European Union




ECA/08/21

REDE VAN DE HEER VITOR CALDEIRA - PRESIDENT VAN DE EUROPESE REKENKAMER

PRESENTATIE VAN HET JAARVERSLAG 2007 AAN DE COMMISSIE

BEGROTINGSCONTROLE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

BRUSSEL, 10 NOVEMBER 2008

Alleen de uitgesproken versie geldt.

Mijnheer de Voorzitter,

Geachte Leden,

Dames en heren,

Het is mij een eer, deze Commissie de Jaarverslagen over het begrotingsjaar 2007 van de Europese Rekenkamer te presenteren.

Naast het Jaarverslag over de uitvoering van de algemene begroting 2007 en het Jaarverslag over de Europese Ontwikkelingsfondsen, heeft de Rekenkamer dit jaar 29 specifieke jaarverslagen over de EU-agentschappen en de andere gedecentraliseerde organen uitgebracht.

Sinds de laatste kwijtingsprocedure heeft de Rekenkamer 11 speciale verslagen vastgesteld die de resultaten bevatten van onze doelmatigheidscontrole betreffende onderwerpen die variëren van de doeltreffendheid van de technische bijstand in het kader van de capaciteitsontwikkeling, de controle-, inspectie- en sanctiesystemen betreffende de voorschriften in verband met de instandhouding van de communautaire visbestanden, tot de evaluatie van de Europese kaderprogramma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO).

Verder heeft de Rekenkamer 6 adviezen uitgebracht over diverse kwesties in verband met financiële wetgeving en wijzigingen van het Financieel Reglement. Bovendien heeft de Rekenkamer een bijdrage geleverd aan de mededeling van de Commissie "De begroting hervormen - Europa veranderen".

Het Jaarverslag 2007 is gestructureerd rond groepen van beleidsterreinen, die nauw - zij het niet geheel - aansluiten op de rubrieken van het financieel kader 2007-2013. Er zijn dan ook twee specifieke beoordelingen geïntroduceerd die nieuw zijn ten opzichte van voorgaande jaren, één over onderwijs en burgerschap en één over economische en financiële zaken (die vroeger onder intern beleid vielen), en twee vroegere beoordelingen (pretoetredingssteun en externe maatregelen) zijn samengevoegd tot één tekst over externe steun, ontwikkeling en uitbreiding.

Ik zou mijn presentatie in vier gedeelten willen onderverdelen:


- de algemene boodschap binnen het Jaarverslag 2007;


- kwesties die van belang zijn voor toezicht en controle;


- waargenomen ontwikkelingen in 2007 (beoordeling per terrein), en


- voorgestelde maatregelen voor de toekomst.

ALGEMENE BOODSCHAP

De Rekenkamer concludeert dat de jaarrekening 2007 van de Europese Gemeenschappen een in elk materieel opzicht getrouw beeld geeft van de financiële situatie van de Europese Gemeenschappen en van de resultaten van hun verrichtingen en kasstromen. De punten van voorbehoud die werden gemaakt in het jaarverslag van het voorgaande jaar over de jaarrekening 2006 zijn, gezien de ingetreden verbeteringen, niet langer nodig. Dit is een positieve ontwikkeling: voor het eerst sinds de regels voor de boekhouding op transactiebasis gelden, geeft de Rekenkamer een goedkeurende verklaring over de geconsolideerde rekeningen af.

Voor 2007 geeft de Rekenkamer ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen goedkeurende verklaringen af inzake de ontvangsten, vastleggingen en betalingen voor economische en financiële zaken en voor administratieve en andere uitgaven. Op deze terreinen concludeert de Rekenkamer dat de verrichtingen geen materiële fouten bevatten en dat de toezicht- en controlesystemen ten uitvoer worden gelegd op een wijze die een adequaat beheer van het risico van onwettigheid en onregelmatigheid waarborgt.

Ten aanzien van landbouw en natuurlijke hulpbronnen, cohesie, onderzoek, energie en vervoer, externe steun, ontwikkeling en uitbreiding, en onderwijs en burgerschap concludeert de Rekenkamer dat de betalingen nog steeds fouten van materieel belang vertonen, zij het op verschillende niveaus. De toezicht- en controlesystemen betreffende deze terreinen worden slechts deels doeltreffend geacht. De Commissie en de lidstaten en andere begunstigde staten dienen zich te blijven inspannen om het risicobeheer te verbeteren.

