ECA/08/21
REDE VAN DE HEER VITOR CALDEIRA - PRESIDENT VAN DE EUROPESE REKENKAMER
PRESENTATIE VAN HET JAARVERSLAG 2007 AAN DE COMMISSIE
BEGROTINGSCONTROLE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
BRUSSEL, 10 NOVEMBER 2008
Alleen de uitgesproken versie geldt.
Mijnheer de Voorzitter,
Geachte Leden,
Dames en heren,
Het is mij een eer, deze Commissie de Jaarverslagen over het
begrotingsjaar 2007 van de Europese Rekenkamer te presenteren.
Naast het Jaarverslag over de uitvoering van de algemene begroting
2007 en het Jaarverslag over de Europese Ontwikkelingsfondsen, heeft
de Rekenkamer dit jaar 29 specifieke jaarverslagen over de
EU-agentschappen en de andere gedecentraliseerde organen uitgebracht.
Sinds de laatste kwijtingsprocedure heeft de Rekenkamer 11 speciale
verslagen vastgesteld die de resultaten bevatten van onze
doelmatigheidscontrole betreffende onderwerpen die variëren van de
doeltreffendheid van de technische bijstand in het kader van de
capaciteitsontwikkeling, de controle-, inspectie- en sanctiesystemen
betreffende de voorschriften in verband met de instandhouding van de
communautaire visbestanden, tot de evaluatie van de Europese
kaderprogramma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO).
Verder heeft de Rekenkamer 6 adviezen uitgebracht over diverse
kwesties in verband met financiële wetgeving en wijzigingen van het
Financieel Reglement. Bovendien heeft de Rekenkamer een bijdrage
geleverd aan de mededeling van de Commissie "De begroting hervormen -
Europa veranderen".
Het Jaarverslag 2007 is gestructureerd rond groepen van
beleidsterreinen, die nauw - zij het niet geheel - aansluiten op de
rubrieken van het financieel kader 2007-2013. Er zijn dan ook twee
specifieke beoordelingen geïntroduceerd die nieuw zijn ten opzichte
van voorgaande jaren, één over onderwijs en burgerschap en één over
economische en financiële zaken (die vroeger onder intern beleid
vielen), en twee vroegere beoordelingen (pretoetredingssteun en
externe maatregelen) zijn samengevoegd tot één tekst over externe
steun, ontwikkeling en uitbreiding.
Ik zou mijn presentatie in vier gedeelten willen onderverdelen:
- de algemene boodschap binnen het Jaarverslag 2007;
- kwesties die van belang zijn voor toezicht en controle;
- waargenomen ontwikkelingen in 2007 (beoordeling per terrein), en
- voorgestelde maatregelen voor de toekomst.
ALGEMENE BOODSCHAP
De Rekenkamer concludeert dat de jaarrekening 2007 van de Europese
Gemeenschappen een in elk materieel opzicht getrouw beeld geeft van de
financiële situatie van de Europese Gemeenschappen en van de
resultaten van hun verrichtingen en kasstromen. De punten van
voorbehoud die werden gemaakt in het jaarverslag van het voorgaande
jaar over de jaarrekening 2006 zijn, gezien de ingetreden
verbeteringen, niet langer nodig. Dit is een positieve ontwikkeling:
voor het eerst sinds de regels voor de boekhouding op transactiebasis
gelden, geeft de Rekenkamer een goedkeurende verklaring over de
geconsolideerde rekeningen af.
Voor 2007 geeft de Rekenkamer ten aanzien van de wettigheid en
regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen goedkeurende
verklaringen af inzake de ontvangsten, vastleggingen en betalingen
voor economische en financiële zaken en voor administratieve en andere
uitgaven. Op deze terreinen concludeert de Rekenkamer dat de
verrichtingen geen materiële fouten bevatten en dat de toezicht- en
controlesystemen ten uitvoer worden gelegd op een wijze die een
adequaat beheer van het risico van onwettigheid en onregelmatigheid
waarborgt.
Ten aanzien van landbouw en natuurlijke hulpbronnen, cohesie,
onderzoek, energie en vervoer, externe steun, ontwikkeling en
uitbreiding, en onderwijs en burgerschap concludeert de Rekenkamer dat
de betalingen nog steeds fouten van materieel belang vertonen, zij het
op verschillende niveaus. De toezicht- en controlesystemen betreffende
deze terreinen worden slechts deels doeltreffend geacht. De Commissie
en de lidstaten en andere begunstigde staten dienen zich te blijven
inspannen om het risicobeheer te verbeteren.
