001
Welke consequenties zou onverkorte toepassing van het advies van de Commissie voor de
milieueffectrapportage (Commissie MER) hebben voor de MIRT-projecten?
001
Naar aanleiding van de milieueffectrapportage Schiphol-Amsterdam-Almere (SAA) geeft de Commissie
aan dat de rapportage naar haar mening onvoldoende rekening houdt met de introductie van beprijzen
in 2012. De Commissie adviseert daarom alsnog een referentiesituatie met beprijzen uit te werken en
de in de MER onderzochte alternatieven met deze referentie te vergelijken. Indien het advies van de
Commissie onverkort toegepast zou worden, zijn er twee mogelijke consequenties die met elkaar
verband houden. Ten eerste kan de voorkeur uitgaan naar een ander bouwalternatief. Afhankelijk van
de fase waarin het betreffende project zich bevindt, kan deze gewijzigde voorkeur ten tweede tot
vertraging van het project leiden. Een project dat bijvoorbeeld in het begin van de planstudiefase zit zal
waarschijnlijk geen vertraging oplopen. Een project dat daarentegen aan het einde van de
planstudiefase zit zal waarschijnlijk wel vertraging oplopen. In mijn antwoord op vragen van de leden
De Krom, Koopmans en Haverkamp over de verbinding A6/A9 van 27 oktober 2008
heb ik overigens aangegeven het advies van de Commissie inhoudelijk te zullen overnemen. De
Commissie heeft zich echter niet uitgelaten over de manier waarop een eventuele referentiesituatie
berekend zou moeten worden en welke gegevens daarvoor nodig zouden zijn. Hier zal ik later op terug
komen.
002
Indien de consequenties van Anders Betalen voor Mobiliteit op de concrete weginfrastructuurprojecten
pas nader onderzocht moeten worden, nadat het wetgevingstraject van de Wet Kilometerprijs is
afgerond, waarom zijn dan de effecten van de kilometerprijs al wel ingeboekt voor luchtkwaliteit (NSL),
klimaat (werkprogramma Schoon-Zuinig) en geluid?
002
In het NSL en het werkprogramma Schoon en Zuinig is, net als in de Nota Mobiliteit en de LMCA
Wegen, aanleg van het huidige MIRT-planstudieprogramma verondersteld. Vervolgens is bezien welke
effecten de kilometerprijs heeft en welke knelpunten er resteren. Bij besluitvorming over concrete
weginfrastructuurprojecten speelt er ook een juridische component. Een tracébesluit moet van meet af
aan uitvoerbaar zijn. Zolang de Wet kilometerprijs niet in werking is getreden, ontbeert een tracébesluit
dat gebaseerd is op prijsbeleid een wettelijke grondslag. Om tot een afgewogen keuze voor een
voorkeursalternatief te komen wordt per alternatief een gevoeligheidsanalyse gedaan met prijsbeleid.
003
Op welke wijze houdt u in planstudies nu rekening met de effecten van de kilometerprijs en in hoeverre
verschilt de manier waarop u nu in planstudies rekening houdt met de effecten van de kilometerprijs
van de wijze waarop de Commissie MER adviseert hiermee om te gaan?
003
Ik houd in planstudies rekening met de kilometerprijs door een zogenaamde gevoeligheidsanalyse.
Hierbij wordt elk alternatief dat in een planstudie wordt onderzocht in het jaar 2020 als aangelegd
verondersteld. Vervolgens wordt hierop de basisheffing en indien de i. c.-verhouding hoger dan 0.8 is
de spitsheffing toegepast. De gevoeligheidsanalyse is een instrument naast een aantal andere om
tot een keuze voor het voorkeursalternatief te komen. De Commissie adviseert bij de A6/A9 ook op de
autonome situatie de situatie zonder dat alternatieven als aangelegd verondersteld worden een
kilometerprijs te onderzoeken en deze met de alternatieven te vergelijken.
004
Hoe wordt er in het MIRT invulling gegeven aan de kabinetsdoelstellingen voor CO2-reductie in het
verkeer en hoe worden deze doelstellingen vertaald in de voorgenomen investeringen?
004
Het MIRT bevat geen specifieke investeringen gericht op CO2-reductie. CO2-reductiebeleid valt onder
het programma Schoon en Zuinig. Om de nationale doelstellingen te bereiken zet het kabinet voor de
sector verkeer en vervoer in op 5 typen maatregelen, te weten: (i) voertuigemissienormering; (ii)
(bijmenging van) duurzame brandstoffen; (iii) kilometerbeprijzing; (iv) fiscale stimulering van schone en
zuinige auto's en (v) innovaties. De maatregelen (i) en (ii) worden op Europees niveau vastgesteld.
Voor een uitgebreide toelichting verwijs ik naar de recent aan uw Kamer aangeboden voortgangsbrief
Schoon en Zuinig van mijn ambtscollega van VROM.
005
Hoeveel extra mobiliteit ontstaat er op korte termijn (deze kabinetsperiode) en op langere termijn (tot
2020) door de aanleg van extra infrastructuur zoals voorgenomen in het MIRT, hoeveel extra
CO2-uitstoot wordt daardoor veroorzaakt en hoe wordt die uitstoot dan weer gecompenseerd, met het
oog op de reductiedoelstelling voor het verkeer?
005
Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid heeft onlangs een verkenning gepubliceerd naar de omvang
van het autoverkeer, de reistijdverliezen en de externe effecten in 2012. Met behulp van een
eenvoudig verkeersmodel worden de trends in de periode 2002-2007 geanalyseerd en verklaard.
Tevens worden voorspelling tot 2012 gedaan. Het KiM werkt met een laag en een hoog groeiscenario.
Uit de analyse van het KiM blijkt dat het verkeer in de periode 2007-2012 groeit met 11 tot 14%.
Van de groei van het verkeer tot 2012 in het lage-groeiscenario (11% groei) komt 3%-punt door de
uitbreiding van de wegcapaciteit. De overige groei in de modelberekening wordt verklaard door
ontwikkeling van het BBP en brandstofprijzen. Ook in het hoge groeiscenario (14% verkeersgroei)
komt 3%-punt van de verkeersgroei voor rekening van de uitbreiding van de wegcapaciteit.
Het KiM-model prognotiseert tot 2012, en niet tot 2020. De LMCA Wegen voorspelt wel tot 2020,
maar geeft geen inzicht in het deel van de groei dat komt door de uitbreiding van wegcapaciteit. De
groei van de CO2-uitstoot in de periode 2007- 2012 zal volgens de KiM-prognoses tussen de 9 en 13
procent liggen (Verkenning Autoverkeer 2012, KIM, Den Haag, 2008). Voor de langere termijn streeft
het kabinet naar het terugbrengen van de CO2- uitstoot door verkeer en vervoer naar 30-34 Mton in
2020. Om dit doel te bereiken zet het kabinet in het kader van het programma Schoon en Zuinig in op
verduurzaming van de mobiliteit door Europees beleid (bijvoorbeeld emissienormering personenauto's)
en met nationale maatregelen, zoals de start van demonstratie- en innovatieprogramma's , financiële
stimulering schonere en duurzamere auto's, stimuleren verkoop energiezuinige banden, stimuleren van
zuinig van duurzamere keuzes.
006
Is het mogelijk om binnen het HSL-contract de hogere ambitie van de spoorsector, namelijk
doortrekken van de Hispeed-treinen vanuit Den Haag over de HSL-Zuid naar Eindhoven, te realiseren?
006
Nee, het aanpassen van het bedieningspatroon uit de concessie tussen de Rijksoverheid en HSA vergt
een wijziging van de concessie van HSA. De reeds overeengekomen concessies tussen Rijksoverheid en
NS (tot 2015) en tussen Rijksoverheid en HSA (tot 2023) zijn uitgangspunt bij de planstudies voor het
Programma Hoogfrequent Spoorvervoer. De concessieovereenkomst van de Rijksoverheid met HSA
voor de HSL-Zuid geeft HSA een exclusief recht op het binnenlands vervoer over de HSL-Zuid.
