, werkt het ministerie van Economische Zaken aan de aanpak van criminaliteit
door de uitvoering van de Actieplannen Veilig Ondernemen. Begin 2009 treedt de nieuwe
regeling Veiligheid Kleine Bedrijven in werking, waarvoor 24 miljoen beschikbaar is.
In de onderhandelingen over de charters heeft het Rijk vier instrumenten actief bij gemeenten
onder de aandacht gebracht. De tabel geeft een overzicht van wat gemeenten hiervan in de
charters hebben opgenomen.
Microfinanciering Bedrijfsgerichte Branchering Kansenzones
Gebieds-
Verbetering
Alkmaar X
Amersfoort X
Amsterdam X X
Arnhem X X X X
Den Haag X X X X
Deventer X
Dordrecht X X X
Eindhoven X X
Enschede *)
Groningen X
Heerlen X
Leeuwarden X
Maastricht X
Nijmegen X
Rotterdam X X X
Schiedam X X X
Utrecht X X X
Zaanstad X X X X
*) Enschede heeft wel aangegeven in te willen zetten op groei van het aantal ondernemers en het versterken van het
ondernemersklimaat.
Alle 18 steden hebben ondernemerschap als belangrijk onderwerp in hun charter opgenomen.
Bijna alle steden geven aan actief met microfinanciering aan de slag te willen. Afgelopen
september is een brief aan de Tweede Kamer verzonden over de plannen rond microfinanciering
13
(TK, 2007-2008, 31 311, nr. 20). Zes van de 18 steden heeft in de charters aangegeven actief
aan de slag te gaan met bedrijfsgerichte gebiedsverbetering (BGV). Een wetsvoorstel hiervoor
ligt bij uw Kamer (TK, 2007-2008, 31 430, nr. 2). Het instellen van een BGV-zone kan alleen
plaats vinden op initiatief van ondernemers, dit instrument stelt ondernemers in staat
om gezamenlijk te investeren in de kwaliteit van hun bedrijfsomgeving, waarbij alle ondernemers
meebetalen. BGV-zones kunnen dus heel goed ook binnen de andere 12 gemeenten ontstaan.
Zes steden hebben branchering expliciet genoemd en zeven steden overwegen om een
kansenzone in te richten in één of meer van hun wijken. Kansenzones en BGV's zijn
verschillende tools. Een kansenzone is een door de gemeente aangewezen gebied waar
gunstige regelingen gelden voor ondernemers.
Naast de vier hierboven genoemde instrumenten geven steden in de charters aan ook via andere
wegen te willen werken aan het versterken van ondernemerschap. Zo wil Alkmaar zelfstandig
ondernemerschap stimuleren en faciliteren, waarbij ze zich richten op 1) het benaderen en
informeren van de jeugd 2) startende ondernemers (allochtonen, microkredieten) en 3) het
aanbieden van ruimte in de wijk voor vestiging. Leeuwarden wil lokaal inzetten op
ondernemerschap; er zal een quick scan van (in)formele economische activiteiten en de
mogelijkheden naar nieuwe bedrijvigheid in de wijk plaatsvinden. Rotterdam wil het
ondernemingsprofiel versterken door ondernemerschap een steviger plaats te geven in de
Rotterdamse opleidingen (van VMBO tot universiteit). Met de opleidingsinstellingen worden
hierover afspraken gemaakt. Verder wil Rotterdam met de woningcorporaties afspraken maken
over ruimte voor economie in de wijk.
In sommige gevallen hebben kansrijke projecten in de 40 wijken gericht op de ondersteuning van
ondernemers een extra tijdelijke financiële impuls nodig van het rijk. Het ministerie van EZ heeft
hiervoor 7 ton euro vrijgemaakt. Daarnaast is Staatssecretaris Heemskerk ambassadeur van de
krachtwijken Transvaal in Den Haag en Nieuwland in Schiedam.
Velve-Lindenhof in Enschede is een typische woonwijk, waarin relatief veel kleinschalige bedrijvigheid
plaatsvindt. Door nieuwe bedrijfslocaties en een ondernemerscoach wil men enerzijds het (bestaande en
nieuw) ondernemerschap stimuleren en anderzijds de wijk profileren als vestigingsplaats voor kleinschalige
bedrijvigheid. Naast het begeleiden en stimuleren van startende ondernemers gaat de ondernemerscoach
ook een ondernemersnetwerk oprichten om zo het ondernemersklimaat in de wijk te versterken en
ondersteunt de ondernemerscoach ondernemers bij het zoeken naar een goede bedrijfslocatie.
Het wijkactieplan van de Rivierenwijk in Deventer geeft aan dat men de vitaliteit van de economie in de wijk
wil verbeteren. Dit door bevordering van nieuw ondernemerschap, kwaliteitsverbetering van bestaand
ondernemerschap en te zorgen voor de juiste randvoorwaarden. Verder wil men werklozen uit de wijk
inschakelen bij ondernemersactiviteiten. In dit geval bij sloop- en bouwactiviteiten zodat men werkervaring
op kan doen en onder begeleiding toe kan groeien richting arbeidsmarkt. Eind 2011 wil Deventer het aantal
ondernemingen in de Rivierenwijk van 59 in 2006 (met 152 banen) laten stijgen naar 100 in 2011 (met 250
banen): de ondernemersquote van de Rivierenwijk komt hiermee op het gemiddelde voor woonwijken in
Deventer.
Sinds de brief `Wijkeconomie' is het nodige gebeurd. Nicis Institute organiseerde een druk
bezochte landelijke dag over wijkeconomie. Inspirerende voorbeelden uit bijvoorbeeld Arnhem en
Rotterdam werden besproken. Voorts volgden twee verdiepingsdagen in september. Ook
organiseerde Nicis Institute half september samen met de ministeries van EZ en mijn ministerie
een informatiebijeenkomst voor gemeenten over branchering. Eerder is aangegeven dat het
ministerie van Economische Zaken met de G31 overleg voert over de inzet van de resterende
middelen uit het GSB-budget voor de wijkeconomie. Op basis van dat overleg wordt een aantal
thema's benoemd. Gemeenten kunnen tot begin 2009 voorstellen indienen.
In Poelenburg, Zaanstad, zijn de ondernemers niet goed georganiseerd. Ze weten van elkaar
onvoldoende welke contacten ze hebben met bijvoorbeeld de gemeente en corporatie, terwijl ze
toch vaak hetzelfde belang hebben. Ondernemers die zich willen verenigen worden door de
gemeente uitgenodigd voor een diner waarbij geldt "wie komt is meteen lid van de nieuwe
ondernemersvereniging". Tijdens mijn werkbezoek zijn hier meteen concrete afspraken over
gemaakt. Verder werkt de gemeente Zaanstad samen met MKB en de Kamer van Koophandel
14
om een overlevingsplan op te stellen voor ondernemers in de winkelcentra. Ook loopt daar een
project om vooral allochtonen en vrouwen te ondersteunen bij het opzetten van een eigen
onderneming.
Rotterdam heeft sinds kort een stadsmarinier Veilig Ondernemen. De bijzondere ambtenaar heeft
de touwtjes in handen bij de projecten waarin winkelgebieden en bedrijventerreinen veiliger
moeten worden gemaakt. Medio september is het Ondernemershuis Zuid geopend. Eén centraal
punt waar de dienstverlening van meer dan 15 partijen bij elkaar komt om zowel startende als
gevestigde ondernemers in Rotterdam-Zuid van informatie en advies te voorzien. De verwachting
is dat in de komende periode nog veel van deze lokale initiatieven zullen volgen.
In de Haagse wijk Schilderswijk heeft de Kamer van Koophandel een wijkvestiging geopend. De
lokale ondernemers krijgen ondersteuning bij het vinden van hun weg in het Nederlandse
ondernemingsklimaat en er worden cursussen aangeboden.
Prijsvraag M&ICT
Succesvolle projecten uit de wijk kunnen meedingen met de nieuwe ronde van de prijsvraag
Maatschappelijke Sectoren & ICT. De 8e prijsvraag die per 1 oktober 2008 `opent' staat in het teken van
`sterke wijken'. Goed lopende initiatieven die met behulp van ICT-toepassingen de leefbaarheid in de wijk
verbeteren, maken kans op een financiële impuls om het initiatief op te schalen naar andere wijken. Denk
bijvoorbeeld aan digitale ondersteuning van samenwerking tussen professionals binnen verschillende
welzijnsorganisaties in een wijk, een marktplaatsachtige toepassing voor vrijwilligerswerk, inspraak via
internet over de inrichting van de wijk of een toepassing waarmee allochtone vrouwen gestimuleerd worden
om toe te treden tot de arbeidsmarkt. Er is 7 miljoen vanuit het actieprogramma - dat onder coördinatie
staat van het ministerie van EZ - beschikbaar voor deze wijkprojecten. Dit is beschikbaar voor alle wijken in
Nederland.
Leren
Elke dag wordt hard gewerkt om goed onderwijs te geven. Door docenten, ouders,
leidinggevenden en ondersteunend personeel. Veel leerlingen ook in de 40 wijken presteren
goed omdat er een goede docent voor hun klas staat, omdat hun ouders achter hen staan en
omdat de school zijn zaken op orde heeft. Maar er is ook zeker ruimte voor verbetering. Zo
bestaan er zorgen over het aantal voortijdig schoolverlaters (VSV). Circa 8% van het totale aantal
schoolverlaters is afkomstig uit een krachtwijk. De uitval is in de 40 wijken ongeveer twee zo
groot als het landelijke gemiddelde, namelijk 8,5%. Daarnaast komen uit de analyses in de
wijkactieplannen ook andere problemen naar voren; dan hebben we het over taalachterstanden
en segregatie. In de wijken heeft men de ambitie om deze problemen aan te pakken. Dat wordt
stevig ondersteund door de staatssecretarissen van OCW en door mij.
Bijvoorbeeld door extra conciërges in de 40 wijken. Het inzetten van ondersteunend personeel in
de basisschool kan de werkdruk van schoolleiding en leerkrachten verlichten. Juist in de grote
steden en de krachtwijken is dat hard nodig. Basisscholen in de 40 wijken die een aanvraag
hebben ingediend hebben voorrang gekregen bij de toekenning van een loonkostensubsidie voor
het aanstellen van een conciërge in het kader van de `Regeling loonkostensubsidie
ondersteunend personeel basisscholen'. Van alle scholen in krachtwijken heeft driekwart een
aanvraag gedaan voor een conciërge, en die zijn allemaal gehonoreerd. Daarbij hebben de
scholen uit de krachtwijken buiten de G4 relatief vaker subsidie aangevraagd dan scholen in de
G4-krachtwijken. Omdat scholen vrij zijn al dan niet een aanvraag te doen is een dekking van
100% niet mogelijk. In totaal zijn er 474 conciërges in de G4 en in de krachtwijken gerealiseerd
en 1231 in de rest van Nederland.
Aanval op de uitval krijgt een nieuwe impuls in de 40 wijken. De cijfers van de aantallen VSV
worden op gemeente- en nu ook op wijkniveau beschikbaar gesteld. De gemeente draagt er zorg
voor om de gemaakte afspraken in het kader van VSV te vertalen naar de aanpak in de
krachtwijken in relatie tot afspraken die er gemaakt zijn in de wap's en charters. Hierdoor kan de
gemeente als uitvoerend regisseur van de aanpak voortijdig schoolverlaten, de wijkenaanpak en
de scholen afspraken maken voor prioritering van VSV projecten in de krachtwijken. Tijdens de
uitvoeringsfase van de wijkenaanpak wordt door het ministerie van OCW bijgedragen door
15
uitwisseling van gegevens over de actuele aantallen schoolverlaters per krachtwijk, zodat de
gemeente inzicht heeft in de resultaten in de krachtwijken.
Ik ben samen met verschillende departementen actief betrokken bij de integrale aanpak van
zogeheten `overbelaste' jongeren. Met de gemeente Rotterdam gaat het kabinet in beeld brengen
wat de belemmeringen zijn bij het integraal ondersteunen van de jongeren. Het kabinet financiert
daarnaast de komende twee jaar een proef met 200 plaatsen per jaar op de Rotterdamse
wijkschool, waar leerlingen met complexe problemen worden geholpen naar een plek op de
arbeidsmarkt. Er is vanuit verschillende departementen 5,6 miljoen euro beschikbaar. De
wijkschool is een nieuw concept voor jongeren tot 23 jaar zonder startkwalificatie, baan of
opleiding. Doel van de wijkschool is om jongeren met complexe problemen, door een vergaand
geïntegreerde aanpak van zorg, onderwijs, sport en werk, voor te bereiden op de arbeidsmarkt of
regulier vervolgonderwijs.
Leerbedrijf Presikhaaf, Arnhem - Het uitgangspunt is werkend leren en lerend werken. Het leerbedrijf
functioneert als een zelfstandig team. Deelname vindt plaats vanuit verschillende studies. Veel organisaties
uit de wijk vragen ondersteuning en het ROC vervult een makelaarsfunctie tussen vraag en aanbod Het
doel is ondersteuning te bieden op de werkvloer.
Den Haag, Schilderswijk Op 20 oktober jl. is tijdens het wijkbezoek in de Schilderswijk een
intentieovereenkomst getekend met de staatssecretaris van OCW om tot een brede school te komen.
Eindhoven, Doornakkers In het kader van `Bouwen aan je eigen buurt' gaan jongeren uit Doornakkers
een leerwerktraject volgen bij de corporatie Woonbedrijf en projectontwikkelaar Hurks, waarbij ze een
bijdrage leveren aan de bouw van het nieuwe spilcentrum `de Toeloop'.
Rotterdam Overschie Het schoolplein van basisschool De Zonnekorf is recent opgeknapt. Het plein was
met een hoog hek afgesloten, wat de sfeer en leefbaarheid niet ten goede kwam. Nu is het hek gedeeltelijk
vervangen door een laag hek en wordt het plein geschikt gemaakt voor sport en andere activiteiten na
schooltijd.
Via de wijkenaanpak dragen de bewindslieden van OCW bij aan de realisatie van een dekkend
aanbod van brede scholen in de 40 wijken. Daartoe worden onder andere, samen met het
ministerie van VWS, co-financieringsmiddelen voor combinatiefuncties beschikbaar gesteld op
het snijvlak van onderwijs, sport en cultuur. Door inzet van de combinatiefuncties kunnen meer
brede scholen in de wijken sport- en cultuuronderwijs aanbieden, worden sportverenigingen
versterkt en daarmee hun waarde voor de wijk, en kunnen meer jongeren sporten en
kennismaken met cultuur. Doel is om in 2012 2500 combinatiefuncties te hebben. Deze middelen
zijn in eerste instantie beschikbaar gesteld aan de G30, waarbinnen alle steden met krachtwijken
vallen. Via het Jaarbericht brede scholen zal de ontwikkeling van de brede scholen in de wijken
worden gevolgd.
Amsterdam: BOOT Talentontwikkeling
Een opvallend onderdeel in het Amsterdams uitvoerings plan is de samenwerking met de Hogeschool van
Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam. De partijen werken samen op het gebied van onderzoek en
kennisdeling m.b.t. de wijkaanpak. Hierbij worden kennis, kunde én studenten beschikbaar gesteld aan de
krachtwijken. Bijvoorbeeld via de Buurtwinkels voor Onderzoek, Onderwijs en Talentontwikkeling (Boot).
Boot is een buurtcentrum/winkel, het gebouw is gevestigd in een buurt en heeft op die buurt gerichte functie.
De ligging en de kenmerken van de buurt bepalen de inhoud van die functies. De buurtgerichtheid betreft
minimaal de bijdrage aan activiteiten die geformuleerd zijn in het kader van de BuurtActiePlannen en het
Amsterdams Uitvoerings Programma 2008-2009.
BOOT is een laagdrempelige voorziening waar iedereen uit de buurt (bewoners én ondernemers) terecht
moet kunnen om bij de talentontwikkeling ondersteund te worden.
Naast de pilots `tegengaan segregatie' in de Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag, zijn
ook in Deventer, Eindhoven en Nijmegen pilots gestart om de segregatie binnen het onderwijs in
de krachtwijken tegen te gaan. Ondersteuning vindt plaats vanuit het Kenniscentrum Gemengde
Scholen. Het ministerie van OCW geeft hieraan financiële ondersteuning.
16
.. en opgroeien
In bijna alle steden wordt in of nabij een krachtwijk een centrum voor jeugd en gezin (CJG) of een
aan het CJG gelieerd inlooppunt gevestigd waar ouders en kinderen uit de wijk terechtkunnen
met hun vragen over opgroeien en opvoeden. Vanuit het CJG wordt extra
opvoedingsondersteuning verleend. Ter ondersteuning van de CJG's werken het
Programmaministerie voor Jeugd en Gezin en de VNG samen. Leren van elkaar staat daarbij
centraal. Informatie is te vinden op de gezamenlijke website www.invoeringcjg.nl.
