Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Voortgangsrapportage
Wijkenaanpak 2008

Ministerie van VROM >
staat voor ruimte, wonen,
milieu en rijksgebouwen.
Beleid maken, uitvoeren
en handhaven.
Nederland is klein.
Denk groot.

Voortgangsrapportage Wijkenaanpak 2008


1. Inleiding

Voortaan bied ik u namens het kabinet jaarlijks in de herfst een voortgangsrapportage aan waarin ik verslag doe van de stand van zaken rond de wijkenaanpak en de tot dan toe bereikte resultaten. De nu voorliggende eerste Voortgangsrapportage Wijkenaanpak 2008 biedt een terugblik op de ontwikkelingen zoals die zich hoofdzakelijk tussen 1 januari 2008 en 1 oktober 2008 hebben voorgedaan. Ik kijk ook vooruit naar waar het Kabinet tot aan eind 2009 zijn accenten legt.

In het voorjaar van 2007 is de selectie van de 40 wijken met de grootste opeenstapeling van problemen bekend gemaakt. Voor deze wijken is een kabinetsbreed offensief gestart gericht op wonen, werken, leren & opgroeien, integreren en veiligheid. Het uiteindelijk doel is dat de 40 aandachtswijken binnen 8 tot 10 jaar toe groeien richting het stedelijk gemiddelde op de vijf genoemde terreinen. Deze kabinetsperiode wil het kabinet concrete resultaten zien, ik heb hierover afspraken gemaakt in de charters. We willen tenminste de achteruitgang een halt toeroepen en de afgesproken acties realiseren.

Het Kabinet en alle partners van de wijkenaanpak zijn nu ruim anderhalf jaar bezig met de wijkenaanpak. Een groot deel van deze periode heeft in het teken gestaan van de planvorming en het regelen van de financiën In februari van dit jaar is de gemeente Deventer als eerste gestart met de uitvoering. Inmiddels is de uitvoering in alle wijken gestart. Wekelijks ga ik in één van de aandachtswijken op werkbezoek. Tijdens deze bezoeken krijg ik een goed beeld van de voortgang in de uitvoering van de wijkactieplannen en de charters. Ik praat met bewoners, professionals, corporaties en gemeente en bespreek wat goed gaat en waar doorbraken nodig zijn. Tijdens het werkbezoek vindt ook het formele bestuurlijk overleg met de gemeente plaats over de voortgang.

Het is een spannende opgave voor alle betrokkenen. We hebben te maken met tot nu toe ongetemde problemen. Maar ik ben te spreken over de eerste resultaten van de wijkenaanpak. De inzet van het Kabinet is er op gericht de vaart er in te houden, de urgentie te blijven agenderen en gemeenten, lokale partijen en bewoners in staat te stellen bij de uitvoering tot zichtbare verbeteringen en resultaten te komen. Er gebeurt veel, er staat veel in de steigers. In deze beginjaren zijn, zoals verwacht, de resultaten van de inspanningen nog moeilijk te kwantificeren. Deze voortgangsrapportage heeft als doel om u inzicht te geven in wat de aanpak tot nu toe heeft opgeleverd en waarom een meerjarige inzet van 8 tot 10 jaar nodig is.

Rol rijksoverheid

In de uitvoeringsfase van de wijkenaanpak zal het rijk gemeenten faciliteren en inspireren bij het realiseren van de ambities uit de wijkactieplannen en daar waar nodig optreden als kritische gesprekspartner. Rijk en gemeenten werken gezamenlijk aan de uitvoering van de afspraken en (concrete) ambities per stad zoals geformuleerd in de charter; de voortgang van die afspraken wordt nauwgezet gevolgd. Als partners spreken we elkaar aan. Gemeenten kunnen het Rijk aanspreken op de afspraken uit de charters, zoals het wegnemen van wettelijke belemmeringen en het bieden van ruimte om te experimenteren. Een rijksbrede, integrale wijkenaanpak, die - indien nodig - dwars door de departementen heen loopt, is hierbij het vertrekpunt. Een regelmatig overleg tussen de Directeuren-generaal van de departementen Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie, Economische Zaken, Financiën, Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit, Jeugd en Gezin, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en Volksgezondheid Welzijn en Sport, Algemene Zaken en Wonen, Wijken en Integratie (Haagse "ontstoppers") en participatie van medewerkers van die departementen in de wijkendirectie van mijn ministerie, scheppen daartoe de voorwaarden. Het verzamelen en verspreiden van goede voorbeelden en het laten uitvoeren van praktijkonderzoek om nieuwe evidence based methodieken te

ontwikkelen zal het Rijk ondersteunen. Hierbij wordt de inzet van de kennisinstituten bevorderd en de resultaten van de experimenten gebruikt; we willen leren in en leren van de wijkenaanpak.

Voor mij staan tot eind 2009 de volgende opgaven centraal:
· realiseren van concrete, meetbare verbeteringen voor bewoners in de wijken
· versterken van de betrokkenheid van bewoners
· doorbreken van verkokering bij het oplossen van problemen van burgers
· betrekken van nog meer externe partners bij de wijk
· voorkomen dat andere wijken afglijden.
Bij de rapportage over 2009 zal ik uitgebreid op deze opgaven terugkomen.

Inhoud voortgangsrapportage

De Voortgangsrapportage Wijkenaanpak 2008 is als volgt opgebouwd:


- Hoofdstuk 2 gaat in op de totstandkoming van de wijkactieplannen, de charters en het rond krijgen van de financiering.

- Hoofdstuk 3 bevat een overzicht van wat er in de wijken gebeurt. Daarbij wordt ingegaan op de voortgang met betrekking tot de terreinen wonen, werken, leren en opgroeien, integratie en veiligheid. De eerste concrete resultaten worden in kaart gebracht.
- Hoofdstuk 4 informeert u over mijn inzet om bewoners te betrekken bij de wijkenaanpak.
- In hoofdstuk 5 komen de zeven experimenten aan bod, die zich richten op een innovatieve en onorthodoxe aanpak van de wijkenproblematiek.
- Hoofdstuk 6 gaat in op de rol en de activiteiten van de Landelijke Alliantie Krachtwijken.
- Hoofdstuk 7 biedt een overzicht van de informatiestructuur; aangegeven wordt hoe de voortgang van de wijkenaanpak zal worden gevolgd.
- In hoofdstuk 8 wordt aandacht besteed aan de wijken buiten de 40 aandachtswijken.

Zoals u toegezegd treft u bij deze voortgangsrapportage een overzicht aan van de belangrijkste maatregelen uit de wijkactieplannen (wap's) die op lokaal niveau zijn opgesteld door gemeente, bewoners, corporaties en professionals uit de wijken. In dit zogenaamde Wap! magazine vindt u een dwarsdoorsnede van de maatregelen, zowel per wijk als per beleidsterrein. Daarnaast is bijgevoegd een bundel met alle charters. De charters en wijkactieplannen zijn zelf ook in te zien via www.vrom.nl.

Met deze voortgangsrapportage kom ik tegemoet aan de volgende toezeggingen die ik eerder aan uw kamer heb gedaan;

- Jaarlijkse voortgangsrapportages in het najaar over de stand van zaken rond het Krachtwijkenbeleid en de tot dan toe bereikte resultaten, zoals toegezegd in mijn brief over beleidsinformatiestructuur van 1 juli 2008, (kamerstuk 2007-2008, 30995, nr. 50)
- U via deze voortgangsrapportage te informeren over de betrokkenheid van de bewoners bij de totstandkoming van de wijkactieplannen, zoals toegezegd in mijn brief van 19 maart 2008,(kamerstuk 2007-2008, 30995, 43).
- U van meer informatie te voorzien over de experimenten, tevens toegezegd in mijn brief van 19 maart 2008.

- U nader te informeren over het vouchersysteem en de werking ervan, zoals toegezegd tijdens het AO voortgang wijkenaanpak van 14 mei 2008.
- U nader te informeren over de in gang gezette activiteiten van via een analyse van de wijkactieplannen, zoals toegezegd in het AO voortgang wijkenaanpak van 14 mei 2008.
- U te informeren over groen en sportvoorziening in de 40 wijken zoals toegezegd in het AO Overlast en verloedering van 20 mei 2008.
- U een overzicht geven van de maatregelen die in de wijkactieplannen en charters zijn opgenomen, onder andere op het gebied van ondernemerschap, zoals toegezegd in de brief over wijkeconomie ondertekend door de heer Van Heemskerk en mijzelf van 20 juni 2008, kamerstuk 2007-2008 30995,49) en mijn brief van 9 mei 2008 ( kamerstuk 2007- 2008, 30995, 45).

---


- U nader te informeren over de kwaliteitskaart bewonersparticipatie zoals toegezegd in mijn brief van 9 mei 2008 ( kamerstuk 2007-2008, 30995, 45).
- Een reactie te geven op het SP-rapport "De buurt, de schaal van de toekomst", zoals toegezegd door de minister president tijdens de Algemeen Politieke Beschouwingen van afgelopen september.

2. Opbouwfase wijkenaanpak

Wijkactieplannen

Omdat elke wijk anders is, met unieke kansen en bedreigingen, heb ik aan de 18 betrokken gemeenten gevraagd om voor elk van de 40 wijken ­ samen met bewoners en corporaties - de dominante problematiek te beschrijven. Op die manier zijn veertig wijkactieplannen (wap's) tot stand gekomen met daarin ambities, oplossingen en prestaties door verschillende partners. Ik heb de steden gevraagd er voor te zorgen dat alle relevante partijen, inclusief de bewoners samen dit plan opstellen en er voor tekenen. Daarnaast hebben mijn collega's en ik de nadruk gelegd op de vijf beleidsterreinen wonen, werken, leren en opgroeien, integreren en veiligheid.

Alle steden zijn hier voortvarend mee aan de slag gegaan. Elk op hun eigen wijze; variërend van zomeravondgesprekken tot intensieve overleggen met de bewoners van de wijk tijdens zogenaamde ateliers. Dat heeft geleid tot zeer verschillende producten. Het was een immense opgave, maar met groots resultaat. Het heeft een stevige basis gelegd onder de wijkenaanpak. Met Rotterdam en Amsterdam is afgesproken om de actieplannen op een aantal punten te concretiseren. Dat gebeurt voor 1 januari 2009. Eind 2008 zal Rotterdam voor een aantal thema's outcomedoelstellingen op gebiedsniveau formuleren. Met de gemeente Amsterdam is afgesproken dat zij de doelstellingen over de te bereiken resultaten uit de buurtplannen concretiseren naar wijkniveau en deze in overleg opnemen in de charter. Dit laatste geldt overigens ook voor de veiligheidsambities uit de charter van Den Haag.

Ik constateer dat de ambities van de plannen voor de aandachtswijken hoog zijn. De winst van de wijkactieplannen is dat er per wijk een gedegen analyse beschikbaar is van problemen, oplossingen, ambities en benodigde partijen. Omdat ik heb gevraagd om in de wap's aandacht te besteden aan verschillende beleidsterreinen is er nu ­ naast fysiek - ook veel aandacht voor sociaal-economische investeringen in de wijk, zodat in samenhang problemen worden aangepakt. Wijkagenten, brede scholen, het verhogen van de arbeidsparticipatie, het stimuleren van ondernemerschap, het realiseren van Centra voor Jeugd en Gezin, het opzetten van programma's voor vroeg- en voorschoolse educatie, voorstellen voor een aanpak achter de voordeur, het aanpakken van overlast van jongeren, het verbeteren van de gezondheid van bewoners; het zijn allemaal thema's die in de wijkactieplannen voorkomen.

Zoals eerder aangehaald, was de betrokkenheid van bewoners een belangrijke voorwaarde voor mij om gezamenlijk met de wijkactieplannen aan de slag te gaan. Aandacht voor en van bewoners is de kern van de wijkenaanpak. Corporaties, gemeenten en het rijk moeten samen met bewoners, de wijk weer leefbaar maken.

Reactie SP-rapport "de Buurt, de schaal van de toekomst"

Ik wil op deze plek in de Voortgangsrapportage reageren op het rapport van de Socialistische Partij "de Buurt, de schaal van de toekomst", zoals toegezegd tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen. Dit rapport pleit er voor om af te dalen naar het niveau van de wijk en ook uit te gaan van bewoners en hun wensen. Ik voel mij gesteund door het rapport in mijn verdere opgave de 40 wijken van Nederland mooier en krachtiger te maken en daarnaast te voorkomen dat andere wijken in Nederland afglijden. Om de leefbaarheid definitief te verbeteren, moeten we starten op het niveau van de wijk. Overigens wil ik hierbij aantekenen dat schaalvergroting door bijvoorbeeld fusies van corporaties of schoolbesturen niet per definitie betekent dat de aandacht voor het wijkniveau verdwenen is, zoals in het rapport wel wordt gesteld. Het gaat om het
---

realiseren van de menselijke maat. Ik constateer dat de wijkenaanpak waarbij gemeenten, bewoners, corporaties en het rijk zich hebben gecommitteerd aan het oplossen van problemen op wijkniveau, laat zien dat de menselijke maat aanwezig is. Het rapport van de SP gaat in op 7 thema's die op wijkniveau aandacht moeten krijgen. Ik herken mij in die thema's, immers zij vertonen grote overlap met de thema's die dit kabinet in de wijkenaanpak centraal heeft gesteld nl. wonen, werken, leren & opgroeien, integreren en veiligheid. Ik wil hieronder ingaan op de 7 thema's die de SP in haar rapport aanhaalt.

Het actieplan Beter (t)huis in de buurt van staatssecretaris Bussemaker en mijzelf sluit wat mij betreft goed aan bij de ambities van de SP op het terrein van zorg in de buurt. Het actieplan speelt zoals u wellicht weet in op de volgende vier centrale thema's;
1. een samenhangende aanpak en regie op lokaal niveau (verbinding)
2. voldoende geschikte woningen en variatie in aanbod
3. zorg en ondersteuning op maat

4. generatiebestendige wijken en woonomgeving In het actieplan wordt duidelijk aangegeven dan niet alleen het rijk en gemeenten, maar ook andere partners zoals corporaties een rol hebben.

Veiligheid is een belangrijke voorwaarde voor de leefbaarheid van een wijk of een buurt. Daarom zet dit kabinet extra wijkagenten in, worden bewoners betrokken bij het veilig maken én het veilig houden van de wijk. Amersfoort bijvoorbeeld heeft in de wijk de Kruiskamp inmiddels op verzoek van bewoners twee buurttoezichtteams aangesteld en twee extra surveillanten. Daarnaast is een wijktafel opgezet voor het grootste deel bestaande uit bewoners die beslissen over de inzet van de professionals op het gebied van veiligheid.
Ik ben het met de SP eens dat het van belang is om niet alleen in te zetten op repressie maar ook op preventie. In het project "Veiligheid begint bij voorkomen" van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties wordt ook daar aandacht aan besteed.

Ook de welzijnssector speelt een belangrijke rol in het bevorderen van de leefbaarheid en sociale samenhang. Samen met staatssecretaris Bussemaker zet ik mij via het experiment Vernieuwend Welzijn in om de welzijnssector in de Krachtwijken te versterken. Het experiment maakt deel uit van het VWS-programma `Beter in Meedoen'. Dit programma bevordert de innovatie en vernieuwing van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De Wmo is in feite een buurtwet en legt de taak van het bevorderen van leefbaarheid en sociale samenhang in wijk, buurt en dorp nadrukkelijk neer bij gemeenten. De Wmo speelt daardoor een belangrijke rol in het bevorderen van een wijkgerichte aanpak. Ook verplicht de Wmo gemeenten om burgers te betrekken bij het ontwikkelen en uitvoeren van het (Wmo-)beleid.

Onder het kopje onderwijs in de buurt, wordt in het rapport gepleit voor het versterken van het gevoel van verantwoordelijkheid van leerlingen voor hun school, omgeving en de samenleving o.a. door het invoeren van maatschappelijke stages. Het ministerie van OCW heeft geld beschikbaar gesteld voor het uitvoeren van pilots met de maatschappelijke stage. Aan de hand van de pilots wordt bezien of het haalbaar is om vanaf 2011 een maatschappelijke stage verplicht te stellen voor leerlingen van het voortgezet onderwijs. Het Carré College Rotterdam is een actieve en multiculturele school voor VMBO in Crooswijk, één van de Rotterdamse krachtwijken. Op 5 november a.s. gaat de maatschappelijke stage van start voor de 3e jaars leerlingen. Zij gaan de komende weken 18 uur werken in verschillende instellingen in de wijk. De werkzaamheden worden o.a. verricht in Buurthuis de Branding en speeltuin Het Noorden; daar gaan leerlingen helpen bij de kinderactiviteiten. Leerlingen van Accent Praktijkonderwijs, ook 3e klassers VMBO, gaan starten met hun maatschappelijke stage in de bibliotheek van het Oude Westen. Zij gaan daar kinderen voorlezen op de woensdagmiddag. De maatschappelijke stages worden mede georganiseerd door het Steunpunt Maatschappelijke Stages in Rotterdam en Stilzitten is Niks, een project van STAP en de Heuvel.

In het rapport geeft de SP aan dat een leer- werkmaatschappij in de buurt bij kan dragen aan het terugdringen van de werkloosheid en het aan het werk helpen van mensen die wel willen werken, maar tot nu toe geen baan hebben kunnen vinden. Zo'n maatschappij zou de taken van het UWV
---

en het CWI en de re-integratiebedrijven over nemen. Zoals ook verder in deze rapportage aangegeven nemen het CWI en het UWV zeer actief deel aan de wijkenaanpak, o.a. door op gemeenteniveau afspraken te maken. In een aantal wijken is bewust gekozen om via een specifieke voorziening in de wijk mensen aan het werk te helpen. Bijvoorbeeld door in wijken leer- werkplekken te creëren om bewoners op weg te helpen naar een opleiding of werk. In de wijk Hatert in Nijmegen wordt dat gedaan door de Stichting OntmoetPLanB die het project "wereldvrouwen"is gestart. Het project wereldvrouwen is een opstap naar een beroepsopleiding van het ROC en uiteindelijk een betaalde baan. Het streven is om 60 vrouwen in drie jaar tijd te laten doorstromen naar een beroepsopleiding van het ROC en/of een betaalde baan. Door parttime te werken bij Wereldvrouwen doen vrouwen praktijkervaring op en neemt hun zelfvertrouwen toe.

Ik onderschrijf van harte het uitgangspunt dat bewoners de beschikking moeten krijgen over budgetten om gezamenlijk te besluiten over zaken die nodig zijn in de wijk, zoals beschreven in het rapport onder het kopje "Meebeslissen". Door het beschikbaar stellen van bewonersbudgetten en door te stimuleren dat gemeenten dat op een eenvoudige manier (via vouchers) aan bewoners beschikbaar stellen, vul ik deze wens in.

Bij het onderdeel "Wonen in de buurt" grijpt de SP terug op een discussie die al menigmaal in de kamer is gevoerd. De stelling dat corporaties niet groter zouden mogen zijn dan 10.000 woningen is reeds in verschillende debatten aan de orde geweest. Zoals u weet kunnen corporaties wel fuseren, ook boven de 10.000 woningen. Echter ik heb aangegeven de voorgenomen fusies te toetsen aan een aantal criteria. Zo mag schaalvergroting geen doel op zich zijn, mag er geen sprake zijn van verlies van efficiëntie en van focus op volkshuisvestelijke prestaties. Verder is afgesproken dat de menselijke maat en de (lokale) binding met gemeenten en huurders moet worden gewaarborgd. Gemeenten en huurdersorganisaties moeten instemmen met de voorgenomen fusie. Als laatste mag de fusie natuurlijk geen legitimatie zijn om salarissen van bestuurders te verhogen.

De SP stelt voor om zogenaamde ouder- en kindcentra op te richten die onder andere op laagdrempelige wijze opvoedingsondersteuning kunnen bieden. Ik constateer een grote overlap met de Centra voor Jeugd en Gezin waar ook ruimte is voor vragen over opgroeien en opvoeden. Voor wat betreft de aandacht voor kinderen en de speelmogelijkheden verwijs ik u naar de verdere tekst in deze rapportage. Veel gemeenten onderschrijven het belang van een kindvriendelijke omgeving en hebben in de wijkactieplannen het voornemen speelplaatsen in te richten.

De SP geeft in het rapport aan dat het van belang is dat er buurtcentra aanwezig zijn in buurt en wijk. De aanwezigheid van dit soort voorzieningen geeft de bewoners de mogelijkheid om elkaar te ontmoeten en activiteiten ten behoeve van de wijk te ontplooien. In veel wijkactieplannen zijn hier concrete afspraken over gemaakt. Ik kan mij dus ook van harte vinden in de stelling van de SP dat iedere buurt en wijk over een dergelijk centrum zou moeten beschikken. Naast voorzieningen als buurtcentra, is het ook van belang om ondernemerschap in de wijk te stimuleren. In de brief `Wijkeconomie' (TK, 2007-2008, 30 995, nr. 49) hebben staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken en ik een aantal instrumenten aangereikt die ondernemerschap in de wijk stimuleren en ondersteunen. Ik ga daar later in deze rapportage verder op in.

Zoals ik eerder opgemerkte, zie ik dat het rapport op veel punten overeenkomsten vertoont met de wijkenaanpak. Ik ervaar het rapport dus ook als een ondersteuning van mijn beleid.

Charters

Om gemeente en rijk in een nieuw partnership te committeren aan de ambities uit de wijkactieplannen, hebben mijn collega bewindslieden en ik ervoor gekozen om afspraken over hoe we als overheid een bijdrage leveren, vast te leggen in zogenaamde charters. In de charters zijn afspraken gemaakt over bijdragen van stad en rijk op de terreinen wonen, werken, leren &
---

opgroeien, integreren en veiligheid. Over het verbeteren van de wijkeconomie bijvoorbeeld, over meer groen in de wijk, overlast gevende jongeren, of over de inzet van wijkagenten en conciërges. Maar ook over armoedebeleid, het inrichten van Brede scholen en Centra voor Jeugd en Gezin. Er zijn ambities vastgelegd over het verbeteren van de gezondheid van inwoners in de krachtwijken, over het terugdringen van zwerfafval en energiegebruik Daarnaast zijn specifieke afspraken gemaakt met steden zoals een topteam Krimp voor Heerlen, ondersteuning bij de ketenaanpak in Alkmaar, het aanpakken van overschrijdingen van normen voor luchtkwaliteit in Dordrecht, frontlijnteams in Leeuwarden, ondersteuning van het Rijk bij de pilot wijkgerichte inburgering in Amsterdam, ondertunneling van het spoor in Maastricht en een geluidsscherm in Zaanstad.

De afspraken in de charters zijn niet vrijblijvend: rijk en gemeenten spreken elkaar aan op de resultaten. Ik denk dat we goed geslaagd zijn in die opzet. Ik ben trots op de charters die er nu liggen. Het was niet altijd een gemakkelijk proces. Soms werd de inhoud overschaduwd door discussies over geld. Maar zowel op lokaal als op rijksniveau is het partnerschap verstevigd. Op lokaal niveau hebben partijen voor het eerst een samenhangende agenda op fysiek en sociaal terrein. Door de directe betrokkenheid van de verschillende departementen bij de onderhandelingen is er een stevig fundament gelegd voor het doorbreken van de verkokering op rijksniveau. De 18 charters zijn gebundeld als bijlage bijgevoegd bij deze voortgangsrapportage.