Op het terrein van onderzoek, energie en vervoer constateert de Rekenkamer bepaalde verbeteringen in de toezicht- en controlesystemen. Op het niveau van de Commissie geldt hetzelfde voor de toezicht- en controlesystemen betreffende externe steun, ontwikkeling en uitbreiding. In geen van beide gevallen zijn deze ontwikkelingen echter significant genoeg om de aard van de afgegeven verklaringen te wijzigen.

Over het geheel genomen is het door de Rekenkamer afgegeven controleoordeel over de EU-rekeningen nu een goedkeurende verklaring, terwijl het oordeel over de onderliggende verrichtingen in grote lijnen overeenkomt met dat betreffende het voorgaande jaar.

Om te begrijpen waarom er nog steeds sprake is van een materieel foutenpercentage uit een oogpunt van wettigheid en regelmatigheid, moeten we de tekortkomingen in verband met TOEZICHT EN CONTROLE onderzoeken.

De controle van de Rekenkamer heeft in de loop der jaren uitgewezen dat aanzienlijke bedragen aan EU-middelen die onder gedeeld beheer vallen, onregelmatig worden besteed. Op deze terreinen worden de EU-middelen aan miljoenen begunstigden in de gehele Unie uitbetaald op basis van opgaven van degenen die de middelen ontvangen; dit houdt een inherent risico in.

Fouten treden in het algemeen op doordat de eindbegunstigden te hoge kosten opgeven of de vaak complexe regels en verordeningen die voor EU-middelen gelden, verkeerd begrijpen of toepassen. Deze complexiteit kan ook leiden tot het maken van fouten door degenen die de middelen uitbetalen. Voor 2007 tonen de controles van de Rekenkamer op het gebied van landbouw en natuurlijke hulpbronnen, cohesie, onderzoek, energie en vervoer, alsmede onderwijs en burgerschap aan dat deze complexiteit een aanzienlijke impact heeft op de wettigheid en regelmatigheid van betalingen.

Om deze risico's te beheersen, bestaan er verschillende toezicht- en controlelagen voor de EU-middelen: eerstelijnscontroles op het niveau van de begunstigden, tweedelijnscontroles om na te gaan of de eerstelijnscontroles doeltreffend zijn opgezet en functioneren, en tenslotte toezicht door de Commissie om te waarborgen dat de systemen als geheel functioneren.

Aangezien de meeste fouten op het niveau van de eindbegunstigde optreden, zijn zij vaak uitsluitend door middel van eerstelijnscontroles - ter plaatse - op te sporen. Controles ter plaatse bestrijken vaak slechts een klein deel van de afzonderlijke aanvragen, hoofdzakelijk vanwege de kosten die ermee gemoeid zijn. De Rekenkamer constateert gebreken met betrekking tot de controles betreffende het landbouw- en cohesiebeleid die verband houden met gebreken bij de autoriteiten van de lidstaten. Ook werden gevallen van tekortschietende eerstelijnscontroles vastgesteld bij het rechtstreeks beheer, onder meer bij de op het niveau van de Commissie verrichte, niet naar behoren functionerende controles op vergoedingen aan begunstigde onderzoekers en ondermaatse controles van afzonderlijke aanvragen, verricht door onafhankelijke auditors.

Slecht uitgevoerde eerstelijnscontroles kunnen niet direct worden gecompenseerd door tweedelijnscontroles. De doeltreffendheid van laatstgenoemde controles wordt dan ook bepaald door de vraag of zij adequate controleregelingen op primair niveau kunnen bevorderen, en niet zozeer of daarmee individuele fouten kunnen worden opgespoord en gecorrigeerd. De controlewerkzaamheden van de Rekenkamer voor het begrotingsjaar 2007 wezen andermaal uit dat door de lidstaten en de Commissie uitgevoerde tweedelijnscontroles niet het gewenste doeltreffendheidsniveau hebben bereikt. Zo trof de Rekenkamer gebreken aan in de conformiteitsbeschikking van de Commissie op het punt van landbouw, in controles van de uitgaven voor cohesie en in financiële controles achteraf betreffende onderzoek, energie en vervoer.