Er zijn inmiddels CJG's in Amersfoort, Amsterdam, Eindhoven,Enschede, Groningen, Den Haag, Rotterdam,
Utrecht en Zaanstad (bron www.invoeringcjg.nl. De centra staan niet allemaal in één van de 40 wijken.
Soms staat het CJG in het centrum van een stad. Het streven is wel, zoals aangegeven, dat er in of nabij
een krachtwijk een CJG of inlooppunt wordt gerealiseerd.
Ondertussen wordt ook gewerkt aan de wettelijke verankering van het CJG. In juli 2008 is het
wetsvoorstel CJG ter consultatie aangeboden aan betrokken partijen. Het voornemen is om het
wetsvoorstel eind dit jaar voor advies aan de Raad van State voor te leggen.
Daarnaast zullen vanaf medio volgend jaar, bij inwerkingtreding van het wetsvoorstel
"verwijsindex risico's jeugdigen" alle gemeenten aansluiten op de verwijsindex. Op dit moment
zijn in het kader van de proeftuin zo'n 30-tal gemeenten aangesloten (onder meer Rotterdam,
Den Haag, Leeuwarden en Heerlen).. De verwijsindex is een landelijk elektronisch systeem
waaraan hulpverleners een jongere kunnen melden en dat hen bij een melding over dezelfde
jongere middels een signaal met elkaar in contact brengt, met als doel dat die jongere eerder,
beter afgestemde hulp, zorg of bijsturing verleend krijgt. Meer informatie over de verwijsindex is
te vinden op www.verwijsindex.nl.
Kindvriendelijke wijken
Een krachtwijk is kindvriendelijk. In een aantal steden is in de wijkenaanpak extra aandacht
gegeven aan het belang van meer voorzieningen en activiteiten voor kinderen van alle leeftijden.
Gemeenten doen dat door speel(tuin)voorzieningen aan te leggen, sport in de wijk te bevorderen
en het aanbod van buitenschoolse activiteiten uit te breiden. Inmiddels hebben ook vele
maatschappelijke partners zich verbonden aan het vergroten van de kindvriendelijkheid binnen
de wijkenaanpak en zetten hier hun schouders onder. Dit betreffen onder meer de NUSO
(landelijke vereniging speeltuinen), Jantje Beton, Fietsersbond, Johan Cruyff Foundation, Richard
Krajicek Foundation die allen lid zijn van de Landelijke Alliantie. In de brief van 1 september jl.
aan de Tweede Kamer met een reactie op de brief over de quick scan speelvoorzieningen is
meer informatie opgenomen over de verschillende manieren waarop vanuit het Rijk
gemeenten op het gebied van een kindvriendelijke woon- en leefomgeving worden gestimuleerd
en gefaciliteerd.
Dordrecht, Wielwijk en Crabbehof
Bewoners worden gestimuleerd een actieve rol in de wijk te spelen. In de plint aan het Admiraalsplein is een
ontmoetings- en activiteitenruimte gerealiseerd. Deze biedt mogelijkheden aan tal van groepen en
organisaties om elkaar te ontmoeten. Ook wordt actief ingezet op ouders (vader en moedergroepen) van
diverse culturele achtergronden om met elkaar een actievere rol te spelen in de opvoeding van de kinderen.
Voor kinderen en jongeren is een activiteitenprogramma opgezet omdat uit onderzoek is gebleken dat
kinderen en jongeren uit Wielwijk en Crabbehof minder deelnemen aan sport en culturele activiteiten. In de
plint is een kindercafé annex speel-o-theek gevestigd. Momenteel wordt er gewerkt aan een
kinderrestaurant.
Experiment Aanpak achter de voordeur
In het kader van de wijkenaanpak kiezen veel van de betrokken gemeenten voor een "achter de
voordeur" aanpak, waarbij via "huis aan huis" bezoeken gekeken wordt wat de problemen in een
huishouden zijn, om vervolgens een maatwerk en samenhangend hulpaanbod te doen. Bij dit
17
"doen" wordt echter op lokaal niveau toch tegen een aantal vooral uitvoeringsknelpunten
aangelopen. Middels het experiment "Achter de voordeur" wordt in de praktijk naar werkbare
oplossingen gezocht. Het Ministerie voor Jeugd en Gezin is samen met WWI verantwoordelijk
voor het experiment achter de voordeur. Voor een nadere toelichting verwijs ik u naar het
hoofdstuk over de experimenten.
Amersfoort
Uit signalen blijkt dat er mogelijk knelpunten zijn in de hulpverlening en ondersteuning aan jongeren tussen
18 en 23 jaar. In de charter met de gemeente Amersfoort is afgesproken dat het Rijk samen met de
gemeente gaat bezien of er inderdaad knelpunten zijn. Dit gebeurt door middel van een groot landelijk
onderzoek vanuit het programmaministerie voor Jeugd en Gezin en zal plaatsvinden vanaf november 2008
tot en met maart 2009. Uit dit onderzoek moet duidelijk worden - als er knelpunten zijn - wat voor type
belemmeringen dit zijn, wat de effecten hiervan zijn, welke groepen jongeren hiermee te maken krijgen
en om hoeveel jongeren het gaat. Ten slotte biedt het onderzoek een verzicht van aanbevelingen om de
belangrijkste knelpunten - als die er zijn - op te lossen en de hulpverlening en ondersteuning aan jongeren
tussen 18 en 23 jaar, al dan niet in een gedwongen kader, te verbeteren.
Vernieuwend Welzijn
Tijdens de wijkentour van 2007 was er bij veel bewoners kritiek op de kwaliteit van het
welzijnswerk. Staatssecretaris Bussemaker van VWS en ik hebben afgesproken dat we ons
gezamenlijk zullen inzetten voor de versterking van de welzijnssector in de 40 Krachtwijken via
het experiment Vernieuwend Welzijn. Het experiment maakt onderdeel uit van het VWS-
programma `Beter in Meedoen'. In dit vijf jaar durende programma (waarvoor VWS 2,8 miljoen
per jaar heeft gereserveerd) wordt gewerkt aan de vernieuwing en innovatie van de Wmo. Daarbij
neemt de vernieuwing van het welzijnsbeleid een belangrijke plaats in. Het gaat om het
onderzoeken van trends, om het ontwikkelen van nieuwe methodieken, het toetsen van
interventies en om de doorvertaling daarvan naar de opleidingen van professionals. In het
hoofdstuk over de experimenten vindt u meer informatie over het experiment Vernieuwend
Welzijn.
Gezondheid in de wijk
Sport verbindt en bereikt grote groepen in de samenleving die via de traditionele aanpak moeilijk bereikbaar
zijn. Op 1 oktober 2008 organiseerde mijn ministerie samen met het ministerie van VWS het congres
"Scoren in de wijk, voetbal als vliegwiel in de wijkenaanpak". Tijdens dit congres ondertekende ik samen met
5 lokale coalities van Betaald Voetbal Organisatie, gemeente en woningcorporatie een document waarin de
partijen zich de komende 3 jaar in de Kopgroep verbinden aan de wijkenaanpak. De vijf Betaald Voetbal
Organisaties zijn FC Twente, NEC, NAC Breda, FC Utrecht en Vitesse Arnhem.
Ik kan u melden dat er in alle 40 wijkactieplannen aandacht is voor sport en bewegen.
In de krachtwijken hebben relatief veel mensen een slechtere gezondheid dan de rest van
Nederland. Minister Klink heeft u juli 2008 geïnformeerd over de hoofdlijnen van zijn beleid
gericht op het verminderen van gezondheidsachterstanden. Via de wijkenaanpak zie ik
mogelijkheden om de gezondheid van inwoners in de krachtwijken te verbeteren. In oktober 2007
heb ik daarom met de bewindspersonen van VWS afgesproken te gaan experimenteren met het
concept Gezonde wijk in de krachtwijken. Ik ben blij dat de helft van de 18 gemeenten in hun
charter heeft opgenomen hieraan te willen participeren. Het zijn Amsterdam, Den Haag,
Deventer, Heerlen, Leeuwarden, Rotterdam, Utrecht en Zaanstad. In het hoofdstuk over de
experimenten meer informatie over `Gezonde wijk'.
Tijdens de Algemeen Politieke Beschouwingen op 25 september 2008 is een motie ingediend
(motie) Hamer (PvdA) waarin de Tweede Kamer de regering verzoekt om de wijkenaanpak extra
te verbreden en financieel te ondersteunen door onder meer in het kader van het Actieplan Beter
(t)huis in de buurt het aantal wijkverpleegkundigen uit te breiden, te beginnen in de
40 krachtwijken. Op dit moment bekijk ik samen met VWS hoe de hiervoor beschikbare middelen
zo direct mogelijk bij wijkverpleegkundigen in de krachtwijken terechtkunnen komen. Ik streef
ernaar deze motie in samenhang uit te voeren met de experimenten Gezonde wijk, die
18
erop gericht zijn de gezondheid van mensen in de krachtwijken te verbeteren en het aanwezige
zorgaanbod in de wijken te verbeteren.
Gezonde krachtwijken in Den Haag
De aanpak van het experiment Gezonde wijk in de Haagse krachtwijken is als volgt: De gemeente Den
Haag (wethouder Bert van Alphen) vormt op bestuurlijk niveau een vitale coalitie met publieke en private
(lokale) sleutelpartijen zoals Zorgverzekeraars, Haagse ziekenhuizen, Haagse Hogeschool, Mondriaan
Groep, Kamer van Koophandel, Woningcorporaties, Welzijn, Sportbonden, AMC/Universiteit van
Amsterdam, de Landelijke Gezondheidsfondsen.
Den Haag zet in op 2 actielijnen die zij met deze coalitie wil uitvoeren:
1. Gezonde Kennis; Ontschotten van gezondheidsinformatie, samenbrengen van informatie die bij
verschillende partners aanwezig is om tot een gezamenlijke analyse/monitoring te komen van
gezondheidsachterstanden in de Haagse wijken. Deze analyse dient als katalysator voor een gezamenlijk
programma.
2. Gezonde Wijk; Via doorbraak-samenwerking krachtige programma's realiseren op
a) gezonde leefstijl,
b) gezonde leefomgeving en
c) toegankelijke zorg.
Belangrijke onderdelen van de aanpak Gezonde Wijk zijn het realiseren van programmatische preventie in
de eerstelijnzorg in de Krachtwijken, gezond wonen en gezond werken.
De gesprekken met diverse partners zijn gaande. Het beklinken van de vitale coalitie staat gepland op
woensdag 19 november in de krachtwijk Stationsbuurt waarbij zowel Minister Vogelaar van WWI als Minister
Klink van VWS aanwezig zullen zijn.
Sport en bewegen
De inzet van sport in de krachtwijken is om meerdere reden noodzakelijk voor het bereiken een
actieve, gezonde en veilige samenleving. In de krachtwijken sport 52% van de mensen
gemiddeld nul uur per week, terwijl dat in de rest van Nederland 37% is. Ook overgewicht komt in
de krachtwijken meer dan gemiddeld voor, een andere indicator voor te weinig sport en
beweging. In Den Haag, als voorbeeld, zijn in drie van de vier achterstandswijken (Stationsbuurt,
Schilderswijk en Transvaal) weinig sportvoorzieningen en in het geheel geen sportverenigingen
aanwezig.
Gezonde krachtwijken in Utrecht
De gemeente Utrecht heeft de GG&GD opdracht gegeven het Experiment Gezonde Wijk in de krachtwijken
vorm te geven bestaande uit 2 onderdelen:
1. plan van aanpak geïntegreerde zorg.
2. plan van aanpak gezonde leefomgeving.
Wat betreft het eerste onderdeel heeft de gemeente Utrecht op woensdag 8 oktober 2008 een convenant
afgesloten met Agis Zorgverzekeringen met als doel om `gezondheidsachterstanden effectief te bestrijden
om daarmee gezondheidswinst te realiseren en de zorgkosten beheersbaar te houden'. Via dit lokale
convenant verbindt Agis Zorgverzekeringen zich als preferente zorgverzekeraar in de gemeente Utrecht aan
het experiment Gezonde wijk als onderdeel van de charterafspraken in Utrecht.
Ik vind het belangrijk dat wordt ingezet op het versterken van de sportverenigingen, waarbij deze
zich nadrukkelijk richten op bepaalde groepen inwoners die relatief weinig aan sport doen, zoals
ouderen, gehandicapten en allochtone vrouwen en meisjes. Juist voor hen is de toegevoegde
waarde van sport en bewegen groot. Niet alleen uit oogpunt van gezondheid, maar ook uit
oogpunt van participatie, emancipatie, integratie en de contacten in de buurt. Sterke
sportverenigingen willen wij vooral realiseren met de inzet van zogenoemde combinatiefuncties.
Dat gebeurt onder de vlag van de Impuls brede scholen, sport en cultuur.
Straatvoetbal in de wijkenaanpak.
In de krachtwijken organiseert de Straatvoetbalbond Nederland (SVBN) samen met gemeenten jaarlijks een
aantal voetbalevenementen die ervoor zorgen dat jongeren meer bewegen en op een plezierige manier
19
kennismaken met hun buurtgenoten. Er is veel talent onder de deelnemers. Sporten versterkt het zelfbeeld,
houdt jongeren van de straat en bevordert integratie. Het ontbreken van goede sportvoorzieningen, het
tekort aan kader en vrijwilligers en gebrek aan financiële middelen vormen de hardnekkigste problemen voor
sportverenigingen en bewoners. In samenwerking met gemeenten, corporaties, de KNVB, Johan Cruyff
Foundation, Stichting meer dan Voetbal, de vijf koplopers onder de Betaaldvoetbalorganisaties en de SVBN
zal worden ingezet op het vergroten van de sportdeelname in de krachtwijken en het structureel versterken
van de lokale sportvereniging.
Het Nederlands Instituut Sport en Bewegen biedt gemeenten ondersteuning met een gedegen
analyse van de wijk en het organiseren van een samengesteld sport- en beweegaanbod,
waaronder sportbuurtwerk en beweeginterventies voor specifieke doelgroepen. Het Jeugd
Sportfonds is een partner in de wijkenaanpak en zal de komende jaren haar bijdrage leveren om
meer kinderen wiens ouders het lidmaatschap van de sportvereniging niet kunnen betalen toe te
leiden naar de sport. De deelgemeente Overschie in Rotterdam speelt hier al goed op in door het
lidmaatschap van sportverenigingen voor alle inwoners onder de twaalf jaar van Overschie gratis
aan te bieden.
Integreren
Niet-westerse migrantengroepen zijn oververtegenwoordigd in de krachtwijken. In 11 van de 40
krachtwijken vormen zij meer dan de helft van de bevolking. Een kwart van de potentieel
inburgeringsplichtigen woont in een krachtwijk.
Percentage niet-westerse migrantengroepen in de krachtwijken
0-10% 10-20% 20-30% 30-40% 40-50% 50-60% 60-70% 70-80% 80-90% 90-
100%
Aantal 1 5 9 6 8 5 3 1 2 0
krachtwijken
Bron: CBS Statline 2008, bewerking VROM
Alle reden om in de aanpak van de wijken krachtig het integratievraagstuk op tafel te leggen en
bespreekbaar te maken. Tijdens mijn wijkbezoeken ga ik regelmatig het gesprek aan met
bewoners. Problemen die vaak worden genoemd zijn (allochtone) jongeren die overlast
veroorzaken en een eenzijdige samenstelling van mensen met problemen in de wijk. Overlast
moet worden aangepakt, een wijkagent en een straatcoach zijn kunnen daarbij een belangrijke
rol spelen. Evenals voldoende voorzieningen met een aansprekend aanbod voor jongeren.
Eenzijdige samenstelling van de wijk kan door actief beleid van gemeente en woningcorporaties
worden voorkomen. Gemeenten zijn veelal huiverig om de Wet Bijzondere maatregelen
grootstedelijke problematiek (Rotterdamwet) te gebruiken.
Den Haag Zuidwest: social sofa's
De bewoners van Den Haag Zuidwest zijn binnenkort drie 'zelfgemaakte' straatbanken rijker. Deze met
mozaïek bewerkte zitplaatsen zijn onderdeel van het project Social sofa. Social sofa verbindt wijkbewoners
door middel van kunst en biedt bewoners een plek in de buurt om even te zitten, uit te rusten en met
anderen te praten. De straatbanken zijn gegoten uit 1550 kilo beton en worden door wijkbewoners zelf
aangekleed met mozaïek. Het is de bedoeling dat er in 2010 ongeveer 70 van dergelijke banken in Den
Haag staan.
Participatie van migranten begint bij het spreken van de Nederlandse taal en kennis van de
Nederlandse samenleving, het gaat er om dat mensen met elkaar kunnen samen leven in een
wijk. Integratie komt tot stand in de wijk op de arbeidsmarkt, op school en in de vrije tijd. Daarom
zet dit kabinet in op een integrale aanpak waarbij elementen als inburgering,
opvoedingsondersteuning, emancipatie, sociale cohesie, onderwijs, werk met elkaar verbonden
zijn. En niet te vergeten preventie en repressie, als er sprake is van een onveilig leefklimaat of
van criminaliteit. Als etniciteit een factor is moet dat benoemd worden, alleen dan kan er immers
effectief worden opgetreden.