Taakopvatting corporaties

De Algemene Rekenkamer constateert in Krachtwijken, monitoring en verantwoording van het beleid dat de taakopvatting van de corporaties in de wijkenaanpak sterk verschilt. Een deel van de corporaties zag duidelijk de door mij gewenste sterke rol rond de sociale problematiek voor zich weggelegd, waarbij een enkele corporatie op het randje balanceert van wat het BBSH nog toelaat, andere corporaties zagen die rol op het sociale vlak echter veel minder op hun weg liggen. Voor mij onderstreept dit de noodzaak om dit onderwerp aan de orde te stellen tijdens de thans lopende governance discussie met betrekking tot de woningcorporaties. Ten aanzien van de afgesloten charters vindt de Algemene Rekenkamer het jammer dat er van Rijkszijde niet meer aandacht is geweest voor een uniformering van de outcomedoelstellingen per gemeente. Dit is echter een bewuste keuze immers de opstelling van de wijkactieplannen en de te bereiken outcomedoelstellingen zijn primair de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Het gaat hier om veertig unieke wijken. Ieder met hun eigen problematiek. Met behulp van de landelijke outcomemonitor is vergelijking tussen de wijken echter wel degelijk mogelijk.

Financiën Wijkenaanpak.

Terwijl op lokaal niveau de wijkactieplannen werden opgesteld, was ik nog in onderhandeling met de woningcorporaties over de financieringswijze van de wijkenaanpak en was ook nog niet bekend welke financiële middelen er in de rijksbegroting 2008 ter beschikking zouden komen voor de wijkenaanpak. De wijkactieplannen zijn derhalve door gemeenten veelal opgesteld zonder budgettaire kaders, maar vanuit de benadering van wat nodig was voor de wijkenaanpak om van de 40 aandachtswijken in 8 tot 10 jaar krachtwijken te maken.

Vervolgens is de financieringsstructuur voor de wijkenaanpak in fasen tot stand gekomen. Gevolg is dat de financiering van de wijkenaanpak het debat tot juni van dit jaar gedomineerd heeft. Uiteindelijk heb ik goede afspraken kunnen maken en is er voldoende financiële basis om nu voortvarend aan de slag te gaan. Hieronder licht ik alle financiële bronnen toe. Hier wil ik aangeven dat onder andere de complexiteit van de financiering geleid heeft tot een tragere start van de wijkenaanpak dan door mij gewenst. Anderzijds heeft het ook geleid tot een intensievere discussie en samenwerking tussen de belangrijkste partners in de wijkenaanpak en de diverse gemeentelijke diensten. Zowel vanuit gemeenten als door woningcorporaties is aangegeven dat de wijkenaanpak en de discussie over de financiering daarvan, geleid heeft tot een versterking, intensivering en verbreding van de samenwerking gericht op een integrale aanpak van de wijken.


---

Voor de financiering van de wijkenaanpak staan gemeenten in principe een 4-tal financiële bronnen ter beschikking.

Allereerst is er de met Aedes afgesproken additionele inzet van 250 miljoen per jaar door woningcorporaties in de wijkactieplannen. Ter ondersteuning van de woningcorporaties bij het leveren van deze additionele inzet kunnen deze jaarlijks aanspraak maken op 75 miljoen bijzondere projectsteun bij het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting ter dekking van onrendabele toppen en out-of-pocket kosten van hun inzet in die wijkactieplannen. Gemeenten en corporaties hebben tegen die achtergrond ondertussen overeenkomsten gesloten over de financiering en de uitvoering van wijkactieplannen.

De tweede geldstroom betreft de intensiveringen vanuit de rijksbegroting richting gemeenten en andere organisaties (scholen, bureaus jeugdzorg, politiekorpsen, reclassering, groen in de wijk) op beleidsterreinen die spelen in het actieplan Krachtwijken en de wijkactieplannen. Het betreft hier enerzijds extra middelen die structureel ter beschikking komen en anderzijds middelen die beschikbaar komen voor projecten en pilots.

De derde geldstroom betreft een extra financiële inzet vanuit gemeenten zelf, zoals deze is afgesproken in het bestuursakkoord van 4 juni 2007 tussen rijk en gemeenten `Samen aan de slag'. In dit bestuursakkoord is afgesproken dat gemeenten een financiële inzet plegen om een aantal maatschappelijke knelpunten aan te pakken met name ook in de 40 wijken. Meer in het bijzonder op het gebied van zorg, openbare orde en veiligheid, wijken, onderwijs, armoedebeleid en schuldhulpverlening en Jeugd en Gezin liggen voor gemeenten en rijk beleidsmatig en budgettair gezamenlijke opgaven.

Als laatste heeft het kabinet bij voorjaarsnota 2008 300 miljoen extra voor de wijkenaanpak ter beschikking gesteld. De Tweede Kamer is hierover in juni jl. bij brief nader geïnformeerd (TK 2007-2008, 30995.47).

3. Werken aan zichtbare resultaten

Plannen omzetten in acties en resultaten vergt een enorme inzet van alle betrokkenen; het gaat uiteindelijk om de uitvoering. Vanuit mijn ministerie zet ik accountmanagers in om zo met iedere gemeente vorm te geven aan het partnerschap tijdens de uitvoering. Ik zie drie belangrijke taken voor de accountmanagers; faciliteren, informeren en interveniëren.
1. Faciliteren: de wijkaccountmanager ondersteunt en volgt de uitvoering van de charter.
2. Informeren: de wijkaccountmanager zorgt ervoor dat de stad op de hoogte is van de relevante `Haagse' ontwikkelingen. En andersom.
3. Interveniëren: de wijkaccountmanager intervenieert wanneer de ontwikkelingen in een wijk niet de gewenste richting op gaan.

De accountmanagers spelen een rol bij het voorbereiden van het jaarlijks bestuurlijk overleg tussen mij en de stad. Zij steunen en volgen de activiteiten in de wijk. Minimaal elk half jaar wordt ambtelijk de voortgang besproken. Wanneer nodig pleegt de accountmanager inzet op de herziening van de charters en zorgt ervoor dat nieuwe afspraken worden vastgelegd en ondertekend. De accountmanager makelt en schakelt tussen wijken en departementen, landelijke alliantie en `topdogs'. Een consortium van kenniscentra (KEI, SEV, SEV-Realisatie, Nicis, NIROV, Movisie, CCV, RIVM, NISB, RWI, FORUM, NJI, Alterra) met expertise op verschillende beleidsterreinen, ondersteunt de wijkenaanpak. Het consortium speelt een rol bij het leren van en met elkaar. Er is een gezamenlijk kennisportaal, inclusief een helpdesk waar bezoekers allerlei vragen over de wijkenaanpak kunnen stellen (http://kenniscentrawijken.vrom.nl/). Deze vragen worden doorgespeeld naar het centrum dat hier de meeste expertise op heeft. Ik heb kenniscentrum Nicis gevraagd om een leertraject voor projectleiders die bezig zijn met de wijkenaanpak op te zetten.


---

Lokale organisatie

De meeste van de 18 gemeenten hebben ervoor gekozen om, net als het ministerie, een aparte projectorganisatie op te richten om de wijkenaanpak met behulp van een projectorganisatie tot een succes te maken. In de uitvoering is over de gehele linie aandacht voor het betrekken van bewoners en slagvaardig en flexibel kunnen inspelen op de behoefte en wensen die de bewoners uit die wijk hebben. In de gemeente Den Haag heeft men gekozen voor een organisatie waarbij duidelijke lijnen zijn gelegd tussen de vier wijken en de centrale stad. Bij problemen is er een direct aanspreekpunt op centraal niveau die ermee aan de slag gaat. De Amsterdamse organisatie is opgebouwd rond verbindingen met partijen uit de wijk, inclusief de bewoners. Er wordt intensief geïnvesteerd in kennisdeling en leren van elkaar. Op 20 juni 2008 heeft Amsterdam, bij de ondertekening van het charter, het Amsterdams Uitvoeringsprogramma 08-09 gepresenteerd. Hierin is veel aandacht voor de omslag binnen de gemeentelijke organisatie naar een vraaggerichte, buurtgerichte aanpak. De Amsterdamse buurten zijn het vertrekpunt voor de aanpak. Een programmaorganisatie draagt zorg voor de uitvoering. Centrale elementen van de wijkaanpak in Amsterdam zijn;

- Intensivering van bestaande programma's die in de praktijk succesvol zijn gebleken
- verbinding van de betrokken partijen in de buurt en tussen de buurten
- verbinding van de inhoudelijke aanpak en werkwijze in de betrokken buurten
- aanbrengen van focus op inspanning en beleid
- faciliterende backoffice op stedelijk niveau Voor de Utrechtse wijkaanpak is een programma opgezet, waarin gemeenten en corporaties samenwerken. Bestuurlijk wordt het aangestuurd door de stuurgroep "Utrecht Vernieuwt", waarin wethouder en corporatiedirecteuren zitting hebben. De gemeentelijke programmamanager brengt verslag uit aan de wethouder, die vervolgens rapporteert aan de gemeenteraad. Daarnaast zijn er wijkprogrammateams gevormd, met als vaste deelnemers de vertegenwoordigers van de meest betrokken gemeentelijke diensten en corporaties. In elke wijk is er een klankbordgroep van bewoners die de voortgang van het wap volgt. Daarnaast wordt deze maand in de raadscommissie de notitie 'Meedoen in krachtwijken' besproken. Daarin staan voorstellen van het college voor het versterken van de bewonersparticipatie in de Utrechtse Krachtwijken. Utrecht kent zogenaamde wijkraden die gevraagd en ongevraagd advies kunnen geven aan de gemeente, dit geldt voor alle wijken in Utrecht. In Deventer heeft de betrokken corporatie de regie over de uitvoering.

Er zijn ook gemeenten die ervoor hebben gekozen om de wijkenaanpak via de bestaande structuren te laten lopen. Een voorbeeld hiervan is de gemeente Rotterdam, waarin de deelgemeenten al een structuur van gebiedsmanagers en wijkregisseurs bestond. Via een centrale programmamanager wordt de voortgang bewaakt en wordt verslag gedaan aan de gemeenteraad. In Rotterdam loopt ondertussen ook een project om meer gebiedsgericht te gaan werken en dat sluit goed aan bij de wijkenaanpak. De organisaties zijn per gemeente verschillend, maar hebben met elkaar gemeen dat ze de partijen in staat stellen om resultaatgericht aan de slag te gaan.

Dat er al eerste vorderingen zijn, laat ik hieronder mede namens mijn collega's zien op het terrein van wonen, werken, leren & opgroeien, integreren en veiligheid.

Wonen
Om de leefomgeving in de 40 wijken een stevige impuls te geven zijn in overleg met de gemeenten in de charters afspraken gemaakt met betrekking tot particuliere woningverbetering, onrechtmatige bewoning en huisvesting arbeidsmigranten, woonruimteverdeling, energiebesparing en milieu.
Inmiddels heb ik op het gebied van de particuliere woningverbetering ingezet op gerichte publiciteit rond de sinds 1 mei 2008 voor iedere Vereniging van Eigenaren geldende verplichting een reservefonds te vormen. Daarvoor is de "interactieve VvE onderhoudsmeter" ontwikkeld, te vinden op de website van het ministerie van VROM. Voor het activeren van Verenigingen van
---

Eigenaren wordt wetgeving voorbereid om de positie van gemeenten ten opzichte van slecht functionerende verenigingen te versterken. Deze mogelijkheid wordt in het appartementsrecht opgenomen. Daarnaast zal de doorzettingsmacht van gemeenten worden versterkt. Het wetvoorstel daartoe wordt nog dit jaar in het Kabinet besproken. Onrechtmatige bewoning is door verschillende gemeenten vanzelfsprekend aangedragen als een belemmering bij het upgraden van de wijk. De VROM-Inspectie werkt actief aan dit dossier. In het verlengde van het onderzoek onder 50 risico gemeenten in 2006 is er in 2008 opnieuw een enquête afgenomen om de stand van zaken te peilen. Voor de invoering van bestuurlijke boete in de Huisvestingswet is op 18 augustus jl. een wetsvoorstel voor parlementaire behandeling aan de Tweede Kamer verzonden. De bestuurlijke boete zal naar verwachting begin 2009 in werking treden.

Ik ondersteun gemeenten bij het huisvesten van arbeidsmigranten. De VROM-Inspectie is met Aedes in gesprek om corporaties te stimuleren tijdelijke woonvoorzieningen voor de zogenaamde MOE-landers te realiseren. Op dit moment speelt dit in Rotterdam en Den Haag. Ik streef ernaar om in 2009 een ontheffingsmogelijkheid in de ontheffingenlijst van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht te laten zijn voor de realisatie van logiesvoorzieningen voor tijdelijke werknemers.

In het algemeen hebben gemeenten belangstelling getoond voor de verschillende sturingsmogelijkheden die er binnen de Woonruimteverdeling Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Rotterdamwet) zijn. Een aantal gemeenten heeft specifiek gekeken naar de mogelijkheden. Vanuit VROM is hiertoe de benodigde informatie verstrekt.

Voor het onderdeel energiebesparing was gedurende de onderhandelingen over de charters veel belangstelling. In 24 wap's is het thema opgenomen. In vier wijken bereiden we een pilot voor gericht op een integrale aanpak van zowel fysieke, gedrags-, sociale projecten. Hiertoe werkt SenterNovem samen met gemeenten een aanpak uit die vervolgens binnen de pilot zal worden uitgevoerd. Hierbij is de kern, het beperken van woonlasten en het verbeteren van woningkwaliteit. Waar mogelijk worden bewoners zelf ingezet voor het treffen van eenvoudige maatregelen, bijvoorbeeld in het kader van leer-werkplekken. Medio 2009 zijn de resultaten van de pilots bekend en kunnen de ervaringen worden verspreid over de andere wijken. Ter ondersteuning van de wijkenaanpak is een draaiboek "Meer met Minder" voor gemeenten in voorbereiding. Hierin wordt aandacht besteed aan de rollen die de gemeente kan innemen in wijken en op welke manier de gemeente energiebesparing (fysieke maatregelen) in wijken kan stimuleren. Het recent afgesloten convenant tussen Aedes en Woonbond kan dit verder ondersteunen.

In de helft van de wijken is sprake van ernstige milieuproblemen (bodem, geluid en lucht). Er zijn afspraken in enkele charters gemaakt met betrekking tot milieu. In de meeste wijken worden deze problemen aangepakt via ISV en NSL en niet via de wijkenaanpak. Het Rijk trekt bijvoorbeeld via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit tot 2015 in totaal bijna 2 miljard euro uit voor nationale en lokale maatregelen die de luchtkwaliteit moeten verbeteren. De gemeenten die betrokken zijn bij de wijkenaanpak waar bodem-, lucht- en geluidsproblematiek speelt, bied ik vraaggerichte ondersteuning. SenterNovem biedt kennis, ervaring en de mogelijkheid om samen met gemeente projecten te ontwikkelen voor de aanpak van zwerfafval in krachtwijken. De gemeenten zijn in de gelegenheid gesteld subsidie aan te vragen Verder is er een toezegging gedaan om een overzicht te leveren over welke partijen gebruik maken van de subsidiepot voor zwerfafval. Dit wordt meegenomen in de rapportage over de voortgang en resultaten van het Impulsprogramma zwerfafval dat de Kamer eind 2008 ontvangt.

In de charters zijn met de gemeenten Dordrecht, Heerlen en Leeuwarden maatwerkafspraken gemaakt over het thema `wonen'. In Dordrecht is ten aanzien van de externe veiligheid met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor een handhavingtraject opgezet met de verschillende betrokken partijen. In Heerlen is naar aanleiding van de afspraken een Topteam krimp samengesteld en de gemeente heeft middelen voor de sloopopgave vrijgemaakt.
---

SenterNovem heeft in Leeuwarden een aanpak voor gedragsverandering bij bewoners ten aanzien van energieverbruik in de wijk ontwikkeld.

Ter ondersteuning van de afspraken in de charters heb ik medio juni 2008 een brief over het Stimuleringsfonds volkstuinen in steden verstuurd aan de gemeenten. In deze brief is aangekondigd dat er, conform het amendement Van Heugten c.s. dd. 27 november 2007, gelden beschikbaar komen voor de G31 om het areaal volkstuinen uit te breiden bij voorkeur gelegen in of rond de kracht/aandachtswijken of ten gunste van de bewoners daarvan. Ik heb aangegeven dat, indien uitbreiding echt niet mogelijk is, de bijdrage - gemotiveerd - aangewend mag worden voor opwaardering van bestaande terreinen. Voor verplaatsing van terreinen is de bijdrage nadrukkelijk niet bedoeld. De toekenning van de budgetten vindt begin 2009 plaats.

In de wijk Klarendal in Arnhem is het project 100% mode opgezet om de economische functie van de wijk te versterken en woningen te verbeteren. Woningstichting Volkshuisvesting koopt verloederde panden in de wijk op, renoveert deze en verhuurt ze vervolgens als woonwerkpanden aan modeontwerpers. Het project is dermate succesvol dat de omvang wordt uitgebreid tot de toegangsassen van de wijk. Met het project wordt het wonen en het werken in de wijk een nieuwe impuls gegeven.

In Den Haag is in de wijk Zuidwest het voormalig bejaardentehuis `Vijverzicht' herontwikkeld voor het project Mixxin. Hier krijgen voornamelijk jong volwassenen, bijzondere doelgroepen (begeleid wonen en gehandicapten) en vroegtijdig schoolverlaters de mogelijkheid te wonen en zich te ontwikkelen. Bewoners die nog niet in staat zijn om zelfstandig te wonen krijgen zonodig begeleiding van diverse maatschappelijke organisaties zodat zij dat later wel kunnen. De bewoners mogen er maximaal één jaar wonen, ze worden hierdoor beschouwd als gasten en zodanig ook behandeld, vergelijkbaar met een hotel.

In de wijk Heechterp-Schieringen in Leeuwarden is SenterNovem met veel enthousiasme aan de slag gegaan ten behoeve van energiebesparing. Bewoners kunnen hun oude apparatuur bijvoorbeeld ruilen voor energiezuiniger apparaten en een weddenschap over realiseren 10% energiebesparing afsluiten met de wethouder.

Zaanstad is in de wijk Poelenburg gestart met het experiment `gezonde wijk'. Het gaat er om dat bewoners meer bewegen in de frisse lucht. Voorbeelden zijn het realiseren van speelveldjes, een geluidsscherm met `dustkillers' om fijnstof af te vangen en een fitnessroute.

Karakteristieke gebouwen in de wijken

Samen met het ministerie van OCW zet ik me in de veertig geselecteerde aandachtswijken in voor behoud van waardevol en karakteristiek cultureel erfgoed door herbestemming en herontwikkeling. In de periode 2009 tot 2012 stellen we gezamenlijk 8 miljoen ter beschikking voor ontwerp en planontwikkeling, casusgericht onderzoek en voor investeringen in het proces van herbestemming en herontwikkeling van markante, karakteristieke gebouwen of waardevolle terreinen (zoals groenstructuren) in de wijken. Samen met Atelier Rijksbouwmeester en Projectbureau Belvedere heb ik op 9 oktober jl. een inspiratiedag over ruimtelijke kwaliteit in de krachtwijken georganiseerd. De dag, met als doelgroep beleidsmedewerkers bij gemeenten en corporaties, maar ook ontwerpers en erfgoedspecialisten, was erg inspirerend en heeft laten zien dat er ook voor laatstgenoemde groepen een opgave ligt in de wijkenaanpak.

Groen in de stad

In 13 charters zijn maatregelen opgenomen om de kwaliteit van de openbare ruimte te versterken met `groene' maatregelen. Al naar gelang de problematiek in de wijkactieplannen zetten steden groen in om de leefbaarheid te vergroten, onder andere vanwege de positieve effecten op de luchtkwaliteit en de gezondheid. Andere steden zetten groene projecten in als middel om elkaar beter te leren kennen: samenwerken aan iets moois in de buurt.

In het programma Groen en de Stad werk ik samen met het ministerie van LNV, steden, provincies en maatschappelijke partners. Minister Verburg heeft expliciet aangegeven het streven
10

naar groen in de krachtwijken actief te ondersteunen. Dat gebeurt onder meer via voorbeeldprojecten, leerwerkateliers, ondersteuning bij het ontwerpen van gebiedsplannen, maatschappelijke stages, bijeenkomsten en een actief kennisnetwerk. In de periode 2008-2011 is er bijna 2 miljoen per jaar voor groen in de stad beschikbaar op de begroting van het ministerie van LNV. In totaal gaat het om 7,8 miljoen. Dit budget zal worden ingezet voor het stimuleren van groen in krachtwijken.
Werken

De bewoners van de 40 wijken hebben meer dan gemiddeld te maken met werkloosheid. In de aandachtswijken is het aandeel werkenden met 56 procent lager dan in heel Nederland (69 procent). Het verhogen van de arbeidsparticipatie in de 40 wijken hebben de bewindslieden van SZW en ik tot één van de speerpunten van de wijkenaanpak gemaakt. Mijn wekelijkse werkbezoeken bevestigen telkens weer dat participeren de sleutel is tot perspectief en integratie. Er liggen volop kansen om de werkloosheid onder wijkbewoners tegen te gaan. Uit onderzoek van de RWI en Nicis blijkt dat er in de 40 aandachtswijken ongeveer 60.000 mensen zijn die wel willen werken, maar geen werk hebben.

De bewoners van de 40 aandachtswijken profiteren van de algemene maatregelen van het kabinet om de arbeidsparticipatie te verhogen. Gelet op de specifieke problematiek in de 40 aandachtswijken, zijn in aanvulling op het reguliere arbeidsmarkt- en re-integratiebeleid een aantal specifieke acties in gang gezet die zich richten op de 40 aandachtswijken.


- De bewindslieden van SZW en ik hechten aan actieve deelname van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) en het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) aan de wijkenaanpak. Het CWI heeft (tot en met 2009) 40 medewerkers beschikbaar gesteld voor de 40 aandachtswijken. Ze maken lokaal afspraken met de gemeenten welke activiteiten deze medewerkers uitvoeren. Zo bezoekt het CWI in de aandachtswijk in Maastricht kleine ondernemers in de wijk, verzorgt een adviseur in Heerlen (die zelf in de wijk woont) bemiddeling van wijkbewoners naar werk.

- Op mijn verzoek heeft de RWI in 2007 een advies uitgebracht (`De Wijk Inc.') met inspirerende praktijkvoorbeelden waarin publieke en private partijen samenwerken om lokaal de arbeidsparticipatie te bevorderen. Omdat het advies nuttige tips voor gemeenten bevat, is het actief onder de aandacht van gemeenten gebracht. De RWI en Nicis geven vervolg aan dit advies via een congres in januari 2009 getiteld `Hoe haal ik het bedrijfsleven de wijk in?', een pilot met zeven gemeenten om meer inzicht te krijgen in het onbenut potentieel in de wijken en een masterclass voor lokale partijen over het organiseren van publiek-private allianties voor de wijk.