Het eventueel laten doorrijden van HSA-treinen vanuit Den Haag over de HSL-zuid naar Eindhoven
behoort daar niet toe. Geen andere vervoerders mogen (binnenlands) personenvervoer over de
HSL-Zuid aanbieden. Het laten rijden van treinen onder HSA-vlag op het hoofdrailnet is volgens de
hoofdrailnet concessie van NS niet toegestaan voor afloop van de concessie (2015). HSA mag alleen
gebruik maken van het hoofdrailnet voor de diensten die al in de concessieovereenkomst van de Staat
met HSA zijn aangeduid. Aanpassing van het bedieningspatroon uit de huidige concessieovereenkomst
met HSA brengt grote aanbestedingsrechtelijke risico's met zich mee en zou financiële gevolgen
kunnen hebben voor de door HSA af te dragen concessievergoeding.
007
Welke uitgaven zijn er gemoeid met het `Routeontwerp' in het algemeen en de snelwegpanorama's in
het bijzonder?
007
De eerste ervaringen met route ontwerp van snelwegen en omgeving, (gericht op een mooi, rustig en
veilig wegbeeld), waarbij ook standaardisatie van architectonische specificaties (modulaire bouw)
worden betrokken, laten zien dat er geen extra uitgaven mee zijn gemoeid. De uniforme uitvoering van
onder meer viaducten, geluidschermen en wegmeubilair in een samenhangende vormgeving kan
integendeel kosten en tijd besparen.
008
Hoe lang duurt het voordat een gebiedsgerichte agenda per regio is ontwikkeld en welk
congestieniveau verwacht u dat er tegen die tijd in Nederland bereikt zal zijn?
008
Ik wil volgend jaar de gebiedsagenda's met de regio's vaststellen. Dit is de uitkomst van een proces dat
begonnen is met de netwerkaanpak en de verandering van MIT naar MIRT. Het is niet zo dat door dit
proces de besluitvorming over projecten wordt stilgelegd. Integendeel, zoals u weet is versnelling van
besluitvorming en uitvoering één van de speerpunten van beleid. Versterking van de samenhang tussen
rijks- en regionaal beleid en een betere samenhang tussen infrastructuur- en ruimtelijk beleid, resulteert
in betere besluiten die op meer draagvlak kunnen rekenen en daarmee sneller gerealiseerd kunnen
worden. Voor wat betreft het congestieniveau verwijs ik u naar het antwoord op de MIRT vraag 5.
009
Hoe verhoudt het dalende aantal spooraansluitingen zich tot de ambitie van de overheid om het
goederenvervoer per spoor te vergroten?
009
Mij is niet bekend of het aantal spooraansluitingen daalt, maar het aantal spooraansluitingen is niet
bepalend voor de omvang van het goederenvervoer per spoor. Volgens onderzoek in 2004
(kamerstuk 2003-2004, 27482 27216, nr 92) wordt over 25 % van alle spooraansluitingen 90% van
het totale landelijke spoorvervoer afgewikkeld; circa 40% van de spooraansluitingen genereren geen
vervoer (``slapende aansluitingen``). Spooraansluitingen zijn in bezit van private partijen: als zo'n
eigenaar een spooraansluiting wil sluiten zal dat waarschijnlijk een ``slapende spooraansluiting`` zijn.
010
Welke (plan)studies bedoelt u wanneer u het heeft over de (plan)studies die vertraging hebben
opgelopen en die alsnog zo snel mogelijk moeten worden afgerond, met toepassing van het advies van
Elverding? Wanneer verwacht u deze af te ronden en hoe bent u concreet van plan verdere vertraging
in het uitvoeringsprogramma van deze projecten te beperken en de reeds opgelopen vertraging waar
mogelijk in te lopen?
010
In bijlage 1 en 2 van het MIRT 2009 is de voortgangsrapportage over de MIRT-projecten opgenomen.
Daaruit blijkt dat er ten opzichte van de voortgangsrapportage van 2 juni 2008 (peildatum 31 maart
2008) van 11 projecten de planning is bijgesteld, wat in 3 gevallen leidt tot latere oplevering van de
betreffende projecten. Zoals u bekend is wil ik een einde aan deze vertragingen maken. Recent heb ik
de Kamer het Plan van Aanpak opgestuurd voor de invoering van de maatregelen die de Commissie
Elverding mij had geadviseerd.
De Projectdirectie versnelling besluitvorming infrastructurele projecten is inmiddels operationeel.
En ik heb de Kamer recentelijk het wetsvoorstel versnelling besluitvorming wegprojecten doen
toekomen. Momenteel wordt per project onderzocht in hoeverre het mogelijk is en wat er voor nodig is
om de opgelopen vertragingen in te lopen. De projecten A4 Burgerveen-Leiden en A4 Delft-Schiedam
maken deel uit van dit onderzoek. Daarbij anticipeer ik niet alleen op de nieuwe wetgeving, maar ook
op eenvoudiger rekenen, het vereenvoudigen van het MER, etc. Ik wil alle lopende projecten zoveel als
mogelijk versnellen, primair de projecten die vertraagd zijn. Ik verwacht de Kamer voor de MIRT-
behandeling inzicht te kunnen bieden in de resultaten van bovengenoemde analyse.
011
Op welke termijn kan de Kamer een inventarisatie van en een plan voor de regionale geluidsknelpunten
op het spoor verwachten in het kader van de geluidgedifferentieerde prestatieregeling?
011
In het kader van de geluidgedifferentieerde prestatieregeling worden geen regionale geluidsknelpunten
op het spoor geïnventariseerd. De geluidgedifferentieerde prestatieregeling is op 15 juli 2008 door
ProRail als aanvulling op de netverklaring 2008 gepubliceerd. Met deze prestatieregeling, genaamd
"toename stille kilometers", wordt beoogd om vervoerders te stimuleren om hun lawaaiig materieel om
te bouwen. Vervoerders ontvangen per gereden wagonkilometer een bonus voor het materieel dat is
omgebouwd. In juli 2007 zijn door ProRail geluidkaarten opgesteld op baanvakken, waar in 2006 meer
dan 60.000 treinen per jaar passeren. Het opstellen van deze geluidkaarten is een verplichting die
voortvloeit uit de Europese richtlijn Omgevingslawaai.
Op basis van deze kaarten heb ik op 7 juli 2008 het Actieplan omgevingslawaai voor drukbereden
hoofdspoorwegen vastgesteld. Op de kaarten zijn geluidcontouren aangegeven en in het actieplan is
onder andere opgenomen hoe de knelpunten (> 70 dB) op basis van huidige wet- en regelgeving en
beleid worden aangepakt.
012
Hoe verhouden de stroomgebiedbeheersplannen in het kader van de Kaderrichtlijn Water zich tot het
advies van de Commissie Veerman en welke van deze twee programma's wordt leidend?
012
Over het door de Deltacommissie 2008 voorgestelde Deltaprogramma zal in 2009 besluitvorming
plaatsvinden. Nu is al duidelijk dat dit nationale programma zich zal richten op de veiligheid tegen
overstromingen en zoetwatervoorziening. De stroomgebiedbeheersplannen richten zich op de
waterkwaliteit van oppervlaktewateren en grondwateren. Bij het ontwikkelen van de
stroomgebiedbeheersplannen en het Deltaprogramma wordt gestreefd naar synergie.
013
Hoe wil het rijk, in het kader van de verstedelijkingsafspraken voor de periode 2010-2020, situaties
voorkomen zoals in de nieuwbouwwijk Oosterheem in Zoetermeer, waar de bestaande wegcapaciteit
onvoldoende bleek en bewoners nu in de file moeten staan om hun wijk binnen te komen?