20
Inburgering en ondernemerschap
In het innovatietraject 'Inburgering en ondernemerschap' zoekt het rijk samen met de gemeenten
Amsterdam, Eindhoven, Helmond, Deventer en Haarlem naar de kritische succesfactoren voor de
inburgering van startende en gevestigde ondernemers. De gemeenten zetten daartoe duale
inburgeringstrajecten voor ondernemers op, werken samen met lokale partijen zoals MKB, KvK, CWI en
onderwijsaanbieders, realiseren afstemming met gemeentelijke diensten. Het Instituut voor Midden en
Kleinbedrijf (partner in de Landelijke Alliantie) ondersteunt de deelnemende gemeenten.
Binnen inburgering stimuleer ik duale trajecten, waarbij inburgering gekoppeld wordt aan
(beroeps)onderwijs, re-integratie of maatschappelijke participatie. Om dit proces te bevorderen
introduceer ik per 1-1-2009 een participatiebonus. In 8 gemeenten waarvan 4 met krachtwijken
(Alkmaar, Leeuwarden, Schiedam en Utrecht) is een innovatietraject gestart om de
mogelijkheden van wijkgerichte inburgering te verkennen en kennis op te doen die ook elders in
het land gebruikt kan worden. Door de stagnatie van instroom in de inburgeringstrajecten
ontdekken veel gemeenten de wijk als vindplaats voor potentiële inburgeraars. Op buurtmarkten,
via sleutelfiguren in de wijk en via wijkvoorzieningen gaat men actief op zoek naar potentiële
inburgeraars. Procesmanagers van het rijk ondersteunen de 50 grootste gemeenten bij de
ontwikkeling van inburgeringsagenda's voor de middellange termijn.
Op 1 oktober jl. organiseerde ik in samenwerking met de MO-Groep Welzijn en Maatschappelijke
Dienstverlening een conferentie om vormen van samenwerking tussen gemeenten en
welzijnsinstellingen op het terrein van inburgering te stimuleren. In de workshops kwamen tal van
goede praktijkvoorbeelden naar voren. Ook hier valt nog een wereld te winnen als we er in slagen
de verkokering te doorbreken en samenwerking heel concreet in de praktijk kunnen brengen. De
samenwerking kan onder meer betrekking hebben op inburgering, op VVE, peuterspeelzalen,
een laagdrempelig buurthuis en vrouwencentra.
Inburgering in de wijk
Vrijwel alle gemeenten met krachtwijken hebben de ontwikkeling van wijkgerichte inburgering in hun
inburgeringsagenda's opgenomen. Een enkele gemeente zoals Enschede is al langer bezig om de
inburgering voor alle niet-uitkeringsgerechtigden (m.n. vrouwen) volledig in en vanuit de wijk uit te voeren.
Daarbij wordt in alle trajecten vrijwilligerswerk opgenomen. Vrijwilligers hebben zich verbonden aan
inburgeraars om hen te coachen op taalgebied maar ook bij de verkenning in de lokale samenleving.
In Amsterdam Zuidoost wordt een pilot ontwikkeld om hoogopgeleide inburgeraars via duale
maatwerktrajecten sneller en meer duurzaam te laten uitstromen naar de arbeidsmarkt.
Zeer bemoedigend vind ik de ontwikkelingen op het terrein van sociale interactie. De trend tot
segregatie en isolement lijkt zich te keren. We komen achter de voordeur. We helpen
migrantenvrouwen zich thuis te voelen in hun omgeving. Diverse gemeenten zetten samen met
corporaties en bewonersgroepen multifunctionele accommodaties op waar de verschillende
bevolkingsgroepen elkaar kunnen ontmoeten en tot duurzame samenwerking kunnen komen.
Een goed voorbeeld daarvan is het project `ontmoetingsruimten in flats in de Utrechtse wijk
Overvecht' (zie kader). Groepen die niet als vanzelf naar deze accommodaties komen
(bijvoorbeeld meisjes uit migrantengroepen, ouderen) worden specifiek benaderd. In nagenoeg
alle 18 steden met krachtwijken lopen er projecten van de Stimuleringsregeling `Ruimte voor
Contact'. In de periode t/m 2007 zijn er 138 projecten toegekend, waarvan 44 zich af spelen in de
krachtwijken. Op de website www.ruimtevoorcontact.nl staat inmiddels meer dan 100 projecten in
wijken en buurten om ontmoeting en samenwerking tussen Nederlanders en migranten te
stimuleren.
Utrecht Overvecht: Ontmoetingsruimten in flats
De woningcorporaties Mitros, Portaal en Bo-Ex hebben in samenwerking met de gemeente, het
welzijnswerk en de bewoners in vier flatgebouwen ontmoetingsruimten gecreëerd. De vijfde
ontmoetingsruimte is in voorbereiding. Deze hebben als doel oorspronkelijke wijkbewoners en nieuwe
wijkbewoners met elkaar in contact te brengen. De ontmoetingsruimten bieden mogelijkheden om
21
gezamenlijke activiteiten te ontwikkelen. Het project is laagdrempelig. Alle bewoners worden individueel
benaderd en voor elk portiek wordt een gezamenlijke bijeenkomst georganiseerd.
In het kader van het Europees jaar van de interculturele dialoog zijn tal van organisaties in
buurten bezig om bevolkingsgroepen bij elkaar te brengen. Een voorbeeld is de campagne
"Eigenwijze buurten" van Wijkalliantie, www.eigenwijzebuurten.nl. Daarnaast zijn er de
bewonersinitiatieven die door gemeenten ondersteund worden en de stimuleringsgelden voor
bewonersinitiatieven die ik beschikbaar heb gesteld.
Schiedam Nieuwland: ontmoetingsplekken voor ouderen
Nieuwland onderneemt op kleine schaal initiatieven om de contacten met/tussen bewoners in de wijk te
versterken. Mooi voorbeeld van een recent gestart project is Het Puttertje. Dit is een corporatiewoning die is
omgebouwd tot ontmoetingsruimte voor ouderen, ook van niet-Nederlandse afkomst.
Een voorlopige balans opmakend constateer ik op diverse onderdelen versterking van verbinding
in de krachtwijken: tussen bewonersgroepen, tussen professionals, tussen gemeenten en
corporaties. Ook is het besef aanwezig dat het uiteindelijk de burgers zelf zijn die als het nodig
is met steun van overheid en particulier initiatief een wijk er weer bovenop kunnen helpen. De
eerste concrete resultaten zijn al zichtbaar in projecten waarbij burgers van diverse komaf samen
optrekken. Dat is na een goed jaar wijkenaanpak een bemoedigende ontwikkeling. Maar we zijn
er nog lang niet. In welke mate ontmoetings- en samenwerkingprojecten leiden tot duurzame
sociale verbindingen kunnen we pas over enkele jaren zien.
Veiligheid
In de 40 aandachtswijken hebben de bewoners vaak te maken met criminaliteit, overlast en
verloedering. De problemen op dit terrein zijn in een groot deel van de 40 aandachtswijken
bovengemiddeld. Het is essentieel het tij in deze wijken te keren. Het thema veiligheid is een van
de vijf thema's die centraal staan in het actieplan krachtwijken. De afspraken in de charters
dragen bij aan de kabinetsdoelstelling om in 2010 25% minder criminaliteit en overlast ten
opzichte van 2002 te realiseren en de afspraken hierover in het Bestuursakkoord met de VNG.
De veiligheidsambities van het rijk zijn verwoord onder de pijler Veiligheid, stabiliteit en respect
(pijler V) van het beleidsprogramma, en verder uitgewerkt in onder andere het project Veiligheid
begint bij Voorkomen (VbbV) en het actieplan Overlast en verloedering. De minister van Justitie
en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties informeren u jaarlijks hierover.
In de charters zijn stevige afspraken opgenomen over de aanpak van criminaliteit, overlast en
verloedering. De maatregelen richten zich vooral op de volgende thema's:
- de aanpak van criminele en overlastgevende jongeren, jongerengroepen en gezinnen
- het verbeteren van het veiligheidsgevoel van bewoners
- het verbeteren van de fysieke woonomgeving van bewoners in het perspectief van veiligheid
Het thema overlast speelt in 39 van de 40 wijkenactieplannen een duidelijke rol. Alleen in het wap
en charter van Deventer speelt de aanpak van overlast geen rol, de gemeenten heeft hier
prioriteit gegeven aan andere problemen (leren & opgroeien, werken en sport).
Een van de specifieke issues die overlast veroorzaken en waar veel wijken last van hebben, zijn
(groepen) jongeren. Hierin speelt de problematiek van de marokkaans-nederlandse jonge
mannen een dominante rol. Dit is een onderwerp dat ook binnen de wijkenaanpak opgepakt
wordt. Dit najaar zult u een brief ontvangen over deze problematiek van de ministers van BZK,
Justitie, Jeugd en Gezin en mijzelf.
Gemeenten zetten verschillende instrumenten in om de doelen te realiseren. Vaak gaat het dan
om de (extra) inzet van straatcoaches, toezichthouders en wijkagenten, om een individuele en
groepsgerichte aanpak van jongeren die overlast geven of om het afspreken van leefregels in de
buurt. Het kabinet ondersteunt de gemeenten met beleidsmaatregelen uit het project Veiligheid
begint bij Voorkomen. Onder andere door versterking van het instrumentarium om criminaliteit en
---
overlast tegen te gaan, versterking van de regierol en doorzettingsmacht van het lokaal bestuur,
uitbreiding van het aantal wijkagenten (500 extra) en het bevorderen van bewonersparticipatie,
gedragscodes en buurtbemiddeling.
Met een aantal gemeenten zijn daarnaast op hun verzoek specifieke afspraken gemaakt over de
gezamenlijke aanpak van een specifiek issue. Zo levert het rijk expertise en capaciteit voor de `8
tot 8 aanpak' voor probleemjongeren in de Amsterdamse wijk Slotervaart.
In de wijk Nieuwland in Schiedam is een Buurtpreventieteam actief. Dit team bestaat uit acht buurtbewoners
die dagelijks surveilleren in de wijk. Deze extra aandacht leidt tot vermindering van het gevoel van
onveiligheid en helpt om de woonomgeving schoon te houden.
In de Arnhemse aandachtswijken zijn diverse acties in gang gezet. Zo zijn alle enge plekken in kaart
gebracht en deze worden aangepakt, onder andere door het aanbrengen van meer verlichting en door
cameratoezicht. In de wijk Malburgen is het project `Vertrouwenspersonen huiselijk geweld Malburgen'
gestart, dat slachtoffers van huiselijk geweld de kans geeft iemand uit de eigen buurt in vertrouwen te
nemen.
In De Bennekel in Eindhoven wordt het buurtbeheer geïntensiveerd: om de kwaliteit van de openbare ruimte
en het aanzicht van de wijk te verbeteren is de schoonmaak geïntensiveerd en wordt snel(ler) gereageerd
op meldingen. Voor de bewoners zijn dit merkbare verbeteringen.
Dordrecht zet in Wielwijk en Crabbehof extra toezicht in rond de sloop- en bouwprojecten. Samen met
bewoners wordt veel werk gemaakt van het leefbaar houden van flats in de periode van herstructurering.
Vernielingen en het dichtspijkeren van lege panden kunnen zo tot een minimum worden teruggebracht. Voor
de bouwprojecten in het centrum van Wielwijk is door bewoners en kinderen een kunstmuur gemaakt, die
fungeert als afzetting. Rond de scholen zijn maatregelen genomen ten behoeve van de verkeersveiligheid.
In de Utrechtse wijk Kanaleneiland worden sinds mei van dit jaar 10 straatcoaches ingezet om overlast van
jongeren te voorkomen en bestrijden. De straatcoaches spreken jongeren persoonlijk aan op hun gedrag en
door hen veroorzaakte overlast. Zo nodig worden ook ouders aangesproken op het gedrag van hun
kinderen. De coaches spreken jongere kinderen aan die nog laat op straat zijn aan. De corporaties in
Kanaleneiland hebben het buurtbeheer geïntensiveerd door extra complexbeheerders in te zetten. Recent
zijn ook in de wijk Overvecht straatcoaches ingezet, momenteel 6 (dit wordt uitgebreid tot 10).
4. Bevorderen betrokkenheid bewoners
Zonder bewoners geen wijkenaanpak. Ik ben ervan overtuigd dat de wijkenaanpak alleen
succesvol zal zijn als de bewoners een centrale rol vervullen in de verbetering van hun wijk. Om
die reden heb ik bij het opstellen van de wijkactieplannen als voorwaarde gesteld dat de
bewoners mede inhoud geven aan deze plannen. Daarnaast zijn in alle charters wijkbudgetten
opgenomen om bewoners middelen in handen te geven een eigen bijdrage te leveren aan de
zichtbare resultaten. Tot mijn genoegen zie ik dat deze focus op bewonersparticipatie en
budgetten een beweging op gang brengt. Een aantal gemeenten was al enige tijd bezig met het
vorm en inhoud geven van zeggenschap voor bewoners, maar de wijkenaanpak lijkt een
katalysator te zijn. Niet in de laatste plaats door de bedragen voor bewonersbudgetten, die via de
motie Van Geel c.s. beschikbaar zijn gekomen voor de gemeenten en de wijkbewoners. Totaal is
95 miljoen beschikbaar in de periode 2008 2011.
Vouchersysteem
De middelen die in 2008 beschikbaar zijn voor bewoners in de G31 zijn, mede op verzoek van de
Tweede Kamer, zo direct mogelijk ter beschikking gesteld aan de bewoners. Ik heb besloten het
gebruik van het vouchersysteem, een idee afkomstig van het Landelijk Samenwerkingverband
Aandachtswijken (LSA), sterk te promoten bij gemeenten. Wat mij in dit systeem aantrekt is dat
bewoners zeggenschap hebben over de selectie van de initiatieven, de uitvoering ervan en over
de financiën. Het aanvragen van een voucher is laagdrempelig, door het geringe aantal criteria
en door het feit dat de aanvraag via een regiegroep, bestaande uit bewoners, loopt. Deze
regiegroep is de spil van het vouchersysteem; het ontvangt en honoreert de initiatieven,
23
informeert de buurt over het vouchersysteem en de gehonoreerde initiatieven en is de link naar
de gemeente. Om de gemeenten de mogelijkheid te geven met het vouchersysteem aan de slag
te gaan, heb ik samen met het LSA, de Woonbond en een vijftal gemeenten een beknopte,
heldere modelverordening inclusief oplegbrief aan gemeenten (bijlage 1) opgesteld die de kaders
en spelregels bevat van dit systeem. Om vaart in de besteding van de bewonersbudgetten te
houden, hadden gemeenten tot 1 oktober jl. om deze verordening over te nemen of om mij op de
hoogte te stellen dat ze hun eigen, bestaande verdelingssysteem handhaven. Dit laatste kan
overigens alleen met instemming van de bewoners.
Dertien van de 31 gemeenten hebben aangegeven te willen experimenteren met het
vouchersysteem. Zaanstad en Arnhem zetten het vouchersysteem op naast de reeds bestaande
leefbaarheidsbudgetten. Andere gemeenten gebruiken het vouchersysteem om bestaande
bewonersbudgetten te reorganiseren en/of in elkaar te schuiven. Een aantal gemeenten en
bewoners die hun eigen bestaande systeem prefereren, nemen elementen uit het
vouchersysteem over om hun eigen systeem laagdrempeliger, eenvoudiger en
bewonersvriendelijker te maken. Heerlen bijvoorbeeld continueert het bestaande systeem, maar
neemt wel het principe van de regiegroep over uit de modelverordening vouchersysteem. De
verschillende vormen van besluitvorming over de bewonersbudgetten zullen in 2009 worden
geëvalueerd. Meer over het vouchersysteem in het hoofdstuk over experimenten.
Uit eerdere onderzoeken blijkt dat een belangrijke bottleneck bij het realiseren van
bewonersinitiatieven het gebrek aan ondersteuning is bij het schrijven van een plan en bij de
uitvoering. Om die reden ben ik een pilot gestart in Arnhem met als thema Zicht op Lokale
Ondersteuningsorganisaties. Via de pilot moet duidelijk worden welke
ondersteuningsorganisaties er lokaal (en regionaal) actief zijn. Daarnaast willen we via de pilot
een netwerk van lokale ondersteuningsorganisaties opzetten, zodat ze elkaar leren kennen en
bewoners beter kunnen doorverwijzen. De pilot Arnhem, die eind 2008 gereed is, wordt
ingebracht in de proeftuinen van het ministerie van BZK en de VNG in het kader van `In Actie met
Burgers'.