- Aan alle 18 gemeenten met aandachtswijken is door het rijk het aanbod gedaan om deel te nemen aan het voorbereidingstraject participatiebudget. Alle gemeenten met uitzondering van Amersfoort en Heerlen hebben van dit aanbod gebruik gemaakt. In het participatiebudget worden middelen voor volwasseneducatie, inburgering en reïntegratie (W-deel) gebundeld. Hierdoor ontstaan meer mogelijkheden voor een integrale aanpak.

Nijmegen: actiecentrum Hatert naar Werk

In Nijmegen willen de gemeente en de corporaties samen met diverse gemeentelijke afdelingen, CWI, UWV, Het Interlokaal (een welzijnsinstelling die zich vooral op allochtonen richt) en een commercieel uitzendbureau gebiedsgericht aan de slag. Deze organisaties worden in de wijk in één ruimte gehuisvest zodat er fullservice verleend kan worden aan alle mensen in de wijk die hun positie wensen te verbeteren. De inzet is daarbij niet uitsluitend gericht op werklozen, maar ook op werkenden die hun positie willen verbeteren. Verwacht wordt dat Nijmegen het "Actiecentrum Hatert naar Werk" samen met de corporaties eind dit jaar operationeel heeft.


---

Arnhem: Vitesse Betrokken

De stichting Vitesse Betrokken, ROC Rijn IJssel en de gemeente Arnhem hebben het initiatief genomen tot het project `Scoren door Scholing'. Het project is bedoeld voor jongeren die zonder startkwalificatie hun school hebben verlaten. De eerste weken krijgen de deelnemers een onderwijsprogramma aangeboden door het ROC en wordt er samen met een leraar van het ROC een beroepskeuzetest afgelegd. Na deze periode gaan de jongeren stage lopen bij een bedrijf. De stagebedrijven zijn allemaal lid van de Business Club Vitesse Gelredome. Gedurende het project worden de jongeren gekoppeld aan een Vitesse-speler die hun `buddy' is. De eerste ervaringen met het project worden dit najaar geëvalueerd. De eerste aanpak lijkt echter succesvol en het enthousiasme bij alle betrokkenen is zo groot, dat de aanpak wordt uitgerold over alle 4 de krachtwijken in Arnhem.

Interventieteams

Binnen een landelijk dekkend netwerk van interventieteams werken de ministeries van SZW en Financiën, de Belastingdienst, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Arbeidsinspectie, de SIOD, de gemeenten (VNG en Divosa), de Sociale Verzekeringsbank, de Raad van Hoofdcommissarissen en het Openbaar Ministerie samen. Een prima voorbeeld van een integrale aanpak. Inzet is om via een repressieve aanpak op verschillende terreinen (van illegale tewerkstelling tot uitkeringsfraude en ontduiking van belastingen) het maatschappelijk klimaat in een wijk te herstellen. Met het bestrijden en opheffen van misstanden wordt toegewerkt naar de situatie waarin ruimte ontstaat voor positieve ontwikkelingen. Dit is in diverse wijken gebleken.. Wegens succes zal het aantal wijkgerichte interventieteams worden opgevoerd. Voor Utrecht Ondiep is het opgenomen in het wijkactieplan. Het Haags Economisch interventieteam (HEIT) zal actief worden in drie krachtwijken (Stationswijk, Schilderswijk en ­ met hercontroles - in Transvaal).

Dordrecht: een werkmakelaar aan de slag

Zijn taak is om (individuele) bewoners uit de wijk aan werk te helpen, dan wel startende ondernemers te ondersteunen. Het gaat hierbij vooral om bewoners die een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. De werkmakelaar werkt nauw samen met de consulent van het CWI (alliantiepartner) die vanuit dezelfde locatie werkt. Waar nodig wordt training en of scholing aangeboden, of een tussenstap via vrijwilligerswerk. Inmiddels zijn ruim 30 mensen aan een betaalde baan geholpen. Daarnaast is de werkmakelaar (samen met de kansenmakelaar en de algemeen projectleider) belast met het opzetten en uitvoeren van initiatieven die leiden tot leer-/werk plaatsen en het creëren van werkgelegenheid in de wijk. Een voorbeeld hiervan is het convenant "werk in bouw in Wielwijk": een afsprakenkader tussen de corporatie en opleidingscentra voor de bouw om werkzoekenden en jongeren uit Wielwijk en Crabbehof een opleidings- en, of werkplek te bieden in de bouw en vernieuwing van deze wijken. Ander voorbeeld is "Herbouw": leerlingen van de Hans Petrischool en cliënten van BoumanGGZ (verslaafdenzorg) halen bruikbare bouwmaterialen uit slooppanden, deze worden opgeknapt en te koop aangeboden in de tweede hands bouwmarkt "Herbouw".

Groningen: Woon-wens-werkgesprekken

Op individueel niveau lopen enkele interessante trajecten, te weten de woon-wens-werkgesprekken, voor bewoners van sloopwoningen zonder baan. Op deze gesprekken volgt het project Meedoen en de Vrouwenwerkplaats, die ervoor zorgen dat bewoners daadwerkelijk aan de slag kunnen. Het Alphacollege en VNO zijn bij deze trajecten betrokken en garanderen instroom voor opleiding en werkplekken.

Amsterdam: werkwijkwinkel

Op verzoek van de bewoners heeft stadsdeel Oost-Watergraafsmeer in samenwerking met welzijnsorganisatie Dynamo, DWI, CWI en UWV een wijkwerkwinkel ontwikkeld. Vanuit deze wijkwerkwinkel worden bewoners concreet ondersteund bij het actief worden in of buiten de wijk. Het informatiepunt wordt verzorgd door werkzoekenden uit de wijk, die worden bijgestaan door professionals van DWI en CWI.

Wijkeconomie

Wijkeconomie en werk zijn nauw met elkaar verbonden, ondernemerschap en bedrijvigheid kunnen nieuwe werkgelegenheid creëren in een wijk, ook voor kwetsbare groepen. Maar ook op andere manieren draagt ondernemerschap wezenlijk bij aan de kracht van een wijk. Bedrijvigheid
12

geeft een impuls aan de leefbaarheid en aan het verbeteren van het imago van de wijk. Bedrijven dragen bij aan de leefbaarheid van een wijk door te investeren in hun pand en bedrijfsomgeving (schoon, heel en veilig) en door het leveren van voorzieningen voor bewoners. En natuurlijk draagt een gezonde bedrijvigheid bij aan de lokale economie.

Gemeenten zijn als eerste aan zet bij het stimuleren van de wijkeconomie. De uitvoering moet lokaal plaatsvinden. In de brief `Wijkeconomie' (TK, 2007-2008, 30 995, nr. 49) heeft het Rijk een aantal instrumenten aangereikt die ondernemerschap in de wijk stimuleren en ondersteunen. Met deze instrumenten kunnen gemeenten lokaal aan de slag. Daarnaast stimuleert het kabinet ondernemerschap in algemene zin door het verbeteren van de werking van de kapitaalmarkt, het scheppen van een gunstig fiscaal klimaat, het verminderen van de regeldruk en een goede toegang tot advies en kennis voor (startende) ondernemers. In de komende periode staat nog het nodige op stapel waar ook de ondernemers in de wijken baat bij zullen hebben. Zo wordt het starten van een eigen onderneming naast een baan nog in deze kabinetsperiode fiscaal aantrekkelijker. Concrete maatregelen bij de aanpak van de vermindering van regeldruk voor ondernemers zijn de afschaffing van de eerstedagsmelding, verhoging van de grens voor het doen van kwartaalaangifte voor de BTW en een digitalisering van de verklaring arbeidsrelatie vanaf 2009. Ten slotte krijgen ondernemers voortaan nog maar te maken met één conjunctuurenquête. Dit levert een lastenreductie van 25% op. Verder ondersteunt het ministerie van EZ ook komend jaar de activiteiten van de Stichting Ondernemersklankbord waar ondernemers voor advies en begeleiding door deskundige vrijwilligers terecht kunnen.

Samen met het bedrijfsleven en de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, werkt het ministerie van Economische Zaken aan de aanpak van criminaliteit door de uitvoering van de Actieplannen Veilig Ondernemen. Begin 2009 treedt de nieuwe regeling Veiligheid Kleine Bedrijven in werking, waarvoor 24 miljoen beschikbaar is.

In de onderhandelingen over de charters heeft het Rijk vier instrumenten actief bij gemeenten onder de aandacht gebracht. De tabel geeft een overzicht van wat gemeenten hiervan in de charters hebben opgenomen.

Microfinanciering Bedrijfsgerichte Branchering Kansenzones Gebieds- Verbetering Alkmaar X
Amersfoort X
Amsterdam X X Arnhem X X X X Den Haag X X X X Deventer X
Dordrecht X X X Eindhoven X X Enschede *)
Groningen X
Heerlen X
Leeuwarden X
Maastricht X
Nijmegen X
Rotterdam X X X Schiedam X X X Utrecht X X X Zaanstad X X X X
*) Enschede heeft wel aangegeven in te willen zetten op groei van het aantal ondernemers en het versterken van het ondernemersklimaat.

Alle 18 steden hebben ondernemerschap als belangrijk onderwerp in hun charter opgenomen. Bijna alle steden geven aan actief met microfinanciering aan de slag te willen. Afgelopen september is een brief aan de Tweede Kamer verzonden over de plannen rond microfinanciering
13

(TK, 2007-2008, 31 311, nr. 20). Zes van de 18 steden heeft in de charters aangegeven actief aan de slag te gaan met bedrijfsgerichte gebiedsverbetering (BGV). Een wetsvoorstel hiervoor ligt bij uw Kamer (TK, 2007-2008, 31 430, nr. 2). Het instellen van een BGV-zone kan alleen plaats vinden op initiatief van ondernemers, dit instrument stelt ondernemers in staat om gezamenlijk te investeren in de kwaliteit van hun bedrijfsomgeving, waarbij alle ondernemers meebetalen. BGV-zones kunnen dus heel goed ook binnen de andere 12 gemeenten ontstaan. Zes steden hebben branchering expliciet genoemd en zeven steden overwegen om een kansenzone in te richten in één of meer van hun wijken. Kansenzones en BGV's zijn verschillende tools. Een kansenzone is een door de gemeente aangewezen gebied waar gunstige regelingen gelden voor ondernemers.

Naast de vier hierboven genoemde instrumenten geven steden in de charters aan ook via andere wegen te willen werken aan het versterken van ondernemerschap. Zo wil Alkmaar zelfstandig ondernemerschap stimuleren en faciliteren, waarbij ze zich richten op 1) het benaderen en informeren van de jeugd 2) startende ondernemers (allochtonen, microkredieten) en 3) het aanbieden van ruimte in de wijk voor vestiging. Leeuwarden wil lokaal inzetten op ondernemerschap; er zal een quick scan van (in)formele economische activiteiten en de mogelijkheden naar nieuwe bedrijvigheid in de wijk plaatsvinden. Rotterdam wil het ondernemingsprofiel versterken door ondernemerschap een steviger plaats te geven in de Rotterdamse opleidingen (van VMBO tot universiteit). Met de opleidingsinstellingen worden hierover afspraken gemaakt. Verder wil Rotterdam met de woningcorporaties afspraken maken over ruimte voor economie in de wijk.

In sommige gevallen hebben kansrijke projecten in de 40 wijken gericht op de ondersteuning van ondernemers een extra tijdelijke financiële impuls nodig van het rijk. Het ministerie van EZ heeft hiervoor 7 ton euro vrijgemaakt. Daarnaast is Staatssecretaris Heemskerk ambassadeur van de krachtwijken Transvaal in Den Haag en Nieuwland in Schiedam.

Velve-Lindenhof in Enschede is een typische woonwijk, waarin relatief veel kleinschalige bedrijvigheid plaatsvindt. Door nieuwe bedrijfslocaties en een ondernemerscoach wil men enerzijds het (bestaande en nieuw) ondernemerschap stimuleren en anderzijds de wijk profileren als vestigingsplaats voor kleinschalige bedrijvigheid. Naast het begeleiden en stimuleren van startende ondernemers gaat de ondernemerscoach ook een ondernemersnetwerk oprichten om zo het ondernemersklimaat in de wijk te versterken en ondersteunt de ondernemerscoach ondernemers bij het zoeken naar een goede bedrijfslocatie.

Het wijkactieplan van de Rivierenwijk in Deventer geeft aan dat men de vitaliteit van de economie in de wijk wil verbeteren. Dit door bevordering van nieuw ondernemerschap, kwaliteitsverbetering van bestaand ondernemerschap en te zorgen voor de juiste randvoorwaarden. Verder wil men werklozen uit de wijk inschakelen bij ondernemersactiviteiten. In dit geval bij sloop- en bouwactiviteiten zodat men werkervaring op kan doen en onder begeleiding toe kan groeien richting arbeidsmarkt. Eind 2011 wil Deventer het aantal ondernemingen in de Rivierenwijk van 59 in 2006 (met 152 banen) laten stijgen naar 100 in 2011 (met 250 banen): de ondernemersquote van de Rivierenwijk komt hiermee op het gemiddelde voor woonwijken in Deventer.

Sinds de brief `Wijkeconomie' is het nodige gebeurd. Nicis Institute organiseerde een druk bezochte landelijke dag over wijkeconomie. Inspirerende voorbeelden uit bijvoorbeeld Arnhem en Rotterdam werden besproken. Voorts volgden twee verdiepingsdagen in september. Ook organiseerde Nicis Institute half september samen met de ministeries van EZ en mijn ministerie een informatiebijeenkomst voor gemeenten over branchering. Eerder is aangegeven dat het ministerie van Economische Zaken met de G31 overleg voert over de inzet van de resterende middelen uit het GSB-budget voor de wijkeconomie. Op basis van dat overleg wordt een aantal thema's benoemd. Gemeenten kunnen tot begin 2009 voorstellen indienen.

In Poelenburg, Zaanstad, zijn de ondernemers niet goed georganiseerd. Ze weten van elkaar onvoldoende welke contacten ze hebben met bijvoorbeeld de gemeente en corporatie, terwijl ze toch vaak hetzelfde belang hebben. Ondernemers die zich willen verenigen worden door de gemeente uitgenodigd voor een diner waarbij geldt "wie komt is meteen lid van de nieuwe ondernemersvereniging". Tijdens mijn werkbezoek zijn hier meteen concrete afspraken over gemaakt. Verder werkt de gemeente Zaanstad samen met MKB en de Kamer van Koophandel
14

om een overlevingsplan op te stellen voor ondernemers in de winkelcentra. Ook loopt daar een project om vooral allochtonen en vrouwen te ondersteunen bij het opzetten van een eigen onderneming.

Rotterdam heeft sinds kort een stadsmarinier Veilig Ondernemen. De bijzondere ambtenaar heeft de touwtjes in handen bij de projecten waarin winkelgebieden en bedrijventerreinen veiliger moeten worden gemaakt. Medio september is het Ondernemershuis Zuid geopend. Eén centraal punt waar de dienstverlening van meer dan 15 partijen bij elkaar komt om zowel startende als gevestigde ondernemers in Rotterdam-Zuid van informatie en advies te voorzien. De verwachting is dat in de komende periode nog veel van deze lokale initiatieven zullen volgen. In de Haagse wijk Schilderswijk heeft de Kamer van Koophandel een wijkvestiging geopend. De lokale ondernemers krijgen ondersteuning bij het vinden van hun weg in het Nederlandse ondernemingsklimaat en er worden cursussen aangeboden.

Prijsvraag M&ICT

Succesvolle projecten uit de wijk kunnen meedingen met de nieuwe ronde van de prijsvraag Maatschappelijke Sectoren & ICT. De 8e prijsvraag die per 1 oktober 2008 `opent' staat in het teken van `sterke wijken'. Goed lopende initiatieven die met behulp van ICT-toepassingen de leefbaarheid in de wijk verbeteren, maken kans op een financiële impuls om het initiatief op te schalen naar andere wijken. Denk bijvoorbeeld aan digitale ondersteuning van samenwerking tussen professionals binnen verschillende welzijnsorganisaties in een wijk, een marktplaatsachtige toepassing voor vrijwilligerswerk, inspraak via internet over de inrichting van de wijk of een toepassing waarmee allochtone vrouwen gestimuleerd worden om toe te treden tot de arbeidsmarkt. Er is 7 miljoen vanuit het actieprogramma - dat onder coördinatie staat van het ministerie van EZ - beschikbaar voor deze wijkprojecten. Dit is beschikbaar voor alle wijken in Nederland.

Leren

Elke dag wordt hard gewerkt om goed onderwijs te geven. Door docenten, ouders, leidinggevenden en ondersteunend personeel. Veel leerlingen ook in de 40 wijken presteren goed omdat er een goede docent voor hun klas staat, omdat hun ouders achter hen staan en omdat de school zijn zaken op orde heeft. Maar er is ook zeker ruimte voor verbetering. Zo bestaan er zorgen over het aantal voortijdig schoolverlaters (VSV). Circa 8% van het totale aantal schoolverlaters is afkomstig uit een krachtwijk. De uitval is in de 40 wijken ongeveer twee zo groot als het landelijke gemiddelde, namelijk 8,5%. Daarnaast komen uit de analyses in de wijkactieplannen ook andere problemen naar voren; dan hebben we het over taalachterstanden en segregatie. In de wijken heeft men de ambitie om deze problemen aan te pakken. Dat wordt stevig ondersteund door de staatssecretarissen van OCW en door mij. Bijvoorbeeld door extra conciërges in de 40 wijken. Het inzetten van ondersteunend personeel in de basisschool kan de werkdruk van schoolleiding en leerkrachten verlichten. Juist in de grote steden en de krachtwijken is dat hard nodig. Basisscholen in de 40 wijken die een aanvraag hebben ingediend hebben voorrang gekregen bij de toekenning van een loonkostensubsidie voor het aanstellen van een conciërge in het kader van de `Regeling loonkostensubsidie ondersteunend personeel basisscholen'. Van alle scholen in krachtwijken heeft driekwart een aanvraag gedaan voor een conciërge, en die zijn allemaal gehonoreerd. Daarbij hebben de scholen uit de krachtwijken buiten de G4 relatief vaker subsidie aangevraagd dan scholen in de G4-krachtwijken. Omdat scholen vrij zijn al dan niet een aanvraag te doen is een dekking van 100% niet mogelijk. In totaal zijn er 474 conciërges in de G4 en in de krachtwijken gerealiseerd en 1231 in de rest van Nederland.

Aanval op de uitval krijgt een nieuwe impuls in de 40 wijken. De cijfers van de aantallen VSV worden op gemeente- en nu ook op wijkniveau beschikbaar gesteld. De gemeente draagt er zorg voor om de gemaakte afspraken in het kader van VSV te vertalen naar de aanpak in de krachtwijken in relatie tot afspraken die er gemaakt zijn in de wap's en charters. Hierdoor kan de gemeente als uitvoerend regisseur van de aanpak voortijdig schoolverlaten, de wijkenaanpak en de scholen afspraken maken voor prioritering van VSV projecten in de krachtwijken. Tijdens de uitvoeringsfase van de wijkenaanpak wordt door het ministerie van OCW bijgedragen door
15

uitwisseling van gegevens over de actuele aantallen schoolverlaters per krachtwijk, zodat de gemeente inzicht heeft in de resultaten in de krachtwijken. Ik ben samen met verschillende departementen actief betrokken bij de integrale aanpak van zogeheten `overbelaste' jongeren. Met de gemeente Rotterdam gaat het kabinet in beeld brengen wat de belemmeringen zijn bij het integraal ondersteunen van de jongeren. Het kabinet financiert daarnaast de komende twee jaar een proef met 200 plaatsen per jaar op de Rotterdamse wijkschool, waar leerlingen met complexe problemen worden geholpen naar een plek op de arbeidsmarkt. Er is vanuit verschillende departementen 5,6 miljoen euro beschikbaar. De wijkschool is een nieuw concept voor jongeren tot 23 jaar zonder startkwalificatie, baan of opleiding. Doel van de wijkschool is om jongeren met complexe problemen, door een vergaand geïntegreerde aanpak van zorg, onderwijs, sport en werk, voor te bereiden op de arbeidsmarkt of regulier vervolgonderwijs.

Leerbedrijf Presikhaaf, Arnhem - Het uitgangspunt is werkend leren en lerend werken. Het leerbedrijf functioneert als een zelfstandig team. Deelname vindt plaats vanuit verschillende studies. Veel organisaties uit de wijk vragen ondersteuning en het ROC vervult een makelaarsfunctie tussen vraag en aanbod Het doel is ondersteuning te bieden op de werkvloer.
Den Haag, Schilderswijk ­ Op 20 oktober jl. is tijdens het wijkbezoek in de Schilderswijk een intentieovereenkomst getekend met de staatssecretaris van OCW om tot een brede school te komen. Eindhoven, Doornakkers ­ In het kader van `Bouwen aan je eigen buurt' gaan jongeren uit Doornakkers een leerwerktraject volgen bij de corporatie Woonbedrijf en projectontwikkelaar Hurks, waarbij ze een bijdrage leveren aan de bouw van het nieuwe spilcentrum `de Toeloop'. Rotterdam Overschie ­ Het schoolplein van basisschool De Zonnekorf is recent opgeknapt. Het plein was met een hoog hek afgesloten, wat de sfeer en leefbaarheid niet ten goede kwam. Nu is het hek gedeeltelijk vervangen door een laag hek en wordt het plein geschikt gemaakt voor sport en andere activiteiten na schooltijd.
Via de wijkenaanpak dragen de bewindslieden van OCW bij aan de realisatie van een dekkend aanbod van brede scholen in de 40 wijken. Daartoe worden onder andere, samen met het ministerie van VWS, co-financieringsmiddelen voor combinatiefuncties beschikbaar gesteld op het snijvlak van onderwijs, sport en cultuur. Door inzet van de combinatiefuncties kunnen meer brede scholen in de wijken sport- en cultuuronderwijs aanbieden, worden sportverenigingen versterkt en daarmee hun waarde voor de wijk, en kunnen meer jongeren sporten en kennismaken met cultuur. Doel is om in 2012 2500 combinatiefuncties te hebben. Deze middelen zijn in eerste instantie beschikbaar gesteld aan de G30, waarbinnen alle steden met krachtwijken vallen. Via het Jaarbericht brede scholen zal de ontwikkeling van de brede scholen in de wijken worden gevolgd.
Amsterdam: BOOT Talentontwikkeling

Een opvallend onderdeel in het Amsterdams uitvoerings plan is de samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam. De partijen werken samen op het gebied van onderzoek en kennisdeling m.b.t. de wijkaanpak. Hierbij worden kennis, kunde én studenten beschikbaar gesteld aan de krachtwijken. Bijvoorbeeld via de Buurtwinkels voor Onderzoek, Onderwijs en Talentontwikkeling (Boot). Boot is een buurtcentrum/winkel, het gebouw is gevestigd in een buurt en heeft op die buurt gerichte functie. De ligging en de kenmerken van de buurt bepalen de inhoud van die functies. De buurtgerichtheid betreft minimaal de bijdrage aan activiteiten die geformuleerd zijn in het kader van de BuurtActiePlannen en het Amsterdams Uitvoerings Programma 2008-2009.
BOOT is een laagdrempelige voorziening waar iedereen uit de buurt (bewoners én ondernemers) terecht moet kunnen om bij de talentontwikkeling ondersteund te worden.