013
Rijk en regio streven naar een gedeeld integraal beeld. Dit integrale beeld zal verwoord worden in de
gebiedsagenda's, die als gezamenlijk vertrekpunt gelden en de centrale opgaven verwoorden waar rijk
en regio voor staan op het raakvlak van (maar niet beperkt tot) ruimte en mobiliteit. Daarmee bieden
de gebiedsagenda's een basis voor samenhangende maatregelpakketten, voor de verdere integratie
van ruimte en mobiliteit en voor een inhoudelijke focus voor projecten. De verstedelijkingsafspraken
kunnen daar niet los van worden gezien. Deze aanpak is gebaseerd op behoud van ieders eigen
bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Bij grote bouwopgaven is het van belang dat terdege
rekening wordt gehouden met de gewenste bereikbaarheidsituatie (waaronder ook parkeerruimte,
aanbod en kwaliteit OV, veiligheid en leefbaarheid).
014
Wat verstaat u onder `een goede verbinding tussen greenports en LOG's voor de tuinbouw' en welke
fondsen zijn hiervoor beschikbaar?
014
Onder `een goede verbinding tussen de greenports en de LOG`s voor de tuinbouw` versta ik een goede
onderlinge bereikbaarheid die voldoet aan de bereikbaarheidsdoelen zoals die zijn geformuleerd in de
Nota Mobiliteit en de daarop gebaseerde Provinciale en Regionale Verkeers- en Vervoersplannen.
De belangen van een goede bereikbaarheid van de greenports, worden met betrekking tot de
infrastructuur meegewogen bij de integrale afweging en prioriteitsstelling van investeringen uit het
Infrastructuurfonds. Tevens wordt een deel van de beschikbare gestelde middelen uit het Nota
Ruimtebudget aan de Greenports aangewend voor de ontsluiting en/of bereikbaarheid van deze
gebieden.
015
Als meerdere projecten positief scoren in een KBA, hoe wordt dan bepaald in het MIRT spelregelkader
nieuwe stijl bepaald welke projecten worden opgenomen in het MIRT en is er bij deze beoordeling ook
sprake van economische criteria?
015
In het MIRT spelregelkader zal worden geregeld dat de minister, op basis van aan te leveren informatie
opgenomen in een informatieprofiel, een beslissing neemt tot opname van een opgave/project in het
MIRT. Dit is de startbeslissing. Hierna start de (brede) verkenningsfase waarin projecten (waar relevant)
in samenhang worden voorbereid. Het gaat dan om een integrale gebiedsverkenning. Indien een
integrale gebiedsverkenning, bestaande uit meerdere projecten, het MIRT spelregelkader doorloopt,
zullen in de verkenningsfase de afzonderlijke projecten en de onderlinge samenhang ex ante worden
beoordeeld. Bij deze ex-ante beoordeling heeft de KBA methodiek (op basis van economische criteria)
de voorkeur. Met behulp van deze methode is het mogelijk om alternatieven tegen elkaar af te wegen.
Gekozen zou dan kunnen worden voor de meest gunstige uitkomst. Deze analyses kunnen echter nooit
de afweging bij de politieke besluitvorming vervangen. Ze zorgen er wel voor dat politieke beslissingen
op basis van relevante informatie kunnen worden genomen (eenduidige begrippen en heldere
grondslagen voor waardering). Op basis van deze beslissing wordt de verkenningsfase afgesloten.
De door de politiek gekozen `oplossing` kan zowel de vorm hebben van een gebiedsprogramma, een
voorkeursvariant voor de aanleg van infrastructuur of een locatiekeuze voor een bedrijventerrein of een
woningbouwopgave.
016
Voor welke projecten zal de 980 miljoen gebruikt worden die oorspronkelijk bedoeld was voor de
ontsluiting van de Noordvleugel, maar nu binnen het FES gereserveerd wordt voor investeringen van
VenW in mobiliteit?
016
De extra impuls van 980 miljoen wordt ingezet voor een breed palet aan mobiliteitsversterkende
investeringen voor de weg, het regionaal spoor, reisinformatie en mobiliteitsmanagement. De verdeling
is als volgt:
1. 40 miljoen (bovenop de al eerder toegezegde 100 miljoen) voor ondersteuning van de
follow-up van de Taskforce mobiliteitsmanagement (commissie De Waal)
2. 30 miljoen voor uitvoering van het aanvalsplan reisinformatie dat dit najaar zal worden
gepresenteerd
3. 80 miljoen naar oplossing van de meest urgente knelpunten bij de regionale treindiensten.
4. 830 miljoen t.b.v. wegmaatregelen
Focus daarbij ligt op parallelstructuren rond knooppunten, het wegnemen van flessenhalzen in de
hoofdinfrastructuur en de vervolmaking van ringen rond de steden.
Concreet gaat het daarbij om:
· A4-corridor
· verbetering regionale wegen rond Eindhoven
· opheffing flessenhals in de A12
· oplossing knooppunt Gouwe (A12/A20)
· N35 Zwolle-Wierden
· A1 bij Apeldoorn
· verbeteringen op de `ruit Rotterdam'
Het pakket wordt definitief ingevuld nadat in het bestuurlijk overleg rond het MIRT concrete
projectafspraken zijn gemaakt.
017
Waarom wordt er geen geld voor de HSL-Zuid uitgetrokken voor 2009?
017
Bij najaarsnota zal ik aangeven dat inmiddels duidelijk is dat een deel van de kasgelden overloopt naar
2009, omdat een deel van het budget in 2008 niet wordt uitgegeven. Dit wordt doorgeschoven naar
2009.
018
Wat is de stand van zaken van het project Hart voor Dieren?
018
Momenteel worden de oorspronkelijke voorstellen nader geoptimaliseerd. En vindt bestudering plaats
van de mogelijke alternatieven, inclusief de financiering daarvan.
019
Kan de (eventuele) capaciteitsuitbreiding van het spoor in de onderzoeksgebieden van het Programma
Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) met de dekking van 4,5 miljard gefinancierd worden?
019
Ja. Op mijn verzoek hebben NS, ProRail en de Belangenvereniging Railgoederenvervoerders (BRG) een
verkenning gedaan naar het benodigd investeringsvolume voor het Programma Hoogfrequent
Spoorvervoer (kamerstuk 20072-008, 29984, nr. 148). NS, ProRail en BRG trekken daaruit de conclusie
dat de variant 6/maatwerk blijft binnen budget voor het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (
4,5 mld). Deze ambitie lijkt dus binnen deze financiële kaders te realiseren (met inachtneming van de in
de verkenning genoemde voorbehouden). De door NS, ProRail en BRG verkende oplossingsrichtingen
hebben betrekking op de gedefinieerde onderzoeksgebieden (Schiphol Lelystad (OV-SAAL), Alkmaar
Eindhoven, Utrecht Arnhem/Nijmegen, Den Haag Rotterdam Eindhoven en toekomstvaste
routering spoorgoederenvervoer).
020
Wat is de status van de onderzoeksgebieden behorende bij de planstudies van het PHS en worden de
onderzoeksgebieden integraal meegenomen in de vier planstudies?
020
Binnen de planstudies van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) wordt onderscheid
gemaakt in studiegebieden en onderzoeksgebieden. De corridor planstudies richten zich primair op die
deeltrajecten waar als eerste capaciteitsknelpunten te verwachten zijn. Dit gebied wordt het
studiegebied genoemd. Vanuit de netwerksamenhang zal het echter altijd zo zijn dat de scope van de
planstudies breder is dan alleen de gedefinieerde studiegebieden. Hiervoor is de term onderzoeksgebied
gedefinieerd. In feite geeft het onderzoeksgebied aan binnen welke grenzen uitstralingseffecten te
verwachten zijn, aangezien treinen vanuit de PHS-corridors doorrijden naar de rest van het land.