Onderzoek bewonersbetrokkenheid wijkactieplannen
Op 21 oktober jl. heb ik in Nieuwspoort het rapport van de Tilburgse School voor Politiek en
Bestuur in ontvangst genomen, getiteld `Aandacht voor bewonersparticipatie'. In opdracht van het
LSA heeft de Universiteit van Tilburg de afgelopen tijd een Kwaliteitskaart Bewonersparticipatie
ontwikkeld, waarmee de inzet van gemeenten in de bevordering van bewonersparticipatie
zichtbaar kan worden gemaakt. Eind 2007 heb ik besloten dit onderzoek te financieren, omdat ik
inzicht wil in de bewonersbetrokkenheid bij de wijkaanpak, te beginnen met de totstandkoming
van de wijkactieplannen. Bewonersparticipatie is immers een peiler onder de wijkenaanpak. De
uitkomsten van de eerste fase van het onderzoek hebben mij niet echt verrast. Ik ben blij dat iets
meer dan een derde van de gemeenten de wijkenaanpak heeft aangegrepen om met
vernieuwende methoden te komen om de bewoners intensief te betrekken bij de
wijkactieplannen. Iets minder dan een derde heeft zijn reguliere methoden en overlegvormen
ingezet om de (georganiseerde) wijkbewoners te betrekken en te informeren. En tenslotte, iets
meer dan een derde heeft zijn bewoners niet of in zeer geringe mate betrokken bij het opstellen
van de wijkactieplannen, aldus de onderzoekers. Waar gemeenten tekort schoten was dit uit
tijdgebrek, maar ook uit angst bewoners te overvragen of om valse verwachtingen te wekken.
Daarnaast had een aantal gemeenten al in het kader van de stedelijke vernieuwing en
woonvisies hun bewoners ondervraagd over hun wensen en ideeën. Van een groot aantal
gemeenten die volgens het rapport onder de maat scoren weet ik dat ze inmiddels een intensief
programma zijn gestart rondom bewonersparticipatie. Amsterdam bijvoorbeeld, dat met
uitzondering van Transvaal, slecht scoort heeft sindsdien buurtuitvoeringsplannen opgesteld
samen met bewoners en heeft in elk stadsdeel een trekker voor bewonersparticipatie aangesteld.
Behalve Amsterdam heeft een aanzienlijk deel van de gemeenten aan gegeven er naar te
streven in de uitvoering van de wijkactieplannen bewoners meer en intensiever te betrekken. Dit
sterkt mij in mijn mening dat bewonersparticipatie zich gestaag aan het ontwikkelen is. Hoewel
we nog absoluut niet tevreden kunnen zijn, is het beter dan ooit tevoren.
24
Het onderzoeksrapport helpt mij, gemeenten, corporaties en bewoners om op een aantal punten
de participatie weer een stap verder te brengen. Om die reden ga ik de uitkomsten en de
benchmark kwaliteitskaart-waaier van het LSA meenemen in mijn gesprekken met bestuurders
én bewoners. Samen moeten we op zoek naar vernieuwende vormen van bewonersparticipatie,
zodat meer bewoners betrokken raken, zij ook worden bevraagd op het bedenken van
oplossingen (en niet alleen bij het inventariseren van problemen) en bewoners een goede
terugkoppeling krijgen van hun bijdrage aan de wijkaanpak, zodat zij ook in de toekomst
betrokken en enthousiast blijven. Via de 95 miljoen bewonersbudgetten (2008-2011) en het
experiment Bewonersparticipatie ondersteun ik gemeenten en bewoners in deze zoektocht.
Over een jaar wordt een tweede meting gehouden met betrekking tot de uitvoering van de
wijkactieplannen en dan zal blijken hoe de bewonersparticipatie zich verder heeft ontwikkeld.
In reactie op de vragen van de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie van 3
november jl. naar aanleiding van het artikel in het Parool `Inbreng bewoners cruciaal voor
plannen prachtwijken' kan ik melden dat ik in al mijn bestuurlijke overleggen bestuurders
aanspreek op de uitkomsten van de zojuist beschreven meting. Het onderzoek was een
momentopname en ik zie gelukkig dat ook gemeenten, die in het onderzoek nog slecht scoren,
inmiddels stevig inzetten op bewonersparticipatie. Zo zijn in de zes buurten van Bos en Lommer
de afgelopen tijd bewonersbijeenkomsten gehouden, waarop bewoners initiatieven konden
indienen. Het beschikbare bewonersbudget voor de wijk voor 2008 is hiermee verdeeld.
Het eventueel korten op de bewonersbudgetten is voor mij een laatste middel en ik vertrouw er
op dat ik het niet hoef in te zetten, omdat ik zie dat ook in de wijken die slecht scoorden inmiddels
veel gaande is op het gebied van bewonersparticipatie. Een belangrijke taak ligt bij de bewoners,
die we ondersteunen om hun stem te laten horen, o.a. via het LSA en de Woonbond. Zij moeten
gemeenten aanspreken. Daarnaast bieden we desgewenst ondersteuning aan gemeenten die
willen weten hoe ze met deze bewonersbudgetten kunnen omgaan; 'wat werkt en wat werkt niet'.
Ik start binnenkort een onderzoek naar de diverse vormen van bewonersbudgetten om te zien
welke variaties er bestaan in het land en welke effectief zijn. Verder is de besteding van de
bewonersbudgetten altijd een onderwerp van gesprek tijdens mijn wijkenbezoeken en het
bestuurlijk overleg. Mijn accountmanagers doen hetzelfde tijdens hun bezoeken in de gemeenten
en wijken.
5. De zeven experimenten van de wijkenaanpak
In mijn wijkentour van 2007 ben ik een aantal onderwerpen en vraagstukken tegengekomen
waarvan de professionals/bewoners in de wijken steeds aangaven: dit moet beter. Veel steden
en lokale organisaties zijn al begonnen met het zoeken naar nieuwe aanpakken, maar soms
worden projecten beëindigd doordat de subsidie stopt, soms loopt men tegen regelgeving aan of
is er geen organisatie die de handschoen oppakt. Vaak blijkt ook dat iedere gemeente "een nieuw
wiel uitvindt". Het gaat om complexe vraagstukken in de wijk die om een samenhangende en
maatwerkgerichte oplossingen vragen. Dit vraagt om ruimte, samenwerking en creativiteit.
Zo is het idee geboren om te starten met experimenten, waarbij rijk, gemeenten en lokale partijen
samen het wiel gaan uitvinden, van elkaar leren en ervaringen overdragen. Er zijn samen met de
gemeenten zeven thema's benoemd waarop de komende jaren wordt geëxperimenteerd:
samenhang in de wijk, bewonersparticipatie, slagkracht in de wijk, achter de voordeur,
terugdringen bureaucratie, gezonde wijk en vernieuwend welzijn. De focus van de experimenten
is dat het echt moet bijdragen aan de kwaliteit van het leven van mensen in de 40 wijken. De
geslaagde experimenten zullen goede voorbeelden laten zien aan de hand waarvan we ook in
andere wijken een werkbare oplossing kunnen vinden voor lastige problemen. De komende jaren
gaan we met de experimenten aan de slag. Ik heb u toegezegd u via deze voortgangsrapportage
uitgebreid te informeren over de experimenten.
25
Onder een experiment verstaan we:
· al doende leren, dingen uitproberen, trial en error, om de `ongetemde problemen in de
wijken' aan te pakken.
· onorthodoxe en creatieve oplossingen voor problemen of beproefde kennis en methoden
(evidence based practices) inzetten op nieuwe terreinen.
· concreet en doen, vanuit de wijk, uitvoering- en praktijkgericht "het verschil maken"
· het zoeken naar positieve energie en inspiratie
· innovatie in een krachtig stedenbeleid,
· focus op leerprocessen, verduurzaming van resultaten, samen het wiel uitvinden
· intensief partnership van steden, rijk, corporaties en andere lokale partijen, kenniscentra
· uitvinden en uitventen: lessen delen met andere steden
De opzet van de experimenten is de afgelopen maanden samen met gemeenten vormgegeven.
Onderstaand ga ik in op de hoofdlijnen van de verschillende experimenten.
Experiment 1: Samenhang in de wijk
De meervoudige problematiek in de krachtwijken vraagt om een samenhangende aanpak. De
vraag hoe gemeenten, corporaties, bewoners en andere betrokkenen dit het beste kunnen
realiseren, staat centraal binnen dit experiment. Per gemeente zoomen we in op een verschillend
complex probleem. Maar algemeen is dat we oplossingen zoeken via een samenhangende, goed
georganiseerde wijkenaanpak. Iedere deelnemende gemeente kiest - zoals gezegd - eigen
accenten, vanuit de specifieke vraagstukken die lokaal prominent aan de orde zijn. Op dit
moment werken we in nauwe samenwerking per gemeente een businesscase uit.
Het rijk stelt de inzet beschikbaar van een expert die de gekozen aanpak ondersteunt, mee
oplossingen zoekt voor problemen die zich onderweg voordoen, en eventuele impasses kan
doorbreken. Over de keuze van deze experts overleggen we met de lokale partijen; maatwerk is
geboden om de toegevoegde waarde te kunnen bieden die we voor ogen hebben. Gemeenten
hebben de voorkeur voor een "topdog" die boven de partijen kan staan, van buiten mee naar
binnen kijkt en met kennis van zaken en gezag kan opereren. Doorbraken worden gezocht indien
zich tijdens de uitvoering van het experiment concrete belemmeringen in wet- en regelgeving
voordoen. Deelnemers participeren in een leergroep Samenhang in de Wijk, gericht op
uitwisseling van kennis en ervaring, verdieping op inhoudelijke vraagstukken en intercollegiaal
consult aan de hand van praktijkcasussen.
Betrokken gemeenten1 en het thema waarmee zij participeren in het experiment zijn:
Alkmaar: Overkoepelende Ketenaanpak Overdie. Met deze aanpak wil men beter kunnen
inspelen op de concrete vraagstukken van bewoners van Overdie.
Amsterdam: Gemeentelijke programmaorganisatie Krachtige Uitvoering. Amsterdam heeft voor
de wijkenaanpak een nieuwe aanpak ontwikkeld waarbij de uitvoering en de vraagstukken in de
buurten het vertrekpunt zijn.
Den Haag: Samenhangende aanpak wijkeconomie en re-integratie laaggeschoolden in
Transvaal. Den Haag ontwikkelt een aanpak (werktitel Oriëntexpress) die het versterken van de
economische structuur koppelt en het toeleiden naar werk van uitkeringsgerechtigden met grote
afstand tot de arbeidsmarkt.
Eindhoven: Buurtonderneming in Woensel-West. Eindhoven en corporatie Trudo ontwikkelen een
buurtonderneming waarin gemeente, corporatie en bewoners samenwerken.
Groningen: Uitvoeringsorganisatie wijkenaanpak. Groningen en de corporaties In en de
Huismeester hebben een vernieuwende uitvoeringsorganisatie opgezet om meer samenhang te
brengen in de wijkenaanpak in De Hoogte en de Korrewegwijk.
Leeuwarden: Organisatie van frontlijn en backoffice wijkenaanpak. Leeuwarden wil meer
samenhang bereiken in de activiteiten en samenwerking van de organisaties in en achter de
frontlijnteams, met een verbinding met de wijkacademie en het versterken van de fysieke
identiteit van Heechterp-Schieringen.
1 Een aantal gemeenten moet nog een definitief besluit nemen over deelname
26
Rotterdam: Samenhangende aanpak Pleinen op Zuid. Adoptieteams brengen meer samenhang
in de aanpak vanuit de verschillende partijen, met een goede balans tussen het tegengaan van
ongewenst gedrag en het investeren in de kansen van de jongeren en buurtbewoners.
Experiment 2: Bewonersparticipatie
Bewonersparticipatie is een centraal thema in de wijkenaanpak en staat hoog op de agenda van
gemeenten, corporaties, de Tweede Kamer en WWI. Een aantal gemeenten experimenteert al
met soms vergaande vormen van bewonersparticipatie en het beschikbaar stellen van
bewonersbudgetten. Met dit experiment willen we aansluiten bij deze ontwikkelingen. Het streven
is om ook andere gemeenten nét een stap verder te laten zetten bij het vorm en inhoud geven
aan hun bewonersparticipatie en besteding van budgetten.
Dit experiment beoogt een toename van het aantal actieve, betrokken bewoners in een wijk te
realiseren, waardoor bewoners een substantiële rol gaan spelen in de wijkenaanpak en ze de
buurt weer als iets van henzelf gaan ervaren. Op de langere termijn draagt dit bij aan de
leefbaarheid en sociale cohesie in de wijk en een betere samenwerking tussen gemeente/
corporatie en bewoners.
Dit experiment kent twee componenten die hier los van elkaar beschreven worden:
a) Bewonersbudgetten & vouchersysteem (budget om eigen initiatieven te realiseren)
b) Versterken van bewonersparticipatie (zeggenschap en invloed op wat er in de wijk
gebeurt)
Ad a. In aanvulling op de vele bestaande vormen van bewonersbudgetten heb ik samen met het
LSA en de Woonbond een nieuwe variant bedacht, namelijk het al eerder aangehaalde
vouchersysteem. Vanwege de omvang, de bekendheid en de vergaande zeggenschap van
bewoners wordt ervan uit gegaan dat dit systeem een significant effect zal hebben op de
verhouding tussen overheid en bewoners en op de gemeentelijke organisatie. De volgende
gemeenten zullen gaan experimenteren met het vouchersysteem: Alkmaar, Amsterdam, Almelo,
Eindhoven, Haarlem, Hengelo, Leeuwarden, Leiden, Schiedam, Sittard-Geleen, Tilburg, Venlo,
Zaanstad.
Ad b. Het experiment Bewonersparticipatie is bedoeld om gemeenten te ondersteunen om nét
een stap verder te gaan in het ruimte (zeggenschap en invloed) geven aan bewoners. Een stap
die zowel gezet moet worden vanuit de bewoners als vanuit de gemeente. Welke activiteiten,
veranderingen zijn nodig om deze stap te zetten en wat zijn de gevolgen? Hoe ver durft een
gemeente te gaan in de bestuurlijke decentralisatie? Durven we bewoners echt een speler te
laten zijn binnen onze beleidsplannen?
Zes gemeenten doen mee aan dit experiment; Amersfoort, Amsterdam (o.v.), Den Haag,
Eindhoven, Enschede, Groningen en Schiedam. De onderwerpen die in het kader van het
experiment opgepakt worden zijn in te delen in drie groepen:
1. bewoners: moeilijk bereikbare bewoners bereiken; opbouwen en continueren van
bewonersorganisaties;
2. gemeente: de slagkracht in de gemeente met betrekking tot bewonersinitiatieven
vergroten;
3. beproefde methoden verder ontwikkelen en verspreiden.
Experiment 3: Slagkracht in de wijk
In het Actieplan Krachtwijken wordt gepleit om te experimenteren met innovatieve en
onorthodoxe aanpakken om meer slagkracht te realiseren. De reden hiervoor is dat de cumulatie
van problemen in de aandachtswijken met zich mee brengt dat in deze wijken veel instanties
werkzaam zijn. Professionals van de woningcorporaties, gemeenten, jeugdzorg, politie,
maatschappelijk werk, het lokale bestuur e.a. zetten zich in voor het oplossen van de
problematiek. De hoge dichtheid van instanties maakt de samenwerking er echter niet
27
eenvoudiger op. De instanties hebben hun eigen doelstelling, eigen werkwijze of eigen
bedrijfscultuur die een gezamenlijk daadkrachtig optreden en aanpak in de weg staan.
Het experiment zal zich op twee thema's / onderwerpen te richten. Daarbij geldt dat door
gemeenten is aangegeven op deze terreinen een toegevoegde rol voor het rijk te zien en dat de
uitkomsten van de onderzoeken en experimenten betekenisvol zijn bij het maken van het verschil
in de wijk.
(a) De beste Krachten zoeken, vinden en ..... ook inzetten
Onder leiding van professor Dr. Van den Brink, verbonden van de Universiteit van Tilburg, zal
samen met NICIS een onderzoek worden gestart, waarbij de volgende onderzoeksvragen
centraal staan:
· wie zijn de personen (professionals, bewoners en bestuurders), die in de stadswijken
daadwerkelijk verschil maken, wat zijn hun competenties
· wat is onder de gegeven omstandigheden hun specifieke werkwijze (en als we dat weten,
in hoeverre is hun optreden overdraagbaar?), en
· kunnen de werkomstandigheden worden verbeterd?
De Universiteit Tilburg voert het onderzoek uit met de Universiteit Delft (OTB), Nicis en de
gemeenten Den Haag (trekker namens de steden), Amsterdam, Leeuwarden, Zwolle en
Schiedam en WWI. Geplande afronding: eind 2010, met tussentijdse presentatie van resultaten.
(b) Verbeteren van de samenwerking in de veiligheid
In diverse Nederlandse gemeenten en wijken wordt ervaring opgedaan met vernieuwende
projecten en pilots om de veiligheid en leefbaarheid in de wijken te bevorderen, zoals de inzet
van Veilige Wijk Teams in Amsterdam en Nijmegen en de pilot met Buurtsignaal in Eindhoven.