Naast de pilots `tegengaan segregatie' in de Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag, zijn ook in Deventer, Eindhoven en Nijmegen pilots gestart om de segregatie binnen het onderwijs in de krachtwijken tegen te gaan. Ondersteuning vindt plaats vanuit het Kenniscentrum Gemengde Scholen. Het ministerie van OCW geeft hieraan financiële ondersteuning.
16

.. en opgroeien

In bijna alle steden wordt in of nabij een krachtwijk een centrum voor jeugd en gezin (CJG) of een aan het CJG gelieerd inlooppunt gevestigd waar ouders en kinderen uit de wijk terechtkunnen met hun vragen over opgroeien en opvoeden. Vanuit het CJG wordt extra opvoedingsondersteuning verleend. Ter ondersteuning van de CJG's werken het Programmaministerie voor Jeugd en Gezin en de VNG samen. Leren van elkaar staat daarbij centraal. Informatie is te vinden op de gezamenlijke website www.invoeringcjg.nl.

Er zijn inmiddels CJG's in Amersfoort, Amsterdam, Eindhoven,Enschede, Groningen, Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Zaanstad (bron www.invoeringcjg.nl. De centra staan niet allemaal in één van de 40 wijken. Soms staat het CJG in het centrum van een stad. Het streven is wel, zoals aangegeven, dat er in of nabij een krachtwijk een CJG of inlooppunt wordt gerealiseerd.

Ondertussen wordt ook gewerkt aan de wettelijke verankering van het CJG. In juli 2008 is het wetsvoorstel CJG ter consultatie aangeboden aan betrokken partijen. Het voornemen is om het wetsvoorstel eind dit jaar voor advies aan de Raad van State voor te leggen.

Daarnaast zullen vanaf medio volgend jaar, bij inwerkingtreding van het wetsvoorstel "verwijsindex risico's jeugdigen" alle gemeenten aansluiten op de verwijsindex. Op dit moment zijn in het kader van de proeftuin zo'n 30-tal gemeenten aangesloten (onder meer Rotterdam, Den Haag, Leeuwarden en Heerlen).. De verwijsindex is een landelijk elektronisch systeem waaraan hulpverleners een jongere kunnen melden en dat hen bij een melding over dezelfde jongere middels een signaal met elkaar in contact brengt, met als doel dat die jongere eerder, beter afgestemde hulp, zorg of bijsturing verleend krijgt. Meer informatie over de verwijsindex is te vinden op www.verwijsindex.nl.

Kindvriendelijke wijken
Een krachtwijk is kindvriendelijk. In een aantal steden is in de wijkenaanpak extra aandacht gegeven aan het belang van meer voorzieningen en activiteiten voor kinderen van alle leeftijden. Gemeenten doen dat door speel(tuin)voorzieningen aan te leggen, sport in de wijk te bevorderen en het aanbod van buitenschoolse activiteiten uit te breiden. Inmiddels hebben ook vele maatschappelijke partners zich verbonden aan het vergroten van de kindvriendelijkheid binnen de wijkenaanpak en zetten hier hun schouders onder. Dit betreffen onder meer de NUSO (landelijke vereniging speeltuinen), Jantje Beton, Fietsersbond, Johan Cruyff Foundation, Richard Krajicek Foundation die allen lid zijn van de Landelijke Alliantie. In de brief van 1 september jl. aan de Tweede Kamer met een reactie op de brief over de quick scan speelvoorzieningen is meer informatie opgenomen over de verschillende manieren waarop vanuit het Rijk gemeenten op het gebied van een kindvriendelijke woon- en leefomgeving worden gestimuleerd en gefaciliteerd.

Dordrecht, Wielwijk en Crabbehof

Bewoners worden gestimuleerd een actieve rol in de wijk te spelen. In de plint aan het Admiraalsplein is een ontmoetings- en activiteitenruimte gerealiseerd. Deze biedt mogelijkheden aan tal van groepen en organisaties om elkaar te ontmoeten. Ook wordt actief ingezet op ouders (vader en moedergroepen) van diverse culturele achtergronden om met elkaar een actievere rol te spelen in de opvoeding van de kinderen. Voor kinderen en jongeren is een activiteitenprogramma opgezet omdat uit onderzoek is gebleken dat kinderen en jongeren uit Wielwijk en Crabbehof minder deelnemen aan sport en culturele activiteiten. In de plint is een kindercafé annex speel-o-theek gevestigd. Momenteel wordt er gewerkt aan een kinderrestaurant.

Experiment Aanpak achter de voordeur
In het kader van de wijkenaanpak kiezen veel van de betrokken gemeenten voor een "achter de voordeur" aanpak, waarbij via "huis aan huis" bezoeken gekeken wordt wat de problemen in een huishouden zijn, om vervolgens een maatwerk en samenhangend hulpaanbod te doen. Bij dit
17

"doen" wordt echter op lokaal niveau toch tegen een aantal vooral uitvoeringsknelpunten aangelopen. Middels het experiment "Achter de voordeur" wordt in de praktijk naar werkbare oplossingen gezocht. Het Ministerie voor Jeugd en Gezin is samen met WWI verantwoordelijk voor het experiment achter de voordeur. Voor een nadere toelichting verwijs ik u naar het hoofdstuk over de experimenten.

Amersfoort

Uit signalen blijkt dat er mogelijk knelpunten zijn in de hulpverlening en ondersteuning aan jongeren tussen
18 en 23 jaar. In de charter met de gemeente Amersfoort is afgesproken dat het Rijk samen met de gemeente gaat bezien of er inderdaad knelpunten zijn. Dit gebeurt door middel van een groot landelijk onderzoek vanuit het programmaministerie voor Jeugd en Gezin en zal plaatsvinden vanaf november 2008 tot en met maart 2009. Uit dit onderzoek moet duidelijk worden - als er knelpunten zijn - wat voor type belemmeringen dit zijn, wat de effecten hiervan zijn, welke groepen jongeren hiermee te maken krijgen en om hoeveel jongeren het gaat. Ten slotte biedt het onderzoek een verzicht van aanbevelingen om de belangrijkste knelpunten - als die er zijn - op te lossen en de hulpverlening en ondersteuning aan jongeren tussen 18 en 23 jaar, al dan niet in een gedwongen kader, te verbeteren.

Vernieuwend Welzijn
Tijdens de wijkentour van 2007 was er bij veel bewoners kritiek op de kwaliteit van het welzijnswerk. Staatssecretaris Bussemaker van VWS en ik hebben afgesproken dat we ons gezamenlijk zullen inzetten voor de versterking van de welzijnssector in de 40 Krachtwijken via het experiment Vernieuwend Welzijn. Het experiment maakt onderdeel uit van het VWS- programma `Beter in Meedoen'. In dit vijf jaar durende programma (waarvoor VWS 2,8 miljoen per jaar heeft gereserveerd) wordt gewerkt aan de vernieuwing en innovatie van de Wmo. Daarbij neemt de vernieuwing van het welzijnsbeleid een belangrijke plaats in. Het gaat om het onderzoeken van trends, om het ontwikkelen van nieuwe methodieken, het toetsen van interventies en om de doorvertaling daarvan naar de opleidingen van professionals. In het hoofdstuk over de experimenten vindt u meer informatie over het experiment Vernieuwend Welzijn.
Gezondheid in de wijk

Sport verbindt en bereikt grote groepen in de samenleving die via de traditionele aanpak moeilijk bereikbaar zijn. Op 1 oktober 2008 organiseerde mijn ministerie samen met het ministerie van VWS het congres "Scoren in de wijk, voetbal als vliegwiel in de wijkenaanpak". Tijdens dit congres ondertekende ik samen met 5 lokale coalities van Betaald Voetbal Organisatie, gemeente en woningcorporatie een document waarin de partijen zich de komende 3 jaar in de Kopgroep verbinden aan de wijkenaanpak. De vijf Betaald Voetbal Organisaties zijn FC Twente, NEC, NAC Breda, FC Utrecht en Vitesse Arnhem.

Ik kan u melden dat er in alle 40 wijkactieplannen aandacht is voor sport en bewegen. In de krachtwijken hebben relatief veel mensen een slechtere gezondheid dan de rest van Nederland. Minister Klink heeft u juli 2008 geïnformeerd over de hoofdlijnen van zijn beleid gericht op het verminderen van gezondheidsachterstanden. Via de wijkenaanpak zie ik mogelijkheden om de gezondheid van inwoners in de krachtwijken te verbeteren. In oktober 2007 heb ik daarom met de bewindspersonen van VWS afgesproken te gaan experimenteren met het concept Gezonde wijk in de krachtwijken. Ik ben blij dat de helft van de 18 gemeenten in hun charter heeft opgenomen hieraan te willen participeren. Het zijn Amsterdam, Den Haag, Deventer, Heerlen, Leeuwarden, Rotterdam, Utrecht en Zaanstad. In het hoofdstuk over de experimenten meer informatie over `Gezonde wijk'.

Tijdens de Algemeen Politieke Beschouwingen op 25 september 2008 is een motie ingediend (motie) Hamer (PvdA) waarin de Tweede Kamer de regering verzoekt om de wijkenaanpak extra te verbreden en financieel te ondersteunen door onder meer in het kader van het Actieplan Beter (t)huis in de buurt het aantal wijkverpleegkundigen uit te breiden, te beginnen in de 40 krachtwijken. Op dit moment bekijk ik samen met VWS hoe de hiervoor beschikbare middelen zo direct mogelijk bij wijkverpleegkundigen in de krachtwijken terechtkunnen komen. Ik streef ernaar deze motie in samenhang uit te voeren met de experimenten Gezonde wijk, die 18

erop gericht zijn de gezondheid van mensen in de krachtwijken te verbeteren en het aanwezige zorgaanbod in de wijken te verbeteren.

Gezonde krachtwijken in Den Haag

De aanpak van het experiment Gezonde wijk in de Haagse krachtwijken is als volgt: De gemeente Den Haag (wethouder Bert van Alphen) vormt op bestuurlijk niveau een vitale coalitie met publieke en private (lokale) sleutelpartijen zoals Zorgverzekeraars, Haagse ziekenhuizen, Haagse Hogeschool, Mondriaan Groep, Kamer van Koophandel, Woningcorporaties, Welzijn, Sportbonden, AMC/Universiteit van Amsterdam, de Landelijke Gezondheidsfondsen.

Den Haag zet in op 2 actielijnen die zij met deze coalitie wil uitvoeren:
1. Gezonde Kennis; Ontschotten van gezondheidsinformatie, samenbrengen van informatie die bij verschillende partners aanwezig is om tot een gezamenlijke analyse/monitoring te komen van gezondheidsachterstanden in de Haagse wijken. Deze analyse dient als katalysator voor een gezamenlijk programma.

2. Gezonde Wijk; Via doorbraak-samenwerking krachtige programma's realiseren op a) gezonde leefstijl,
b) gezonde leefomgeving en
c) toegankelijke zorg.

Belangrijke onderdelen van de aanpak Gezonde Wijk zijn het realiseren van programmatische preventie in de eerstelijnzorg in de Krachtwijken, gezond wonen en gezond werken. De gesprekken met diverse partners zijn gaande. Het beklinken van de vitale coalitie staat gepland op woensdag 19 november in de krachtwijk Stationsbuurt waarbij zowel Minister Vogelaar van WWI als Minister Klink van VWS aanwezig zullen zijn.

Sport en bewegen

De inzet van sport in de krachtwijken is om meerdere reden noodzakelijk voor het bereiken een actieve, gezonde en veilige samenleving. In de krachtwijken sport 52% van de mensen gemiddeld nul uur per week, terwijl dat in de rest van Nederland 37% is. Ook overgewicht komt in de krachtwijken meer dan gemiddeld voor, een andere indicator voor te weinig sport en beweging. In Den Haag, als voorbeeld, zijn in drie van de vier achterstandswijken (Stationsbuurt, Schilderswijk en Transvaal) weinig sportvoorzieningen en in het geheel geen sportverenigingen aanwezig.

Gezonde krachtwijken in Utrecht

De gemeente Utrecht heeft de GG&GD opdracht gegeven het Experiment Gezonde Wijk in de krachtwijken vorm te geven bestaande uit 2 onderdelen:

1. plan van aanpak geïntegreerde zorg.

2. plan van aanpak gezonde leefomgeving.
Wat betreft het eerste onderdeel heeft de gemeente Utrecht op woensdag 8 oktober 2008 een convenant afgesloten met Agis Zorgverzekeringen met als doel om `gezondheidsachterstanden effectief te bestrijden om daarmee gezondheidswinst te realiseren en de zorgkosten beheersbaar te houden'. Via dit lokale convenant verbindt Agis Zorgverzekeringen zich als preferente zorgverzekeraar in de gemeente Utrecht aan het experiment Gezonde wijk als onderdeel van de charterafspraken in Utrecht.

Ik vind het belangrijk dat wordt ingezet op het versterken van de sportverenigingen, waarbij deze zich nadrukkelijk richten op bepaalde groepen inwoners die relatief weinig aan sport doen, zoals ouderen, gehandicapten en allochtone vrouwen en meisjes. Juist voor hen is de toegevoegde waarde van sport en bewegen groot. Niet alleen uit oogpunt van gezondheid, maar ook uit oogpunt van participatie, emancipatie, integratie en de contacten in de buurt. Sterke sportverenigingen willen wij vooral realiseren met de inzet van zogenoemde combinatiefuncties. Dat gebeurt onder de vlag van de Impuls brede scholen, sport en cultuur.

Straatvoetbal in de wijkenaanpak.

In de krachtwijken organiseert de Straatvoetbalbond Nederland (SVBN) samen met gemeenten jaarlijks een aantal voetbalevenementen die ervoor zorgen dat jongeren meer bewegen en op een plezierige manier
19

kennismaken met hun buurtgenoten. Er is veel talent onder de deelnemers. Sporten versterkt het zelfbeeld, houdt jongeren van de straat en bevordert integratie. Het ontbreken van goede sportvoorzieningen, het tekort aan kader en vrijwilligers en gebrek aan financiële middelen vormen de hardnekkigste problemen voor sportverenigingen en bewoners. In samenwerking met gemeenten, corporaties, de KNVB, Johan Cruyff Foundation, Stichting meer dan Voetbal, de vijf koplopers onder de Betaaldvoetbalorganisaties en de SVBN zal worden ingezet op het vergroten van de sportdeelname in de krachtwijken en het structureel versterken van de lokale sportvereniging.

Het Nederlands Instituut Sport en Bewegen biedt gemeenten ondersteuning met een gedegen analyse van de wijk en het organiseren van een samengesteld sport- en beweegaanbod, waaronder sportbuurtwerk en beweeginterventies voor specifieke doelgroepen. Het Jeugd Sportfonds is een partner in de wijkenaanpak en zal de komende jaren haar bijdrage leveren om meer kinderen wiens ouders het lidmaatschap van de sportvereniging niet kunnen betalen toe te leiden naar de sport. De deelgemeente Overschie in Rotterdam speelt hier al goed op in door het lidmaatschap van sportverenigingen voor alle inwoners onder de twaalf jaar van Overschie gratis aan te bieden.

Integreren

Niet-westerse migrantengroepen zijn oververtegenwoordigd in de krachtwijken. In 11 van de 40 krachtwijken vormen zij meer dan de helft van de bevolking. Een kwart van de potentieel inburgeringsplichtigen woont in een krachtwijk.

Percentage niet-westerse migrantengroepen in de krachtwijken 0-10% 10-20% 20-30% 30-40% 40-50% 50-60% 60-70% 70-80% 80-90% 90- 100% Aantal 1 5 9 6 8 5 3 1 2 0 krachtwijken
Bron: CBS Statline 2008, bewerking VROM

Alle reden om in de aanpak van de wijken krachtig het integratievraagstuk op tafel te leggen en bespreekbaar te maken. Tijdens mijn wijkbezoeken ga ik regelmatig het gesprek aan met bewoners. Problemen die vaak worden genoemd zijn (allochtone) jongeren die overlast veroorzaken en een eenzijdige samenstelling van mensen met problemen in de wijk. Overlast moet worden aangepakt, een wijkagent en een straatcoach zijn kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. Evenals voldoende voorzieningen met een aansprekend aanbod voor jongeren. Eenzijdige samenstelling van de wijk kan door actief beleid van gemeente en woningcorporaties worden voorkomen. Gemeenten zijn veelal huiverig om de Wet Bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Rotterdamwet) te gebruiken.

Den Haag Zuidwest: social sofa's

De bewoners van Den Haag Zuidwest zijn binnenkort drie 'zelfgemaakte' straatbanken rijker. Deze met mozaïek bewerkte zitplaatsen zijn onderdeel van het project Social sofa. Social sofa verbindt wijkbewoners door middel van kunst en biedt bewoners een plek in de buurt om even te zitten, uit te rusten en met anderen te praten. De straatbanken zijn gegoten uit 1550 kilo beton en worden door wijkbewoners zelf aangekleed met mozaïek. Het is de bedoeling dat er in 2010 ongeveer 70 van dergelijke banken in Den Haag staan.

Participatie van migranten begint bij het spreken van de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving, het gaat er om dat mensen met elkaar kunnen samen leven in een wijk. Integratie komt tot stand in de wijk op de arbeidsmarkt, op school en in de vrije tijd. Daarom zet dit kabinet in op een integrale aanpak waarbij elementen als inburgering, opvoedingsondersteuning, emancipatie, sociale cohesie, onderwijs, werk met elkaar verbonden zijn. En niet te vergeten preventie en repressie, als er sprake is van een onveilig leefklimaat of van criminaliteit. Als etniciteit een factor is moet dat benoemd worden, alleen dan kan er immers effectief worden opgetreden.


20

Inburgering en ondernemerschap

In het innovatietraject 'Inburgering en ondernemerschap' zoekt het rijk samen met de gemeenten Amsterdam, Eindhoven, Helmond, Deventer en Haarlem naar de kritische succesfactoren voor de inburgering van startende en gevestigde ondernemers. De gemeenten zetten daartoe duale inburgeringstrajecten voor ondernemers op, werken samen met lokale partijen zoals MKB, KvK, CWI en onderwijsaanbieders, realiseren afstemming met gemeentelijke diensten. Het Instituut voor Midden en Kleinbedrijf (partner in de Landelijke Alliantie) ondersteunt de deelnemende gemeenten.

Binnen inburgering stimuleer ik duale trajecten, waarbij inburgering gekoppeld wordt aan (beroeps)onderwijs, re-integratie of maatschappelijke participatie. Om dit proces te bevorderen introduceer ik per 1-1-2009 een participatiebonus. In 8 gemeenten waarvan 4 met krachtwijken (Alkmaar, Leeuwarden, Schiedam en Utrecht) is een innovatietraject gestart om de mogelijkheden van wijkgerichte inburgering te verkennen en kennis op te doen die ook elders in het land gebruikt kan worden. Door de stagnatie van instroom in de inburgeringstrajecten ontdekken veel gemeenten de wijk als vindplaats voor potentiële inburgeraars. Op buurtmarkten, via sleutelfiguren in de wijk en via wijkvoorzieningen gaat men actief op zoek naar potentiële inburgeraars. Procesmanagers van het rijk ondersteunen de 50 grootste gemeenten bij de ontwikkeling van inburgeringsagenda's voor de middellange termijn.

Op 1 oktober jl. organiseerde ik in samenwerking met de MO-Groep Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening een conferentie om vormen van samenwerking tussen gemeenten en welzijnsinstellingen op het terrein van inburgering te stimuleren. In de workshops kwamen tal van goede praktijkvoorbeelden naar voren. Ook hier valt nog een wereld te winnen als we er in slagen de verkokering te doorbreken en samenwerking heel concreet in de praktijk kunnen brengen. De samenwerking kan onder meer betrekking hebben op inburgering, op VVE, peuterspeelzalen, een laagdrempelig buurthuis en vrouwencentra.

Inburgering in de wijk

Vrijwel alle gemeenten met krachtwijken hebben de ontwikkeling van wijkgerichte inburgering in hun inburgeringsagenda's opgenomen. Een enkele gemeente zoals Enschede is al langer bezig om de inburgering voor alle niet-uitkeringsgerechtigden (m.n. vrouwen) volledig in en vanuit de wijk uit te voeren. Daarbij wordt in alle trajecten vrijwilligerswerk opgenomen. Vrijwilligers hebben zich verbonden aan inburgeraars om hen te coachen op taalgebied maar ook bij de verkenning in de lokale samenleving. In Amsterdam Zuidoost wordt een pilot ontwikkeld om hoogopgeleide inburgeraars via duale maatwerktrajecten sneller en meer duurzaam te laten uitstromen naar de arbeidsmarkt.

Zeer bemoedigend vind ik de ontwikkelingen op het terrein van sociale interactie. De trend tot segregatie en isolement lijkt zich te keren. We komen achter de voordeur. We helpen migrantenvrouwen zich thuis te voelen in hun omgeving. Diverse gemeenten zetten samen met corporaties en bewonersgroepen multifunctionele accommodaties op waar de verschillende bevolkingsgroepen elkaar kunnen ontmoeten en tot duurzame samenwerking kunnen komen. Een goed voorbeeld daarvan is het project `ontmoetingsruimten in flats in de Utrechtse wijk Overvecht' (zie kader). Groepen die niet als vanzelf naar deze accommodaties komen (bijvoorbeeld meisjes uit migrantengroepen, ouderen) worden specifiek benaderd. In nagenoeg alle 18 steden met krachtwijken lopen er projecten van de Stimuleringsregeling `Ruimte voor Contact'. In de periode t/m 2007 zijn er 138 projecten toegekend, waarvan 44 zich af spelen in de krachtwijken. Op de website www.ruimtevoorcontact.nl staat inmiddels meer dan 100 projecten in wijken en buurten om ontmoeting en samenwerking tussen Nederlanders en migranten te stimuleren.

Utrecht Overvecht: Ontmoetingsruimten in flats

De woningcorporaties Mitros, Portaal en Bo-Ex hebben in samenwerking met de gemeente, het welzijnswerk en de bewoners in vier flatgebouwen ontmoetingsruimten gecreëerd. De vijfde ontmoetingsruimte is in voorbereiding. Deze hebben als doel oorspronkelijke wijkbewoners en nieuwe wijkbewoners met elkaar in contact te brengen. De ontmoetingsruimten bieden mogelijkheden om
21

gezamenlijke activiteiten te ontwikkelen. Het project is laagdrempelig. Alle bewoners worden individueel benaderd en voor elk portiek wordt een gezamenlijke bijeenkomst georganiseerd.

In het kader van het Europees jaar van de interculturele dialoog zijn tal van organisaties in buurten bezig om bevolkingsgroepen bij elkaar te brengen. Een voorbeeld is de campagne "Eigenwijze buurten" van Wijkalliantie, www.eigenwijzebuurten.nl. Daarnaast zijn er de bewonersinitiatieven die door gemeenten ondersteund worden en de stimuleringsgelden voor bewonersinitiatieven die ik beschikbaar heb gesteld.

Schiedam Nieuwland: ontmoetingsplekken voor ouderen

Nieuwland onderneemt op kleine schaal initiatieven om de contacten met/tussen bewoners in de wijk te versterken. Mooi voorbeeld van een recent gestart project is Het Puttertje. Dit is een corporatiewoning die is omgebouwd tot ontmoetingsruimte voor ouderen, ook van niet-Nederlandse afkomst.