Uitstralingseffecten kunnen bijvoorbeeld samenloop van corridors, samenloop met goederenvervoer en
het handhaven van vervoersrelaties zijn. De onderzoeksgebieden maken daarmee integraal onderdeel
uit van de vier planstudies.
021
Wat wordt er in de periode tussen de afloop van het Actieplan Groei op het Spoor en de afloop van het
Programma Hoogfrequent Spoorvervoer gedaan om de groeidoelstelling van 5% reizigers per jaar te
halen?
021
Het Actieplan bevat maatregelen om de ambitie gedurende de huidige kabinetsperiode (2008-2012)
van 5% per jaar vast te houden door het gebruik van de trein aantrekkelijker te maken voor steeds
meer mensen. Voor ná deze kabinetsperiode is er géén groeidoelstelling afgesproken. Voor de
middellange termijn wordt gezorgd dat er voldoende infrastructurele capaciteit beschikbaar is om
verdergaande groei van personen- en goederenvervoer mogelijk te maken. Het betreft dan onder meer
maatregelen in het kader van OV-SAAL en het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer tot en met
2020, in combinatie met de reeds in uitvoering zijnde projecten uit het MIRT spoorprogramma.
022
Wanneer zal de realisatie van de PHS-projecten, die volgens het MIRT in 2013 van start zal gaan,
voltooid zijn?
022
Voor de planstudies nemen we ongeveer anderhalf jaar de tijd, zodat het kabinet in 2010 tot
investeringsbesluiten kan komen. Deze planning sluit aan bij de afspraken die daarover met de Tweede
Kamer zijn gemaakt om voor de zomer 2010 politieke besluiten te nemen (zie ook vraag XII 034).
Nadat de investeringsbesluiten genomen zijn kan, analoog aan OV-SAAL, gestart worden met de
uitvoering van (verkorte) tracéwetprocedures. De start van de realisatie is voorzien vanaf 2013. De
realisatie van alle projecten die voortkomen uit het Programma Hoogfrequent Spoor zal stapsgewijs in
de periode 2013 tot en met 2020 plaatsvinden. Voor OV-SAAL is een eerste pakket maatregelen
gereed in 2013/2014.
023
Hoe verhoudt de planning van de oplevering van OV-SAAL zich met de planning van de realisatie van
het Dokmodel van de Zuidas (blz. 166); klopt het dat OV-SAAL enkele jaren na oplevering weer op de
schop moet om onder de grond gebracht te worden?
023
Oplevering van het korte termijn maatregelenpakket van OV SAAL is voorzien in de jaren 2013 en
2014. Tot het maatregelenpakket behoort een uitbreiding van de Zuidtak van Amsterdam naar vier
sporen. Een deel van deze spooruitbreiding was al voorzien in het kader van het project Zuidas, maar
realisatie zou pas op z'n vroegst in 2018 plaatsvinden. Omdat uit het onderzoek van het project OV-
SAAL blijkt dat het gehele traject tussen de aansluiting Riekerpolder en de aansluiting van de
Utrechtboog eerder 4-sporig dient te worden gemaakt om voldoende capaciteit en kwaliteit te kunnen
bieden, is besloten deze maatregel naar voren te halen in de tijd. Het grootste gedeelte van OV-SAAL
blijft ook bij en na een mogelijke realisatie van het Zuidas Dok ongewijzigd. Een beperkt deel van de
maatregelen, te weten op de plaats van het toekomstige Zuidas-dok, is inderdaad van tijdelijke aard.
De kosten van deze tijdelijke maatregelen bedragen circa 17 miljoen. Voor een beperkt deel van
OV-SAAL moet de spade dus na een aantal jaren opnieuw de grond in, als het Zuidas Dok wordt
gerealiseerd.
024
Is de financiering van het door de regio aangedragen alternatief (station op huidig niveau) voor het
project Ede Verdiept nu rond en wordt hierbij uitgegaan van 4 perronsporen op de doorgaande
verbinding Utrecht-Arnhem?
024
VenW draagt bij aan de aanpak spoorzone in Ede als de gemeente kan garanderen dat 75% van de
financiering van het project gedekt is. De bijdrage van VenW is gemaximeerd op 40 mln (inclusief
BTW). Naar verwachting is voor het einde van het jaar de financiering rond. Bij de aanpak van de
spoorzone wordt momenteel uitgegaan van de huidige functionaliteit, dat houdt in drie perronsporen.
025
Uit welk budget wordt het project Ede Verdiept gefinancierd?
025
De bijdrage van VenW aan de aanpak spoorzone in Ede komt uit het resterende budget voor de
regeling eenmalige uitkering spoorse doorsnijdingen. VenW draagt echter alleen bij als de gemeente
kan garanderen dat 75% van de financiering van het project gedekt is. De bijdrage van VenW is
gemaximeerd op 40 mln (inclusief BTW).
026
Welke maatregelen uit het studiebudget Traject Oost zijn in het licht van de nieuwe ambities herzien en
met hoeveel is het budget per maatregel verlaagd?
026
De middelen uit het studiebudget Traject Oost kunnen in het licht van de nieuwe ambities worden
herzien, omdat voor de nog niet bestemde middelen de maatregelen nog niet waren uitgewerkt. Het
gaat dus niet om een herziening van maatregelen uit het studiebudget, maar om een beperkte
herprioritering van nog niet bestemde middelen. Voor Traject-Oost gaat het hierbij om ca. 350 mln.
027
Waarom zijn de vertragingen van het A15-tracé en de Havenspoorlijn geboekt op het project BB21?
Het betreft hier toch een innovatieprogramma en niet een uitvoeringsprogramma?
027
BB21 is inderdaad een innovatieprogramma. Het behelst de ontwikkeling van vier categorieën nieuwe
systemen:
- ontwikkeling van ETCS-beveiligingssystemen voor een veilige afwikkeling van het treinverkeer;
- ontwikkeling van beheersingssystemen voor ondersteuning bij de treindienstleiding;
- ontwikkeling en landelijke invoering van het communicatiesysteem GSM-R(ail);
- ontwikkeling van tractie-energievoorziening 25 kV voor hogere snelheden en hogere belasting.
De kosten voor de invoering van deze nieuwe systemen (met uitzondering van GSM-R) vallen in
beginsel bij de uitvoeringsprojecten en -programma`s. Als deze systemen voor de eerste keer worden
toegepast bij een project is de vrijgave hiervan ten behoeve van toestemming voor gebruik een
complexe zaak. Het is dan efficiënt om de mensen die de ontwikkeling hebben gedaan daar intensief
bij te betrekken. Dat is ook het geval bij het A15-tracé en de Havenspoorlijn. Daarom was er binnen
ProRail een intensieve samenwerking en personele uitwisseling tussen de projectorganisaties van het
uitvoeringsproject Betuweroute enerzijds en het innovatieprogramma BB21 anderzijds. Zo heeft de
BB21-projectorganisatie, in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de Project Organisatie
Betuweroute, ten behoeve van de toestemming voor gebruik van het A15-tracé veiligheidsdossiers
(``safety cases``) beoordeeld die de systeemleveranciers van de projectorganisatie Betuweroute hebben
gemaakt op basis van specificaties van het BB21-programma. Ook heeft de BB21-projectorganisatie, in
opdracht en onder verantwoordelijkheid van de Project Organisatie Betuweroute, een groot deel van
de werkzaamheden uitgevoerd die nodig waren om inzetcertificaten te verkrijgen voor de
Betuweroute-locomotieven met het nieuwe ETCS-beveiligingssysteem. De planning van de
ingebruikname van het A15-tracé leidde ertoe dat de activiteiten vanuit de BB21-projectorganisatie
bovendien langer in stand gehouden worden.