Gebrekkige eerstelijns- en tweedelijnscontroles kunnen niet worden gecompenseerd door toezicht van de Commissie. Dit toezicht moet waarborgen dat adequate eerste- en tweedelijnscontroleregelingen zijn opgezet en op doeltreffende wijze worden toegepast. Tekortkomingen op de lagere niveaus moeten worden gesignaleerd (bijv. in jaarlijkse activiteitenverslagen), en er dienen maatregelen te worden genomen om de situatie te verhelpen.

Voor veel begrotingsterreinen bestaan er begrotingsmechanismen voor de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen van begunstigden of, waar de lidstaten uitgavenregelingen verkeerd hebben uitgevoerd, voor de 'uitsluiting' van bepaalde uitgaven, d.w.z. de weigering om ze uit de EU-begroting te financieren. Soms wordt gesteld dat deze corrigerende maatregelen in de loop der tijd de door de Rekenkamer ontdekte fouten in betalingen corrigeren of compenseren.

De controle van de Rekenkamer heeft een ernstig tekort aan informatie over de impact van deze corrigerende maatregelen (terugvorderingen) aan het licht gebracht. De Commissie beschikt nog niet over volledige en/of volledig betrouwbare informatie over de gevolgen voor de ontvangers van EU-uitgaven, voor de EU-begroting en nationale begrotingen. De verstrekte informatie over de correctiemechanismen die voor cohesiebeleid op lidstaatniveau worden toegepast, is onvolledig en onbetrouwbaar. Ten aanzien van de landbouw twijfelt de Rekenkamer aan de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie. Gelet op het gebrek aan bewijsstukken concludeert de Rekenkamer dat corrigerende maatregelen thans nog niet kunnen worden geacht fouten betreffende de wettigheid en/of regelmatigheid doeltreffend te beperken. En in sommige gevallen, met name landbouw, houdt correctie doorgaans in dat de kosten van verkeerd toegepaste regelingen deels voor rekening van de nationale belastingbetaler komen, en niet dat de betaalde bedragen van de rechtstreeks betrokkenen worden teruggevorderd.

Met recht kan worden gesteld dat de Commissie sinds 2000 aanzienlijke inspanningen heeft gedaan om de bestaande tekortkomingen in de toezicht- en controlesystemen te verhelpen, met name door een hervormingsprogramma ter verbetering van het beheer van de EU-begroting te ontwikkelen en uit te voeren, dat voornamelijk rond haar eigen verantwoordelijkheden is opgebouwd. Begin 2006 initieerde de Commissie een actieplan voor de verdere verbetering van de toezicht- en controlesystemen van de Unie.

Voor 2007 heeft de Rekenkamer vastgesteld dat er verdere vorderingen zijn gemaakt met de toezicht- en controlesystemen van de Commissie, met name op het gebied van toezicht en verslaglegging.

Wat de 'management representations' van de directoraten-generaal van de Commissie betreft, zijn de meeste jaarlijkse activiteitenverslagen en verklaringen, ook die betreffende cohesie en landbouw, nu meer in overeenstemming met de beoordelingen van de Rekenkamer zelf. De financiële impact van de punten van voorbehoud is groter dan voorheen. Gelet op de reikwijdte en omvang van sommige punten van voorbehoud lijken de problemen echter nog steeds te worden onderschat.

In haar syntheseverslag erkent de Commissie dat verdere inspanningen geboden zijn om een aantal gebreken in de internecontrolesystemen te verhelpen, niet alleen die waarop door haar directoraten-generaal werd gewezen, maar ook andere op terreinen die de Rekenkamer niet tevredenstellend acht. De beoordeling door de Commissie van haar vorderingen met de verbetering van de controlesystemen verschilt echter van die van de Rekenkamer, voornamelijk doordat de aandacht van de Rekenkamer eerder uitgaat naar de doeltreffendheid van de maatregelen dan naar de invoering ervan.