Op het terrein van onderzoek, energie en vervoer constateert de
Rekenkamer bepaalde verbeteringen in de toezicht- en controlesystemen.
Op het niveau van de Commissie geldt hetzelfde voor de toezicht- en
controlesystemen betreffende externe steun, ontwikkeling en
uitbreiding. In geen van beide gevallen zijn deze ontwikkelingen
echter significant genoeg om de aard van de afgegeven verklaringen te
wijzigen.
Over het geheel genomen is het door de Rekenkamer afgegeven
controleoordeel over de EU-rekeningen nu een goedkeurende verklaring,
terwijl het oordeel over de onderliggende verrichtingen in grote
lijnen overeenkomt met dat betreffende het voorgaande jaar.
Om te begrijpen waarom er nog steeds sprake is van een materieel
foutenpercentage uit een oogpunt van wettigheid en regelmatigheid,
moeten we de tekortkomingen in verband met TOEZICHT EN CONTROLE
onderzoeken.
De controle van de Rekenkamer heeft in de loop der jaren uitgewezen
dat aanzienlijke bedragen aan EU-middelen die onder gedeeld beheer
vallen, onregelmatig worden besteed. Op deze terreinen worden de
EU-middelen aan miljoenen begunstigden in de gehele Unie uitbetaald op
basis van opgaven van degenen die de middelen ontvangen; dit houdt een
inherent risico in.
Fouten treden in het algemeen op doordat de eindbegunstigden te hoge
kosten opgeven of de vaak complexe regels en verordeningen die voor
EU-middelen gelden, verkeerd begrijpen of toepassen. Deze complexiteit
kan ook leiden tot het maken van fouten door degenen die de middelen
uitbetalen. Voor 2007 tonen de controles van de Rekenkamer op het
gebied van landbouw en natuurlijke hulpbronnen, cohesie, onderzoek,
energie en vervoer, alsmede onderwijs en burgerschap aan dat deze
complexiteit een aanzienlijke impact heeft op de wettigheid en
regelmatigheid van betalingen.
Om deze risico's te beheersen, bestaan er verschillende toezicht- en
controlelagen voor de EU-middelen: eerstelijnscontroles op het niveau
van de begunstigden, tweedelijnscontroles om na te gaan of de
eerstelijnscontroles doeltreffend zijn opgezet en functioneren, en
tenslotte toezicht door de Commissie om te waarborgen dat de systemen
als geheel functioneren.
Aangezien de meeste fouten op het niveau van de eindbegunstigde
optreden, zijn zij vaak uitsluitend door middel van
eerstelijnscontroles - ter plaatse - op te sporen. Controles ter
plaatse bestrijken vaak slechts een klein deel van de afzonderlijke
aanvragen, hoofdzakelijk vanwege de kosten die ermee gemoeid zijn. De
Rekenkamer constateert gebreken met betrekking tot de controles
betreffende het landbouw- en cohesiebeleid die verband houden met
gebreken bij de autoriteiten van de lidstaten. Ook werden gevallen van
tekortschietende eerstelijnscontroles vastgesteld bij het rechtstreeks
beheer, onder meer bij de op het niveau van de Commissie verrichte,
niet naar behoren functionerende controles op vergoedingen aan
begunstigde onderzoekers en ondermaatse controles van afzonderlijke
aanvragen, verricht door onafhankelijke auditors.
Slecht uitgevoerde eerstelijnscontroles kunnen niet direct worden
gecompenseerd door tweedelijnscontroles. De doeltreffendheid van
laatstgenoemde controles wordt dan ook bepaald door de vraag of zij
adequate controleregelingen op primair niveau kunnen bevorderen, en
niet zozeer of daarmee individuele fouten kunnen worden opgespoord en
gecorrigeerd. De controlewerkzaamheden van de Rekenkamer voor het
begrotingsjaar 2007 wezen andermaal uit dat door de lidstaten en de
Commissie uitgevoerde tweedelijnscontroles niet het gewenste
doeltreffendheidsniveau hebben bereikt. Zo trof de Rekenkamer gebreken
aan in de conformiteitsbeschikking van de Commissie op het punt van
landbouw, in controles van de uitgaven voor cohesie en in financiële
controles achteraf betreffende onderzoek, energie en vervoer.