Een voorlopige balans opmakend constateer ik op diverse onderdelen versterking van verbinding in de krachtwijken: tussen bewonersgroepen, tussen professionals, tussen gemeenten en corporaties. Ook is het besef aanwezig dat het uiteindelijk de burgers zelf zijn die ­ als het nodig is met steun van overheid en particulier initiatief ­ een wijk er weer bovenop kunnen helpen. De eerste concrete resultaten zijn al zichtbaar in projecten waarbij burgers van diverse komaf samen optrekken. Dat is na een goed jaar wijkenaanpak een bemoedigende ontwikkeling. Maar we zijn er nog lang niet. In welke mate ontmoetings- en samenwerkingprojecten leiden tot duurzame sociale verbindingen kunnen we pas over enkele jaren zien.

Veiligheid

In de 40 aandachtswijken hebben de bewoners vaak te maken met criminaliteit, overlast en verloedering. De problemen op dit terrein zijn in een groot deel van de 40 aandachtswijken bovengemiddeld. Het is essentieel het tij in deze wijken te keren. Het thema veiligheid is een van de vijf thema's die centraal staan in het actieplan krachtwijken. De afspraken in de charters dragen bij aan de kabinetsdoelstelling om in 2010 25% minder criminaliteit en overlast ten opzichte van 2002 te realiseren en de afspraken hierover in het Bestuursakkoord met de VNG. De veiligheidsambities van het rijk zijn verwoord onder de pijler Veiligheid, stabiliteit en respect (pijler V) van het beleidsprogramma, en verder uitgewerkt in onder andere het project Veiligheid begint bij Voorkomen (VbbV) en het actieplan Overlast en verloedering. De minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties informeren u jaarlijks hierover.

In de charters zijn stevige afspraken opgenomen over de aanpak van criminaliteit, overlast en verloedering. De maatregelen richten zich vooral op de volgende thema's:
- de aanpak van criminele en overlastgevende jongeren, jongerengroepen en gezinnen
- het verbeteren van het veiligheidsgevoel van bewoners
- het verbeteren van de fysieke woonomgeving van bewoners in het perspectief van veiligheid

Het thema overlast speelt in 39 van de 40 wijkenactieplannen een duidelijke rol. Alleen in het wap en charter van Deventer speelt de aanpak van overlast geen rol, de gemeenten heeft hier prioriteit gegeven aan andere problemen (leren & opgroeien, werken en sport).

Een van de specifieke issues die overlast veroorzaken en waar veel wijken last van hebben, zijn (groepen) jongeren. Hierin speelt de problematiek van de marokkaans-nederlandse jonge mannen een dominante rol. Dit is een onderwerp dat ook binnen de wijkenaanpak opgepakt wordt. Dit najaar zult u een brief ontvangen over deze problematiek van de ministers van BZK, Justitie, Jeugd en Gezin en mijzelf.

Gemeenten zetten verschillende instrumenten in om de doelen te realiseren. Vaak gaat het dan om de (extra) inzet van straatcoaches, toezichthouders en wijkagenten, om een individuele en groepsgerichte aanpak van jongeren die overlast geven of om het afspreken van leefregels in de buurt. Het kabinet ondersteunt de gemeenten met beleidsmaatregelen uit het project Veiligheid begint bij Voorkomen. Onder andere door versterking van het instrumentarium om criminaliteit en
---

overlast tegen te gaan, versterking van de regierol en doorzettingsmacht van het lokaal bestuur, uitbreiding van het aantal wijkagenten (500 extra) en het bevorderen van bewonersparticipatie, gedragscodes en buurtbemiddeling.

Met een aantal gemeenten zijn daarnaast op hun verzoek specifieke afspraken gemaakt over de gezamenlijke aanpak van een specifiek issue. Zo levert het rijk expertise en capaciteit voor de `8 tot 8 aanpak' voor probleemjongeren in de Amsterdamse wijk Slotervaart.

In de wijk Nieuwland in Schiedam is een Buurtpreventieteam actief. Dit team bestaat uit acht buurtbewoners die dagelijks surveilleren in de wijk. Deze extra aandacht leidt tot vermindering van het gevoel van onveiligheid en helpt om de woonomgeving schoon te houden.

In de Arnhemse aandachtswijken zijn diverse acties in gang gezet. Zo zijn alle enge plekken in kaart gebracht en deze worden aangepakt, onder andere door het aanbrengen van meer verlichting en door cameratoezicht. In de wijk Malburgen is het project `Vertrouwenspersonen huiselijk geweld Malburgen' gestart, dat slachtoffers van huiselijk geweld de kans geeft iemand uit de eigen buurt in vertrouwen te nemen.

In De Bennekel in Eindhoven wordt het buurtbeheer geïntensiveerd: om de kwaliteit van de openbare ruimte en het aanzicht van de wijk te verbeteren is de schoonmaak geïntensiveerd en wordt snel(ler) gereageerd op meldingen. Voor de bewoners zijn dit merkbare verbeteringen.

Dordrecht zet in Wielwijk en Crabbehof extra toezicht in rond de sloop- en bouwprojecten. Samen met bewoners wordt veel werk gemaakt van het leefbaar houden van flats in de periode van herstructurering. Vernielingen en het dichtspijkeren van lege panden kunnen zo tot een minimum worden teruggebracht. Voor de bouwprojecten in het centrum van Wielwijk is door bewoners en kinderen een kunstmuur gemaakt, die fungeert als afzetting. Rond de scholen zijn maatregelen genomen ten behoeve van de verkeersveiligheid.

In de Utrechtse wijk Kanaleneiland worden sinds mei van dit jaar 10 straatcoaches ingezet om overlast van jongeren te voorkomen en bestrijden. De straatcoaches spreken jongeren persoonlijk aan op hun gedrag en door hen veroorzaakte overlast. Zo nodig worden ook ouders aangesproken op het gedrag van hun kinderen. De coaches spreken jongere kinderen aan die nog laat op straat zijn aan. De corporaties in Kanaleneiland hebben het buurtbeheer geïntensiveerd door extra complexbeheerders in te zetten. Recent zijn ook in de wijk Overvecht straatcoaches ingezet, momenteel 6 (dit wordt uitgebreid tot 10).

4. Bevorderen betrokkenheid bewoners

Zonder bewoners geen wijkenaanpak. Ik ben ervan overtuigd dat de wijkenaanpak alleen succesvol zal zijn als de bewoners een centrale rol vervullen in de verbetering van hun wijk. Om die reden heb ik bij het opstellen van de wijkactieplannen als voorwaarde gesteld dat de bewoners mede inhoud geven aan deze plannen. Daarnaast zijn in alle charters wijkbudgetten opgenomen om bewoners middelen in handen te geven een eigen bijdrage te leveren aan de zichtbare resultaten. Tot mijn genoegen zie ik dat deze focus op bewonersparticipatie en ­ budgetten een beweging op gang brengt. Een aantal gemeenten was al enige tijd bezig met het vorm en inhoud geven van zeggenschap voor bewoners, maar de wijkenaanpak lijkt een katalysator te zijn. Niet in de laatste plaats door de bedragen voor bewonersbudgetten, die via de motie Van Geel c.s. beschikbaar zijn gekomen voor de gemeenten en de wijkbewoners. Totaal is 95 miljoen beschikbaar in de periode 2008 ­ 2011.

Vouchersysteem

De middelen die in 2008 beschikbaar zijn voor bewoners in de G31 zijn, mede op verzoek van de Tweede Kamer, zo direct mogelijk ter beschikking gesteld aan de bewoners. Ik heb besloten het gebruik van het vouchersysteem, een idee afkomstig van het Landelijk Samenwerkingverband Aandachtswijken (LSA), sterk te promoten bij gemeenten. Wat mij in dit systeem aantrekt is dat bewoners zeggenschap hebben over de selectie van de initiatieven, de uitvoering ervan en over de financiën. Het aanvragen van een voucher is laagdrempelig, door het geringe aantal criteria en door het feit dat de aanvraag via een regiegroep, bestaande uit bewoners, loopt. Deze regiegroep is de spil van het vouchersysteem; het ontvangt en honoreert de initiatieven,
23

informeert de buurt over het vouchersysteem en de gehonoreerde initiatieven en is de link naar de gemeente. Om de gemeenten de mogelijkheid te geven met het vouchersysteem aan de slag te gaan, heb ik samen met het LSA, de Woonbond en een vijftal gemeenten een beknopte, heldere modelverordening inclusief oplegbrief aan gemeenten (bijlage 1) opgesteld die de kaders en spelregels bevat van dit systeem. Om vaart in de besteding van de bewonersbudgetten te houden, hadden gemeenten tot 1 oktober jl. om deze verordening over te nemen of om mij op de hoogte te stellen dat ze hun eigen, bestaande verdelingssysteem handhaven. Dit laatste kan overigens alleen met instemming van de bewoners.

Dertien van de 31 gemeenten hebben aangegeven te willen experimenteren met het vouchersysteem. Zaanstad en Arnhem zetten het vouchersysteem op naast de reeds bestaande leefbaarheidsbudgetten. Andere gemeenten gebruiken het vouchersysteem om bestaande bewonersbudgetten te reorganiseren en/of in elkaar te schuiven. Een aantal gemeenten en bewoners die hun eigen bestaande systeem prefereren, nemen elementen uit het vouchersysteem over om hun eigen systeem laagdrempeliger, eenvoudiger en bewonersvriendelijker te maken. Heerlen bijvoorbeeld continueert het bestaande systeem, maar neemt wel het principe van de regiegroep over uit de modelverordening vouchersysteem. De verschillende vormen van besluitvorming over de bewonersbudgetten zullen in 2009 worden geëvalueerd. Meer over het vouchersysteem in het hoofdstuk over experimenten.

Uit eerdere onderzoeken blijkt dat een belangrijke bottleneck bij het realiseren van bewonersinitiatieven het gebrek aan ondersteuning is bij het schrijven van een plan en bij de uitvoering. Om die reden ben ik een pilot gestart in Arnhem met als thema Zicht op Lokale Ondersteuningsorganisaties. Via de pilot moet duidelijk worden welke ondersteuningsorganisaties er lokaal (en regionaal) actief zijn. Daarnaast willen we via de pilot een netwerk van lokale ondersteuningsorganisaties opzetten, zodat ze elkaar leren kennen en bewoners beter kunnen doorverwijzen. De pilot Arnhem, die eind 2008 gereed is, wordt ingebracht in de proeftuinen van het ministerie van BZK en de VNG in het kader van `In Actie met Burgers'.

Onderzoek bewonersbetrokkenheid wijkactieplannen

Op 21 oktober jl. heb ik in Nieuwspoort het rapport van de Tilburgse School voor Politiek en Bestuur in ontvangst genomen, getiteld `Aandacht voor bewonersparticipatie'. In opdracht van het LSA heeft de Universiteit van Tilburg de afgelopen tijd een Kwaliteitskaart Bewonersparticipatie ontwikkeld, waarmee de inzet van gemeenten in de bevordering van bewonersparticipatie zichtbaar kan worden gemaakt. Eind 2007 heb ik besloten dit onderzoek te financieren, omdat ik inzicht wil in de bewonersbetrokkenheid bij de wijkaanpak, te beginnen met de totstandkoming van de wijkactieplannen. Bewonersparticipatie is immers een peiler onder de wijkenaanpak. De uitkomsten van de eerste fase van het onderzoek hebben mij niet echt verrast. Ik ben blij dat iets meer dan een derde van de gemeenten de wijkenaanpak heeft aangegrepen om met vernieuwende methoden te komen om de bewoners intensief te betrekken bij de wijkactieplannen. Iets minder dan een derde heeft zijn reguliere methoden en overlegvormen ingezet om de (georganiseerde) wijkbewoners te betrekken en te informeren. En tenslotte, iets meer dan een derde heeft zijn bewoners niet of in zeer geringe mate betrokken bij het opstellen van de wijkactieplannen, aldus de onderzoekers. Waar gemeenten tekort schoten was dit uit tijdgebrek, maar ook uit angst bewoners te overvragen of om valse verwachtingen te wekken. Daarnaast had een aantal gemeenten al in het kader van de stedelijke vernieuwing en woonvisies hun bewoners ondervraagd over hun wensen en ideeën. Van een groot aantal gemeenten die volgens het rapport onder de maat scoren weet ik dat ze inmiddels een intensief programma zijn gestart rondom bewonersparticipatie. Amsterdam bijvoorbeeld, dat met uitzondering van Transvaal, slecht scoort heeft sindsdien buurtuitvoeringsplannen opgesteld samen met bewoners en heeft in elk stadsdeel een trekker voor bewonersparticipatie aangesteld. Behalve Amsterdam heeft een aanzienlijk deel van de gemeenten aan gegeven er naar te streven in de uitvoering van de wijkactieplannen bewoners meer en intensiever te betrekken. Dit sterkt mij in mijn mening dat bewonersparticipatie zich gestaag aan het ontwikkelen is. Hoewel we nog absoluut niet tevreden kunnen zijn, is het beter dan ooit tevoren.
24

Het onderzoeksrapport helpt mij, gemeenten, corporaties en bewoners om op een aantal punten de participatie weer een stap verder te brengen. Om die reden ga ik de uitkomsten en de benchmark kwaliteitskaart-waaier van het LSA meenemen in mijn gesprekken met bestuurders én bewoners. Samen moeten we op zoek naar vernieuwende vormen van bewonersparticipatie, zodat meer bewoners betrokken raken, zij ook worden bevraagd op het bedenken van oplossingen (en niet alleen bij het inventariseren van problemen) en bewoners een goede terugkoppeling krijgen van hun bijdrage aan de wijkaanpak, zodat zij ook in de toekomst betrokken en enthousiast blijven. Via de 95 miljoen bewonersbudgetten (2008-2011) en het experiment Bewonersparticipatie ondersteun ik gemeenten en bewoners in deze zoektocht. Over een jaar wordt een tweede meting gehouden met betrekking tot de uitvoering van de wijkactieplannen en dan zal blijken hoe de bewonersparticipatie zich verder heeft ontwikkeld.

In reactie op de vragen van de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie van 3 november jl. naar aanleiding van het artikel in het Parool `Inbreng bewoners cruciaal voor plannen prachtwijken' kan ik melden dat ik in al mijn bestuurlijke overleggen bestuurders aanspreek op de uitkomsten van de zojuist beschreven meting. Het onderzoek was een momentopname en ik zie gelukkig dat ook gemeenten, die in het onderzoek nog slecht scoren, inmiddels stevig inzetten op bewonersparticipatie. Zo zijn in de zes buurten van Bos en Lommer de afgelopen tijd bewonersbijeenkomsten gehouden, waarop bewoners initiatieven konden indienen. Het beschikbare bewonersbudget voor de wijk voor 2008 is hiermee verdeeld. Het eventueel korten op de bewonersbudgetten is voor mij een laatste middel en ik vertrouw er op dat ik het niet hoef in te zetten, omdat ik zie dat ook in de wijken die slecht scoorden inmiddels veel gaande is op het gebied van bewonersparticipatie. Een belangrijke taak ligt bij de bewoners, die we ondersteunen om hun stem te laten horen, o.a. via het LSA en de Woonbond. Zij moeten gemeenten aanspreken. Daarnaast bieden we desgewenst ondersteuning aan gemeenten die willen weten hoe ze met deze bewonersbudgetten kunnen omgaan; 'wat werkt en wat werkt niet'. Ik start binnenkort een onderzoek naar de diverse vormen van bewonersbudgetten om te zien welke variaties er bestaan in het land en welke effectief zijn. Verder is de besteding van de bewonersbudgetten altijd een onderwerp van gesprek tijdens mijn wijkenbezoeken en het bestuurlijk overleg. Mijn accountmanagers doen hetzelfde tijdens hun bezoeken in de gemeenten en wijken.

5. De zeven experimenten van de wijkenaanpak

In mijn wijkentour van 2007 ben ik een aantal onderwerpen en vraagstukken tegengekomen waarvan de professionals/bewoners in de wijken steeds aangaven: dit moet beter. Veel steden en lokale organisaties zijn al begonnen met het zoeken naar nieuwe aanpakken, maar soms worden projecten beëindigd doordat de subsidie stopt, soms loopt men tegen regelgeving aan of is er geen organisatie die de handschoen oppakt. Vaak blijkt ook dat iedere gemeente "een nieuw wiel uitvindt". Het gaat om complexe vraagstukken in de wijk die om een samenhangende en maatwerkgerichte oplossingen vragen. Dit vraagt om ruimte, samenwerking en creativiteit.

Zo is het idee geboren om te starten met experimenten, waarbij rijk, gemeenten en lokale partijen samen het wiel gaan uitvinden, van elkaar leren en ervaringen overdragen. Er zijn samen met de gemeenten zeven thema's benoemd waarop de komende jaren wordt geëxperimenteerd: samenhang in de wijk, bewonersparticipatie, slagkracht in de wijk, achter de voordeur, terugdringen bureaucratie, gezonde wijk en vernieuwend welzijn. De focus van de experimenten is dat het echt moet bijdragen aan de kwaliteit van het leven van mensen in de 40 wijken. De geslaagde experimenten zullen goede voorbeelden laten zien aan de hand waarvan we ook in andere wijken een werkbare oplossing kunnen vinden voor lastige problemen. De komende jaren gaan we met de experimenten aan de slag. Ik heb u toegezegd u via deze voortgangsrapportage uitgebreid te informeren over de experimenten.


25

Onder een experiment verstaan we:

· al doende leren, dingen uitproberen, trial en error, om de `ongetemde problemen in de wijken' aan te pakken.

· onorthodoxe en creatieve oplossingen voor problemen of beproefde kennis en methoden (evidence based practices) inzetten op nieuwe terreinen.
· concreet en doen, vanuit de wijk, uitvoering- en praktijkgericht "het verschil maken"
· het zoeken naar positieve energie en inspiratie
· innovatie in een krachtig stedenbeleid,
· focus op leerprocessen, verduurzaming van resultaten, samen het wiel uitvinden
· intensief partnership van steden, rijk, corporaties en andere lokale partijen, kenniscentra
· uitvinden en uitventen: lessen delen met andere steden

De opzet van de experimenten is de afgelopen maanden samen met gemeenten vormgegeven. Onderstaand ga ik in op de hoofdlijnen van de verschillende experimenten.

Experiment 1: Samenhang in de wijk

De meervoudige problematiek in de krachtwijken vraagt om een samenhangende aanpak. De vraag hoe gemeenten, corporaties, bewoners en andere betrokkenen dit het beste kunnen realiseren, staat centraal binnen dit experiment. Per gemeente zoomen we in op een verschillend complex probleem. Maar algemeen is dat we oplossingen zoeken via een samenhangende, goed georganiseerde wijkenaanpak. Iedere deelnemende gemeente kiest - zoals gezegd - eigen accenten, vanuit de specifieke vraagstukken die lokaal prominent aan de orde zijn. Op dit moment werken we in nauwe samenwerking per gemeente een businesscase uit.

Het rijk stelt de inzet beschikbaar van een expert die de gekozen aanpak ondersteunt, mee oplossingen zoekt voor problemen die zich onderweg voordoen, en eventuele impasses kan doorbreken. Over de keuze van deze experts overleggen we met de lokale partijen; maatwerk is geboden om de toegevoegde waarde te kunnen bieden die we voor ogen hebben. Gemeenten hebben de voorkeur voor een "topdog" die boven de partijen kan staan, van buiten mee naar binnen kijkt en met kennis van zaken en gezag kan opereren. Doorbraken worden gezocht indien zich tijdens de uitvoering van het experiment concrete belemmeringen in wet- en regelgeving voordoen. Deelnemers participeren in een leergroep Samenhang in de Wijk, gericht op uitwisseling van kennis en ervaring, verdieping op inhoudelijke vraagstukken en intercollegiaal consult aan de hand van praktijkcasussen.

Betrokken gemeenten1 en het thema waarmee zij participeren in het experiment zijn: Alkmaar: Overkoepelende Ketenaanpak Overdie. Met deze aanpak wil men beter kunnen inspelen op de concrete vraagstukken van bewoners van Overdie. Amsterdam: Gemeentelijke programmaorganisatie Krachtige Uitvoering. Amsterdam heeft voor de wijkenaanpak een nieuwe aanpak ontwikkeld waarbij de uitvoering en de vraagstukken in de buurten het vertrekpunt zijn.
Den Haag: Samenhangende aanpak wijkeconomie en re-integratie laaggeschoolden in Transvaal. Den Haag ontwikkelt een aanpak (werktitel Oriëntexpress) die het versterken van de economische structuur koppelt en het toeleiden naar werk van uitkeringsgerechtigden met grote afstand tot de arbeidsmarkt.
Eindhoven: Buurtonderneming in Woensel-West. Eindhoven en corporatie Trudo ontwikkelen een buurtonderneming waarin gemeente, corporatie en bewoners samenwerken. Groningen: Uitvoeringsorganisatie wijkenaanpak. Groningen en de corporaties In en de Huismeester hebben een vernieuwende uitvoeringsorganisatie opgezet om meer samenhang te brengen in de wijkenaanpak in De Hoogte en de Korrewegwijk. Leeuwarden: Organisatie van frontlijn en backoffice wijkenaanpak. Leeuwarden wil meer samenhang bereiken in de activiteiten en samenwerking van de organisaties in en achter de frontlijnteams, met een verbinding met de wijkacademie en het versterken van de fysieke identiteit van Heechterp-Schieringen.


1 Een aantal gemeenten moet nog een definitief besluit nemen over deelname
26

Rotterdam: Samenhangende aanpak Pleinen op Zuid. Adoptieteams brengen meer samenhang in de aanpak vanuit de verschillende partijen, met een goede balans tussen het tegengaan van ongewenst gedrag en het investeren in de kansen van de jongeren en buurtbewoners.

Experiment 2: Bewonersparticipatie

Bewonersparticipatie is een centraal thema in de wijkenaanpak en staat hoog op de agenda van gemeenten, corporaties, de Tweede Kamer en WWI. Een aantal gemeenten experimenteert al met soms vergaande vormen van bewoners­participatie en het beschikbaar stellen van bewonersbudgetten. Met dit experiment willen we aansluiten bij deze ontwikkelingen. Het streven is om ook andere gemeenten nét een stap verder te laten zetten bij het vorm en inhoud geven aan hun bewoners­participatie en besteding van budgetten.

Dit experiment beoogt een toename van het aantal actieve, betrokken bewoners in een wijk te realiseren, waardoor bewoners een substantiële rol gaan spelen in de wijkenaanpak en ze de buurt weer als iets van henzelf gaan ervaren. Op de langere termijn draagt dit bij aan de leefbaarheid en sociale cohesie in de wijk en een betere samenwerking tussen gemeente/ corporatie en bewoners.

Dit experiment kent twee componenten die hier los van elkaar beschreven worden: a) Bewonersbudgetten & vouchersysteem (budget om eigen initiatieven te realiseren) b) Versterken van bewonersparticipatie (zeggenschap en invloed op wat er in de wijk gebeurt)

Ad a. In aanvulling op de vele bestaande vormen van bewonersbudgetten heb ik samen met het LSA en de Woonbond een nieuwe variant bedacht, namelijk het al eerder aangehaalde vouchersysteem. Vanwege de omvang, de bekendheid en de vergaande zeggenschap van bewoners wordt ervan uit gegaan dat dit systeem een significant effect zal hebben op de verhouding tussen overheid en bewoners en op de gemeentelijke organisatie. De volgende gemeenten zullen gaan experimenteren met het vouchersysteem: Alkmaar, Amsterdam, Almelo, Eindhoven, Haarlem, Hengelo, Leeuwarden, Leiden, Schiedam, Sittard-Geleen, Tilburg, Venlo, Zaanstad.