028
Wat is de stand van zaken betreffende de ontwikkeling van de BeterBenutten-functies voor het
bestaande spoorwegnet en welke bijdrage kan dit leveren aan het verhogen van de prestaties en het
beperken van kosten?
028
Ik neem aan dat met de BeterBenutten-functies voor het bestaande spoorwegnet wordt gedoeld op de
invoering van BB21-systemen en van ERTMS in het bijzonder. Zoals in het MIT-projectenboek 2006
aangegeven zal dit plaatsvinden via het programma Beheer en Onderhoud. ProRail heeft hiervoor in
haar beheerplan de categorie ``vervangingsinvesteringen overig`` opgenomen. Een deel hiervan zal
gebruikt worden voor het programma Mistral, het vervangingsprogramma voor beveiligingsinstallaties.
In het Algemeen Overleg op 2 oktober 2008 heb ik uw Kamer naar aanleiding van een vraag van het
lid Roemer al geïnformeerd over de volgende vier afspraken, die ik met ProRail heb gemaakt over de
samenhang tussen de implementatie van ERTMS enerzijds en het vervangingsprogramma Mistral
anderzijds:
1.De beveiligingsinstallaties die in het kader van Mistral worden geïnstalleerd zullen worden
voorbereid op ERTMS
2.ERTMS zal zodoende worden geïmplementeerd naarmate het Mistral-programma vordert
3.Deze gemaakte afspraken zullen worden vastgelegd in het beheerplan 2009, dat naar de
Tweede Kamer zal worden verstuurd.
4.Er zal een regulier overleg tussen VenW en ProRail plaatsvinden over deze samenhang.
Verder heb ik uw Kamer op 11 juli 2008 geïnformeerd over de stand van zaken van de implementatie
van ERTMS (Kamerstuk 2007-2008, 29893 nr.73). Ik heb daarbij aangegeven dat het ERTMS-
implementatieplan van de spoorsector in de komende 2 jaar zal worden geëvalueerd op basis van de
praktijkervaringen die worden opgedaan met het baanvak Amsterdam-Utrecht, de HSL-Zuid, de
Betuweroute, Mistral en de werkzaamheden aan de Hanzelijn. De mogelijkheden voor de verbetering
van de benutting van het bestaande spoorwegnet, voor het verhogen van de prestaties en voor het
beperken van kosten maken onderdeel uitmaken van deze evaluatie. Eind 2010 zal ik uw Kamer over
de resultaten van deze evaluatie informeren.
029
Hoe staat het met de ontwikkeling van European Traffic Management Layer?
029
European Traffic Management Layer (ETML) wordt door sommige spoorwegdeskundigen, onder
andere binnen de Union Internationale des Chemins de fer (UIC), beschouwd als een te ontwikkelen
subsysteem binnen ERTMS, dat kan bijdragen aan de capaciteitsoptimalisatie op het spoor. Ook in de
notitie ``Slimmer, Sneller en Zuiniger op het spoor`` van de ChristenUnie (11 oktober 2008) wordt
hiernaar verwezen. Zoals door mij aangegeven in het Algemeen Overleg met uw Kamer over het
functioneren en de aansturing van ProRail op 2 oktober 2008 zal ik apart schriftelijk reageren op deze
notitie. Ik zal dan ook nader ingaan op ETML. Overigens beschouwen de Europese Commissie en de
European Railway Agency (ERA) ETML niet als een onderdeel van ERTMS.
030
Hoeveel budget uit het programma Kleine stations is gereserveerd voor de stations genoemd in
voetnoot 3 op blz. 310 en zijn daar ook stations genoemd die reeds in eerdere jaren zijn gefinancierd
en dus niet vallen onder het budget van 77 miljoen?
030
Voor de drie stations Europapark, Bleizo en Sassenheim is per station maximaal 6,3 mln (inclusief
BTW, prijspeil 2008) ten laste van het programma gereserveerd. Voor het station Helmond Brandevoort
moet de slotdeclaratie door ProRail nog worden ingediend, alvorens de subsidie definitief kan worden
vastgesteld. Na vaststelling van de subsidie vindt verrekening plaats met het programmabudget. De
subsidie voor de stations Tilburg Reeshof, Almere Oostvaarders, Arnhem Zuid en Ypenburg is definitief
vastgesteld en reeds verrekend met het programmabudget. Deze laatstgenoemde stations vallen niet
onder het budget van 77 mln.
031
Hoeveel budget van de 77 miljoen voor het programma Kleine stations is nog niet gereserveerd voor
specifieke stations?
031
Voor de stations Europapark, Bleizo en Sassenheim is ten laste van het programma aanleg kleine
stations maximaal 6,3 mln ( inclusief BTW,prijspeil 2008) gereserveerd. Voor het station Helmond
Brandevoort moet nog de slotdeclaratie worden ingediend om de subsidie definitief vast te stellen. Per
saldo resteert 52,4 mln (inclusief BTW, prijspeil 2008) aan budget voor het programma kleine
stations.
032
Over de stand van zaken van stations Hoevelaken en Schiedam Kethel: wanneer zijn alle genoemde
projectstudies gestart en wat is de planning voor oplevering van deze studies en de mogelijke realisatie?
032
Hoevelaken: De planstudie is begin 2007 in opdracht van de gemeente Nijkerk gestart. Het
voorontwerp is afgerond. Momenteel wordt gewerkt aan het opstellen van een projectovereenkomst
ProRail - gemeente. Na het sluiten van deze projectovereenkomst kan het definitief ontwerp worden
opgesteld. Huidig inzicht is dat de halte begin 2011 gerealiseerd kan zijn.
Schiedam Kethel: Station Schiedam Kethel vormt onderdeel van de planstudie Den Haag Rotterdam
in het kader van Programma Hoogfrequent Spoor, waarvoor besluitvorming is voorzien vóór de zomer
van 2010.
In overeenstemming met de in het programma Randstad Urgent gemaakte planningsafspraken, zal in
het voorjaar van 2009 voor deze corridor worden bezien welke keuzes er voortkomen uit de
samenhang tussen diverse ontwikkelingen, zoals de tunnel Delft, de Hoekselijn en de voortgang van
planstudies.
033
Waarom is ervoor gekozen om afgestudeerden vanaf oktober 2008 een gratis voordeelurenkaart te
geven?
033
Binnen het Actieplan Spoor is gezocht naar een maatregel om de grote groep studenten die jaarlijks
hun OV-kaart inleveren te behouden als treinreiziger. Binnen het beschikbare budget is tot een aanbod
gekomen in samenwerking met NS. Een voordeelurenkaart maakt dat de overgang van "niets betalen
met een studentenkaart", naar het moment dat het volle pond moet worden betaald geleidelijker
verloopt. Uit een breed proces rond het opstellen van het Actieplan met diverse partijen, waaronder
studenten- en vakbonden, bleek hiervoor een groot enthousiasme te bestaan. Oktober was het snelste
moment waarop de kaart beschikbaar was nadat er afspraken met de vervoerders gemaakt waren en
de technische uitvoering voor deze grote groep realiseerbaar was.
034
Hoeveel voordeelurenkaarten verkoopt de NS jaarlijks? En voor welk bedrag schaffen afgestudeerden
jaarlijks treinkaartjes met korting aan?
034
Momenteel zijn er zo'n 1,4 miljoen Nederlanders in het bezit van een Voordeelurenkaart. Over het
tweede deel van de vraag heb ik op dit moment geen informatie.
035
Hoeveel jaar- en maandabonnementen verkoopt de NS jaarlijks en voor welk gemiddeld bedrag?
035
Van de totale jaaromzet van beschermde kaartsoorten door NS (enkele reis voltarief 2e klas, retour
voltarief 2e klas, abonnementen 2e klas en het NS-deel van de OV-Jaarkaart 2e klas) was in 2007 40%
afkomstig uit abonnementen en ca. 5 % afkomstig uit het NS-deel van de OV-Jaarkaart.