Gebrekkige eerstelijns- en tweedelijnscontroles kunnen niet worden
gecompenseerd door toezicht van de Commissie. Dit toezicht moet
waarborgen dat adequate eerste- en tweedelijnscontroleregelingen zijn
opgezet en op doeltreffende wijze worden toegepast. Tekortkomingen op
de lagere niveaus moeten worden gesignaleerd (bijv. in jaarlijkse
activiteitenverslagen), en er dienen maatregelen te worden genomen om
de situatie te verhelpen.
Voor veel begrotingsterreinen bestaan er begrotingsmechanismen voor de
terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen van begunstigden
of, waar de lidstaten uitgavenregelingen verkeerd hebben uitgevoerd,
voor de 'uitsluiting' van bepaalde uitgaven, d.w.z. de weigering om ze
uit de EU-begroting te financieren. Soms wordt gesteld dat deze
corrigerende maatregelen in de loop der tijd de door de Rekenkamer
ontdekte fouten in betalingen corrigeren of compenseren.
De controle van de Rekenkamer heeft een ernstig tekort aan informatie
over de impact van deze corrigerende maatregelen (terugvorderingen)
aan het licht gebracht. De Commissie beschikt nog niet over volledige
en/of volledig betrouwbare informatie over de gevolgen voor de
ontvangers van EU-uitgaven, voor de EU-begroting en nationale
begrotingen. De verstrekte informatie over de correctiemechanismen die
voor cohesiebeleid op lidstaatniveau worden toegepast, is onvolledig
en onbetrouwbaar. Ten aanzien van de landbouw twijfelt de Rekenkamer
aan de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie. Gelet op het
gebrek aan bewijsstukken concludeert de Rekenkamer dat corrigerende
maatregelen thans nog niet kunnen worden geacht fouten betreffende de
wettigheid en/of regelmatigheid doeltreffend te beperken. En in
sommige gevallen, met name landbouw, houdt correctie doorgaans in dat
de kosten van verkeerd toegepaste regelingen deels voor rekening van
de nationale belastingbetaler komen, en niet dat de betaalde bedragen
van de rechtstreeks betrokkenen worden teruggevorderd.
Met recht kan worden gesteld dat de Commissie sinds 2000 aanzienlijke
inspanningen heeft gedaan om de bestaande tekortkomingen in de
toezicht- en controlesystemen te verhelpen, met name door een
hervormingsprogramma ter verbetering van het beheer van de
EU-begroting te ontwikkelen en uit te voeren, dat voornamelijk rond
haar eigen verantwoordelijkheden is opgebouwd. Begin 2006 initieerde
de Commissie een actieplan voor de verdere verbetering van de
toezicht- en controlesystemen van de Unie.
Voor 2007 heeft de Rekenkamer vastgesteld dat er verdere vorderingen
zijn gemaakt met de toezicht- en controlesystemen van de Commissie,
met name op het gebied van toezicht en verslaglegging.
Wat de 'management representations' van de directoraten-generaal van
de Commissie betreft, zijn de meeste jaarlijkse activiteitenverslagen
en verklaringen, ook die betreffende cohesie en landbouw, nu meer in
overeenstemming met de beoordelingen van de Rekenkamer zelf. De
financiële impact van de punten van voorbehoud is groter dan voorheen.
Gelet op de reikwijdte en omvang van sommige punten van voorbehoud
lijken de problemen echter nog steeds te worden onderschat.
In haar syntheseverslag erkent de Commissie dat verdere inspanningen
geboden zijn om een aantal gebreken in de internecontrolesystemen te
verhelpen, niet alleen die waarop door haar directoraten-generaal werd
gewezen, maar ook andere op terreinen die de Rekenkamer niet
tevredenstellend acht. De beoordeling door de Commissie van haar
vorderingen met de verbetering van de controlesystemen verschilt
echter van die van de Rekenkamer, voornamelijk doordat de aandacht van
de Rekenkamer eerder uitgaat naar de doeltreffendheid van de
maatregelen dan naar de invoering ervan.
Ten aanzien van haar actieplan 2006 meent de Commissie dat eind 2007
tweederde van de subacties van het plan ten uitvoer was gelegd. De
Rekenkamer merkt echter op dat het nog te vroeg is voor een merkbare
impact op de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende
verrichtingen.