Uit deze projecten kunnen belangrijke lessen worden geleerd over integrale samenwerking op
lokaal niveau en het betrekken van bewoners bij veiligheidsbeleid. In het kader van het
experiment Slagkracht in de wijk wil WWI de professionals in de wijken ondersteunen door de
lessen al in de uitvoeringsfase in kaart te brengen.
Het voorstel is om in een nog nader te bepalen aantal wijken de gemeenschappelijke
veiligheidsaanpak in kaart te brengen en te vergelijken.
Het gaat om vormen van samenwerking die kunnen variëren van een harde tot een zachte
aanpak (van handhavingteams tot buurtschouw). Speciale aandacht zal hierbij uitgaan naar het
betrekken van bewoners om te participeren bij het signaleren en prioriteren van
wanordeproblemen. De pilot met buurtsignaal in Eindhoven Woensel West strekt tot voorbeeld.
Bij deze pilot is een Nederlandse toepassing getest van het Engelse `Signal crime', een
onderdeel van reassurance policing. Hierbij wordt het lokale veiligheidsbeleid vastgesteld in
nauwe samenwerking met de bewoners, die aangeven welke problemen voor hen prioriteit
hebben. Bij de aanpak werken bewoners, gemeente, politie, corporaties en welzijn samen, zodat
de effectiviteit van de inzet vergroot wordt.
Onderzoek en pilots vinden plaats in nauwe samenwerking tussen WWI, BZK, Politieacademie,
Universiteit Tilburg en nog nader te bepalen gemeenten. Er is reeds aansluiting gevonden met de
ontwikkeling van Veilige Wijk Teams in Amsterdam en Nijmegen en Buurtpanels in Deventer.
Ervaringen kunnen na een jaar worden geëvalueerd en ondermeer worden gebruikt als input voor
het hierboven genoemde onderzoek De beste Krachten zoeken, vinden en ..... ook inzetten.
Experiment 4: Achter de voordeur
Uit onderzoek is gebleken dat bij een deel van de bewoners in aandachtswijken de
zelfredzaamheid ontbreekt om de eigen problemen en de problemen in het huishouden op te
lossen. Het probleemveld waar het om gaat kan heel divers zijn. Het kan gaan om bijvoorbeeld
schuldenproblemen, vervuiling, zelfverwaarlozing en vereenzaming, problemen m.b.t. werk,
spijbelen, schooluitval, taalachterstanden, inburgering(problemen), lichte tot zware
opvoedingsproblemen, eergerelateerd geweld, mishandeling in het gezin, asociaal gedrag met
overlast naar buren en/of naar de buurt, vandalisme en criminaliteit, et cetera.
28
In het kader van de wijkenaanpak kiezen daarom veel van de betrokken gemeenten voor een
"achter de voordeur" aanpak, waarbij via "huis aan huis" bezoeken gekeken wordt wat de
problemen in een huishouden zijn, om daar vervolgens een maatwerk en samenhangend
hulpaanbod te doen. Bij dit "doen" wordt echter toch tegen een aantal vooral
uitvoeringsknelpunten aangelopen.
Het experiment richt zich primair op de "achter de voordeur"-aanpak voor multiprobleem
gezinnen. In het experiment komen in elk geval de volgende deelthema's aan de orde:
1) Het komen tot "één gezin-1 plan, 1 indicatiebesluit"
2) Een gecoördineerde uitvoering van "één gezin 1 plan"
3) De financiering van de "achter de voordeur" aanpak
De "achter de voordeur"-aanpak wordt in de verschillende gemeenten verschillend ingevuld. Het
is een containerbegrip, waarin door gemeenten wisselende scala's van hulpdiensten/aanpakken
in ondergebracht worden. Uitgangspunt van het experiment is om dit containerbegrip middels
werkconferenties met de diverse betrokken departementen, de gemeenten en met de diverse
betrokken hulporganisaties/professionals te verhelderen. Vervolgens worden gezamenlijk
werkwijzen beschreven voor de diverse diensten en financieringsmodellen ontwikkeld, zodat
gemeenten, afgestemd een integrale hulpverlening naar gezinnen in een probleemsituatie
kunnen regelen/aanbieden, zonder al te veel administratieve rompslomp.
Daarnaast wordt in het experiment expliciet aandacht besteed aan de vraag of, indien
geïndiceerd wordt dat er een "zeer intensieve begeleiding" van een multiprobleem gezin nodig is,
deze dan ook vanuit de huidige regelingen, budgetten en middelen van derdenorganisaties
gefinancierd kan worden. En zo nee, hoe dit dan wel geregeld zou kunnen worden.
In een aantal gemeenten komen zeer ernstige probleemsituaties rond gezinnen voor, uitmondend
in voor een straat, buurt of wijk ontwrichtende gevolgen. Vaak blijkt dat de manier waarop we de
hulpverlening nu georganiseerd niet voldoende aansluit bij de vraag van de gezinnen. Het kabinet
heeft hierover met gemeenten waar dergelijke problematiek zich voordoet overleg gehad. In het
experiment "achter de voordeur" zal dan ook aan de orde komen welke hulp- en interventie
instrumenten in dergelijke situaties wel adequaat zijn, en hoe we deze beter kunnen organiseren.
De projectleiders van Jeugd en Gezin en van Wonen, Wijken Integratie zijn deelname aan
dit experiment overeengekomen met Amsterdam, Enschede, Groningen, Den Haag, Eindhoven
en mogelijk Gouda. Concreet betekent dit dat deze zes steden bij de uitvoering van hun stedelijke
projecten worden ondersteund en er, na uitwisseling van best-practices, verschillende modellen
worden opgezet waarmee we anderhalf jaar zullen experimenteren in de verschillende steden.
Experimenteren houdt in dat we de uitvoering van een Achter de Voordeur model volgen en
indien nodig aanpassen. De participatie van andere steden zal in de vorm van uitwisseling/
deelname aan een kenniskring worden vormgegeven.
Eind oktober heeft de definitieve afstemming van de inhoud van het experiment plaats gevonden
met de steden, vervolgens worden werkafspraken gemaakt en wordt de projectorganisatie zowel
bij het Rijk als bij deelnemende gemeenten ingericht. De eerste fase van inventarisatie en
modelontwikkelingen start nog dit jaar en vervolgens start een experimenteerfase, waarbij de
gemeenten aan de slag gaan. Tijdens het experiment zal er continu geëvalueerd worden. De
experimenteerfase duurt minimaal anderhalf jaar. Eind 2010 verwachten we een eindrapportage
te kunnen opstellen.
Experiment 5: Weg met bureaucratie! Energie steken in de juiste dingen!
Het experiment Weg met bureaucratie! heeft als doel om de bureaucratie te verminderen voor
bewoners en ondernemers in de wijk en professionals die werken aan het verbeteren van de
situatie in die wijken. In het experiment willen we a) de veelgenoemde projectencarrousel gaan
aanpakken en b) als loket gaan fungeren voor het wegwerken van bureaucratie die we tegen
(gaan) komen in de wijken. Waar mogelijk sluiten we aan bij activiteiten van het kabinet die al
29
worden ondernomen om de regeldruk en administratieve lastenvermindering voor bedrijven,
burgers, professionals en medeoverheden in zijn algemeenheid te verminderen.
a) Projectencarrousel
Onder invloed van veranderde politieke prioriteiten worden telkens nieuwe projecten gestart. Veel
van die projecten worden na niet al te lange tijd weer stopgezet. Dit lot treft ook succesvolle
projecten. Vervolgens worden er rond hetzelfde thema vaak weer nieuwe projecten opgestart met
nieuwe financiële bronnen.
Voor de professionals in het veld werkt deze projectencarrousel frustrerend. Daar komt bij dat
elke subsidie ook vaak weer zijn eigen verantwoordingssystematiek heeft. Mensen gaan zich
meer `subsidiejagers' dan `probleemoplossers' voelen. Het gemis aan financiële zekerheid op
lange termijn kan ook tot gevolg hebben dat nieuwe werkwijzen onvoldoende de kans krijgen om
zich te bewijzen. In het kader van dit experiment worden de mechanismen die de
projectencarrousel laat draaien ontleed en worden voorstellen gedaan om succesvolle projecten
voortaan beter en structureel in te bedden in het reguliere beleid.
b) Loket voor het wegwerken van bureaucratie
Professionals in de wijken zijn teveel tijd kwijt met papier en vergaderen, waardoor ze te weinig
tijd hebben voor het primaire proces. Dit willen we aanpakken. Burgers en ondernemers die
worden geconfronteerd met bureaucratie vinden bij dit experiment ook een
samenwerkingspartner om met hen deze bureaucratie weg te werken.In dit experiment richten we
ons op het opsporen en opruimen van overbodige papieren exercities en vergaderingen, het pro-
actiever inrichten van de dienstverlening en het stroomlijnen van verantwoordingsmechanismen
en het zodanig inrichten daarvan zodat `leren' voorop staat in plaats van `verantwoorden en
afrekenen'. Op dit moment hebben een aantal gemeenten aangegeven hieraan te willen werken.
Zo heeft de gemeente Amsterdam aangegeven de regeldruk voor bedrijven te willen
verminderen. Er vindt momenteel overleg plaats met een aantal andere gemeenten en
departementen om de samenwerking op dit gebied te versterken. Aansluiting zal worden gezocht
bij bestaande meldpunten en programma's voor regeldruk om te komen tot merkbare
verbeteringen. Zo zal worden samengewerkt met het meldpunt dat is ingericht door de
staatssecretaris van BZK (www.mijnechtewerk.nl) specifiek gericht op de meldingen over
bureaucratie voor professionals en www.lastvandeoverheid.nl een loket voor burgermeldingen.
Experiment 6: Gezonde wijk
De aanleiding voor het experiment is dat de inwoners van de krachtwijken gemiddeld een
slechtere gezondheid hebben dan de rest van Nederland2:
· 25% van de bewoners in de krachtwijken beoordeelt zijn of haar gezondheid als minder
dan goed. In de rest van Nederland is dat 17%;
· 24% van de bewoners in de krachtwijken heeft een langdurige aandoening. In de rest
van Nederland is dat 21%;
· 20% van de bewoners in de krachtwijken heeft een beperking bij dagelijkse
levensverrichtingen. In de rest van Nederland is dat 13%;
· 52% van de bewoners in de krachtwijken sport gemiddeld nul uur per week. In de rest
van Nederland is dat 37%.
Acties om de gezondheid van mensen te verbeteren vinden vaak incidenteel, op projectbasis en
versnipperd plaats. Daardoor is het bereik en effect van deze acties onvoldoende om de
gezondheid van mensen structureel te verbeteren. Sociaal-economische gezondheidsverschillen
zijn hardnekkig in de krachtwijken.
Doel van het experiment Gezonde Wijk is de gezondheid van inwoners in de krachtwijken te
verbeteren via een integrale aanpak gericht op a) gezonde bewoners, b)gezonde
leefomgeving en c) een samenhangende eerstelijnszorg met preventief aanbod.
2 Bron: Rapport RIVM Gezondheid in de 40 krachtwijken, 2008.
30
a) gezonde bewoners
In een gezonde wijk kunnen mensen in hun wijk terecht met hun problemen en zorgvragen. Zij
kunnen aangeven wat hun wensen, belemmeringen en mogelijkheden zijn die bijdragen aan het
verbeteren van hun gezondheid. In een gezonde wijk zijn bewoners in staat zelf actief bij te
dragen aan hun eigen gezondheid. Ouders en jongeren kunnen in hun eigen buurt terecht met
vragen over opgroeien en opvoeden.
b) gezonde en veilige leefomgeving
Een gezonde wijk is een wijk waar mensen gemakkelijk lopend en fietsend naar hun werk,
school, winkels en sport kunnen. Een gezonde wijk is ook een wijk met een kindvriendelijke
leefomgeving waar kinderen gezond kunnen opgroeien (goede woningen en scholen met een
gezond binnenmilieu) en gemakkelijk buiten kunnen spelen (veilige wandel- en fietspaden, een
schone en veilige buitenruimte). Een gezonde wijk heeft een ruim aanbod aan sport, cultuur en
groen, dat voor iedereen goed te bereiken is. Bewoners van een wijk, inclusief de jongeren,
kunnen meepraten over hun eigen woon- en leefomgeving.
c) gezonde zorg met preventieaanbod
In een gezonde wijk krijgen mensen op een laagdrempelige manier hulp aangeboden om zo
gezond mogelijk te leven. Mensen krijgen daarbij de zorg die zij nodig hebben. De
gezondheidszorg speelt in op de gezondheidsproblemen in de wijk zoals uit de
gezondheidsmonitor van de gemeente blijkt. Preventie en zorg in de wijk werken goed samen, is
goed op elkaar aangesloten en biedt gezamenlijk preventieve programma's aan die aansluiten bij
de problemen en zorgvragen in de wijk, zoals stoppen met roken, bewegen op recept en
voorkomen van depressie. Dit gezamenlijke aanbod van eerstelijnsgezondheidszorg is
wijkgericht, gemakkelijk bereikbaar, toegankelijk en beschikbaar.
Hiertoe gaan we het volgende doen:
- afspraken maken met 9 gemeenten over plannen van aanpak per gemeente voor de
experimenten Gezonde wijk (betreft 20 van de 40 krachtwijken): eind 2008 gereed. De
deelnemende gemeenten zijn Den Haag, Utrecht, Amsterdam, Rotterdam, Eindhoven,
Deventer, Heerlen, Leeuwarden en Zaanstad
- gezamenlijk aanbod vanuit Platform Gezonde wijk om kennis uit te wisselen en
samenhang te bevorderen. Het platform zal gemeenten ondersteunen bij het opzetten en
uitvoeren van de experimenten
- afspraken maken over landelijke ondersteuning (rijk en andere partijen) van de
experimenten in de krachtwijken: eind 2008 gereed
- faciliteren van gemeentelijke uitvoering van plannen van aanpak: 2009 2017
- monitoren en evalueren: doorlopend 2008 - 2017
Experiment 7: Vernieuwend welzijn
In de 40 Krachtwijken is kritiek op het matige niveau van het welzijnswerk3 in de wijken.
Gemeenten, de departementen VROM/WWI en VWS en de welzijnssector zelf constateren dat
de kwaliteit van het welzijnswerk verbeterd moet worden. Ik zal me samen met het ministerie van
VWS inzetten voor de versterking van de welzijnssector in de 40 Krachtwijken.
De gemeenten Arnhem, Den Haag, Eindhoven, Leeuwarden en Utrecht zijn de pilotgemeenten
die deelnemen aan het experiment Vernieuwend Welzijn. Gemeenten zijn aan het zoeken naar
een scherpere focus van wat zij met hun welzijnsbeleid willen bereiken in het kader van zowel de
Wmo als het gebiedsgericht werken. Met een duidelijke focus en visie kan de gemeente ook de
eigen regierol beter invullen.
Het centrale doel van Vernieuwend Welzijn is het verbeteren van de kwaliteit van de
welzijnsfunctie in de deelnemende Krachtwijken. Er zijn vijf subdoelstellingen:
3 Welzijnswerk bestaat uit sociaal-cultureel werk (bijv. buurthuiswerk en jongerenwerk), maatschappelijke dienstverlening
(bijv. maatschappelijk werk en sociale raadslieden) en maatschappelijke opvang.
31
a) Vernieuwing en verbetering van de gemeentelijke aansturing van welzijnsfuncties en
organisaties;
b) Vernieuwing en verbetering van de welzijnsinstellingen zelf en van de onderlinge
samenwerking;
c) Versterking van de welzijnsfuncties4 als krachtige interventie in het geheel van wijkacties;
d) Verbeteren van de positie van bewoners;
e) Lessen uit de lokale vernieuwingstrajecten verzamelen, verrijken en valideren, en verspreiden
naar andere gemeenten.
Na overleg met de welzijnsinstellingen in de betreffende gemeenten zal Movisie/WWI en VWS in
samenwerking met de afdelingen welzijn/maatschappelijke ondersteuning én de projectleiders
krachtwijken een veranderagenda opstellen. Het streven is dit jaar nog in de diverse gemeenten
startbijeenkomsten te organiseren.
Inzetten Topdogs; krimpproblematiek Heerlen
Voorts zijn het Kabinet en de gemeente Heerlen in het charter overeengekomen samen aan de
slag te gaan met de krimpproblematiek in de wijk MSP, de gemeente Heerlen en de omliggende
regio. Het topteam bestaande uit de heren H. Dijkstal, J. Mans brengt samen met de
gemeente de oorzaken en gevolgen van krimp voor o.a. deze regio in beeld. De rol van het
Topteam is:
· ondersteunen van Heerlen bij het opstellen van de probleemanalyse,
· (ondersteunend te zijn bij) het beantwoorden van concrete vragen vanuit Heerlen / de
regio,
· bestuurlijk "spiegelen" hoe in Heerlen met krimp wordt omgegaan
· aanjager binnen de diverse betrokken departementen
De aanpak van de experimenten
Ieder experiment wordt ondersteund en begeleid. Relevante departementen dragen waar
mogelijk bij aan het oplossen van problemen door actief te participeren in de experimenten. Waar
nodig wordt knellende regelgeving opgeruimd en doorbraken of ontkokering op rijksniveau
geforceerd. Per experiment zijn twee ambassadeurs betrokken; een vanuit het rijk (de meest
betrokken DG), en één vanuit het lokale (een wethouder of gemeentesecretaris) Samen is dit duo
verantwoordelijk om als sparringpartner te dienen van het projectteam, en om knelpunten of
voorstellen in te brengen. Ook is het duo verantwoordelijk om waar nodig lokale partijen of
ministeries te prikkelen om de voortgang erin te houden.