Ten aanzien van haar actieplan 2006 meent de Commissie dat eind 2007 tweederde van de subacties van het plan ten uitvoer was gelegd. De Rekenkamer merkt echter op dat het nog te vroeg is voor een merkbare impact op de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

Het Verdrag schrijft voor dat de lidstaten met de Commissie samenwerken om te verzekeren dat de middelen volgens de beginselen van goed financieel beheer worden gebruikt. Er bestaat een tendens naar een groeiende rol voor de lidstaten, en vaak voor de nationale HCI's, bij toezicht en controle op de EU-middelen.

Zo was 2007 het eerste jaar waarin de lidstaten verplicht waren een jaarlijks overzicht van beschikbare controles en verklaringen over te leggen. De jaarlijkse overzichten, alsmede initiatieven die de lidstaten zelf hebben genomen om nationale verklaringen af te geven, kunnen - zoals uiteengezet in Advies nr. 6/2007 van de Rekenkamer - verbetering in het beheer en de controle van EU-middelen bewerkstelligen.

Hoewel de Commissie naar behoren toezicht heeft uitgeoefend op het proces, bieden de jaarlijkse overzichten (onder meer vanwege de uiteenlopende presentatie) nog geen betrouwbare beoordeling van de werking en doeltreffendheid van de systemen.

De Rekenkamer tracht gebruik te maken van het controlewerk dat de nationale HCI's voor de nationale verklaringen hebben verricht, onder de in haar Advies nr. 6/2007 uiteengezette voorwaarden. In het algemeen streeft de Rekenkamer ernaar de samenwerking met de nationale HCI's te verbeteren, zowel door het samen met de andere HCI's ontwikkelen van gemeenschappelijke controlestandaarden die zijn toegesneden op de EU-context, als door middel van bilaterale samenwerking met afzonderlijke HCI's.

Dan wil ik nu ingaan op de in 2007 VASTGESTELDE ONTWIKKELINGEN bij de voornaamste groepen beleidsterreinen. Wat hebben wij kunnen vaststellen?

Om kort te gaan: de Rekenkamer heeft geconstateerd dat zich een gemengd beeld aftekent, zoals u ziet in het 'stoplichtdiagram'. Laten we eens kijken naar de afzonderlijke specifieke beoordelingen.

Ten aanzien van cohesie hebben de controlebevindingen van de Rekenkamer betreffende 2007 betrekking op de betalingen over de periode 2000-2006, aangezien de uitgaven voor 2007 over de periode 2007-2013 uitsluitend in de vorm van voorschotten worden gedaan. Zo gezien zullen eventuele verbeteringen in de controlesystemen voor de nieuwe periode pas de komende jaren zichtbaar worden.

De Rekenkamer heeft een schatting gemaakt op basis van een steekproef op grond waarvan zij concludeert dat ten minste 11 % van het totale vergoede bedrag niet had mogen worden vergoed. In de gevallen die de Rekenkamer dit jaar heeft gecontroleerd, betroffen de meest voorkomende oorzaken van onjuiste vergoedingen van uitgaven voor de structuurfondsen het meetellen van niet-subsidiabele kosten, te hoge declaraties van bestede bedragen en ernstige verzuimen om de regels inzake de plaatsing van overheidsopdrachten na te leven.

Het door de Rekenkamer geraamde totale foutenpercentage bij landbouw en natuurlijke hulpbronnen verschilt niet noemenswaardig van de waarde die het afgelopen jaar werd verkregen, maar bepaalde ernstige, niet-kwantificeerbare fouten zijn daarin niet verdisconteerd.

Plattelandsontwikkeling maakt een onevenredig groot deel uit van het globale foutenpercentage, terwijl het door de Rekenkamer geschatte foutenpercentage voor de ELGF-uitgaven iets beneden de materialiteitsdrempel (2 %) ligt.

Het geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor de landbouw (GBCS) blijft doeltreffend voor het beperken van het risico van onregelmatige uitgaven, mits het behoorlijk wordt toegepast en er correcte en betrouwbare gegevens over rechten worden ingevoerd. Het feit dat steunregelingen, zoals die voor olijfolie, onlangs in de bedrijfstoeslagregeling (BTR) werden opgenomen is een positieve ontwikkeling, hoewel dit nieuwe risico's met zich brengt die op korte termijn tot een hogere foutenfrequentie zouden kunnen leiden. De Rekenkamer is van oordeel dat de systemen voor het berekenen van de rechten slechts ten dele doeltreffend waren en nog geen redelijke zekerheid bieden dat de jaarlijkse BTR-betalingen correct zijn.