Het Verdrag schrijft voor dat de lidstaten met de Commissie
samenwerken om te verzekeren dat de middelen volgens de beginselen van
goed financieel beheer worden gebruikt. Er bestaat een tendens naar
een groeiende rol voor de lidstaten, en vaak voor de nationale HCI's,
bij toezicht en controle op de EU-middelen.
Zo was 2007 het eerste jaar waarin de lidstaten verplicht waren een
jaarlijks overzicht van beschikbare controles en verklaringen over te
leggen. De jaarlijkse overzichten, alsmede initiatieven die de
lidstaten zelf hebben genomen om nationale verklaringen af te geven,
kunnen - zoals uiteengezet in Advies nr. 6/2007 van de Rekenkamer -
verbetering in het beheer en de controle van EU-middelen
bewerkstelligen.
Hoewel de Commissie naar behoren toezicht heeft uitgeoefend op het
proces, bieden de jaarlijkse overzichten (onder meer vanwege de
uiteenlopende presentatie) nog geen betrouwbare beoordeling van de
werking en doeltreffendheid van de systemen.
De Rekenkamer tracht gebruik te maken van het controlewerk dat de
nationale HCI's voor de nationale verklaringen hebben verricht, onder
de in haar Advies nr. 6/2007 uiteengezette voorwaarden. In het
algemeen streeft de Rekenkamer ernaar de samenwerking met de nationale
HCI's te verbeteren, zowel door het samen met de andere HCI's
ontwikkelen van gemeenschappelijke controlestandaarden die zijn
toegesneden op de EU-context, als door middel van bilaterale
samenwerking met afzonderlijke HCI's.
Dan wil ik nu ingaan op de in 2007 VASTGESTELDE ONTWIKKELINGEN bij de
voornaamste groepen beleidsterreinen. Wat hebben wij kunnen
vaststellen?
Om kort te gaan: de Rekenkamer heeft geconstateerd dat zich een
gemengd beeld aftekent, zoals u ziet in het 'stoplichtdiagram'. Laten
we eens kijken naar de afzonderlijke specifieke beoordelingen.
Ten aanzien van cohesie hebben de controlebevindingen van de
Rekenkamer betreffende 2007 betrekking op de betalingen over de
periode 2000-2006, aangezien de uitgaven voor 2007 over de periode
2007-2013 uitsluitend in de vorm van voorschotten worden gedaan. Zo
gezien zullen eventuele verbeteringen in de controlesystemen voor de
nieuwe periode pas de komende jaren zichtbaar worden.
De Rekenkamer heeft een schatting gemaakt op basis van een steekproef
op grond waarvan zij concludeert dat ten minste 11 % van het totale
vergoede bedrag niet had mogen worden vergoed. In de gevallen die de
Rekenkamer dit jaar heeft gecontroleerd, betroffen de meest
voorkomende oorzaken van onjuiste vergoedingen van uitgaven voor de
structuurfondsen het meetellen van niet-subsidiabele kosten, te hoge
declaraties van bestede bedragen en ernstige verzuimen om de regels
inzake de plaatsing van overheidsopdrachten na te leven.
Het door de Rekenkamer geraamde totale foutenpercentage bij landbouw
en natuurlijke hulpbronnen verschilt niet noemenswaardig van de waarde
die het afgelopen jaar werd verkregen, maar bepaalde ernstige,
niet-kwantificeerbare fouten zijn daarin niet verdisconteerd.
Plattelandsontwikkeling maakt een onevenredig groot deel uit van het
globale foutenpercentage, terwijl het door de Rekenkamer geschatte
foutenpercentage voor de ELGF-uitgaven iets beneden de
materialiteitsdrempel (2 %) ligt.
Het geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor de landbouw (GBCS)
blijft doeltreffend voor het beperken van het risico van onregelmatige
uitgaven, mits het behoorlijk wordt toegepast en er correcte en
betrouwbare gegevens over rechten worden ingevoerd. Het feit dat
steunregelingen, zoals die voor olijfolie, onlangs in de
bedrijfstoeslagregeling (BTR) werden opgenomen is een positieve
ontwikkeling, hoewel dit nieuwe risico's met zich brengt die op korte
termijn tot een hogere foutenfrequentie zouden kunnen leiden. De
Rekenkamer is van oordeel dat de systemen voor het berekenen van de
rechten slechts ten dele doeltreffend waren en nog geen redelijke
zekerheid bieden dat de jaarlijkse BTR-betalingen correct zijn.