Ontkokering
Een wijk krachtiger maken is niet het werk van één persoon, of één organisatie, maar vergt
toewijding en inzet van meerdere partijen. Versplintering van investeringen over talloze projecten
wordt in de hand gewerkt door verkokering op rijks- en lokaal niveau. Bureaucratische
belemmeringen als lange proceduretijden, onduidelijkheid over taken en verantwoordelijkheden
en gebrek aan samenwerking tussen partijen leiden tot frustraties. Vaak wordt geredeneerd
vanuit de doelstellingen van de organisaties en instituties en niet vanuit de problematiek van het
individu of doelgroep zelf. Institutionele belangen van partijen worden boven individuele belangen
van bewoners geplaatst. Centraal in de wijkenaanpak staat daarom ook het creëren van ruimte
om innovatieve en onorthodoxe aanpakken mogelijk te maken en daar praktijkgericht onderzoek
aan te koppelen; met andere woorden uitvoeren van praktijk onderzoek om nieuwe evidence
based methodieken te ontwikkelen. De zojuist beschreven experimenten zijn daar voorbeelden
van.
4 In het werkveld eerder geformuleerd in de vier functies ontmoeting, ontspanning, ontplooiing en opvang. Recent
geformuleerd (Vincent de Waal; `Samenspel in de buurt') in de functies a. Participatie en activering, b. Ondersteunen en
hulpverlening, c. Opvoeden en d. Optreden.
32
Voor 2009 is mijn streven om extra focus te leggen op het tegengaan van de verkokering, en wel
op de volgende vier terreinen; multiproblemgezinnen, laaggeschoolde arbeid, voortijdig
schoolverlaten en inburgering. Hierbij werken we intensief samen binnen het kabinet. Zoals
eerder beschreven gaan we in Rotterdam integraal aan de slag met voortijdig schoolverlaten en
jongeren. Met het realiseren van ontkokering op het gebied van multiproblemgezinnen sluit ik aan
bij het al beschreven experiment `Achter de voordeur'. Bij de overige drie zal samen met de
betrokken departementen een probleemanalyse worden opgesteld aan de hand waarvan
vervolgens tot betere samenwerking kan worden gekomen. De inzet hierbij is dat hokjesdenken
tot de verleden tijd behoort.
In het advies "De Ontkokering Voorbij" concludeert de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling
dat hoewel verkokering veelal wordt gezien als oorzaak voor ontoereikende slagkracht van de
overheid bij het oplossen en voorkómen van maatschappelijke problemen, ontkokering het
veelgehoorde antwoord geen oplossing vormt voor dit probleem. Het object van het
beleidsproces verschuift' van sectorale doelstellingen (van bijvoorbeeld `goed onderwijs',
`voldoende werkgelegenheid) naar categoriale of territoriale doelstellingen (als `het kind' of 'de
wijk'), waarbij de reflexen en handelwijze dezelfde blijft.
Doordat die werkwijze (coördinatie van bovenaf) niet verandert, is "de ontkokering van vandaag
de verkokering van morgen"....ontkokering heft in de regel de bestaande koker niet op, maar leidt
tot (weer) een extra coördinatielaag, die op termijn weer een zelfstandige koker wordt. De Raad
concludeert zelfs dat verkokering onvermijdelijk en, tot op zekere hoogte, nuttig is. Immers, de
maatschappelijke werkelijkheid is `meervoudig' en verkokering komt direct voort uit de honorering
van de verschillende perspectieven en belangen. De oplossing voor dit probleem is volgens de
Raad dan ook om niet te redeneren vanuit centraal beleid, maar vanuit gevarieerde
dienstverlening waarbij de overheid alleen nog randvoorwaarden stelt. Hiërarchische
verantwoordingsstructuren moeten worden afgebroken en meer verantwoordelijkheid en ruimte
moet op uitvoerende niveaus worden belegd. Daarnaast ziet de Raad meer in een aanpak die het
perspectief van de burger als uitgangspunt neemt, de burger beschikkings- en beslissingsmacht
geeft. Alleen als `de uitvoering' de ruimte en verantwoordelijkheid krijgt, zullen volgens de Raad
professionals op de werkvloer zich verantwoordelijk voelen en daadwerkelijk de
verantwoordelijkheid nemen.
Ik zie de voordelen die deze methode biedt en vat dit advies op als een directe ondersteuning
voor de werkwijze die ik bij de Wijkenaanpak volg. Immers, zoals ik eerder toelichtte, is
bewonersparticipatie een belangrijke hoeksteen van de wijkenaanpak. En daarbij gaat het zeker
niet alleen om een `passieve' participatie, waarbij bewoners bijvoorbeeld reageren op
beleidsplannen, maar nadrukkelijk ook om een actieve betrokkenheid van bewoners bij het
beleid. En ook de notie dat de kwaliteit van de beleidsuitvoering erbij gebaat is dat uitvoerders
meer handelingsruimte en verantwoordelijkheid krijgen, is stevig verankerd in de wijkenaanpak.
Daarbij gaat het niet alleen om een algemeen - en daardoor vaak min of meer vrijblijvend -
beleidsbeginsel, maar om een werkwijze die onder meer via de experimenten metterdaad in de
praktijk wordt gebracht en gestimuleerd.
6. Aan de slag met de Landelijke alliantiepartners
Een wijk is meer dan zijn bewoners, gemeente en lokale instanties. Het bedrijfsleven en
maatschappelijke instellingen zijn onmisbaar voor de kwaliteit van een wijk. Denkt u bijvoorbeeld
aan de HBO-raad, wiens scholen in de wijken of aanpalende wijken staan, wiens leerlingen
afkomstig zijn uit deze wijken. Hun inzet en betrokkenheid bij het transformeren van de
aandachtswijken naar krachtwijken is van essentieel belang.
Verschillende partijen hebben spontaan aangegeven graag vanuit hun maatschappelijke
verantwoordelijkheid en expertise een bijdrage te willen leveren aan het aanpakken van de
wijkproblematiek. Ik heb deze krachten gebundeld en per 10 december 2007 is er een Landelijke
Alliantie Krachtwijken actief. Een alliantie die nog steeds groeit. De komende jaren zijn zij - ieder
met zijn eigen bijdrage en kennis - actief betrokken bij het verbeteren van de leefbaarheid in de
---
wijken. Concreet wil ik dat het komend jaar in elke wijk minimaal één van de partners aan de slag
is met een succesvol project.
Momenteel heeft de Landelijke Alliantie Krachtwijken 62 partners (zie het overzicht in bijlage 2).
Partijen worden op basis van de wijkactieplannen en de charters door het rijk gekoppeld aan de
gemeentes. Denk hierbij aan de vraag naar Cruyff Courts, ondersteuning op het gebied van sport
en bewegen, ondernemerschap, leerwerktrajecten, participatie allochtone vrouwen, inzet
vrijwilligers, opknappen speeltuinen, realiseren brede scholen. Bijna alle partners zijn al in
meerdere wijken actief en hebben hier al iets product gerealiseerd of de uitvoering is ingepland.
In de komende periode zal het zwaartepunt binnen de alliantie komen te liggen op de thema's;
onderwijs, het betrekken van het bedrijfsleven, cultuur, werkgelegenheid/stageplaatsen en sport.
Een selectie uit de inzet van de Landelijke Alliantie tot nu toe:
Het NAi heeft een ontwerpwedstrijd voor middelbare scholen in Rotterdam gehouden. Scholen uit
de Rotterdamse wijken Hillevoetsluis, Charlois, Tarwewijk en Zuidwijk ontwierpen een visie op hun
wijk.
VanHarte Resto heeft in 7 krachtwijken restaurants geopend. De praktische aanpak van VanHarte
is het opzetten van laagdrempelige eetgelegenheden (Resto's) waar buurtgenoten met elkaar in
contact worden gebracht. VanHarte huurt hiervoor op structurele basis enkele dagen in de week
bestaande keukens met een restaurantruimte in bijvoorbeeld buurthuizen, scholen en
verzorgingscentra. Streven is om in 2012 in alle (of aanpalende) wijken een buurtrestaurant te
openen.
De Straatvoetbalbond heeft op 5 mei de nationale straatvoetbaldag georganiseerd in Transvaal. In
de komende periode worden in nog 34 wijken toernooien georganiseerd.
MKB gaat, in samenwerking met zorgverzekeraar Menzis, zes pilot- projecten in de wijken starten.
Ze gaan ondernemers ondersteunen die de leefbaarheid in de wijk willen verbeteren. In Arnhem is
hiermee reeds gestart.
De Nationale Jeugdraad gaat in Dordrecht Wielwijk-Crabbehof en Rotterdam Overschie Pimp my
Block uitvoeren. Met een aantal overige gemeenten is de NJR in gesprek.
De Johan Cruyff Foundation: het streven is om in alle 40 wijken een veldje te realiseren. In 22
wijken is het veldje aangelegd of ingepland.
De Richard Kraijcek Foundation: is reeds in 23 wijken actief of in gesprek. De KNVB is reeds in 30
wijken actief.
De Stichting Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten heeft een pilot lopen samen met de
Rabobank en vele andere partijen in Charlois Rotterdam, voor een particulier
woningsverbeteringstraject.
Het Waarborgfonds Eigen Woningen heeft een speelhuis gedoneerd in Heechterp/Schieringen
(Leeuwarden, de Schilderswijk (Den Haag en in Utrecht Overvecht).
Codename Future: tien scholen hebben plannen gemaakt voor hun prachtwijk. Tijdens een
slotbijeenkomst wordende beste vijf plannen uitgekozen. Prijs: een geldbedrag en een coach van
de Nationale Jeugdraad om ze te helpen bij de uitvoering van hun plan.
Het CMO gaat samen met de gemeente Schiedam samenwerken om allochtonen te betrekken bij
de wijkenaanpak in Nieuwland.
Vastgoedbelang draait samen met de gemeente Den Haag een pilot in Transvaal gericht op
waardestijging van het vastgoed. Vergroting van het rendement vanuit de ondernemersgedachte
staat centraal.
Albert Heijn; opent filialen in de Haagse krachtwijken en biedt jongeren werkplekken
Buurtalliantie
Naast de Landelijke Alliantie Krachtwijken ben ik ook nauw betrokken bij de Buurtalliantie, een
platform voor innovatief maatschappelijk ondernemen, specifiek gericht op de professionals in de
wijk. Dit is een initiatief van meer dan twintig maatschappelijke organisaties en geïnitieerd door
Aedes in samenwerking met de Mo-groep. Veel van deze partijen zijn ook partner in de
Landelijke Alliantie Krachtwijken. Ik vind het van groot belang dat professionals in zorg, welzijn en
maatschappelijke dienstverlening, onderwijs, wonen, werken, sport en cultuur met elkaar
optrekken om samen met bewoners lokale problemen aan te pakken. Integrale samenwerking op
wijkniveau is van essentieel belang. Die allianties leveren opmerkelijke projecten op, die
innovatieve, onorthodoxe oplossingen bieden voor uiteenlopende kwesties. Derhalve heb ik er
ook voor gekozen de Buurtalliantie voor een periode van drie jaar financieel te ondersteunen.
34
7. Voortgang volgen
Het krachtwijkenbeleid vraagt om een lange adem. De problematiek in de wijken is omvangrijk en
hardnekkig en kenmerkt zich door een stapeling van verschillende problemen en achterstanden.
Hoewel de eerste cijfers voorzichtig positief zijn, duurt het toch tenminste acht tot tien jaar
voordat de beoogde veranderingen hun beslag kunnen krijgen. De voortgang van de
wijkenaanpak wordt per gemeente besproken via bestuurlijk overleg, gekoppeld aan de
wijkbezoeken.
Zoals ik ook in mijn brief aan uw Kamer van 1 juli 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007
2008, 30 995, nr. 50) heb aangegeven, maakt het multidimensionale karakter van de
problematiek het bijzonder moeilijk om oorzaken en gevolgen te isoleren. Bovendien zijn andere
(autonome) factoren, zoals de economische en demografische ontwikkeling, mede van invloed.
Hierdoor is het vrijwel onmogelijk om bij het onderzoek naar de effectiviteit van het beleid een
directe relatie te leggen tussen de beleidsinzet en de al dan niet gerealiseerde vermindering van
het maatschappelijke probleem.
Voor de beleidsinformatiestructuur heb ik daarom gekozen voor een brede mix van onderzoeken
waarbij niet zozeer het afrekenen van de lokale uitvoerders voorop staat, als wel het beleidsleren.
Want juist het leren van elkaars aanpak en resultaten is bij dit complexe beleid van groot belang
om op termijn effect te sorteren. Het totale pakket aan onderzoeken heb ik beschreven in de brief
aan uw Kamer van 1 juli 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 20072008, 30 995, nr. 50).
Op 1 juli jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 20072008, 30 995, nr. 54) heb ik u de nulmeting van
de Outcomemonitor Krachtwijken, die is ontwikkeld door het CBS, toegezonden. In de nulmeting
is de situatie ten tijde van de start van het Krachtwijkenbeleid (1 januari 2007) beschreven. De
nulmeting is ook op de website van het CBS gepubliceerd. Op 30 september is een tussentijdse
update verschenen, waarin voor de desbetreffende indicatoren gegevens zijn opgenomen per 1
januari 2008. Het gaat hier met name om cijfers die betrekking hebben op het thema werken. Uit
de analyse van het CBS concludeer ik dat de negatieve ontwikkelingen op een aantal indicatoren
in de aandachtswijken een halt zijn toegeroepen. Ook uit recente cijfers van het Centrum voor
Werk en Inkomen blijkt dat de negatieve ontwikkeling wat betreft participatie in de 40 wijken
langzaam maar zeker tot staan wordt gebracht. Terwijl de landelijke daling van het aantal
werklozen in juni tot stilstand is gekomen, zette de daling in de 40 wijken nog door. Daarmee
lijken de aandachtswijken een deel van hun achterstand in te lopen.
Het Sociaal en Cultureel Planbureau en het CBS zijn gestart met het Longitudinale onderzoek,
waarmee de ontwikkeling van de bewoners van de Krachtwijken gedurende langere periode zal
worden gevolgd. Dit onderzoek vormt daarmee de logische aanvulling op de Outcomemonitor,
die de ontwikkeling van de wijken volgt
Op 8 oktober heb ik de Leefbaarometer gelanceerd. De Leefbaarometer brengt voor alle
bewoonde gebieden in Nederland op het allerlaagste schaalniveau de leefbaarheid en
leefbaarheidsontwikkeling in kaart. Aan de hand van deze informatie zijn gemeenten in staat om
vroegtijdig te signaleren in welke gebieden de leefbaarheid achteruit gaat, om naar aanleiding
daarvan in een vroeg stadium pro-actief beleid te ontwikkelen. De Leefbaarometer is voor een
ieder te zien en te gebruiken via www.vrom.nl/leefbaarometer.nl. Op basis van de
Leefbaarometer zal ik met ingang van 2009 een onderzoek starten om na te gaan of er
zogeheten waterbedeffecten optreden als gevolg van de wijkenaanpak, of met andere woorden
de leefbaarheidsproblemen zich verplaatsen naar andere gebieden in de 18 steden met de 40
wijken.
Reactie Algemene Rekenkamer op informatiestructuur
Ten aanzien van dit monitoring-systeem is de Algemene Rekenkamer in het rapport
Krachtwijken, monitoring en verantwoording van het beleid op zich positief, in het bijzonder over
de Leefbaarometer en het beleidsleren. De Algemene Rekenkamer doet daarnaast een aantal
35
nuttige aanbevelingen, die ik graag overneem. Zo heb ik besloten om een onafhankelijke
wetenschappelijke commissie in te stellen die lokale beleidsevaluaties beoordeelt op kwaliteit en
beleidsrendement, om vervolgens de uitkomsten actief te verspreiden in het kader van het
beleidsleren. Ik vind het belangrijk dat deze commissie een brede vertegenwoordiging van de
verschillende disciplines over de beleidsthema's bevat en dat de leden niet alleen
wetenschappelijke deskundigheid met zich brengen, maar tevens in staat zijn om deze kennis te
verbinden met de toepassing in het beleid. Verder adviseert de Algemene Rekenkamer om de
outcome-monitor uit te breiden met de nog ontbrekende beleidsvelden en de toegankelijkheid
publieksvriendelijker te maken. Met het Centraal Bureau van de Statistiek ben ik hierover in
overleg.
