Portretfoto Leden Raad
voor de rechtspraak
De rol van de rechter in de samenleving
Den Haag, 7 november 2008 - Samenvatting van de rede uitgesproken door
Mr. G.J.M. Corstens bij zijn installatie als president van de Hoge
Raad der Nederlanden op 7 november 2008.
De civiele kamer van de Hoge Raad heeft op 20 oktober 2006 arrest
gewezen in de geruchtmakende zaak rond de extra beveiligde woning van
Mevrouw Hirsi Ali. Met dit arrest werd ingegaan tegen de opvatting van
de betrokken bewonersgroep en de voorrang gegeven aan het belang van
de staat om bedreigde publieke personen te beschermen.
De strafkamer van de Hoge Raad wees arrest in de zaak van een aan m.s.
lijdende patiënt.
Deze meende baat te hebben bij het gebruik van door hemzelf gekweekte
hennep. De Hoge Raad beredeneerde dat ondanks het bestaan van een
wettelijke voorziening die medisch gebruik van hennep onder bepaalde
stringente voorwaarden toestaat, er nog altijd ruimte is voor een door
de rechter te beoordelen beroep op noodtoestand. De patiënt ging
vrijuit.
De fiscale kamer van de Hoge Raad had te beslissen over een
navordering van de fiscus. Iemand had bij vergissing bij zijn
i.b.-aangifte in plaats van bijna ⬠3.500 bijna ⬠3.500.000 aan
aftrekbare hypotheekrente opgegeven. De fiscus kan niet alle aangiften
met de hand controleren en ontdekte pas na verloop van tijd de fout.
De Hoge Raad stelde vast dat in het verleden meermaals door de
medewetgever pogingen waren en nu ook nog worden gedaan om de voor de
fiscus nadelige gevolgen van de vereenvoudigde werkwijze niet voor
rekening van de staat te laten komen. Die waren (nog) niet gelukt. De
bestaande rechtspraak die inhoudt dat in zoân geval niet mag worden
nagevorderd, bleef gehandhaafd.
Deze drie voorbeelden van arresten van de Hoge Raad zijn in sommige
kringen positief, in andere negatief ontvangen. Daarin worden betwiste
stellingen betrokken. Deze arresten, die slechts voorbeelden zijn,
zeggen iets over de rol van de rechter in de samenleving.
De rechter behoort de wet toe te passen. De wet laat vaak verscheidene
oplossingen toe.
Het recht dicteert lang niet altijd één oplossing. De wetgever kan
in abstracto nu eenmaal niet alles voorzien. De werkelijkheid is vaak
meer bizar dan met de stoutste fantasieën valt te voorspellen. Zo zag
onlangs de Leeuwarder rechtbank zich gesteld voor de vraag of degene
die van een ander in een internetspel een virtueel amulet had
gestolen, zich aan diefstal had schuldig gemaakt. De vraag rijst dan
met welke maatschappelijke legitimatie de rechter de hem gelaten
ruimte opvult. Hoe is te legitimeren dat hij kiest voor het toestaan
van medicinaal gebruik van cannabis, dat hij de voorrang geeft aan het
belang van de bedreigde publieke persoon boven dat van de
medebewoners, dat hij de fiscus die het moet hebben van
geautomatiseerde verwerking van aangiften, vooralsnog op achterstand
zet.
De rechter heeft bij zijn werk geen programma dat hij vorm moet geven.
Daarin verschilt hij van politici en bestuurders. Zoân programma is
een verzameling van ideeën over zaken als het financiële stelsel, de
duurzame energie, de multiculturele samenleving, etc. Politieke
partijen verschillen van opvatting over die kwesties en geven aan
welke doeleinden zij, als ze de macht hebben, zullen nastreven en met
welke middelen zij dit zullen doen.
Hoe anders ligt dit bij rechters. Rechters hebben geen programma. De
rechter probeert steeds weer los te staan van vooringenomenheden en
van opvattingen die vanzelfsprekend lijken. Hij wil en moet, elke dag
weer, een verse, frisse rechter zijn. Een rechter die zou stellen dat
hij vanuit een sociaal-democratisch of liberaal of
christen-democratisch programma of vanuit zijn religie zijn werk doet,
miskent en ondergraaft zijn positie. De politicus is iemand die iets
wil, die iets wil bereiken, iemand die de samenleving vooruit wil
helpen. In zekere zin wil de rechter niets. Hij luistert, leest,
probeert de argumenten tot zich te laten doordringen, vraagt zich af
of er misschien nog andere argumenten zijn. En dan beslist hij, met
respect voor hetgeen naar voren is gebracht. Hij is dus in zekere zin
onprogrammatisch.