Ten aanzien van de uitgaven voor externe steun, ontwikkeling en
uitbreiding constateerde de Rekenkamer fouten met betrekking tot de
subsidiabiliteit en een gebrek aan bewijsstukken. Bovendien slagen de
delegaties in begunstigde landen er nog steeds niet in, gebreken op
projectniveau te voorkomen, terwijl het systeem van de Commissie ter
controle van haar eigen betalingen en contracten in het algemeen
doeltreffend was.
De Rekenkamer stelde verbeteringen vast in het projectcontrolesysteem
van de Commissie, hoewel de kwaliteit van dergelijke controles nog
steeds niet altijd voldoet. De procedures moeten verder worden
ontwikkeld om bijkomende, op risicoanalyse gebaseerde controles van
projecten ten volle te benutten.
Voor het uitgaventerrein onderzoek, energie en vervoer concludeert de
Rekenkamer dat, ondanks enkele verbeteringen, het toezicht en de
controle van de Commissie slechts ten dele het risico van te hoog
opgegeven indirecte kosten (overheadkosten) en personeelskosten kunnen
ondervangen, hoofdzakelijk vanwege de complexe regelgeving, die een
groot aantal subsidiabiliteitscriteria kent. De Rekenkamer heeft
vastgesteld dat controlecertificering de problemen niet heeft opgelost
en dat sancties niet voldoende zijn toegepast. De aanbevelingen zijn
gericht op de eventuele invoering van een op resultaten in plaats van
input gebaseerd financieringssysteem.
Voor de betalingen die ten grondslag liggen aan de beleidsgroep
onderwijs en burgerschap concludeert de Rekenkamer dat deze een
materieel foutenniveau vertonen uit een oogpunt van wettigheid en/of
regelmatigheid. Zij oordeelt dat de toezicht- en controlesystemen voor
de gehele beleidsgroep slechts ten dele doeltreffend waren.
De Rekenkamer concludeert dat de verrichtingen op het terrein van de
administratieve uitgaven geen materiële fouten vertonen en dat de
gehanteerde toezicht- en controlesystemen beantwoorden aan de
vereisten van het Financieel Reglement. Zij erkent dat de diverse
instellingen, onder meer het Parlement, besluiten en maatregelen
hebben genomen op basis van eerdere aanbevelingen die de Rekenkamer
heeft gedaan.
Ten slotte concludeert de Rekenkamer dat de verrichtingen met
betrekking tot de ontvangsten en de beleidsgroep economische en
financiële zaken geen materiële fouten vertonen en dat de
desbetreffende toezicht- en controlesystemen doeltreffend worden
bevonden, hoewel zij de aandacht vestigt op bepaalde gebreken.
Dit is de huidige stand van zaken. Maar met een blik op de toekomst
dienen wij ons af te vragen wat er nog meer moet worden ondernomen,
welke MAATREGELEN VOOR DE TOEKOMST moeten worden overwogen. Voor
dergelijke maatregelen dienen de volgende principes in het oog te
worden gehouden.
Toezicht en verslaglegging op hoog niveau zijn weliswaar van belang,
maar kunnen ontoereikende controles op lager niveau niet compenseren.
De voordelen van het vermeerderen van de controles ter plaatse moeten
echter worden afgezet tegen de kosten. Alle betrokkenen bij het
begrotingsproces moeten erkennen dat niet alle eindbegunstigden ter
plaatse kunnen worden gecontroleerd, en dat er bijgevolg altijd sprake
zal zijn van enig resterend foutenrisico. Het is dan ook zaak, dat
risico zo te beheersen dat het op een passend (aanvaardbaar) niveau
blijft. De kosten van de controle zijn van belang, zowel voor de
EU-begroting als voor de lidstaten of de begunstigde landen. Het
evenwicht tussen kosten en risico op afzonderlijke terreinen is zo
belangrijk, dat het op politiek niveau (bijv. door de
begrotings-/kwijtingsautoriteiten) namens de burgers van de Unie dient
te worden goedgekeurd.
Indien een regeling niet naar tevredenheid, tegen aanvaardbare kosten
en met een aanvaardbaar risico kan worden uitgevoerd, moet ze opnieuw
worden bezien.