036
Hoe verhouden de jaarlijkse budgetten voor bovenbouwvernieuwing zich tot de raming van de kosten
voor de periode 2008 2013 en waarom wordt de reeks opgeschoven van 2007-2012 naar 2008-
2013?
036
Het onderdeel bovenbouwvernieuwing beslaat ca. 15% van het totale budget dat aan ProRail ter
beschikking wordt gesteld voor het jaarlijkse beheer en onderhoud. Het totaal voor
bovenbouwvernieuwing beschikbare budget tot en met 2020 is vastgelegd in de Nota Mobiliteit.
Jaarlijks wordt bezien in hoeverre de totale subsidieaanvraag van ProRail past binnen de beschikbare
middelen op de rijksbegroting. Wanneer herprioriteringen binnen de aanvraag van ProRail niet mogelijk
of wenselijk zijn, zal zonodig worden voorgesteld om de rijksbegroting aan te passen middels
kasschuiven. Bovenbouwvernieuwing is een reguliere, jaarlijks terugkerende activiteit en geen op
zichzelfstaand project. Het opschuiven van de reeks met een jaar houdt slechts verband met het
houden van aansluiting tussen het projectblad bovenbouwvernieuwing (pagina 110 MIRT) en de
begrotingstabel voor artikel 13.02 (pagina 325 MIRT). In 2007 is 215 miljoen aan ProRail uitgekeerd
voor bovenbouwvernieuwing.
037
Hoeveel tijdswinst wordt in het kader van het speerpunt `kwalitatief goede reistijden' op welke
treinverbinding voor welk bedrag gerealiseerd?
037
In de Beleidsbrief Netwerkaanpak (kamerstuk 2007-2008, 29644, nr. 85) van 19 november 2007 is
opgenomen dat de verhoging van de frequenties ondanks de toename van het treinverkeer voor
personen en goederen gepaard zal gaan met het bieden van kwalitatief goede reistijden naar de
landsdelen (zoals in de dienstregeling 2008). Dit om te voorkomen dat bij hogere frequenties in de
brede Randstad, de reistijd van de Randstad naar de landsdelen verslechtert, bijvoorbeeld door het
verloren gaan van aansluitingen. Thans is aan een aantal maatregelen aan de infrastructuur in
uitvoering die kosteneffectief zijn gebleken en die daadwerkelijk reistijdwinst opleveren.
Zoals bekend gaat het dan om maatregelen uit het pakket reistijdverkorting:
· Zijperron Deventer ( 15,5 mln)
· Wachtsporen Beilen (onderdeel van goederentraject Amersfoort- Onnen) ( 4,8 mln)
· Sittard Heerlen ( 23,8mln)
De reistijden die mogelijk zijn worden bepaald door het dienstregelingsontwerp.
Dienstregelingsmaatregelen en eventuele kansrijke infrastructurele maatregelen zullen in het kader van
planstudies van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer in kaart worden gebracht.
038
Waarom is het project de Emperbocht, waarmee reizigers een kwartier tijdwinst kunnen boeken in de
reis van Arnhem naar Apeldoorn, niet opgenomen in het kader van het speerpunt `kwalitatief goede
reistijden'?
038
In de Beleidsbrief Netwerkaanpak (kamerstuk 2007-2008, 29644, nr. 85) van 19 november 2007 is
opgenomen dat de verhoging van de frequenties ondanks de toename van het treinverkeer voor
personen en goederen gepaard zal gaan met het bieden van kwalitatief goede reistijden naar de
landsdelen (zoals in de dienstregeling 2008). Dit om te voorkomen dat bij hogere frequenties in de
brede Randstad, de reistijd van de Randstad naar de landsdelen verslechtert, bijvoorbeeld door het
verloren gaan van aansluitingen. Zoals aangegeven in antwoord op vraag MIRT 037 worden
dienstregelings-maatregelen en eventuele kansrijke infrastructurele maatregelen voor dit speerpunt in
het kader van planstudies van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer in kaart gebracht. Gezien de
ligging van de Emperbocht zal deze naar verwachting niet kunnen bijdragen aan verbetering van de
reistijden vanuit de landsdelen van en naar de Randstad.
039
Enkele vragen over 2e fase Herstelplan Spoor:
a. Hoeveel budget is besteed aan de projecten van de 2e fase Herstelplan Spoor die in uitvoering of al
gereed zijn en hoe is het budget verdeeld over de overige projecten?
b. Kunt u een toelichting geven op de beperking van de scope voor 's Hertogenbosch Zuidzijde (huidig
MIRT: DVM, vorig MIRT: vrije kruising) in relatie tot de conclusie in het Programma Hoogfrequent
Spoorvervoer dat een vrije kruising nodig is?
c. Hoeveel budget is nodig voor een vrije kruising bij 's Hertogenbosch Zuidzijde en hoeveel is voor
's Hertogenbosch Zuidzijde opgenomen in de 2e fase Herstelplan Spoor?
d. Klopt het dat enkele projecten later worden opgeleverd door late grondverwerving?
e. Wat is de planning van afronding van de capaciteitsvergrotingsplannen van alle projecten van de
2e fase herstelplan spoor?
f. Klopt het dat het project Amsterdam Transformatorweg, vrije kruising is stilgezet (zie ook blz. 171);
zo ja, waarom is dat zo en zo nee, wat is dan de stand van zaken bij het project?
g. Wat is de stand van zaken bij de projecten Vechtbrug Weesp en Eindhoven transfercapaciteit en
wanneer komen de genoemde projecten in uitvoering?
h. Zijn alle projecten uit 2e fase Herstelplan Spoor gereed in 2012?
039
a.25,4 miljoen euro, voor de projecten Schiphol Dynamisch Verkeers Management, Schiphol
tunnelveiligheidsmaatregelen, Dynamisch Verkeers Management (ontwikkeling Routelint 1), en Breda
3e perron. Voor het resterende budget zijn maatregelen in studie en is realisatie uiterlijk in 2012
voorzien. Definitieve budgettoerekening volgt na de planstudiefase.
b.In de capaciteitsanalyse voor het knelpunt bij 's-Hertogenbosch is onder andere het alternatief
onderzocht van een vrije kruising aan de zuidzijde (bij Vught). Dit alternatief blijkt echter niet
realiseerbaar vóór 2013 en past alszodanig dan ook niet binnen de scope van het Herstelplan Spoor. Er
is nu gekozen voor een alternatief (DVM) dat in de toekomst uitbreidbaar is met een vrije kruising aan
de zuidzijde. Het knelpunt aan de noordzijde kan op deze manier wel vóór 2013 opgelost worden.
Tussen ProRail en de gemeente Vught vinden momenteel gesprekken plaats over de
gebiedsontwikkeling bij Vught en over de mogelijkheid om een vrije kruising aldaar in te passen.
c.Het Herstelplan project Den Bosch kost 72 miljoen, waarvan 1.9 mln euro voor DVM Den Bosch-
Vught. Een uitbreiding van Den Bosch Vught naar 4 sporen en een vrije kruising te Vught kost naar
huidige inschatting circa
65 miljoen extra. De kosten voor deze uitbreiding zijn opgenomen in het programma PHS en de nota
"Ruimte voor de rails".
d.Neen, grondverwerving wordt gestart na besluitvorming over het capaciteitsvergrotingsplan en het
investeringsvoorstel.
e.De capaciteitsvergrotings-plannen zullen in 2009 worden afgerond. Gepland wordt dat alle projecten
gereed zullen zijn in 2012.
f.Nee, na een heroverweging is besloten om dit project doorgang te laten vinden.
g.De capaciteitsvergrotingsstudies voor deze projecten zijn in 2008 gestart. In deze fase worden nog
verschillende varianten onderzocht. Verwacht wordt dat eind 2008 of begin 2009 voor deze beide
projecten een voorkeursvariant kan worden bepaald.
h.Voor zover nu bekend is dat voor bijna alle projecten haalbaar, tenzij externe oorzaken zoals
eventuele bezwaar- en beroepsprocedures tot vertraging leiden. De projecten 's-Hertogenbosch en
Amersfoort hebben een doorloop tot in 2013.