Ad b. Het experiment Bewonersparticipatie is bedoeld om gemeenten te ondersteunen om nét een stap verder te gaan in het ruimte (zeggenschap en invloed) geven aan bewoners. Een stap die zowel gezet moet worden vanuit de bewoners als vanuit de gemeente. Welke activiteiten, veranderingen zijn nodig om deze stap te zetten en wat zijn de gevolgen? Hoe ver durft een gemeente te gaan in de bestuurlijke decentralisatie? Durven we bewoners echt een speler te laten zijn binnen onze beleidsplannen?

Zes gemeenten doen mee aan dit experiment; Amersfoort, Amsterdam (o.v.), Den Haag, Eindhoven, Enschede, Groningen en Schiedam. De onderwerpen die in het kader van het experiment opgepakt worden zijn in te delen in drie groepen:
1. bewoners: moeilijk bereikbare bewoners bereiken; opbouwen en continueren van bewonersorganisaties;

2. gemeente: de slagkracht in de gemeente met betrekking tot bewonersinitiatieven vergroten;

3. beproefde methoden verder ontwikkelen en verspreiden.

Experiment 3: Slagkracht in de wijk

In het Actieplan Krachtwijken wordt gepleit om te experimenteren met innovatieve en onorthodoxe aanpakken om meer slagkracht te realiseren. De reden hiervoor is dat de cumulatie van problemen in de aandachtswijken met zich mee brengt dat in deze wijken veel instanties werkzaam zijn. Professionals van de woningcorporaties, gemeenten, jeugdzorg, politie, maatschappelijk werk, het lokale bestuur e.a. zetten zich in voor het oplossen van de problematiek. De hoge dichtheid van instanties maakt de samenwerking er echter niet
27

eenvoudiger op. De instanties hebben hun eigen doelstelling, eigen werkwijze of eigen bedrijfscultuur die een gezamenlijk daadkrachtig optreden en aanpak in de weg staan.

Het experiment zal zich op twee thema's / onderwerpen te richten. Daarbij geldt dat door gemeenten is aangegeven op deze terreinen een toegevoegde rol voor het rijk te zien en dat de uitkomsten van de onderzoeken en experimenten betekenisvol zijn bij het maken van het verschil in de wijk.

(a) De beste Krachten zoeken, vinden en ..... ook inzetten Onder leiding van professor Dr. Van den Brink, verbonden van de Universiteit van Tilburg, zal samen met NICIS een onderzoek worden gestart, waarbij de volgende onderzoeksvragen centraal staan:

· wie zijn de personen (professionals, bewoners en bestuurders), die in de stadswijken daadwerkelijk verschil maken, wat zijn hun competenties
· wat is onder de gegeven omstandigheden hun specifieke werkwijze (en als we dat weten, in hoeverre is hun optreden overdraagbaar?), en
· kunnen de werkomstandigheden worden verbeterd?

De Universiteit Tilburg voert het onderzoek uit met de Universiteit Delft (OTB), Nicis en de gemeenten Den Haag (trekker namens de steden), Amsterdam, Leeuwarden, Zwolle en Schiedam en WWI. Geplande afronding: eind 2010, met tussentijdse presentatie van resultaten.

(b) Verbeteren van de samenwerking in de veiligheid In diverse Nederlandse gemeenten en wijken wordt ervaring opgedaan met vernieuwende projecten en pilots om de veiligheid en leefbaarheid in de wijken te bevorderen, zoals de inzet van Veilige Wijk Teams in Amsterdam en Nijmegen en de pilot met Buurtsignaal in Eindhoven. Uit deze projecten kunnen belangrijke lessen worden geleerd over integrale samenwerking op lokaal niveau en het betrekken van bewoners bij veiligheidsbeleid. In het kader van het experiment Slagkracht in de wijk wil WWI de professionals in de wijken ondersteunen door de lessen al in de uitvoeringsfase in kaart te brengen. Het voorstel is om in een nog nader te bepalen aantal wijken de gemeenschappelijke veiligheidsaanpak in kaart te brengen en te vergelijken. Het gaat om vormen van samenwerking die kunnen variëren van een harde tot een zachte aanpak (van handhavingteams tot buurtschouw). Speciale aandacht zal hierbij uitgaan naar het betrekken van bewoners om te participeren bij het signaleren en prioriteren van wanordeproblemen. De pilot met buurtsignaal in Eindhoven Woensel West strekt tot voorbeeld. Bij deze pilot is een Nederlandse toepassing getest van het Engelse `Signal crime', een onderdeel van reassurance policing. Hierbij wordt het lokale veiligheidsbeleid vastgesteld in nauwe samenwerking met de bewoners, die aangeven welke problemen voor hen prioriteit hebben. Bij de aanpak werken bewoners, gemeente, politie, corporaties en welzijn samen, zodat de effectiviteit van de inzet vergroot wordt.

Onderzoek en pilots vinden plaats in nauwe samenwerking tussen WWI, BZK, Politieacademie, Universiteit Tilburg en nog nader te bepalen gemeenten. Er is reeds aansluiting gevonden met de ontwikkeling van Veilige Wijk Teams in Amsterdam en Nijmegen en Buurtpanels in Deventer. Ervaringen kunnen na een jaar worden geëvalueerd en ondermeer worden gebruikt als input voor het hierboven genoemde onderzoek De beste Krachten zoeken, vinden en ..... ook inzetten.

Experiment 4: Achter de voordeur

Uit onderzoek is gebleken dat bij een deel van de bewoners in aandachtswijken de zelfredzaamheid ontbreekt om de eigen problemen en de problemen in het huishouden op te lossen. Het probleemveld waar het om gaat kan heel divers zijn. Het kan gaan om bijvoorbeeld schuldenproblemen, vervuiling, zelfverwaarlozing en vereenzaming, problemen m.b.t. werk, spijbelen, schooluitval, taalachterstanden, inburgering(problemen), lichte tot zware opvoedingsproblemen, eergerelateerd geweld, mishandeling in het gezin, asociaal gedrag met overlast naar buren en/of naar de buurt, vandalisme en criminaliteit, et cetera.
28

In het kader van de wijkenaanpak kiezen daarom veel van de betrokken gemeenten voor een "achter de voordeur" aanpak, waarbij via "huis aan huis" bezoeken gekeken wordt wat de problemen in een huishouden zijn, om daar vervolgens een maatwerk en samenhangend hulpaanbod te doen. Bij dit "doen" wordt echter toch tegen een aantal vooral uitvoeringsknelpunten aangelopen.

Het experiment richt zich primair op de "achter de voordeur"-aanpak voor multiprobleem gezinnen. In het experiment komen in elk geval de volgende deelthema's aan de orde:
1) Het komen tot "één gezin-1 plan, 1 indicatiebesluit"
2) Een gecoördineerde uitvoering van "één gezin 1 plan"
3) De financiering van de "achter de voordeur" aanpak

De "achter de voordeur"-aanpak wordt in de verschillende gemeenten verschillend ingevuld. Het is een containerbegrip, waarin door gemeenten wisselende scala's van hulpdiensten/aanpakken in ondergebracht worden. Uitgangspunt van het experiment is om dit containerbegrip middels werkconferenties met de diverse betrokken departementen, de gemeenten en met de diverse betrokken hulporganisaties/professionals te verhelderen. Vervolgens worden gezamenlijk werkwijzen beschreven voor de diverse diensten en financieringsmodellen ontwikkeld, zodat gemeenten, afgestemd een integrale hulpverlening naar gezinnen in een probleemsituatie kunnen regelen/aanbieden, zonder al te veel administratieve rompslomp. Daarnaast wordt in het experiment expliciet aandacht besteed aan de vraag of, indien geïndiceerd wordt dat er een "zeer intensieve begeleiding" van een multiprobleem gezin nodig is, deze dan ook vanuit de huidige regelingen, budgetten en middelen van derdenorganisaties gefinancierd kan worden. En zo nee, hoe dit dan wel geregeld zou kunnen worden.

In een aantal gemeenten komen zeer ernstige probleemsituaties rond gezinnen voor, uitmondend in voor een straat, buurt of wijk ontwrichtende gevolgen. Vaak blijkt dat de manier waarop we de hulpverlening nu georganiseerd niet voldoende aansluit bij de vraag van de gezinnen. Het kabinet heeft hierover met gemeenten waar dergelijke problematiek zich voordoet overleg gehad. In het experiment "achter de voordeur" zal dan ook aan de orde komen welke hulp- en interventie instrumenten in dergelijke situaties wel adequaat zijn, en hoe we deze beter kunnen organiseren.

De projectleiders van Jeugd en Gezin en van Wonen, Wijken Integratie zijn deelname aan dit experiment overeengekomen met Amsterdam, Enschede, Groningen, Den Haag, Eindhoven en mogelijk Gouda. Concreet betekent dit dat deze zes steden bij de uitvoering van hun stedelijke projecten worden ondersteund en er, na uitwisseling van best-practices, verschillende modellen worden opgezet waarmee we anderhalf jaar zullen experimenteren in de verschillende steden. Experimenteren houdt in dat we de uitvoering van een Achter de Voordeur model volgen en indien nodig aanpassen. De participatie van andere steden zal in de vorm van uitwisseling/ deelname aan een kenniskring worden vormgegeven.

Eind oktober heeft de definitieve afstemming van de inhoud van het experiment plaats gevonden met de steden, vervolgens worden werkafspraken gemaakt en wordt de projectorganisatie zowel bij het Rijk als bij deelnemende gemeenten ingericht. De eerste fase van inventarisatie en modelontwikkelingen start nog dit jaar en vervolgens start een experimenteerfase, waarbij de gemeenten aan de slag gaan. Tijdens het experiment zal er continu geëvalueerd worden. De experimenteerfase duurt minimaal anderhalf jaar. Eind 2010 verwachten we een eindrapportage te kunnen opstellen.

Experiment 5: Weg met bureaucratie! Energie steken in de juiste dingen!

Het experiment Weg met bureaucratie! heeft als doel om de bureaucratie te verminderen voor bewoners en ondernemers in de wijk en professionals die werken aan het verbeteren van de situatie in die wijken. In het experiment willen we a) de veelgenoemde projectencarrousel gaan aanpakken en b) als loket gaan fungeren voor het wegwerken van bureaucratie die we tegen (gaan) komen in de wijken. Waar mogelijk sluiten we aan bij activiteiten van het kabinet die al
29

worden ondernomen om de regeldruk en administratieve lastenvermindering voor bedrijven, burgers, professionals en medeoverheden in zijn algemeenheid te verminderen.

a) Projectencarrousel
Onder invloed van veranderde politieke prioriteiten worden telkens nieuwe projecten gestart. Veel van die projecten worden na niet al te lange tijd weer stopgezet. Dit lot treft ook succesvolle projecten. Vervolgens worden er rond hetzelfde thema vaak weer nieuwe projecten opgestart met nieuwe financiële bronnen.
Voor de professionals in het veld werkt deze projectencarrousel frustrerend. Daar komt bij dat elke subsidie ook vaak weer zijn eigen verantwoordingssystematiek heeft. Mensen gaan zich meer `subsidiejagers' dan `probleemoplossers' voelen. Het gemis aan financiële zekerheid op lange termijn kan ook tot gevolg hebben dat nieuwe werkwijzen onvoldoende de kans krijgen om zich te bewijzen. In het kader van dit experiment worden de mechanismen die de projectencarrousel laat draaien ontleed en worden voorstellen gedaan om succesvolle projecten voortaan beter en structureel in te bedden in het reguliere beleid.

b) Loket voor het wegwerken van bureaucratie
Professionals in de wijken zijn teveel tijd kwijt met papier en vergaderen, waardoor ze te weinig tijd hebben voor het primaire proces. Dit willen we aanpakken. Burgers en ondernemers die worden geconfronteerd met bureaucratie vinden bij dit experiment ook een samenwerkingspartner om met hen deze bureaucratie weg te werken.In dit experiment richten we ons op het opsporen en opruimen van overbodige papieren exercities en vergaderingen, het pro- actiever inrichten van de dienstverlening en het stroomlijnen van verantwoordingsmechanismen en het zodanig inrichten daarvan zodat `leren' voorop staat in plaats van `verantwoorden en afrekenen'. Op dit moment hebben een aantal gemeenten aangegeven hieraan te willen werken. Zo heeft de gemeente Amsterdam aangegeven de regeldruk voor bedrijven te willen verminderen. Er vindt momenteel overleg plaats met een aantal andere gemeenten en departementen om de samenwerking op dit gebied te versterken. Aansluiting zal worden gezocht bij bestaande meldpunten en programma's voor regeldruk om te komen tot merkbare verbeteringen. Zo zal worden samengewerkt met het meldpunt dat is ingericht door de staatssecretaris van BZK (www.mijnechtewerk.nl) specifiek gericht op de meldingen over bureaucratie voor professionals en www.lastvandeoverheid.nl een loket voor burgermeldingen.

Experiment 6: Gezonde wijk

De aanleiding voor het experiment is dat de inwoners van de krachtwijken gemiddeld een slechtere gezondheid hebben dan de rest van Nederland2:
· 25% van de bewoners in de krachtwijken beoordeelt zijn of haar gezondheid als minder dan goed. In de rest van Nederland is dat 17%;
· 24% van de bewoners in de krachtwijken heeft een langdurige aandoening. In de rest van Nederland is dat 21%;

· 20% van de bewoners in de krachtwijken heeft een beperking bij dagelijkse levensverrichtingen. In de rest van Nederland is dat 13%;
· 52% van de bewoners in de krachtwijken sport gemiddeld nul uur per week. In de rest van Nederland is dat 37%.
Acties om de gezondheid van mensen te verbeteren vinden vaak incidenteel, op projectbasis en versnipperd plaats. Daardoor is het bereik en effect van deze acties onvoldoende om de gezondheid van mensen structureel te verbeteren. Sociaal-economische gezondheidsverschillen zijn hardnekkig in de krachtwijken.

Doel van het experiment Gezonde Wijk is de gezondheid van inwoners in de krachtwijken te verbeteren via een integrale aanpak gericht op a) gezonde bewoners, b)gezonde leefomgeving en c) een samenhangende eerstelijnszorg met preventief aanbod.

2 Bron: Rapport RIVM Gezondheid in de 40 krachtwijken, 2008.
30

a) gezonde bewoners
In een gezonde wijk kunnen mensen in hun wijk terecht met hun problemen en zorgvragen. Zij kunnen aangeven wat hun wensen, belemmeringen en mogelijkheden zijn die bijdragen aan het verbeteren van hun gezondheid. In een gezonde wijk zijn bewoners in staat zelf actief bij te dragen aan hun eigen gezondheid. Ouders en jongeren kunnen in hun eigen buurt terecht met vragen over opgroeien en opvoeden.

b) gezonde en veilige leefomgeving
Een gezonde wijk is een wijk waar mensen gemakkelijk lopend en fietsend naar hun werk, school, winkels en sport kunnen. Een gezonde wijk is ook een wijk met een kindvriendelijke leefomgeving waar kinderen gezond kunnen opgroeien (goede woningen en scholen met een gezond binnenmilieu) en gemakkelijk buiten kunnen spelen (veilige wandel- en fietspaden, een schone en veilige buitenruimte). Een gezonde wijk heeft een ruim aanbod aan sport, cultuur en groen, dat voor iedereen goed te bereiken is. Bewoners van een wijk, inclusief de jongeren, kunnen meepraten over hun eigen woon- en leefomgeving.

c) gezonde zorg met preventieaanbod
In een gezonde wijk krijgen mensen op een laagdrempelige manier hulp aangeboden om zo gezond mogelijk te leven. Mensen krijgen daarbij de zorg die zij nodig hebben. De gezondheidszorg speelt in op de gezondheidsproblemen in de wijk zoals uit de gezondheidsmonitor van de gemeente blijkt. Preventie en zorg in de wijk werken goed samen, is goed op elkaar aangesloten en biedt gezamenlijk preventieve programma's aan die aansluiten bij de problemen en zorgvragen in de wijk, zoals stoppen met roken, bewegen op recept en voorkomen van depressie. Dit gezamenlijke aanbod van eerstelijnsgezondheidszorg is wijkgericht, gemakkelijk bereikbaar, toegankelijk en beschikbaar.

Hiertoe gaan we het volgende doen:

- afspraken maken met 9 gemeenten over plannen van aanpak per gemeente voor de experimenten Gezonde wijk (betreft 20 van de 40 krachtwijken): eind 2008 gereed. De deelnemende gemeenten zijn Den Haag, Utrecht, Amsterdam, Rotterdam, Eindhoven, Deventer, Heerlen, Leeuwarden en Zaanstad
- gezamenlijk aanbod vanuit Platform Gezonde wijk om kennis uit te wisselen en samenhang te bevorderen. Het platform zal gemeenten ondersteunen bij het opzetten en uitvoeren van de experimenten

- afspraken maken over landelijke ondersteuning (rijk en andere partijen) van de experimenten in de krachtwijken: eind 2008 gereed
- faciliteren van gemeentelijke uitvoering van plannen van aanpak: 2009 ­ 2017
- monitoren en evalueren: doorlopend 2008 - 2017

Experiment 7: Vernieuwend welzijn

In de 40 Krachtwijken is kritiek op het matige niveau van het welzijnswerk3 in de wijken. Gemeenten, de departementen VROM/WWI en VWS en de welzijnssector zelf constateren dat de kwaliteit van het welzijnswerk verbeterd moet worden. Ik zal me samen met het ministerie van VWS inzetten voor de versterking van de welzijnssector in de 40 Krachtwijken.

De gemeenten Arnhem, Den Haag, Eindhoven, Leeuwarden en Utrecht zijn de pilotgemeenten die deelnemen aan het experiment Vernieuwend Welzijn. Gemeenten zijn aan het zoeken naar een scherpere focus van wat zij met hun welzijnsbeleid willen bereiken in het kader van zowel de Wmo als het gebiedsgericht werken. Met een duidelijke focus en visie kan de gemeente ook de eigen regierol beter invullen.

Het centrale doel van Vernieuwend Welzijn is het verbeteren van de kwaliteit van de welzijnsfunctie in de deelnemende Krachtwijken. Er zijn vijf subdoelstellingen:

3 Welzijnswerk bestaat uit sociaal-cultureel werk (bijv. buurthuiswerk en jongerenwerk), maatschappelijke dienstverlening (bijv. maatschappelijk werk en sociale raadslieden) en maatschappelijke opvang.
31

a) Vernieuwing en verbetering van de gemeentelijke aansturing van welzijnsfuncties en ­ organisaties;
b) Vernieuwing en verbetering van de welzijnsinstellingen zelf en van de onderlinge samenwerking;
c) Versterking van de welzijnsfuncties4 als krachtige interventie in het geheel van wijkacties; d) Verbeteren van de positie van bewoners;
e) Lessen uit de lokale vernieuwingstrajecten verzamelen, verrijken en valideren, en verspreiden naar andere gemeenten.

Na overleg met de welzijnsinstellingen in de betreffende gemeenten zal Movisie/WWI en VWS in samenwerking met de afdelingen welzijn/maatschappelijke ondersteuning én de projectleiders krachtwijken een veranderagenda opstellen. Het streven is dit jaar nog in de diverse gemeenten startbijeenkomsten te organiseren.

Inzetten Topdogs; krimpproblematiek Heerlen

Voorts zijn het Kabinet en de gemeente Heerlen in het charter overeengekomen samen aan de slag te gaan met de krimpproblematiek in de wijk MSP, de gemeente Heerlen en de omliggende regio. Het topteam ­ bestaande uit de heren H. Dijkstal, J. Mans ­ brengt samen met de gemeente de oorzaken en gevolgen van krimp voor o.a. deze regio in beeld. De rol van het Topteam is:

· ondersteunen van Heerlen bij het opstellen van de probleemanalyse,
· (ondersteunend te zijn bij) het beantwoorden van concrete vragen vanuit Heerlen / de regio,

· bestuurlijk "spiegelen" hoe in Heerlen met krimp wordt omgegaan
· aanjager binnen de diverse betrokken departementen

De aanpak van de experimenten

Ieder experiment wordt ondersteund en begeleid. Relevante departementen dragen waar mogelijk bij aan het oplossen van problemen door actief te participeren in de experimenten. Waar nodig wordt knellende regelgeving opgeruimd en doorbraken of ontkokering op rijksniveau geforceerd. Per experiment zijn twee ambassadeurs betrokken; een vanuit het rijk (de meest betrokken DG), en één vanuit het lokale (een wethouder of gemeentesecretaris) Samen is dit duo verantwoordelijk om als sparringpartner te dienen van het projectteam, en om knelpunten of voorstellen in te brengen. Ook is het duo verantwoordelijk om waar nodig lokale partijen of ministeries te prikkelen om de voortgang erin te houden.

Ontkokering

Een wijk krachtiger maken is niet het werk van één persoon, of één organisatie, maar vergt toewijding en inzet van meerdere partijen. Versplintering van investeringen over talloze projecten wordt in de hand gewerkt door verkokering op rijks- en lokaal niveau. Bureaucratische belemmeringen als lange proceduretijden, onduidelijkheid over taken en verantwoordelijkheden en gebrek aan samenwerking tussen partijen leiden tot frustraties. Vaak wordt geredeneerd vanuit de doelstellingen van de organisaties en instituties en niet vanuit de problematiek van het individu of doelgroep zelf. Institutionele belangen van partijen worden boven individuele belangen van bewoners geplaatst. Centraal in de wijkenaanpak staat daarom ook het creëren van ruimte om innovatieve en onorthodoxe aanpakken mogelijk te maken en daar praktijkgericht onderzoek aan te koppelen; met andere woorden uitvoeren van praktijk onderzoek om nieuwe evidence based methodieken te ontwikkelen. De zojuist beschreven experimenten zijn daar voorbeelden van.


4 In het werkveld eerder geformuleerd in de vier functies ontmoeting, ontspanning, ontplooiing en opvang. Recent geformuleerd (Vincent de Waal; `Samenspel in de buurt') in de functies a. Participatie en activering, b. Ondersteunen en hulpverlening, c. Opvoeden en d. Optreden.

32

Voor 2009 is mijn streven om extra focus te leggen op het tegengaan van de verkokering, en wel op de volgende vier terreinen; multiproblemgezinnen, laaggeschoolde arbeid, voortijdig schoolverlaten en inburgering. Hierbij werken we intensief samen binnen het kabinet. Zoals eerder beschreven gaan we in Rotterdam integraal aan de slag met voortijdig schoolverlaten en jongeren. Met het realiseren van ontkokering op het gebied van multiproblemgezinnen sluit ik aan bij het al beschreven experiment `Achter de voordeur'. Bij de overige drie zal samen met de betrokken departementen een probleemanalyse worden opgesteld aan de hand waarvan vervolgens tot betere samenwerking kan worden gekomen. De inzet hierbij is dat hokjesdenken tot de verleden tijd behoort.