Wanneer een internecontrolekader rond deze beginselen wordt opgebouwd,
kan er voor controlesystemen worden bepaald wat ermee moet worden
bereikt (streefdoelen voor de output), en kunnen overeengekomen
criteria worden vastgelegd aan de hand waarvan de prestaties kunnen
worden beoordeeld en gecontroleerd. De Rekenkamer geeft de Commissie
in overweging, haar analyse betreffende de kosten van controles en de
verschillende risiconiveaus die met de uitgaventerreinen gepaard gaan
af te ronden. Een realistische, transparante, rationele en
kosteneffectieve benadering van risicobeheer zou naar het oordeel van
de Rekenkamer zowel de belastingbetaler als de begunstigde ten goede
komen.
De Rekenkamer beveelt de Commissie aan zich te blijven inspannen voor
de verbetering van haar toezicht en verslaglegging. De Commissie dient
zich ervan te vergewissen dat de jaarlijkse activiteitenverslagen en
verklaringen een consistente beoordeling van de systemen opleveren die
verenigbaar is met de gemaakte punten van voorbehoud. Ook dient zij
samen te werken met de lidstaten teneinde de in de jaarlijkse
overzichten verstrekte informatie te verbeteren, en aan te tonen welk
gebruik hiervan wordt gemaakt om in de jaarlijkse
activiteitenverslagen meer zekerheid of toegevoegde waarde te bieden.
Voorts dient zij een adequate follow-up van de desbetreffende
maatregelen van het actieplan af te ronden, waaronder die inzake
terugvorderingssystemen. Verder doet de Rekenkamer een aantal
aanbevelingen ter verbetering van de informatie over deze meerjarige
correcties en de impact ervan.
De Rekenkamer vraagt ook de nodige aandacht voor vereenvoudiging. Goed
ontworpen voorschriften en regelgeving die duidelijk en eenvoudig toe
te passen zijn, verminderen het risico op fouten, stroomlijnen de
vereiste controles en beperken daardoor ook de kosten ervan. Op
terreinen zoals plattelandsontwikkeling en onderzoek heeft de
Rekenkamer de politieke autoriteiten steeds geadviseerd,
vereenvoudiging van de regelgeving te overwegen.
Tot slot, Mijnheer de Voorzitter, zou ik uw aandacht willen vestigen
op de bredere aanpak die de Rekenkamer heeft gevolgd voor haar
bijdrage tot de huidige herziening van de EU-begroting, waarmee de
Commissie in 2007 is begonnen. Bij deze herziening dienen de kwaliteit
van de begrotingsverrichtingen van de EU - wettigheid, regelmatigheid
en optimale besteding van de middelen - alsmede de
uitgavenprioriteiten en de billijkheid aan de orde te worden gesteld.
De Rekenkamer wijst met klem op de kernbeginselen die gelden bij het
opstellen van regelingen voor de EU-uitgaven: duidelijke
doelstellingen, vereenvoudiging, realisme, doorzichtigheid en
verantwoordingsplicht. Ook beveelt de Rekenkamer de politieke
autoriteiten aan, bereid te zijn tot radicale overwegingen bij het
opstellen van uitgavenprogramma's, bijv. door ze op het punt van de
output te herzien, door een kritische afweging te maken tussen de
nationale, regionale en lokale bevoegdheidsniveaus voor het beheer van
programma's en door het begrip 'toelaatbaar risico' beter te hanteren.
Het is beter, betrekkelijk soepel functionerende regelingen op te
zetten dan te trachten, complexe subsidiabiliteitsprocedures te
compenseren door complexe bestuurs- en beheersregelingen.
Mijnheer de Voorzitter, Geachte Leden,
In tijden van grote financiële onrust en economische instabiliteit
wordt de rol van de Rekenkamer nog belangrijker en relevanter. Als
extern controleur van de EU is het onze plicht, op te treden als
onafhankelijk hoedster van de financiële belangen van de burgers van
de Unie. Met de presentatie van dit jaarverslag beogen wij bij te
dragen tot transparantie en de bevordering van de
verantwoordingsplicht, die beide cruciale factoren zijn in het
waarborgen van het blijvende vertrouwen van de EU-burgers in de
Instellingen die de grondslag vormen voor het functioneren van de Unie
en die haar ook in de toekomst een draagvlak bieden.
Ik dank u voor uw aandacht.