040
Welke voortgang is in 2008 geboekt met het project Optimalisering Goederencorridor Rotterdam-
Genua en wanneer worden hier concrete resultaten van verwacht?
040
Momenteel wordt een planstudie uitgevoerd voor het Nederlands deel van de aanpassingen van de
infrastructuur van de corridor Rotterdam Genua. Daarbij is de ontwikkeling van ERTMS op de gehele
corridor Rotterdam-Genua een centraal onderdeel. In 2006 is een intentieverklaring tussen Ministers
getekend over het uitrollen van ERTMS op de corridor per 2012 (2015 voor Oberhausen Mannheim).
In 2007 is met succes aanvraag voor TEN-financiering voor deze corridor ingediend. Zoals uiteengezet
in de brief aan de Tweede kamer van 9 september 2008 (kamerstuk 2007-2008, 31305 nr. 73) is de
bedoeling om einde 2008 tot besluitvorming te komen over het corridor implementatieplan voor
ERTMS op de corridor. Daarbij geldt dat in elk geval Duitsland en Zwitserland ERTMS niet kunnen
implementeren met de huidige versie van ERTMS. Daarom wordt, in nauw overleg met de Europese
coördinator van ERTMS-corridors Karel Vinck, samengewerkt om te komen tot goed afgestemde
parallelle systeemontwikkeling en implementatie van ERTMS op de corridor. Naast de aanpassing van
infrastructuur wordt intensief samengewerkt op andere terreinen voor optimalisatie van de
goederencorridor, zoals terminal management, wederzijdse erkenning van locomotieven en
machinisten, toezicht en spoorweggeluid. Daartoe is het actieplan voor de corridor recent
geactualiseerd voor de periode 2008-2012.
041
Hoe verhoudt zich de herprioritering van de uitvoering van Aslastencluster III tot de groei in het
goederenvervoer en welke projecten hebben als gevolg hiervan een hogere prioriteit gekregen?
041
Aslastencluster III betreft het opheffen van aslastenbeperkingen van de lijnen ten noorden van Zwolle.
De groei van het goederenvervoer is vooral opgetreden in de internationale afvoer over de Nederlands-
Duitse grens. Het binnenlands vervoer is minder toegenomen. Er is voor gekozen eerst de resultaten
van het onderdeel ``Toekomstvaste routering goederenvervoer`` van het Programma Hoogfrequent
Spoorvervoer af te wachten. Dit heeft dus een hogere prioriteit gekregen. Op grond van de resultaten
van dit onderzoek zal bezien worden wanneer de uitvoeringsopdracht voor dit cluster wordt gegeven.
042
Houdt u vast aan de projectplanning voor de geluidspilots spoorgoederenvervoer (afronding in 2009)
en welke kosten zijn er straks verbonden aan het inbouwen van de LL-blokken, die nu nog niet
internationaal zijn goedgekeurd?
042
De projectplanning van de geluidspilots is gebaseerd op de tijd die nodig is om een internationale
vrijgave van de LL-blokken te realiseren en om een goed beeld te krijgen van de LCC (Life Cycle Costs)
van deze LL-blokken. Internationale vrijgave van deze blokken door de UIC is voorzien in 2009 en eind
2009 zijn de resultaten van de LCC modellen te verwachten. Derhalve houd ik vast aan de huidige
projectplanning (gereed eind 2009) en kan ik nu de resultaten van de LCC nog niet bekend zijn, nog
geen uitspraak doen over de kosten de verbonden zijn aan het inbouwen van LL-blokken.
043
Wanneer is het uitvoeringsplan voor de RSP Zuiderzeelijn gereed?
043
De voortgang van de uitvoering van het RSP maakt onderdeel uit van de bestuurlijke overleggen MIRT
voor Noord Nederland. Een eerste voortgangsrapportage is besproken tijdens het bestuurlijk overleg
MIRT najaar 2008. Deze rapportage wordt gelijktijdig met de uitkomsten van de bestuurlijke
overleggen naar de Tweede Kamer gestuurd. Per project wordt een planning en budget opgenomen.
Op deze manier wordt de Tweede Kamer regelmatig geïnformeerd over de uitvoering van het
Regiospecifiek Pakket.
044
Welke mobiliteitsprojecten maken onderdeel uit van de verkenning Zuidplaspolder?
044
Het project Parallelstructuur A12/Gouweknoop maakt onderdeel uit van de Zuidplaspolder. Het betreft
een gezamenlijk project van Rijk en regio, het project wordt ook gezamenlijk gefinancierd. Concreet
gaat het om drie onderdelen:
1. een nieuwe OWN-verbinding over/onder de Gouwe parallel aan de A12 als ontsluiting van
Gouda richting Den Haag v.v.
2. een OWN-verbinding tussen de A20 en de A12 Van Moordrecht naar Waddinxveen
(`Moordrechtboog`)
3. de Verlengde Veilingroute van Waddinxveen naar de A12/Bleiswijk. Het gaat om OWN-
verbindingen die het HWN ontlasten en tegelijkertijd een oplossing zijn in verband met de
verstedelijking van de Zuidplaspolder.
045
Hoe gaat u ervoor zorgen dat alle onderzoeken en het werk aan de spoorontsluiting van de Tweede
Maasvlakte zijn afgerond voor 2013?
045
Met het Havenbedrijf Rotterdam N.V. zijn afspraken gemaakt over de aanleg en inrichting van
Maasvlakte 2. Deze afspraken zijn vastgelegd in het Bestuursakkoord inzake de uitvoering van het
Project Mainportontwikkeling Rotterdam op 25 juni 2004 en nader uitgewerkt in de
Uitwerkingsoverkomst op 2 september 2005. Over deze overeenkomsten is de kamer eerder
geïnformeerd. In voornoemde overeenkomsten is bepaald dat Maasvlakte 2 voor rekening en risico van
Havenbedrijf wordt gerealiseerd. Voor Maasvlakte 2 is een scope gedefinieerd die eveneens is
opgenomen in deze overeenkomsten. De spoorinfrastructuur, waaronder de aansluitingen op het
bestaande spoor, 16 rangeersporen en de spoorinfrastructuur langs de buitencontour, is eveneens in
deze overeenkomsten gedefinieerd. De spoorinfrastructuur op Maasvlakte 2 zal meegroeien met de
vraag vanuit de markt en aansluiten bij afspraken over de modalshift. De voorbereidingen met
betrekking tot de totale spoorinfrastructuur voor zowel Maasvlakte 1 als Maasvlakte 2 zijn momenteel
in afstemming met ProRail en Keyrail op masterplanniveau afgerond. De nadere uitwerking hiervan ligt
op schema. Bij oplevering van de eerste containerterminal op Maasvlakte 2 in 2013 zal de
noodzakelijke spoorcapaciteit beschikbaar zijn. Naast de realisatie van de spoorinfrastructuur op
Maasvlakte 2 zelf is in het MIRT-projectenboek 2009 ook een verkenning opgenomen met een breder
scope, zowel in de tijd als het in beschouwing te nemen gebied.
046
Wanneer kan de Kamer duidelijkheid verwachten over de financiële rijksbetrokkenheid bij het geheel
aan projecten in de regio Holland Rijnland?
046
Over de financiële rijksbetrokkenheid bij het geheel aan projecten in de regio Holland Rijnland zal in het
bestuurlijk overleg MIRT najaar 2008 worden gesproken. Over de resultaten van dit bestuurlijk overleg
zal de Kamer medio november worden geïnformeerd.