In het advies "De Ontkokering Voorbij" concludeert de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling dat hoewel verkokering veelal wordt gezien als oorzaak voor ontoereikende slagkracht van de overheid bij het oplossen en voorkómen van maatschappelijke problemen, ontkokering ­ het veelgehoorde antwoord ­ geen oplossing vormt voor dit probleem. Het object van het beleidsproces verschuift' van sectorale doelstellingen (van bijvoorbeeld `goed onderwijs', `voldoende werkgelegenheid) naar categoriale of territoriale doelstellingen (als `het kind' of 'de wijk'), waarbij de reflexen en handelwijze dezelfde blijft. Doordat die werkwijze (coördinatie van bovenaf) niet verandert, is "de ontkokering van vandaag de verkokering van morgen"....ontkokering heft in de regel de bestaande koker niet op, maar leidt tot (weer) een extra coördinatielaag, die op termijn weer een zelfstandige koker wordt. De Raad concludeert zelfs dat verkokering onvermijdelijk en, tot op zekere hoogte, nuttig is. Immers, de maatschappelijke werkelijkheid is `meervoudig' en verkokering komt direct voort uit de honorering van de verschillende perspectieven en belangen. De oplossing voor dit probleem is volgens de Raad dan ook om niet te redeneren vanuit centraal beleid, maar vanuit gevarieerde dienstverlening waarbij de overheid alleen nog randvoorwaarden stelt. Hiërarchische verantwoordingsstructuren moeten worden afgebroken en meer verantwoordelijkheid en ruimte moet op uitvoerende niveaus worden belegd. Daarnaast ziet de Raad meer in een aanpak die het perspectief van de burger als uitgangspunt neemt, de burger beschikkings- en beslissingsmacht geeft. Alleen als `de uitvoering' de ruimte en verantwoordelijkheid krijgt, zullen volgens de Raad professionals op de werkvloer zich verantwoordelijk voelen en daadwerkelijk de verantwoordelijkheid nemen.

Ik zie de voordelen die deze methode biedt en vat dit advies op als een directe ondersteuning voor de werkwijze die ik bij de Wijkenaanpak volg. Immers, zoals ik eerder toelichtte, is bewonersparticipatie een belangrijke hoeksteen van de wijkenaanpak. En daarbij gaat het zeker niet alleen om een `passieve' participatie, waarbij bewoners bijvoorbeeld reageren op beleidsplannen, maar nadrukkelijk ook om een actieve betrokkenheid van bewoners bij het beleid. En ook de notie dat de kwaliteit van de beleidsuitvoering erbij gebaat is dat uitvoerders meer handelingsruimte en verantwoordelijkheid krijgen, is stevig verankerd in de wijkenaanpak. Daarbij gaat het niet alleen om een algemeen - en daardoor vaak min of meer vrijblijvend - beleidsbeginsel, maar om een werkwijze die onder meer via de experimenten metterdaad in de praktijk wordt gebracht en gestimuleerd.

6. Aan de slag met de Landelijke alliantiepartners

Een wijk is meer dan zijn bewoners, gemeente en lokale instanties. Het bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen zijn onmisbaar voor de kwaliteit van een wijk. Denkt u bijvoorbeeld aan de HBO-raad, wiens scholen in de wijken of aanpalende wijken staan, wiens leerlingen afkomstig zijn uit deze wijken. Hun inzet en betrokkenheid bij het transformeren van de aandachtswijken naar krachtwijken is van essentieel belang.

Verschillende partijen hebben spontaan aangegeven graag vanuit hun maatschappelijke verantwoordelijkheid en expertise een bijdrage te willen leveren aan het aanpakken van de wijkproblematiek. Ik heb deze krachten gebundeld en per 10 december 2007 is er een Landelijke Alliantie Krachtwijken actief. Een alliantie die nog steeds groeit. De komende jaren zijn zij - ieder met zijn eigen bijdrage en kennis - actief betrokken bij het verbeteren van de leefbaarheid in de
---

wijken. Concreet wil ik dat het komend jaar in elke wijk minimaal één van de partners aan de slag is met een succesvol project.

Momenteel heeft de Landelijke Alliantie Krachtwijken 62 partners (zie het overzicht in bijlage 2). Partijen worden op basis van de wijkactieplannen en de charters door het rijk gekoppeld aan de gemeentes. Denk hierbij aan de vraag naar Cruyff Courts, ondersteuning op het gebied van sport en bewegen, ondernemerschap, leerwerktrajecten, participatie allochtone vrouwen, inzet vrijwilligers, opknappen speeltuinen, realiseren brede scholen. Bijna alle partners zijn al in meerdere wijken actief en hebben hier al iets product gerealiseerd of de uitvoering is ingepland. In de komende periode zal het zwaartepunt binnen de alliantie komen te liggen op de thema's; onderwijs, het betrekken van het bedrijfsleven, cultuur, werkgelegenheid/stageplaatsen en sport.

Een selectie uit de inzet van de Landelijke Alliantie tot nu toe:

Het NAi heeft een ontwerpwedstrijd voor middelbare scholen in Rotterdam gehouden. Scholen uit de Rotterdamse wijken Hillevoetsluis, Charlois, Tarwewijk en Zuidwijk ontwierpen een visie op hun wijk.
VanHarte Resto heeft in 7 krachtwijken restaurants geopend. De praktische aanpak van VanHarte is het opzetten van laagdrempelige eetgelegenheden (Resto's) waar buurtgenoten met elkaar in contact worden gebracht. VanHarte huurt hiervoor op structurele basis enkele dagen in de week bestaande keukens met een restaurantruimte in bijvoorbeeld buurthuizen, scholen en verzorgingscentra. Streven is om in 2012 in alle (of aanpalende) wijken een buurtrestaurant te openen.
De Straatvoetbalbond heeft op 5 mei de nationale straatvoetbaldag georganiseerd in Transvaal. In de komende periode worden in nog 34 wijken toernooien georganiseerd. MKB gaat, in samenwerking met zorgverzekeraar Menzis, zes pilot- projecten in de wijken starten. Ze gaan ondernemers ondersteunen die de leefbaarheid in de wijk willen verbeteren. In Arnhem is hiermee reeds gestart.
De Nationale Jeugdraad gaat in Dordrecht Wielwijk-Crabbehof en Rotterdam Overschie Pimp my Block uitvoeren. Met een aantal overige gemeenten is de NJR in gesprek. De Johan Cruyff Foundation: het streven is om in alle 40 wijken een veldje te realiseren. In 22 wijken is het veldje aangelegd of ingepland. De Richard Kraijcek Foundation: is reeds in 23 wijken actief of in gesprek. De KNVB is reeds in 30 wijken actief.
De Stichting Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten heeft een pilot lopen samen met de Rabobank en vele andere partijen in Charlois Rotterdam, voor een particulier woningsverbeteringstraject.
Het Waarborgfonds Eigen Woningen heeft een speelhuis gedoneerd in Heechterp/Schieringen (Leeuwarden, de Schilderswijk (Den Haag en in Utrecht Overvecht). Codename Future: tien scholen hebben plannen gemaakt voor hun prachtwijk. Tijdens een slotbijeenkomst wordende beste vijf plannen uitgekozen. Prijs: een geldbedrag en een coach van de Nationale Jeugdraad om ze te helpen bij de uitvoering van hun plan. Het CMO gaat samen met de gemeente Schiedam samenwerken om allochtonen te betrekken bij de wijkenaanpak in Nieuwland.
Vastgoedbelang draait samen met de gemeente Den Haag een pilot in Transvaal gericht op waardestijging van het vastgoed. Vergroting van het rendement vanuit de ondernemersgedachte staat centraal.
Albert Heijn; opent filialen in de Haagse krachtwijken en biedt jongeren werkplekken

Buurtalliantie

Naast de Landelijke Alliantie Krachtwijken ben ik ook nauw betrokken bij de Buurtalliantie, een platform voor innovatief maatschappelijk ondernemen, specifiek gericht op de professionals in de wijk. Dit is een initiatief van meer dan twintig maatschappelijke organisaties en geïnitieerd door Aedes in samenwerking met de Mo-groep. Veel van deze partijen zijn ook partner in de Landelijke Alliantie Krachtwijken. Ik vind het van groot belang dat professionals in zorg, welzijn en maatschappelijke dienstverlening, onderwijs, wonen, werken, sport en cultuur met elkaar optrekken om samen met bewoners lokale problemen aan te pakken. Integrale samenwerking op wijkniveau is van essentieel belang. Die allianties leveren opmerkelijke projecten op, die innovatieve, onorthodoxe oplossingen bieden voor uiteenlopende kwesties. Derhalve heb ik er ook voor gekozen de Buurtalliantie voor een periode van drie jaar financieel te ondersteunen.
34

7. Voortgang volgen

Het krachtwijkenbeleid vraagt om een lange adem. De problematiek in de wijken is omvangrijk en hardnekkig en kenmerkt zich door een stapeling van verschillende problemen en achterstanden. Hoewel de eerste cijfers voorzichtig positief zijn, duurt het toch tenminste acht tot tien jaar voordat de beoogde veranderingen hun beslag kunnen krijgen. De voortgang van de wijkenaanpak wordt per gemeente besproken via bestuurlijk overleg, gekoppeld aan de wijkbezoeken.

Zoals ik ook in mijn brief aan uw Kamer van 1 juli 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007­ 2008, 30 995, nr. 50) heb aangegeven, maakt het multidimensionale karakter van de problematiek het bijzonder moeilijk om oorzaken en gevolgen te isoleren. Bovendien zijn andere (autonome) factoren, zoals de economische en demografische ontwikkeling, mede van invloed. Hierdoor is het vrijwel onmogelijk om bij het onderzoek naar de effectiviteit van het beleid een directe relatie te leggen tussen de beleidsinzet en de al dan niet gerealiseerde vermindering van het maatschappelijke probleem.

Voor de beleidsinformatiestructuur heb ik daarom gekozen voor een brede mix van onderzoeken waarbij niet zozeer het afrekenen van de lokale uitvoerders voorop staat, als wel het beleidsleren. Want juist het leren van elkaars aanpak en resultaten is bij dit complexe beleid van groot belang om op termijn effect te sorteren. Het totale pakket aan onderzoeken heb ik beschreven in de brief aan uw Kamer van 1 juli 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007­2008, 30 995, nr. 50).

Op 1 juli jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007­2008, 30 995, nr. 54) heb ik u de nulmeting van de Outcomemonitor Krachtwijken, die is ontwikkeld door het CBS, toegezonden. In de nulmeting is de situatie ten tijde van de start van het Krachtwijkenbeleid (1 januari 2007) beschreven. De nulmeting is ook op de website van het CBS gepubliceerd. Op 30 september is een tussentijdse update verschenen, waarin voor de desbetreffende indicatoren gegevens zijn opgenomen per 1 januari 2008. Het gaat hier met name om cijfers die betrekking hebben op het thema werken. Uit de analyse van het CBS concludeer ik dat de negatieve ontwikkelingen op een aantal indicatoren in de aandachtswijken een halt zijn toegeroepen. Ook uit recente cijfers van het Centrum voor Werk en Inkomen blijkt dat de negatieve ontwikkeling wat betreft participatie in de 40 wijken langzaam maar zeker tot staan wordt gebracht. Terwijl de landelijke daling van het aantal werklozen in juni tot stilstand is gekomen, zette de daling in de 40 wijken nog door. Daarmee lijken de aandachtswijken een deel van hun achterstand in te lopen.

Het Sociaal en Cultureel Planbureau en het CBS zijn gestart met het Longitudinale onderzoek, waarmee de ontwikkeling van de bewoners van de Krachtwijken gedurende langere periode zal worden gevolgd. Dit onderzoek vormt daarmee de logische aanvulling op de Outcomemonitor, die de ontwikkeling van de wijken volgt

Op 8 oktober heb ik de Leefbaarometer gelanceerd. De Leefbaarometer brengt voor alle bewoonde gebieden in Nederland op het allerlaagste schaalniveau de leefbaarheid en leefbaarheidsontwikkeling in kaart. Aan de hand van deze informatie zijn gemeenten in staat om vroegtijdig te signaleren in welke gebieden de leefbaarheid achteruit gaat, om naar aanleiding daarvan in een vroeg stadium pro-actief beleid te ontwikkelen. De Leefbaarometer is voor een ieder te zien en te gebruiken via www.vrom.nl/leefbaarometer.nl. Op basis van de Leefbaarometer zal ik met ingang van 2009 een onderzoek starten om na te gaan of er zogeheten waterbedeffecten optreden als gevolg van de wijkenaanpak, of ­ met andere woorden ­ de leefbaarheidsproblemen zich verplaatsen naar andere gebieden in de 18 steden met de 40 wijken.

Reactie Algemene Rekenkamer op informatiestructuur

Ten aanzien van dit monitoring-systeem is de Algemene Rekenkamer in het rapport Krachtwijken, monitoring en verantwoording van het beleid op zich positief, in het bijzonder over de Leefbaarometer en het beleidsleren. De Algemene Rekenkamer doet daarnaast een aantal
35

nuttige aanbevelingen, die ik graag overneem. Zo heb ik besloten om een onafhankelijke wetenschappelijke commissie in te stellen die lokale beleidsevaluaties beoordeelt op kwaliteit en beleidsrendement, om vervolgens de uitkomsten actief te verspreiden in het kader van het beleidsleren. Ik vind het belangrijk dat deze commissie een brede vertegenwoordiging van de verschillende disciplines over de beleidsthema's bevat en dat de leden niet alleen wetenschappelijke deskundigheid met zich brengen, maar tevens in staat zijn om deze kennis te verbinden met de toepassing in het beleid. Verder adviseert de Algemene Rekenkamer om de outcome-monitor uit te breiden met de nog ontbrekende beleidsvelden en de toegankelijkheid publieksvriendelijker te maken. Met het Centraal Bureau van de Statistiek ben ik hierover in overleg.

De Rekenkamer adviseert op basis van een combinatie van de kwaliteiten van de Leefbaarometer en de outcomemonitor een systeem te ontwikkelen, waarmee ontwikkeling van de aandachtswijken te volgen is. Ook adviseert de Rekenkamer om de outcomemonitor uit te breiden naar alle wijken in Nederland. Hoewel de Leefbaarometer en de outcomemonitor zelfstandige instrumenten zijn die een eigen, specifieke functie en doel hebben, spelen zij beide een belangrijke rol binnen de beleidsinformatiestructuur voor de wijkaanpak; zij vullen elkaar aan en versterken daarmee de kwaliteit van de beleidsinformatie. De Leefbaarometer is specifiek ontwikkeld om de ontwikkeling van alle wijken en buurten in Nederland te kunnen volgen om tijdig te kunnen signaleren wanneer zich negatieve ontwikkelingen in een gebied voordoen. Dit instrument levert daarmee handvatten om vroegtijdig, pro-actief beleid te ontwikkelen om, nog voordat de leefkwaliteit in de desbetreffende gebieden daadwerkelijk beneden het nulpunt komt, het tij tijdig te kunnen keren. Naast een algemene leefbaarheidsscore, levert de Leefbaarometer een zestal deelscores (over de woningvoorraad, de publieke ruimte, het voorzieningenniveau, de bevolkingssamenstelling, de sociale samenhang en de veiligheid) waarmee de kwaliteit op specifieke leefbaarheidsdimensies inzichtelijk wordt. Aangezien de Leefbaarometer de ontwikkeling op de genoemde aspecten in de tijd zichtbaar maakt, is dit instrument bij uitstek geschikt voor het in kaart brengen van zogeheten `waterbedeffecten'. In het kader van de wijkaanpak zal de Leefbaarometer voor dit doel worden ingezet.

De outcomemonitor is ingericht om doelbereik te monitoren en richt zich derhalve op die gebieden waarop het beleid betrekking heeft, i.c. de 40 wijken. De outcomemonitor verzamelt daartoe een beperkt aantal robuuste gegevens op de thema's Wonen, Werken, Leren en Opgroeien, Integreren, Veiligheid en Schuldenproblematiek. Ik acht het niet zinvol om dit instrument uit te breiden tot een landelijk dekkend systeem. Immers, buiten de 40 wijken gelden de beleidsdoelen voor de wijkaanpak niet, zodat het vaststellen van doelbereik ­ het hoofddoel van de outcomemonitor ­ niet aan de orde is. Bovendien worden mogelijk negatieve ontwikkelingen in algemene zin, in de andere wijken dan de 40 Krachtwijken al met de Leefbaarometer gemonitord. Overigens zou een eventuele uitbreiding van de outcomemonitor tot een integraal landelijk systeem ook financieel een aanzienlijke inspanning vergen, zodat deze optie ook om reden van kosteneffectiviteit niet doelmatig is.

Het advies om de outcome-monitor uit te breiden naar alle gemeenten en wijken in Nederland neem ik dan ook niet over. Ik vind het daarentegen wél zinvol om bij de monitoring van de Krachtwijken een optimaal gebruik te maken van de uitkomsten van de Leefbaarometer. Ik wil daarom naast de algemene leefbaarheidscore en de veiligheidsscore, die momenteel reeds deel uitmaken van de outcomemonitor, ook de overige deelscores van de Leefbaarometer opnemen in de Outcomemonitor. De Leefbaarometer zal daarmee voor de gebieden waar het Krachtwijkenbeleid betrekking op heeft integraal worden opgenomen in de Outcomemonitor.

Verder overweeg ik de outcomemonitor uit te breiden naar de wijken die geld zullen gaan ontvangen uit het preventiebudget. Het (krachtwijken)beleid zal zich in de toekomst immers ook op deze wijken richten.

Proces outputmonitor

Ik vind het van groot belang om naast de outcome ook outputgegevens te verzamelen.
36

Gemeenten hebben een autonome verantwoordelijkheid voor de outputmonitoring. Wel wil ik via kennisuitwisseling gemeenten ondersteunen en bevorderen dat gemeenten afstemming zoeken in de door hen gehanteerde systematiek. Immers, in het kader van beleidsleren zijn óók de gemeenten erbij gebaat dat zij zich kunnen vergelijken (benchmarken) met andere gemeenten. Ten behoeve hiervan schrijven de gemeenten ­ in samenwerking met Aedes, VNG en WWI - een Handreiking. Dit traject bevindt zich in een afrondende fase. Mede aan de hand van deze Handreiking zullen de 18 gemeenten de outputmonitoring voor hun Krachtwijken vormgeven. Aangezien de gemeentelijke wijk actieplannen de basis vormen voor de outputmonitoring, zal deze voortgangsinformatie per gemeente verschillen. Wel ben ik voornemens om ­ samen met de gemeenten - op elk van de vijf beleidsthema's de voortgang op een beperkt aantal aansprekende aspecten centraal in kaart te brengen en te publiceren op een landelijke website. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de voortgangsinformatie de gemeenten al verzamelen voor hun eigen verantwoording aan de Raad. Zo wordt een `administratief circus' voorkomen. In het voorjaar rapporteren de gemeenten aan de Raad over de wijkenaanpak. De website met output kerncijfers kan derhalve op zijn vroegst in de zomer van 2009 gereed zijn.

Bijvangsten

In mijn al eerder aangehaalde brief van 1 juli 2008 over de beleidsinformatiestructuur constateer ik dat er naast de beoogde resultaten ten aanzien van de wijkenaanpak, ook bijvangsten worden verkregen. Voor de verbetering van een wijk kunnen deze inspirerende initiatieven die van onderop in de wijk ontstaan van grote waarde zijn. Deze zogenoemde ongezochte opbrengsten worden momenteel door de Nederlandse School voor het Openbaar Bestuur (NSOB) geanalyseerd.

Voorafgaand aan deze analyse hebben medewerkers van mijn departement en een onderzoeksbureau in alle 40 wijken bijzondere maatschappelijke initiatieven geïnventariseerd. De opbrengsten zijn resultaten en initiatieven van allerlei partijen ­ publiek, privaat, burgers, maatschappelijke organisaties of ondernemingen - zonder dat ze direct voortkomen uit de wijkactieplannen. In totaal zijn er ruim 200 "praktijken" in beeld gebracht. Uiteraard is deze inventarisatie niet compleet. Geregeld starten er immers nieuwe initiatieven. Ik ben van plan om de in kaart gebrachte initiatieven blijvend te volgen om zicht te houden op de ontwikkelingen die zich voltrekken.

Wat betreft de analyse is er inmiddels een aantal eerste bevindingen. Naast de initiatieven uit de wijkactieplannen vinden er in de directe of indirecte omgeving van de wijkactieplannen ontwikkelingen plaats die voor wat betreft de aanpak in de wijken ten minste evenveel invloed hebben; een katalyserende rol van de wijkenaanpak in het tot stand brengen van andere ontwikkelingen, zoals veranderingen en verbeteringen die zowel binnen als buiten de aandachtswijk waar te nemen zijn, of de verbreding en versnelling van veranderingen en vernieuwingen, die reeds in gang gezet waren.
De praktijken die in kaart gebracht zijn, ogen op het eerste gezicht mogelijk nog als "veranderingen in de marge" maar ze kunnen uiteindelijk wel significant verschil maken. De conclusie is dat de wijkenaanpak kan werken als vliegwiel, omdat er ruimte ontstaat voor nieuwe initiatieven, maar ook doordat bestaande projecten worden aangejaagd, nieuwe ideeën worden ontwikkeld, maar ideeën ook makkelijker over en weer van elkaar kunnen worden overgenomen, voorgenomen ambities kunnen worden gerealiseerd, maar ook witte vlekken worden ontdekt en nieuwe ambities worden geformuleerd. Door naast de initiatieven uit de wijkactieplannen bewust ook aandacht te hebben voor de bijzondere bijvangsten van de wijkenaanpak wordt pas duidelijk hoeveel projecten direct of indirect baat (kunnen) hebben van de wijkenaanpak.

De ruim 200 tot nu toe in beeld gebrachte praktijken kunnen worden onderscheiden in drie categorieën typen van bijzondere bijvangsten; ter illustratie zijn telkens enkele voorbeelden genoemd:


37


1. Bijvangsten in economie en werkgelegenheid: sponsoring van projecten door bedrijven is gemakkelijker sinds de aandacht voor de krachtwijken; werken in de krachtwijk is hip geworden; de aandacht voor de wijkenaanpak kan werkgelegenheid prikkelen; door activiteiten in de wijkenaanpak ontmoeten ondernemers elkaar die samen nieuwe projecten opzetten; culturele instellingen vestigen zich in de krachtwijk.


2. Bijvangsten in sociale cohesie en actief burgerschap: fysieke projecten lokken ook sociale projecten uit; burgerinitiatieven worden serieuzer genomen; de aandacht van de minister, wethouders en de burgemeester werkt stimulerend voor mensen die al lange tijd in de wijk actief zijn of een nieuw project willen opstarten; er ontstaan nieuwe vormen van burgerparticipatie; scholieren en studenten worden bewuster betrokken bij wat ze in hun wijk kunnen doen; fysieke projecten in de krachtwijk stimuleren de ontwikkeling van kunst en cultuur; wijkavonden bieden platforms en netwerken voor bewoners met hun nieuwe of bestaande bewonersinitiatieven; door de aandacht voor de krachtwijken zijn vrijwilligers gemakkelijker te vinden en te mobiliseren;


3. Bijvangsten in bestuur en organisatie: geslaagde projecten in de krachtwijken slaan over naar andere wijken; er wordt serieuzer naar burgers geluisterd; het bezoek van de minister kan leiden tot doorbraken; projecten vanuit de wijkenaanpak inspireren bedrijven tot samenwerking met maatschappelijke organisaties; bestaand gemeentelijke beleid wordt meer op de wijk toegesneden; succesvolle projecten in de krachtwijken leiden tot spillover effecten; de wijkenaanpak brengt bestaande projecten in een stroomversnelling; de aandacht voor de wijkenaanpak vergroot bij organisaties de `sense of urgency' voor projecten; het focussen op 40 wijken wordt bewust of onbewust ook door andere organisaties overgenomen en zorgt daarmee voor extra focus; nationale overheden en gemeentelijke afdelingen leren over de schutting heen te kijken.