De Rekenkamer adviseert op basis van een combinatie van de kwaliteiten van de
Leefbaarometer en de outcomemonitor een systeem te ontwikkelen, waarmee ontwikkeling van
de aandachtswijken te volgen is. Ook adviseert de Rekenkamer om de outcomemonitor uit te
breiden naar alle wijken in Nederland. Hoewel de Leefbaarometer en de outcomemonitor
zelfstandige instrumenten zijn die een eigen, specifieke functie en doel hebben, spelen zij beide
een belangrijke rol binnen de beleidsinformatiestructuur voor de wijkaanpak; zij vullen elkaar aan
en versterken daarmee de kwaliteit van de beleidsinformatie. De Leefbaarometer is specifiek
ontwikkeld om de ontwikkeling van alle wijken en buurten in Nederland te kunnen volgen om tijdig
te kunnen signaleren wanneer zich negatieve ontwikkelingen in een gebied voordoen. Dit
instrument levert daarmee handvatten om vroegtijdig, pro-actief beleid te ontwikkelen om, nog
voordat de leefkwaliteit in de desbetreffende gebieden daadwerkelijk beneden het nulpunt komt,
het tij tijdig te kunnen keren. Naast een algemene leefbaarheidsscore, levert de Leefbaarometer
een zestal deelscores (over de woningvoorraad, de publieke ruimte, het voorzieningenniveau, de
bevolkingssamenstelling, de sociale samenhang en de veiligheid) waarmee de kwaliteit op
specifieke leefbaarheidsdimensies inzichtelijk wordt. Aangezien de Leefbaarometer de
ontwikkeling op de genoemde aspecten in de tijd zichtbaar maakt, is dit instrument bij uitstek
geschikt voor het in kaart brengen van zogeheten `waterbedeffecten'. In het kader van de
wijkaanpak zal de Leefbaarometer voor dit doel worden ingezet.
De outcomemonitor is ingericht om doelbereik te monitoren en richt zich derhalve op die
gebieden waarop het beleid betrekking heeft, i.c. de 40 wijken. De outcomemonitor verzamelt
daartoe een beperkt aantal robuuste gegevens op de thema's Wonen, Werken, Leren en
Opgroeien, Integreren, Veiligheid en Schuldenproblematiek. Ik acht het niet zinvol om dit
instrument uit te breiden tot een landelijk dekkend systeem. Immers, buiten de 40 wijken gelden
de beleidsdoelen voor de wijkaanpak niet, zodat het vaststellen van doelbereik het hoofddoel
van de outcomemonitor niet aan de orde is. Bovendien worden mogelijk negatieve
ontwikkelingen in algemene zin, in de andere wijken dan de 40 Krachtwijken al met de
Leefbaarometer gemonitord. Overigens zou een eventuele uitbreiding van de outcomemonitor tot
een integraal landelijk systeem ook financieel een aanzienlijke inspanning vergen, zodat deze
optie ook om reden van kosteneffectiviteit niet doelmatig is.
Het advies om de outcome-monitor uit te breiden naar alle gemeenten en wijken in Nederland
neem ik dan ook niet over. Ik vind het daarentegen wél zinvol om bij de monitoring van de
Krachtwijken een optimaal gebruik te maken van de uitkomsten van de Leefbaarometer. Ik wil
daarom naast de algemene leefbaarheidscore en de veiligheidsscore, die momenteel reeds deel
uitmaken van de outcomemonitor, ook de overige deelscores van de Leefbaarometer opnemen in
de Outcomemonitor. De Leefbaarometer zal daarmee voor de gebieden waar het
Krachtwijkenbeleid betrekking op heeft integraal worden opgenomen in de Outcomemonitor.
Verder overweeg ik de outcomemonitor uit te breiden naar de wijken die geld zullen gaan
ontvangen uit het preventiebudget. Het (krachtwijken)beleid zal zich in de toekomst immers ook
op deze wijken richten.
Proces outputmonitor
Ik vind het van groot belang om naast de outcome ook outputgegevens te verzamelen.
36
Gemeenten hebben een autonome verantwoordelijkheid voor de outputmonitoring. Wel wil ik via
kennisuitwisseling gemeenten ondersteunen en bevorderen dat gemeenten afstemming zoeken
in de door hen gehanteerde systematiek. Immers, in het kader van beleidsleren zijn óók de
gemeenten erbij gebaat dat zij zich kunnen vergelijken (benchmarken) met andere gemeenten.
Ten behoeve hiervan schrijven de gemeenten in samenwerking met Aedes, VNG en WWI - een
Handreiking. Dit traject bevindt zich in een afrondende fase. Mede aan de hand van deze
Handreiking zullen de 18 gemeenten de outputmonitoring voor hun Krachtwijken vormgeven.
Aangezien de gemeentelijke wijk actieplannen de basis vormen voor de outputmonitoring, zal
deze voortgangsinformatie per gemeente verschillen.
Wel ben ik voornemens om samen met de gemeenten - op elk van de vijf beleidsthema's de
voortgang op een beperkt aantal aansprekende aspecten centraal in kaart te brengen en te
publiceren op een landelijke website. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de voortgangsinformatie
de gemeenten al verzamelen voor hun eigen verantwoording aan de Raad. Zo wordt een
`administratief circus' voorkomen. In het voorjaar rapporteren de gemeenten aan de Raad over de
wijkenaanpak. De website met output kerncijfers kan derhalve op zijn vroegst in de zomer van
2009 gereed zijn.
Bijvangsten
In mijn al eerder aangehaalde brief van 1 juli 2008 over de beleidsinformatiestructuur constateer
ik dat er naast de beoogde resultaten ten aanzien van de wijkenaanpak, ook bijvangsten worden
verkregen. Voor de verbetering van een wijk kunnen deze inspirerende initiatieven die van
onderop in de wijk ontstaan van grote waarde zijn. Deze zogenoemde ongezochte opbrengsten
worden momenteel door de Nederlandse School voor het Openbaar Bestuur (NSOB)
geanalyseerd.
Voorafgaand aan deze analyse hebben medewerkers van mijn departement en een
onderzoeksbureau in alle 40 wijken bijzondere maatschappelijke initiatieven geïnventariseerd. De
opbrengsten zijn resultaten en initiatieven van allerlei partijen publiek, privaat, burgers,
maatschappelijke organisaties of ondernemingen - zonder dat ze direct voortkomen uit de
wijkactieplannen. In totaal zijn er ruim 200 "praktijken" in beeld gebracht. Uiteraard is deze
inventarisatie niet compleet. Geregeld starten er immers nieuwe initiatieven. Ik ben van plan om
de in kaart gebrachte initiatieven blijvend te volgen om zicht te houden op de ontwikkelingen die
zich voltrekken.
Wat betreft de analyse is er inmiddels een aantal eerste bevindingen.
Naast de initiatieven uit de wijkactieplannen vinden er in de directe of indirecte omgeving van de
wijkactieplannen ontwikkelingen plaats die voor wat betreft de aanpak in de wijken ten minste
evenveel invloed hebben; een katalyserende rol van de wijkenaanpak in het tot stand brengen
van andere ontwikkelingen, zoals veranderingen en verbeteringen die zowel binnen als buiten de
aandachtswijk waar te nemen zijn, of de verbreding en versnelling van veranderingen en
vernieuwingen, die reeds in gang gezet waren.
De praktijken die in kaart gebracht zijn, ogen op het eerste gezicht mogelijk nog als
"veranderingen in de marge" maar ze kunnen uiteindelijk wel significant verschil maken. De
conclusie is dat de wijkenaanpak kan werken als vliegwiel, omdat er ruimte ontstaat voor nieuwe
initiatieven, maar ook doordat bestaande projecten worden aangejaagd, nieuwe ideeën worden
ontwikkeld, maar ideeën ook makkelijker over en weer van elkaar kunnen worden overgenomen,
voorgenomen ambities kunnen worden gerealiseerd, maar ook witte vlekken worden ontdekt en
nieuwe ambities worden geformuleerd. Door naast de initiatieven uit de wijkactieplannen bewust
ook aandacht te hebben voor de bijzondere bijvangsten van de wijkenaanpak wordt pas duidelijk
hoeveel projecten direct of indirect baat (kunnen) hebben van de wijkenaanpak.
De ruim 200 tot nu toe in beeld gebrachte praktijken kunnen worden onderscheiden in drie
categorieën typen van bijzondere bijvangsten; ter illustratie zijn telkens enkele voorbeelden
genoemd:
37
1. Bijvangsten in economie en werkgelegenheid: sponsoring van projecten door bedrijven is
gemakkelijker sinds de aandacht voor de krachtwijken; werken in de krachtwijk is hip geworden;
de aandacht voor de wijkenaanpak kan werkgelegenheid prikkelen; door activiteiten in de
wijkenaanpak ontmoeten ondernemers elkaar die samen nieuwe projecten opzetten; culturele
instellingen vestigen zich in de krachtwijk.
2. Bijvangsten in sociale cohesie en actief burgerschap: fysieke projecten lokken ook sociale
projecten uit; burgerinitiatieven worden serieuzer genomen; de aandacht van de minister,
wethouders en de burgemeester werkt stimulerend voor mensen die al lange tijd in de wijk actief
zijn of een nieuw project willen opstarten; er ontstaan nieuwe vormen van burgerparticipatie;
scholieren en studenten worden bewuster betrokken bij wat ze in hun wijk kunnen doen; fysieke
projecten in de krachtwijk stimuleren de ontwikkeling van kunst en cultuur; wijkavonden bieden
platforms en netwerken voor bewoners met hun nieuwe of bestaande bewonersinitiatieven; door
de aandacht voor de krachtwijken zijn vrijwilligers gemakkelijker te vinden en te mobiliseren;
3. Bijvangsten in bestuur en organisatie: geslaagde projecten in de krachtwijken slaan over naar
andere wijken; er wordt serieuzer naar burgers geluisterd; het bezoek van de minister kan leiden
tot doorbraken; projecten vanuit de wijkenaanpak inspireren bedrijven tot samenwerking met
maatschappelijke organisaties; bestaand gemeentelijke beleid wordt meer op de wijk
toegesneden; succesvolle projecten in de krachtwijken leiden tot spillover effecten; de
wijkenaanpak brengt bestaande projecten in een stroomversnelling; de aandacht voor de
wijkenaanpak vergroot bij organisaties de `sense of urgency' voor projecten; het focussen op 40
wijken wordt bewust of onbewust ook door andere organisaties overgenomen en zorgt daarmee
voor extra focus; nationale overheden en gemeentelijke afdelingen leren over de schutting heen
te kijken.
De analyse van het NSOB zal dit najaar worden afgerond.
8. Tot slot
Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat de uitvoering van de wijkenaanpak
op stoom is. Ik ben trots op de resultaten tot nu toe. Het Algemene Rekenkamer rapport
Krachtwijken, monitoring en verantwoording van het beleid geeft een goed beeld van het proces
van totstandkoming van de wijkactieplannen en charters tot op heden en geeft nuttige
aanbevelingen over de monitoringstructuur voor het Krachtwijkenbeleid in de toekomst.
Mijn blik houdt vanzelfsprekend niet op bij de 40 aandachtswijken. We moeten voorkomen dat er
nieuwe aandachtswijken ontstaan. Het kabinet heeft besloten om extra middelen vrij te maken
voor die wijken buiten de 40 die ook kampen met cumulatieve problemen op het gebied van
wonen, werken, leren en opgroeien, integreren en veiligheid. Met de inzet van het zogenaamde
preventiebudget van 60 miljoen moet worden voorkomen dat deze wijken afglijden naar het
niveau van de huidige krachtwijken. Zoals ik reeds eerder met de Tweede Kamer heb besproken
zal de eerste tranche bij voorrang ter beschikking komen voor G31 gemeenten zonder
aandachtswijk. Deze gemeenten hebben een brief ontvangen (bijlage 3) waarin de voorwaarden
zijn opgenomen die aan de in te dienen plannen zullen worden gesteld. Ook voor deze plannen
geldt, net als voor de wijkactieplannen, dat gemeente, corporaties en eventuele andere partijen
mee dienen te investeren in het plan voor de wijk.
Een commissie onder leiding van de heer Doekle Terpstra (voorzitter HBO-raad), zal mij advies
uitbrengen over de plannen die voor een honorering in aanmerking komen. De commissie
bestaat verder uit Sander van Bodegraven (voormalig wethouder Ruimtelijke Ordening van
Arnhem), Mária van Veen (voormalig directeur Woonbond en huidig directeur Vluchtelingenwerk
Amstel tot Zaan), en Lex Pouw (voormalig voorzitter Raad van Toezicht woningcorporatie
Ymere). In de voortgangsrapportage 2009 zal ik u uitgebreid informeren omtrent de stand van
zaken van de preventiewijken.
38
Bijlage 1
39
40
41
Model G31 Subsidieverordening vouchers bewonersinitiatieven
De raad van de gemeente ... (naam);
gelezen het voorstel van het college van ... (datum en nummer);
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht;
overwegende dat de minister voor Wonen, Wijken en Integratie het van belang acht dat bewoners
van wijken die met problemen kampen de gelegenheid krijgen om met initiatieven te komen om
de leefbaarheid van hun wijk te verbeteren; dat de fondsbeheerders van het Gemeentefonds
daartoe jaarlijks ten behoeve van de G31-gemeenten een integratie-uitkering storten in het
Gemeentefonds; en dat het voor de gemeente noodzakelijk is om regels te stellen voor de
subsidieverstrekking aan bewoners uit deze integratie-uitkering;
besluit vast te stellen de:
Subsidieverordening vouchers bewonersinitiatieven
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt verstaan onder:
a. voucher: subsidie in de vorm van een of meer waardebonnen van maximaal 5.000, - (per
voucher), waarmee bewoners van een aangewezen wijk diensten en producten kunnen
inkopen om hun initiatief uit te voeren;
b. initiatief: een plan om de leefbaarheid in de eigen wijk, buurt of straat te verbeteren en/of de
sociale cohesie te versterken;
c. initiatiefnemer(s): individuele of georganiseerde bewoners, die een aanvraag indienen om
een initiatief uit te voeren;
d. leefbaarheid: de kwaliteit van de woon- en leefomgeving;
e. sociale cohesie: sociale samenhang binnen een wijk en tussen bewoners;
f. college: het college van burgemeester en wethouders;
g. regiegroep: een door het college gemandateerde groep bewoners uit de wijk waar het
vouchersysteem zal worden uitgevoerd dan wel een voor de uitvoering van het
vouchersysteem gevormde groep, bestaande uit een afvaardiging van voor de wijk relevante
groepen uit bijvoorbeeld het verenigingsleven, eventueel ondersteund door
woningbouwcorporatie, professionals of de gemeente;
h. kasbeheerder: degene die door het college is aangewezen voor het beheer van de integratie-
uitkering en die verantwoordelijk is voor de verzilvering van vouchers;
i. wijkraadpleging: een bijeenkomst in de wijk, een digitale of schriftelijke raadpleging van
bewoners van de wijk of een andere vorm, waarbij een of meer initiatieven worden
voorgelegd.
Artikel 2 Bevoegdheid college en mandatering regiegroep
1. Het college is bevoegd een of meer wijken aan te wijzen waar het vouchersysteem van
toepassing is.
2. Het college bepaalt hoe het beschikbare bedrag over de wijken wordt verdeeld.
3. Het college kan bepalen dat maximaal tien procent van het beschikbare bedrag wordt
gereserveerd voor de kosten die de gemeente maakt bij de uitvoering van deze
verordening.
4. Het college wijst een (ambtelijk) kasbeheerder aan die de integratie-uitkering beheert.
5. Het college is bevoegd een subsidieplafond vast te stellen.
6. Het college is bevoegd tot het aanwijzen van een regiegroep die het mandaat krijgt om
de vouchers te beheren en te verstrekken.
Artikel 3 Reikwijdte van de verordening
1. Deze verordening is van toepassing op het verstrekken van vouchers uit de integratie-
uitkering in het Gemeentefonds.
2. De Algemene subsidieverordening ......... (naam gemeente) is niet van toepassing.
Artikel 4 Aanvraag vouchers
1. Initiatiefnemers kunnen een of meer vouchers aanvragen bij het college of de regiegroep.
42
2. De aanvraag wordt schriftelijk ingediend en omvat de volgende gegevens:
a. naam, contactadres, telefoonnummer en handtekening van de initiatiefnemer;
b. een beschrijving van de inhoud, uitvoering en planning van het initiatief, waarbij wordt
aangegeven hoe dit de leefbaarheid in de wijk, buurt of straat verbetert;
c. een kostenraming en het gewenste aantal vouchers voor de uitvoering van het
initiatief;
d. een mededeling of tevens elders subsidie is aangevraagd.
3. Indien de aanvraag onvoldoende informatie bevat voor een goede beoordeling daarvan,
geeft het college of de regiegroep aan de initiatiefnemer aan hoe hij de aanvraag kan
aanvullen.