Ten aanzien van de uitgaven voor externe steun, ontwikkeling en uitbreiding constateerde de Rekenkamer fouten met betrekking tot de subsidiabiliteit en een gebrek aan bewijsstukken. Bovendien slagen de delegaties in begunstigde landen er nog steeds niet in, gebreken op projectniveau te voorkomen, terwijl het systeem van de Commissie ter controle van haar eigen betalingen en contracten in het algemeen doeltreffend was.

De Rekenkamer stelde verbeteringen vast in het projectcontrolesysteem van de Commissie, hoewel de kwaliteit van dergelijke controles nog steeds niet altijd voldoet. De procedures moeten verder worden ontwikkeld om bijkomende, op risicoanalyse gebaseerde controles van projecten ten volle te benutten.

Voor het uitgaventerrein onderzoek, energie en vervoer concludeert de Rekenkamer dat, ondanks enkele verbeteringen, het toezicht en de controle van de Commissie slechts ten dele het risico van te hoog opgegeven indirecte kosten (overheadkosten) en personeelskosten kunnen ondervangen, hoofdzakelijk vanwege de complexe regelgeving, die een groot aantal subsidiabiliteitscriteria kent. De Rekenkamer heeft vastgesteld dat controlecertificering de problemen niet heeft opgelost en dat sancties niet voldoende zijn toegepast. De aanbevelingen zijn gericht op de eventuele invoering van een op resultaten in plaats van input gebaseerd financieringssysteem.

Voor de betalingen die ten grondslag liggen aan de beleidsgroep onderwijs en burgerschap concludeert de Rekenkamer dat deze een materieel foutenniveau vertonen uit een oogpunt van wettigheid en/of regelmatigheid. Zij oordeelt dat de toezicht- en controlesystemen voor de gehele beleidsgroep slechts ten dele doeltreffend waren.

De Rekenkamer concludeert dat de verrichtingen op het terrein van de administratieve uitgaven geen materiële fouten vertonen en dat de gehanteerde toezicht- en controlesystemen beantwoorden aan de vereisten van het Financieel Reglement. Zij erkent dat de diverse instellingen, onder meer het Parlement, besluiten en maatregelen hebben genomen op basis van eerdere aanbevelingen die de Rekenkamer heeft gedaan.

Ten slotte concludeert de Rekenkamer dat de verrichtingen met betrekking tot de ontvangsten en de beleidsgroep economische en financiële zaken geen materiële fouten vertonen en dat de desbetreffende toezicht- en controlesystemen doeltreffend worden bevonden, hoewel zij de aandacht vestigt op bepaalde gebreken.

Dit is de huidige stand van zaken. Maar met een blik op de toekomst dienen wij ons af te vragen wat er nog meer moet worden ondernomen, welke MAATREGELEN VOOR DE TOEKOMST moeten worden overwogen. Voor dergelijke maatregelen dienen de volgende principes in het oog te worden gehouden.

Toezicht en verslaglegging op hoog niveau zijn weliswaar van belang, maar kunnen ontoereikende controles op lager niveau niet compenseren. De voordelen van het vermeerderen van de controles ter plaatse moeten echter worden afgezet tegen de kosten. Alle betrokkenen bij het begrotingsproces moeten erkennen dat niet alle eindbegunstigden ter plaatse kunnen worden gecontroleerd, en dat er bijgevolg altijd sprake zal zijn van enig resterend foutenrisico. Het is dan ook zaak, dat risico zo te beheersen dat het op een passend (aanvaardbaar) niveau blijft. De kosten van de controle zijn van belang, zowel voor de EU-begroting als voor de lidstaten of de begunstigde landen. Het evenwicht tussen kosten en risico op afzonderlijke terreinen is zo belangrijk, dat het op politiek niveau (bijv. door de begrotings-/kwijtingsautoriteiten) namens de burgers van de Unie dient te worden goedgekeurd.

Indien een regeling niet naar tevredenheid, tegen aanvaardbare kosten en met een aanvaardbaar risico kan worden uitgevoerd, moet ze opnieuw worden bezien.