De analyse van het NSOB zal dit najaar worden afgerond.

8. Tot slot

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat de uitvoering van de wijkenaanpak op stoom is. Ik ben trots op de resultaten tot nu toe. Het Algemene Rekenkamer rapport Krachtwijken, monitoring en verantwoording van het beleid geeft een goed beeld van het proces van totstandkoming van de wijkactieplannen en charters tot op heden en geeft nuttige aanbevelingen over de monitoringstructuur voor het Krachtwijkenbeleid in de toekomst.

Mijn blik houdt vanzelfsprekend niet op bij de 40 aandachtswijken. We moeten voorkomen dat er nieuwe aandachtswijken ontstaan. Het kabinet heeft besloten om extra middelen vrij te maken voor die wijken buiten de 40 die ook kampen met cumulatieve problemen op het gebied van wonen, werken, leren en opgroeien, integreren en veiligheid. Met de inzet van het zogenaamde preventiebudget van 60 miljoen moet worden voorkomen dat deze wijken afglijden naar het niveau van de huidige krachtwijken. Zoals ik reeds eerder met de Tweede Kamer heb besproken zal de eerste tranche bij voorrang ter beschikking komen voor G31 gemeenten zonder aandachtswijk. Deze gemeenten hebben een brief ontvangen (bijlage 3) waarin de voorwaarden zijn opgenomen die aan de in te dienen plannen zullen worden gesteld. Ook voor deze plannen geldt, net als voor de wijkactieplannen, dat gemeente, corporaties en eventuele andere partijen mee dienen te investeren in het plan voor de wijk.

Een commissie onder leiding van de heer Doekle Terpstra (voorzitter HBO-raad), zal mij advies uitbrengen over de plannen die voor een honorering in aanmerking komen. De commissie bestaat verder uit Sander van Bodegraven (voormalig wethouder Ruimtelijke Ordening van Arnhem), Mária van Veen (voormalig directeur Woonbond en huidig directeur Vluchtelingenwerk Amstel tot Zaan), en Lex Pouw (voormalig voorzitter Raad van Toezicht woningcorporatie Ymere). In de voortgangsrapportage 2009 zal ik u uitgebreid informeren omtrent de stand van zaken van de preventiewijken.

38

Bijlage 1


39


40


41

Model G31 Subsidieverordening vouchers bewonersinitiatieven

De raad van de gemeente ... (naam);
gelezen het voorstel van het college van ... (datum en nummer); gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht; overwegende dat de minister voor Wonen, Wijken en Integratie het van belang acht dat bewoners van wijken die met problemen kampen de gelegenheid krijgen om met initiatieven te komen om de leefbaarheid van hun wijk te verbeteren; dat de fondsbeheerders van het Gemeentefonds daartoe jaarlijks ten behoeve van de G31-gemeenten een integratie-uitkering storten in het Gemeentefonds; en dat het voor de gemeente noodzakelijk is om regels te stellen voor de subsidieverstrekking aan bewoners uit deze integratie-uitkering; besluit vast te stellen de:

Subsidieverordening vouchers bewonersinitiatieven

Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt verstaan onder: a. voucher: subsidie in de vorm van een of meer waardebonnen van maximaal 5.000, - (per voucher), waarmee bewoners van een aangewezen wijk diensten en producten kunnen inkopen om hun initiatief uit te voeren;
b. initiatief: een plan om de leefbaarheid in de eigen wijk, buurt of straat te verbeteren en/of de sociale cohesie te versterken;
c. initiatiefnemer(s): individuele of georganiseerde bewoners, die een aanvraag indienen om een initiatief uit te voeren;
d. leefbaarheid: de kwaliteit van de woon- en leefomgeving; e. sociale cohesie: sociale samenhang binnen een wijk en tussen bewoners; f. college: het college van burgemeester en wethouders; g. regiegroep: een door het college gemandateerde groep bewoners uit de wijk waar het vouchersysteem zal worden uitgevoerd dan wel een voor de uitvoering van het vouchersysteem gevormde groep, bestaande uit een afvaardiging van voor de wijk relevante groepen uit bijvoorbeeld het verenigingsleven, eventueel ondersteund door woningbouwcorporatie, professionals of de gemeente; h. kasbeheerder: degene die door het college is aangewezen voor het beheer van de integratie- uitkering en die verantwoordelijk is voor de verzilvering van vouchers; i. wijkraadpleging: een bijeenkomst in de wijk, een digitale of schriftelijke raadpleging van bewoners van de wijk of een andere vorm, waarbij een of meer initiatieven worden voorgelegd.

Artikel 2 Bevoegdheid college en mandatering regiegroep
1. Het college is bevoegd een of meer wijken aan te wijzen waar het vouchersysteem van toepassing is.

2. Het college bepaalt hoe het beschikbare bedrag over de wijken wordt verdeeld.
3. Het college kan bepalen dat maximaal tien procent van het beschikbare bedrag wordt

gereserveerd voor de kosten die de gemeente maakt bij de uitvoering van deze verordening.

4. Het college wijst een (ambtelijk) kasbeheerder aan die de integratie-uitkering beheert.
5. Het college is bevoegd een subsidieplafond vast te stellen.
6. Het college is bevoegd tot het aanwijzen van een regiegroep die het mandaat krijgt om de vouchers te beheren en te verstrekken.

Artikel 3 Reikwijdte van de verordening

1. Deze verordening is van toepassing op het verstrekken van vouchers uit de integratie- uitkering in het Gemeentefonds.

2. De Algemene subsidieverordening ......... (naam gemeente) is niet van toepassing.

Artikel 4 Aanvraag vouchers

1. Initiatiefnemers kunnen een of meer vouchers aanvragen bij het college of de regiegroep.
42


2. De aanvraag wordt schriftelijk ingediend en omvat de volgende gegevens: a. naam, contactadres, telefoonnummer en handtekening van de initiatiefnemer; b. een beschrijving van de inhoud, uitvoering en planning van het initiatief, waarbij wordt aangegeven hoe dit de leefbaarheid in de wijk, buurt of straat verbetert; c. een kostenraming en het gewenste aantal vouchers voor de uitvoering van het initiatief;
d. een mededeling of tevens elders subsidie is aangevraagd.
3. Indien de aanvraag onvoldoende informatie bevat voor een goede beoordeling daarvan, geeft het college of de regiegroep aan de initiatiefnemer aan hoe hij de aanvraag kan aanvullen.

4. De aanvragen worden behandeld in de volgorde van binnenkomst.

Artikel 5 Verstrekking vouchers

1. Het college of de regiegroep beslist binnen vier weken na de ontvangst van een aanvraag tot maximaal 10.000, - over het verstrekken van de vouchers.
2. Indien de aanvraag voldoet aan de eisen van deze verordening, verstrekt het college of de regiegroep het aantal vouchers dat nodig is voor uitvoering van het initiatief.
3. Bij initiatieven boven de 10.000, - beslist het college of de regiegroep binnen vier weken of het initiatief voldoet aan de eisen van deze verordening.
4. Het college of de regiegroep informeert de initiatiefnemer over dit besluit.
5. Het college of de regiegroep organiseert zo spoedig mogelijk een wijkraadpleging of agendeert het initiatief op een al geplande wijkraadpleging.
6. Door middel van een wijkraadpleging wordt bepaald of een initiatief de benodigde vouchers krijgt.

7. Bij de verstrekking van vouchers kan het college of de regiegroep als voorwaarde bepalen dat binnen een bepaalde termijn met de uitvoering van het initiatief wordt gestart.
8. De vouchers kunnen tot uiterlijk 30 juni 2009 worden verstrekt. Een initiatief dient uiterlijk 31 december 2009 te zijn uitgevoerd.

Artikel 6 Weigeringsgronden
Het verstrekken van vouchers kan worden geweigerd, indien gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:
a. het initiatief niet haalbaar of uitvoerbaar is binnen de in de aanvraag vermelde planning; b. de initiatiefnemer doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet;
c. het initiatief voornamelijk betrekking heeft op privé-belangen van de initiatiefnemer; d. het beheer en onderhoud van de voorgestelde fysieke verbeteringen van de leefomgeving niet kunnen worden gewaarborgd;
e. door de verstrekking het subsidieplafond wordt overschreden.

Artikel 7 Verplichtingen college en regiegroep

1. Het college of de regiegroep is verplicht om alle betrokken bewoners te informeren over de mogelijkheden die dit vouchersysteem hen biedt.
2. Het college of de regiegroep maakt na de toetsing of de wijkraadpleging algemeen bekend welke initiatieven vouchers hebben gekregen.

3. De regiegroep is verantwoordelijk voor het creëren van draagvlak onder de bewoners voor het vouchersysteem.

Artikel 8 Verplichtingen van de initiatiefnemer

1. De initiatiefnemer zorgt ervoor dat de vouchers worden besteed aan de uitvoering van het initiatief en administreert de uitgaven zorgvuldig.
2. De initiatiefnemer doet zo spoedig mogelijk mededeling aan het college of de regiegroep van veranderde omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van het initiatief.
3. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het creëren van draagvlak onder de bewoners als de aard van het initiatief dat noodzakelijk maakt.


43

Artikel 9 Wijze van besteding van de vouchers

1. De initiatiefnemer kan voor de betaling van de kosten van uitvoering van het initiatief een voucher verzilveren bij de kasbeheerder.

2. De kasbeheerder kan een betaling weigeren indien hij gegronde reden heeft om aan te nemen dat deze betaling niet wordt aangewend voor de uitvoering van het initiatief.
3. De voucher kan worden verzilverd door:
a. in te kopen diensten en producten door de kasbeheerder te laten betalen; b. deze om te zetten in contant geld, tot maximaal 500, - per keer.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2008.
2. Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening vouchers bewonersinitiatieven.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van ... 2008.

De griffier, De voorzitter,

Toelichting op de Subsidieverordening vouchers bewonersinitiatieven

Algemene toelichting

De fondsbeheerders van het Gemeentefonds storten ten behoeve van de G31-gemeenten een bedrag van 10 miljoen als integratie-uitkering in het Gemeentefonds. Dit biedt de bewoners van de wijken die met problemen kampen de gelegenheid met initiatieven te komen om de leefbaarheid in hun wijk te verbeteren en de sociale cohesie te versterken. Deze initiatieven zullen worden gefinancierd door de uitgifte van vouchers (waardebonnen) die bij de gemeente kunnen worden ingediend om de producten en diensten ter uitvoering van de initiatieven te bekostigen.

Om er zeker van te zijn dat de bewonersbudgetten bij de bewoners terecht komt, heeft de minister voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI) aan de Tweede Kamer toegezegd dat er een modelverordening wordt ontwikkeld voor de G31-gemeenten voor de implementatie van het vouchersysteem.
De contouren van het vouchersysteem zijn opgezet door het Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken (LSA). Dit systeem geeft bewoners zeggenschap over de keuze, de financiering en de uitvoering van hun initiatief. Het gaat hierbij nadrukkelijk om initiatieven van onderop, van de bewoners zelf.

De modelverordening is aan de hand van bovenstaande beleidslijnen en voorbeelden van subsidieverordeningen en regels voor wijkbudgetten opgesteld in samenspraak met het Directoraat-Generaal WWI, het LSA, de Woonbond en een representatieve vertegenwoordiging van de G31-gemeenten.

Artikelgewijze toelichting

In aanvulling op de algemene toelichting zijn hieronder, voor zover nodig, de onderdelen van de verordening artikelsgewijs toegelicht.

ARTIKEL 1
a. voucher

---

Een voucher is een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De algemene bepalingen van de Awb zijn hierop van toepassing. In aanvulling daarop zijn de specifieke bepalingen van deze verordening op de voucher van toepassing. Vouchers zijn waardebonnen met een tegenwaarde van maximaal 5.000, - per stuk. Indien gewenst, kan deze tegenwaarde ook lager zijn, afhankelijk van het gevraagde bedrag. Voor een initiatief kunnen ook meerdere vouchers worden ingezet. De vouchers kunnen alleen bij de gemeente worden ingewisseld.

b. initiatief
De voucherregeling is bedoeld voor alle initiatieven die de leefbaarheid van de wijk, buurt of straat vergroten. Vele initiatieven zijn denkbaar: verbeteren van de veiligheid van een plein of park, project voor jongeren die werkloos zijn, maatregelen om overlast van jongeren terug te dringen, speelplekken, hangplekken, buurtkrant, website van de wijk, wijkfeest, sportdag, bekostigen beplanting en bloembakken, presentjes voor nieuwe bewoners in de wijk, opstellen leefregels buurt, inhuren van onafhankelijke bewonersondersteuning voor bijvoorbeeld woonwensonderzoek, second opinion bij sloop of renovatie en nieuwe manieren om alle bewoners bij de wijk te betrekken. De voucherregeling kan niet worden benut voor puur individuele projecten als het opknappen van een woonhuis van een bewoner. Zie in dit verband de weigeringsgrond van artikel 6, onderdeel c.

c. initiatiefnemer
De aanvrager of initiatiefnemer is altijd een individuele bewoner of een groep van bewoners uit een aangewezen wijk.
Als het gaat om een groep bewoners, is de organisatievorm daarvan niet van belang, wel de doelstelling van deze groep. Het kan hierbij zowel om bestaande groepen of bewonersorganisaties gaan, als speciaal voor het initiatief opgerichte groepen. De vouchers kunnen niet aan professionele instellingen of bedrijven worden gegeven. De doelstelling van de initiatiefnemer, individuele bewoner of bewonersgroep, moet zijn de leefbaarheid van de bewoners van de wijk te verbeteren. Deze doelstelling hoeft niet formeel te zijn vastgelegd, maar kan bijvoorbeeld blijken uit het voorgedragen projectplan.

f. regiegroep
De regiegroep kan een bestaande organisatie van bewoners zijn dan wel een voor de uitvoering van het vouchersysteem gevormde groep, bestaande uit een afvaardiging van voor de wijk relevante groepen uit bijvoorbeeld het verenigingsleven (sportverenigingen, ouderverenigingen, culturele en etnisch georiënteerde verenigingen, buurt- en straatgroepen, jongerengroepen, huurdersorganisaties enz.). Wijkbetrokken professionals of woningbouwcorporaties kunnen gevraagd worden een bijdrage te leveren aan het stimuleren en ondersteunen van de regiegroep. In het geval van het beschikbaar stellen van een gemeentelijke functionaris (ambtenaar) door het college kan deze voor de regiegroep ook als vraagbaak en intermediair fungeren naar de gemeentelijke organisatie.

ARTIKEL 2

Eerste lid
Het college is vrij in de keuze van de wijken. De keuze is dus niet beperkt tot de zogenaamde GSB-aandachtswijken. De aanwijzing van een of meer wijken is alleen geldig voor het budget dat in 2008 beschikbaar komt. In 2009 moet opnieuw een aanwijzing plaatsvinden. Dat kan dezelfde wijk of een andere zijn, of een combinatie daarvan.

Tweede lid
Bij aanwijzing van meer dan een wijk is het college vrij in de verdeling van het bedrag van de integratie-uitkering over de aangewezen wijken. Het toegekende bedrag kan dus per wijk verschillen.

Vijfde lid

45

Met dit artikel wordt voldaan aan artikel 4:25 van de Awb waarin is bepaald dat het subsidieplafond bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt vastgesteld. Hiermee wordt voorkomen dat bij het indienen van meerdere initiatieven het maximale budget wordt overschreden. Het subsidieplafond kan worden gelijkgesteld aan de hoogte van de integratie-uitkering, eventueel verminderd met de beheerskosten op grond van het derde lid.

Zesde lid
Gelet op het streven dat de regie van de initiatieven bij voorkeur bij de bewoners zelf komt te liggen, dient het college zich ervoor in te spannen om in de aangewezen wijk een regiegroep te zoeken dan wel te bevorderen dat een regiegroep wordt samengesteld. Als blijkt dat de bewoners van de wijk dit afwijzen of dit anderszins niet lukt, kan het college een ambtenaar mandateren om de regie voor het college te voeren.

ARTIKEL 3

Eerste lid
Deze verordening is uitsluitend van toepassing op de integratie-uitkering uit het Gemeentefonds. Dit laat onverlet dat de algemene regels van de Awb ook van toepassing zijn. Zie ook de


Zie het origineel
toelichting op artikel 1, onder a.

Tweede lid
Indien de gemeente een Algemene subsidieverordening (ASV) heeft, is daarin waarschijnlijk bepaald dat de ASV voor alle subsidievormen geldt. Om te voorkomen dat de ASV ook op deze subsidieverordening van toepassing is, is het tweede lid opgenomen.

Artikel 4 Aanvraag vouchers
Tweede lid
Het initiatief moet al een redelijk uitgewerkt plan zijn. Daarom zijn onder a tot en met d een aantal verplichte indieningsvereisten opgenomen als omschrijving, uitvoering, planning en kostenraming van het initiatief. Zie voor de mogelijke vormen van initiatieven de toelichting op artikel 1, onderdeel b.

Derde lid
Indien het initiatief niet voldoet aan de indieningsvereisten van het tweede lid, kan het college of de regiegroep om aanvulling vragen. Hierbij kan de initiatiefnemer ook actief worden ondersteund om het initiatief goed uit te werken.

Artikel 5 Verstrekking vouchers
De vouchers worden verstrekt aan de initiatiefnemer. Initiatiefnemer zijn individuele bewoners of een bewonersgroep. Indien sprake is van een individuele bewoner als initiatiefnemer, dan worden de vouchers op naam van deze individuele bewoner gezet. Bij een bewonersgroep als initiatiefnemer zijn er twee mogelijkheden. Indien de groep rechtspersoonlijkheid heeft, worden de vouchers op naam van deze rechtspersoon gezet. Indien de groep geen rechtspersoonlijkheid heeft, worden de vouchers op naam van een natuurlijk persoon gezet, zijnde de contactpersoon van deze groep bewoners.

Vijfde lid
Het is van belang om een wijkraadpleging op korte termijn te organiseren. Dit is in de eerste plaats van belang om te voorkomen dat het enthousiasme waarmee het initiatief is ingediend, zou verdampen. In de tweede plaats geldt dat bij te lang uitblijven van de wijkraadpleging het subsidieplafond zou kunnen worden bereikt, doordat initiatieven tot 10.000, - zonder wijkraadpleging kunnen worden gehonoreerd.

Artikel 6 Weigeringsgronden
Een aanvraag kan ook gedeeltelijk worden ingewilligd en gedeeltelijk worden geweigerd. De weigering van een aanvraag om een voucher dient uiteraard gemotiveerd te worden met vermelding van de weigeringsgrond.

46

Onderdeel d
Beheer en onderhoud van fysieke verbeteringen van de leefomgeving (zoals kinderspeelplaatsen en hangplekken) is noodzakelijk om verloedering tegen te gaan. Vaak is het beheer en onderhoud echter een struikelblok bij het verwezenlijken van goede initiatieven. Het is daarom van belang dat in de aanvraag (het initiatief) wordt aangegeven hoe het beheer en onderhoud is gewaarborgd. De initiatiefnemers kunnen hiervoor zelf borg staan, de gemeente kan beslissen om het beheer en onderhoud op zich te nemen of een derde partij, zoals een corporatie of commercieel bedrijf, kan hierin een rol spelen. Een combinatie van deze opties is uiteraard ook mogelijk.

ARTIKEL 7
De informatieplicht van het eerste en tweede lid is bedoeld om draagvlak en betrokkenheid van de bewoners van de wijk, buurt of straat te waarborgen. Het initiatief is nadrukkelijk bedoeld voor het collectief belang van de wijk, buurt of straat. In het derde lid is uitdrukkelijk opgenomen dat de regiegroep verantwoordelijk is voor het creëren van draagvlak voor het vouchersysteem. Deze bepaling maakt ook duidelijk dat de regiegroep een procesrol heeft in het stimuleren van bewoners om met initiatieven te komen, het voorleggen van deze initiatieven in een wijkraadpleging en het terugkoppelen van de resultaten van deze initiatieven aan de wijk.

ARTIKEL 8
In het derde lid is uitdrukkelijk opgenomen dat de initiatiefnemer verantwoordelijk is voor het creëren van draagvlak onder de bewoners indien de aard van het initiatief dat noodzakelijk maakt. De doelgroep van het initiatief is immers in de regel groter dan alleen de initiatiefnemers.

ARTIKEL 10
De datum van inwerkingtreding van de verordening is 1 oktober 2008. Indien gemeenten pas na
1 oktober 2008 de verordening door de raad laten vaststellen, dient de datum van inwerkingtreding op een later tijdstip te worden bepaald. Hierbij kan eventueel terugwerkende kracht worden verleend. Voorbeeld voor een dergelijke bepaling is: "Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking daarvan (en werkt terug tot en met 1 oktober 2008)."


47

Bijlage 2

Partners Landelijke Alliantie Krachtwijken


1. Aannemersfederatie Nederland

2. Aedes

3. Albert Heijn

4. Bond van Nederlandse Architecten

5. Bouwend Nederland

6. Buurtlink

7. Centrum Gezond Leven

8. Contactgroep Islam

9. Contactorgaan Moslims en Overheid

10. Codename Future

11. Convenantbureau Overgewicht

12. Cultuurformatie

13. CWI

14. DHV

15. Fietsersbond

16. Fundeon

17. Gezondheidsfondsen

18. het Juridisch Loket

19. HOGIAF

20. HBO Raad

21. Instituut voor Midden- en Kleinbedrijf
22. Instituut voor Nationale Onderwijspromotie
23. Jantje Beton

24. Jeugdsportfonds Nederland

25. Johan Cruyff Foundation

26. Judobond Nederland

27. Kamers met Kansen

28. Kamers van Koophandel

29. KNVB

30. Kunstenaars&CO

31. Kunstfactor

32. LSA

33. LOM Samenwerkingsverbanden

34. MKB Nederland

35. MO-Groep

36. Nationale Jeugdraad

37. Nederlands Architectuurinstituut

38. Nederlandse Vereniging van Makelaars

39. Nederlandse Woonbond

40. Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen
41. NOC*NSF

48


42. NUSO (speeltuinwerk en recreatie)

43. Oranjefonds

44. PO-raad

45. Richard Krajicek Foundation

46. Stichting De Bakkerij

47. Stichting I-Sport

48. Stichting Leergeld

49. Stichting Present

50. Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen
51. Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten
52. Straatvoetbalbond Nederland

53. United Smile

54. UWV

55. Van Harte Resto

56. Vastgoed Belang

57. Vereniging Eigen Huis

58. Vereniging van Plaagdiermanagmentbedrijven
59. Vluchtelingenwerk Nederland

60. VVE Belang

61. VNO-NCW

62. WijkAlliantie


49

Bijlage 3


50


51


52


53