4. De aanvragen worden behandeld in de volgorde van binnenkomst.
Artikel 5 Verstrekking vouchers
1. Het college of de regiegroep beslist binnen vier weken na de ontvangst van een aanvraag
tot maximaal 10.000, - over het verstrekken van de vouchers.
2. Indien de aanvraag voldoet aan de eisen van deze verordening, verstrekt het college of de
regiegroep het aantal vouchers dat nodig is voor uitvoering van het initiatief.
3. Bij initiatieven boven de 10.000, - beslist het college of de regiegroep binnen vier weken of
het initiatief voldoet aan de eisen van deze verordening.
4. Het college of de regiegroep informeert de initiatiefnemer over dit besluit.
5. Het college of de regiegroep organiseert zo spoedig mogelijk een wijkraadpleging of
agendeert het initiatief op een al geplande wijkraadpleging.
6. Door middel van een wijkraadpleging wordt bepaald of een initiatief de benodigde vouchers
krijgt.
7. Bij de verstrekking van vouchers kan het college of de regiegroep als voorwaarde bepalen
dat binnen een bepaalde termijn met de uitvoering van het initiatief wordt gestart.
8. De vouchers kunnen tot uiterlijk 30 juni 2009 worden verstrekt. Een initiatief dient uiterlijk 31
december 2009 te zijn uitgevoerd.
Artikel 6 Weigeringsgronden
Het verstrekken van vouchers kan worden geweigerd, indien gegronde reden bestaat om aan te
nemen dat:
a. het initiatief niet haalbaar of uitvoerbaar is binnen de in de aanvraag vermelde planning;
b. de initiatiefnemer doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de
wet;
c. het initiatief voornamelijk betrekking heeft op privé-belangen van de initiatiefnemer;
d. het beheer en onderhoud van de voorgestelde fysieke verbeteringen van de leefomgeving
niet kunnen worden gewaarborgd;
e. door de verstrekking het subsidieplafond wordt overschreden.
Artikel 7 Verplichtingen college en regiegroep
1. Het college of de regiegroep is verplicht om alle betrokken bewoners te informeren over de
mogelijkheden die dit vouchersysteem hen biedt.
2. Het college of de regiegroep maakt na de toetsing of de wijkraadpleging algemeen bekend
welke initiatieven vouchers hebben gekregen.
3. De regiegroep is verantwoordelijk voor het creëren van draagvlak onder de bewoners voor
het vouchersysteem.
Artikel 8 Verplichtingen van de initiatiefnemer
1. De initiatiefnemer zorgt ervoor dat de vouchers worden besteed aan de uitvoering van het
initiatief en administreert de uitgaven zorgvuldig.
2. De initiatiefnemer doet zo spoedig mogelijk mededeling aan het college of de regiegroep van
veranderde omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van het initiatief.
3. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het creëren van draagvlak onder de bewoners
als de aard van het initiatief dat noodzakelijk maakt.
43
Artikel 9 Wijze van besteding van de vouchers
1. De initiatiefnemer kan voor de betaling van de kosten van uitvoering van het initiatief een
voucher verzilveren bij de kasbeheerder.
2. De kasbeheerder kan een betaling weigeren indien hij gegronde reden heeft om aan te
nemen dat deze betaling niet wordt aangewend voor de uitvoering van het initiatief.
3. De voucher kan worden verzilverd door:
a. in te kopen diensten en producten door de kasbeheerder te laten betalen;
b. deze om te zetten in contant geld, tot maximaal 500, - per keer.
Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel
1. Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2008.
2. Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening vouchers
bewonersinitiatieven.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van ... 2008.
De griffier, De voorzitter,
Toelichting op de Subsidieverordening vouchers bewonersinitiatieven
Algemene toelichting
De fondsbeheerders van het Gemeentefonds storten ten behoeve van de G31-gemeenten een
bedrag van 10 miljoen als integratie-uitkering in het Gemeentefonds. Dit biedt de bewoners van
de wijken die met problemen kampen de gelegenheid met initiatieven te komen om de
leefbaarheid in hun wijk te verbeteren en de sociale cohesie te versterken. Deze initiatieven
zullen worden gefinancierd door de uitgifte van vouchers (waardebonnen) die bij de gemeente
kunnen worden ingediend om de producten en diensten ter uitvoering van de initiatieven te
bekostigen.
Om er zeker van te zijn dat de bewonersbudgetten bij de bewoners terecht komt, heeft de
minister voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI) aan de Tweede Kamer toegezegd dat er een
modelverordening wordt ontwikkeld voor de G31-gemeenten voor de implementatie van het
vouchersysteem.
De contouren van het vouchersysteem zijn opgezet door het Landelijk Samenwerkingsverband
Aandachtswijken (LSA). Dit systeem geeft bewoners zeggenschap over de keuze, de financiering
en de uitvoering van hun initiatief. Het gaat hierbij nadrukkelijk om initiatieven van onderop, van
de bewoners zelf.
De modelverordening is aan de hand van bovenstaande beleidslijnen en voorbeelden van
subsidieverordeningen en regels voor wijkbudgetten opgesteld in samenspraak met het
Directoraat-Generaal WWI, het LSA, de Woonbond en een representatieve vertegenwoordiging
van de G31-gemeenten.
Artikelgewijze toelichting
In aanvulling op de algemene toelichting zijn hieronder, voor zover nodig, de onderdelen van de
verordening artikelsgewijs toegelicht.
ARTIKEL 1
a. voucher
---
Een voucher is een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht
(Awb). De algemene bepalingen van de Awb zijn hierop van toepassing. In aanvulling
daarop zijn de specifieke bepalingen van deze verordening op de voucher van toepassing.
Vouchers zijn waardebonnen met een tegenwaarde van maximaal 5.000, - per stuk. Indien
gewenst, kan deze tegenwaarde ook lager zijn, afhankelijk van het gevraagde bedrag. Voor
een initiatief kunnen ook meerdere vouchers worden ingezet. De vouchers kunnen alleen bij
de gemeente worden ingewisseld.
b. initiatief
De voucherregeling is bedoeld voor alle initiatieven die de leefbaarheid van de wijk, buurt of
straat vergroten. Vele initiatieven zijn denkbaar: verbeteren van de veiligheid van een plein
of park, project voor jongeren die werkloos zijn, maatregelen om overlast van jongeren terug
te dringen, speelplekken, hangplekken, buurtkrant, website van de wijk, wijkfeest, sportdag,
bekostigen beplanting en bloembakken, presentjes voor nieuwe bewoners in de wijk,
opstellen leefregels buurt, inhuren van onafhankelijke bewonersondersteuning voor
bijvoorbeeld woonwensonderzoek, second opinion bij sloop of renovatie en nieuwe
manieren om alle bewoners bij de wijk te betrekken.
De voucherregeling kan niet worden benut voor puur individuele projecten als het
opknappen van een woonhuis van een bewoner. Zie in dit verband de weigeringsgrond van
artikel 6, onderdeel c.
c. initiatiefnemer
De aanvrager of initiatiefnemer is altijd een individuele bewoner of een groep van bewoners
uit een aangewezen wijk.
Als het gaat om een groep bewoners, is de organisatievorm daarvan niet van belang, wel de
doelstelling van deze groep. Het kan hierbij zowel om bestaande groepen of
bewonersorganisaties gaan, als speciaal voor het initiatief opgerichte groepen.
De vouchers kunnen niet aan professionele instellingen of bedrijven worden gegeven.
De doelstelling van de initiatiefnemer, individuele bewoner of bewonersgroep, moet zijn de
leefbaarheid van de bewoners van de wijk te verbeteren. Deze doelstelling hoeft niet formeel
te zijn vastgelegd, maar kan bijvoorbeeld blijken uit het voorgedragen projectplan.
f. regiegroep
De regiegroep kan een bestaande organisatie van bewoners zijn dan wel een voor de
uitvoering van het vouchersysteem gevormde groep, bestaande uit een afvaardiging van
voor de wijk relevante groepen uit bijvoorbeeld het verenigingsleven (sportverenigingen,
ouderverenigingen, culturele en etnisch georiënteerde verenigingen, buurt- en
straatgroepen, jongerengroepen, huurdersorganisaties enz.). Wijkbetrokken professionals of
woningbouwcorporaties kunnen gevraagd worden een bijdrage te leveren aan het stimuleren
en ondersteunen van de regiegroep. In het geval van het beschikbaar stellen van een
gemeentelijke functionaris (ambtenaar) door het college kan deze voor de regiegroep ook
als vraagbaak en intermediair fungeren naar de gemeentelijke organisatie.
ARTIKEL 2
Eerste lid
Het college is vrij in de keuze van de wijken. De keuze is dus niet beperkt tot de zogenaamde
GSB-aandachtswijken. De aanwijzing van een of meer wijken is alleen geldig voor het budget dat
in 2008 beschikbaar komt. In 2009 moet opnieuw een aanwijzing plaatsvinden. Dat kan dezelfde
wijk of een andere zijn, of een combinatie daarvan.
Tweede lid
Bij aanwijzing van meer dan een wijk is het college vrij in de verdeling van het bedrag van de
integratie-uitkering over de aangewezen wijken. Het toegekende bedrag kan dus per wijk
verschillen.
Vijfde lid
45
Met dit artikel wordt voldaan aan artikel 4:25 van de Awb waarin is bepaald dat het
subsidieplafond bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt vastgesteld. Hiermee wordt voorkomen
dat bij het indienen van meerdere initiatieven het maximale budget wordt overschreden.
Het subsidieplafond kan worden gelijkgesteld aan de hoogte van de integratie-uitkering,
eventueel verminderd met de beheerskosten op grond van het derde lid.
Zesde lid
Gelet op het streven dat de regie van de initiatieven bij voorkeur bij de bewoners zelf komt te
liggen, dient het college zich ervoor in te spannen om in de aangewezen wijk een regiegroep te
zoeken dan wel te bevorderen dat een regiegroep wordt samengesteld. Als blijkt dat de bewoners
van de wijk dit afwijzen of dit anderszins niet lukt, kan het college een ambtenaar mandateren om
de regie voor het college te voeren.
ARTIKEL 3
Eerste lid
Deze verordening is uitsluitend van toepassing op de integratie-uitkering uit het Gemeentefonds.
Dit laat onverlet dat de algemene regels van de Awb ook van toepassing zijn. Zie ook de
Zie het origineel
toelichting op artikel 1, onder a.
Tweede lid
Indien de gemeente een Algemene subsidieverordening (ASV) heeft, is daarin waarschijnlijk
bepaald dat de ASV voor alle subsidievormen geldt. Om te voorkomen dat de ASV ook op deze
subsidieverordening van toepassing is, is het tweede lid opgenomen.
Artikel 4 Aanvraag vouchers
Tweede lid
Het initiatief moet al een redelijk uitgewerkt plan zijn. Daarom zijn onder a tot en met d een aantal
verplichte indieningsvereisten opgenomen als omschrijving, uitvoering, planning en kostenraming
van het initiatief. Zie voor de mogelijke vormen van initiatieven de toelichting op artikel 1,
onderdeel b.
Derde lid
Indien het initiatief niet voldoet aan de indieningsvereisten van het tweede lid, kan het college of
de regiegroep om aanvulling vragen. Hierbij kan de initiatiefnemer ook actief worden ondersteund
om het initiatief goed uit te werken.
Artikel 5 Verstrekking vouchers
De vouchers worden verstrekt aan de initiatiefnemer. Initiatiefnemer zijn individuele bewoners of
een bewonersgroep. Indien sprake is van een individuele bewoner als initiatiefnemer, dan worden
de vouchers op naam van deze individuele bewoner gezet.
Bij een bewonersgroep als initiatiefnemer zijn er twee mogelijkheden. Indien de groep
rechtspersoonlijkheid heeft, worden de vouchers op naam van deze rechtspersoon gezet. Indien
de groep geen rechtspersoonlijkheid heeft, worden de vouchers op naam van een natuurlijk
persoon gezet, zijnde de contactpersoon van deze groep bewoners.
Vijfde lid
Het is van belang om een wijkraadpleging op korte termijn te organiseren. Dit is in de eerste
plaats van belang om te voorkomen dat het enthousiasme waarmee het initiatief is ingediend, zou
verdampen. In de tweede plaats geldt dat bij te lang uitblijven van de wijkraadpleging het
subsidieplafond zou kunnen worden bereikt, doordat initiatieven tot 10.000, - zonder
wijkraadpleging kunnen worden gehonoreerd.
Artikel 6 Weigeringsgronden
Een aanvraag kan ook gedeeltelijk worden ingewilligd en gedeeltelijk worden geweigerd.
De weigering van een aanvraag om een voucher dient uiteraard gemotiveerd te worden met
vermelding van de weigeringsgrond.
46
Onderdeel d
Beheer en onderhoud van fysieke verbeteringen van de leefomgeving (zoals kinderspeelplaatsen
en hangplekken) is noodzakelijk om verloedering tegen te gaan. Vaak is het beheer en
onderhoud echter een struikelblok bij het verwezenlijken van goede initiatieven. Het is daarom
van belang dat in de aanvraag (het initiatief) wordt aangegeven hoe het beheer en onderhoud is
gewaarborgd. De initiatiefnemers kunnen hiervoor zelf borg staan, de gemeente kan beslissen
om het beheer en onderhoud op zich te nemen of een derde partij, zoals een corporatie of
commercieel bedrijf, kan hierin een rol spelen. Een combinatie van deze opties is uiteraard ook
mogelijk.
ARTIKEL 7
De informatieplicht van het eerste en tweede lid is bedoeld om draagvlak en betrokkenheid van
de bewoners van de wijk, buurt of straat te waarborgen. Het initiatief is nadrukkelijk bedoeld voor
het collectief belang van de wijk, buurt of straat. In het derde lid is uitdrukkelijk opgenomen dat de
regiegroep verantwoordelijk is voor het creëren van draagvlak voor het vouchersysteem.
Deze bepaling maakt ook duidelijk dat de regiegroep een procesrol heeft in het stimuleren van
bewoners om met initiatieven te komen, het voorleggen van deze initiatieven in een
wijkraadpleging en het terugkoppelen van de resultaten van deze initiatieven aan de wijk.
ARTIKEL 8
In het derde lid is uitdrukkelijk opgenomen dat de initiatiefnemer verantwoordelijk is voor het
creëren van draagvlak onder de bewoners indien de aard van het initiatief dat noodzakelijk
maakt. De doelgroep van het initiatief is immers in de regel groter dan alleen de initiatiefnemers.
ARTIKEL 10
De datum van inwerkingtreding van de verordening is 1 oktober 2008. Indien gemeenten pas na
1 oktober 2008 de verordening door de raad laten vaststellen, dient de datum van
inwerkingtreding op een later tijdstip te worden bepaald. Hierbij kan eventueel terugwerkende
kracht worden verleend. Voorbeeld voor een dergelijke bepaling is: "Deze verordening treedt in
werking op de dag na de bekendmaking daarvan (en werkt terug tot en met 1 oktober 2008)."
47
Bijlage 2
Partners Landelijke Alliantie Krachtwijken
1. Aannemersfederatie Nederland
2. Aedes
3. Albert Heijn
4. Bond van Nederlandse Architecten
5. Bouwend Nederland
6. Buurtlink
7. Centrum Gezond Leven
8. Contactgroep Islam
9. Contactorgaan Moslims en Overheid
10. Codename Future
11. Convenantbureau Overgewicht
12. Cultuurformatie
13. CWI
14. DHV
15. Fietsersbond
16. Fundeon
17. Gezondheidsfondsen
18. het Juridisch Loket
19. HOGIAF
20. HBO Raad
21. Instituut voor Midden- en Kleinbedrijf
22. Instituut voor Nationale Onderwijspromotie
23. Jantje Beton
24. Jeugdsportfonds Nederland
25. Johan Cruyff Foundation
26. Judobond Nederland
27. Kamers met Kansen
28. Kamers van Koophandel
29. KNVB
30. Kunstenaars&CO
31. Kunstfactor
32. LSA
33. LOM Samenwerkingsverbanden
34. MKB Nederland
35. MO-Groep
36. Nationale Jeugdraad
37. Nederlands Architectuurinstituut
38. Nederlandse Vereniging van Makelaars
39. Nederlandse Woonbond
40. Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen
41. NOC*NSF
48
42. NUSO (speeltuinwerk en recreatie)
43. Oranjefonds
44. PO-raad
45. Richard Krajicek Foundation
46. Stichting De Bakkerij
47. Stichting I-Sport
48. Stichting Leergeld
49. Stichting Present
50. Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen
51. Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten
52. Straatvoetbalbond Nederland
53. United Smile
54. UWV
55. Van Harte Resto
56. Vastgoed Belang
57. Vereniging Eigen Huis
58. Vereniging van Plaagdiermanagmentbedrijven
59. Vluchtelingenwerk Nederland
60. VVE Belang
61. VNO-NCW
62. WijkAlliantie
49
Bijlage 3
50
51
52
53