Wanneer een internecontrolekader rond deze beginselen wordt opgebouwd, kan er voor controlesystemen worden bepaald wat ermee moet worden bereikt (streefdoelen voor de output), en kunnen overeengekomen criteria worden vastgelegd aan de hand waarvan de prestaties kunnen worden beoordeeld en gecontroleerd. De Rekenkamer geeft de Commissie in overweging, haar analyse betreffende de kosten van controles en de verschillende risiconiveaus die met de uitgaventerreinen gepaard gaan af te ronden. Een realistische, transparante, rationele en kosteneffectieve benadering van risicobeheer zou naar het oordeel van de Rekenkamer zowel de belastingbetaler als de begunstigde ten goede komen.

De Rekenkamer beveelt de Commissie aan zich te blijven inspannen voor de verbetering van haar toezicht en verslaglegging. De Commissie dient zich ervan te vergewissen dat de jaarlijkse activiteitenverslagen en verklaringen een consistente beoordeling van de systemen opleveren die verenigbaar is met de gemaakte punten van voorbehoud. Ook dient zij samen te werken met de lidstaten teneinde de in de jaarlijkse overzichten verstrekte informatie te verbeteren, en aan te tonen welk gebruik hiervan wordt gemaakt om in de jaarlijkse activiteitenverslagen meer zekerheid of toegevoegde waarde te bieden. Voorts dient zij een adequate follow-up van de desbetreffende maatregelen van het actieplan af te ronden, waaronder die inzake terugvorderingssystemen. Verder doet de Rekenkamer een aantal aanbevelingen ter verbetering van de informatie over deze meerjarige correcties en de impact ervan.

De Rekenkamer vraagt ook de nodige aandacht voor vereenvoudiging. Goed ontworpen voorschriften en regelgeving die duidelijk en eenvoudig toe te passen zijn, verminderen het risico op fouten, stroomlijnen de vereiste controles en beperken daardoor ook de kosten ervan. Op terreinen zoals plattelandsontwikkeling en onderzoek heeft de Rekenkamer de politieke autoriteiten steeds geadviseerd, vereenvoudiging van de regelgeving te overwegen.

Tot slot, Mijnheer de Voorzitter, zou ik uw aandacht willen vestigen op de bredere aanpak die de Rekenkamer heeft gevolgd voor haar bijdrage tot de huidige herziening van de EU-begroting, waarmee de Commissie in 2007 is begonnen. Bij deze herziening dienen de kwaliteit van de begrotingsverrichtingen van de EU - wettigheid, regelmatigheid en optimale besteding van de middelen - alsmede de uitgavenprioriteiten en de billijkheid aan de orde te worden gesteld.

De Rekenkamer wijst met klem op de kernbeginselen die gelden bij het opstellen van regelingen voor de EU-uitgaven: duidelijke doelstellingen, vereenvoudiging, realisme, doorzichtigheid en verantwoordingsplicht. Ook beveelt de Rekenkamer de politieke autoriteiten aan, bereid te zijn tot radicale overwegingen bij het opstellen van uitgavenprogramma's, bijv. door ze op het punt van de output te herzien, door een kritische afweging te maken tussen de nationale, regionale en lokale bevoegdheidsniveaus voor het beheer van programma's en door het begrip 'toelaatbaar risico' beter te hanteren. Het is beter, betrekkelijk soepel functionerende regelingen op te zetten dan te trachten, complexe subsidiabiliteitsprocedures te compenseren door complexe bestuurs- en beheersregelingen.

Mijnheer de Voorzitter, Geachte Leden,

In tijden van grote financiële onrust en economische instabiliteit wordt de rol van de Rekenkamer nog belangrijker en relevanter. Als extern controleur van de EU is het onze plicht, op te treden als onafhankelijk hoedster van de financiële belangen van de burgers van de Unie. Met de presentatie van dit jaarverslag beogen wij bij te dragen tot transparantie en de bevordering van de verantwoordingsplicht, die beide cruciale factoren zijn in het waarborgen van het blijvende vertrouwen van de EU-burgers in de Instellingen die de grondslag vormen voor het functioneren van de Unie en die haar ook in de toekomst een draagvlak bieden.

Ik dank u voor uw aandacht.