Er is ook een praktisch verschil tussen het werk van de politicus en
dat van de rechter. De rechter probeert onpartijdig en onafhankelijk
in een concreet geval recht te doen. Hij treedt daarbij als een
ambachtsman op. Bij het proberen recht te doen in het concrete geval
heeft de rechter de wetgever als leidsman. De rechter is bij uitstek
afhankelijk van de wetgever, dus van een politiek ambt. Maar hij heeft
geen fractie aan de leiband waarvan hij moet lopen. De rechter is
echter niet ideeënloos. Als hij wordt geconfronteerd.met een geval
waarin de wetgever heeft voorzien, zal hij die door de wetgever
aangedragen oplossing vorm geven. Maar zo eenvoudig liggen de zaken
vaak niet.
Maar heeft de rechter dan bij afwezigheid van een eigen programma geen
enkel belang? Ja, het hoge woord moet eruit en dat is
rechtvaardigheid. Maar dat is geen programma waaruit je een precieze
leidraad voor het handelen in concrete gevallen kunt afleiden. Die
opdracht dwingt hem of haar procedureel en materieel rechtvaardig te
zijn. Dat is niet alleen een formeel voorschrift; het is een
voorschrift dat strekt tot verwerkelijking van de afweging van die
betrokken belangen. Maar niet automatisch volgt aldus een uitkomst in
de ene of de andere richting. Vaak zal blijken dat er ruimte is. Dan
moet hij alles op zich laten inwerken en de knoop doorhakken.
Natuurlijk, daarbij spelen bewust of onbewust ook het referentiekader
en de maatschappelijke opvattingen van de rechter, zijn âSitz im
Lebenâ, een rol. Maar hij moet ertegen waken die rol preponderant te
laten worden. Hij is niet aangesteld om zijn persoonlijke opvattingen
op te dringen.
De rechter heeft de plicht rechtvaardigheid in het individuele geval
te betrachten. De rechter verstaat zijn taak niet als hij zonder meer
zijn oren laat hangen naar ferme in de samenleving verwoorde
opvattingen. Ook in de poldersamenleving is de rechter er niet voor om
te bezien of consensus valt te bereiken. Dat zal soms betekenen dat
hij, als de overheid in het geding is, niet moet schuwen, als daartoe
reden bestaat, het optreden van de overheid te veroordelen, dat hij
moet vrijspreken ook al roept de samenleving dat de verdachte moet
hangen en dat hij moet veroordelen, ook al wordt alom een vrijspraak
gewenst.
Door aldus te handelen legitimeert hij zijn beslissingen en hoopt hij
vertrouwen te verwerven.
Maar die legitimatie is gebaseerd op de idee van de rechtvaardige
rechter. Rechtvaardigheid die bestaat in het recht doen aan alle in
het geding zijnde belangen, aan het afwegen daarvan, aan het bepalen
van het relatieve gewicht ervan. Daarbij weet de rechter zich gesteund
door het rechtssysteem dat een set van vaste regels bevat die de
neerslag vormen van vaak eeuwenoude gedachten en uitgangspunten. Soms
wordt het rechterlijk optreden zo gewaardeerd dat het leidt tot
codificatie. Dan is er als het ware sprake van een superlegitimatie.
Een belangrijk voorbeeld daarvan is de euthanasiewetgeving. Die is het
resultaat van jarenlange rechtspraak gebaseerd op medische en
juridische debatten. Hier heeft uiteindelijk de rechter door de mond
van de wetgever gesproken. De legitimerende kracht van de rechterlijke
oordelen zat hier in de door de rechter geleidelijk vorm gegeven en in
de samenleving gehoorde opvattingen over de menselijke waardigheid.
De rechter geeft door zijn op rechtvaardigheid gebaseerde en in
rechtvaardigheid totstandgekomen oordelen een belangrijke bijdrage aan
het rechtssysteem dat je de grammatica van de samenleving zou kunnen
noemen. Door die grammatica aan te vullen en goed te hanteren straalt
de rechter ook stabiliteit uit, degelijkheid. De rechter is er niet
voor hypes, of voor de waan van de dag. Hij moet juist niet meewaaien,
niet meebuigen zoals door de wind bewogen riet. Hij moet rechtop
blijven staan. Aldus kan hij bijdragen aan de stabiliteit van de
samenleving.
Ik eindig mijn betoog met twee uitlatingen. De Duitse criticus uit het
interbellum, Erich Mühsam, schreef ooit met een zekere overdrijving:
sich fügen ist lügen. Daarin zit een zekere waarheid voor de
rechterlijke taakvervulling. De bekende Franse procureur de la
République Ãric de Montgolfier gaf zijn autobiografische boek de
titel mee: Le devoir de déplaire, de plicht te mishagen. Ook daarin
zit overdrijving, maar ook daarin gaat waarheid schuil voor de
rechterlijke taakvervulling.
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 7 november 2008 Naar boven
Gerechtelijke organisatie