047
Hoe gaat u ervoor zorgen dat alle onderzoeken, maar vooral ook het werk in de Ruit Rotterdam,
gedaan worden voordat de hele regio vastloopt, zeker gezien de verhoogde druk die de Tweede
Maasvlakte op de infrastructuur in dit gebied gaat leggen?
047
Ik werk hard aan de bereikbaarheid van de regio Rotterdam. Voor de middellange termijn wordt extra
wegcapaciteit toegevoegd met de projecten A15 Maasvlakte-Vaanplein, de A4 Delft-Schiedam en de
A13/16/20. De Verkeersonderneming is ingesteld om de verkeersdruk op de A15 te reduceren.
Hiervoor heb ik medio 2008 11,2 mln beschikbaar gesteld.
In het Bestuurlijk Overleg MIRT van mei 2008 is het plan van aanpak van de MIRT-Verkenning Ruit
Rotterdam vastgesteld. Dit plan van aanpak is een breed gedragen plan met als doel de bereikbaarheid
in de Rotterdamse regio voor de lange(re) termijn te waarborgen. Verschillende partijen hebben hieraan
een bijdrage geleverd. Op 27 oktober 2008 heb ik met de Stadsregio Rotterdam, het Randstad Urgent
contract voor de MIRT-Verkenning Ruit Rotterdam gesloten. Openstelling van de tweede Maasvlakte is
voorzien in 2012 en zal leiden tot een geleidelijke groei van met name het vrachtverkeer op de A15.
Ik verwacht dat bovenstaande projecten tijdig gereed zijn om deze groei op te vangen.
Voor de A15 Maasvlakte-Vaanplein, de A4 Delft-Schiedam en de A13/16/20 zijn reeds Randstad
Urgent contracten gesloten.
048
Wanneer komt er duidelijkheid over het overkappen van de A1 bij Diemen?
048
Op donderdag 23 oktober 2008 heb ik overeenstemming bereikt over de inpassingsmaatregelen
behorende bij de weguitbreiding van de A1/A6/A9. Onderdeel daarvan is een pakket van
geluidwerende voorzieningen, waarbij het uitgangspunt is stand still 2008 te bereiken. Tot de
voorzieningen behoren geluidwerend asfalt, geluidsschermen en gevelisolatie. Overkappen van de A1
bij Diemen is daarmee niet aan de orde.
049
Welke conclusies verbindt u aan de constatering van de Commissie MER dat de milieueffectrapportage
over de aanpassing van de hoofdwegen tussen Schiphol, Amsterdam en Almere onvoldoende rekening
houdt met de introductie van kilometerbeprijzing en bent u van plan een nieuw scenario door te
rekenen, waarbij daarmee wel rekening wordt gehouden?
049
Ik heb besloten het advies van de commissie voor de m.e.r. over het meenemen van prijsbeleid in het
project Schiphol-Amsterdam-Almere (A1-A6-A9) inhoudelijk over te nemen. Dat betekent dat een
referentiesituatie met beprijzen zal worden uitgewerkt en doorgerekend, waarmee de alternatieven
worden vergeleken. Anders dan de commissie adviseert, zal deze aanvullende informatie bij het
ontwerp-Tracébesluit (OTB) ter visie worden gelegd. Alle relevante informatie dient immers bij het
nemen van het MER-plichtig besluit beschikbaar te zijn. In dit geval is dat het Tracébesluit (TB). Ik bezie
nog hoe ik de effecten van prijsbeleid inzichtelijk zal maken. Tevens verwijs ik meer in zijn
algemeenheid naar het antwoord op vraag 1.
050
Hebt u al zicht op de wijze waarop de leefbaarheidsproblemen die door de wegverbredingen rond
Diemen, Ouderkerk, Duivendrecht en Amsterdam Watergraafsmeer ontstaan, opgelost gaan worden?
050
Ik heb bij verschillende gelegenheden aangegeven het van groot belang te vinden, dat naast de
bereikbaarheid ook de leefbaarheid langs de betrokken autosnelwegen wordt verbeterd. Daarom heb ik
al in oktober 2007 met de regio afspraken gemaakt over de inpassing van de weguitbreidingen in met
name Amsterdam-zuidoost en Amstelveen. Op 23 oktober 2008 heb ik aanvullend overeenstemming
bereikt, onder meer met de genoemde gemeenten.
Uitgangspunten zijn:
· Geluidsniveau behorende bij stand still 2008 Daar waar relevant wordt gekeken naar
cumulatie van geluid door weg en spoor. Samenhangend en toekomstvast pakket
geluidswerende maatregelen bestaande uit geluidsschermen en geluidreducerend asfalt;
· Aandacht voor innovatieve en duurzame oplossingen;
· Goede landschappelijke inpassing. Met deze aanvullende afspraken is het draagvlak voor het
Stroomlijnalternatief verder toegenomen.
051
Hoeveel vertraging heeft de aanleg van de A2 (Holendrecht-Maarssen) opgelopen als gevolg van
onderzoek naar luchtkwaliteit en wat heeft deze vertraging u gekost?
051
Het extra onderzoek naar luchtkwaliteit heeft ca. een jaar gekost. Door opname van dit project in de
herziene Spoedwet wegverbreding en door koppeling van de aanleg van A2 Holendrecht-Maarssen
2x5 met de lopende werkzaamheden op de A2 (verbreding van 2x3 naar 2x4), is de geplande opening
in 2010 nog realiseerbaar. De meerkosten vanwege het extra onderzoek naar luchtkwaliteit bedragen
150.000 tot 200.000.
052
Kan er in 2011 nog gestart worden met de realisatie van de aanleg van de A2
(Holendrecht-Maarssen)?
052
Zie ook het antwoord op vraag 51. Door combinatie van de werkzaamheden met het reeds lopende
aanlegproject is versnelde aanleg en oplevering van het project A2 Holendrecht-Maarssen 2x5
mogelijk. Dit is voorzien in 2010.
053
Bent u van plan en wordt er onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om de vertraagde A4-projecten
alsnog volgens de aanbevelingen van de Commissie Elverding op te pakken en waar mogelijk te
proberen de vertraging in te lopen?
053
Zoals u bekend is wil ik een einde aan deze vertragingen maken. Recent heb ik de Kamer het Plan van
Aanpak opgestuurd voor de invoering van de maatregelen die de Commissie Elverding mij had
geadviseerd. De Projectdirectie versnelling besluitvorming infrastructurele projecten is inmiddels
operationeel. En ik heb de Kamer recentelijk het wetsvoorstel versnelling besluitvorming wegprojecten
doen toekomen.
Momenteel wordt per project onderzocht in hoeverre het mogelijk is en wat er voor nodig is om de
opgelopen vertragingen in te lopen. Voor de 30 projecten uit de Spoedaanpak ontvangt u hierover
bericht voor de MIRT-behandeling. Het project A4 Burgerveen-Leiden is onderdeel van de
Spoedaanpak en maakt deel uit van dit onderzoek. Daarbij anticipeer ik niet alleen op de nieuwe
wetgeving, maar ook op eenvoudiger rekenen, het vereenvoudigen van het MER, etcetera.
Verder wil ik alle andere lopende MIRT-projecten zoveel als mogelijk versnellen. Ik verwacht de Kamer
daarover in de volgende Voortgangsrapportage inzicht te kunnen bieden. Dan zal ik u ook informeren
over de A4 Delft-Schiedam en de A4 Dinteloord-Bergen op Zoom.
054
Ziet u de A13+A13/16-variant als een alternatief voor de A4-variant, of acht hij het denkbaar of zelfs
wenselijk dat beide varianten uitgevoerd worden?
054
Als wordt gekozen voor de A4 Delft-Schiedam, dan zal de A13 niet worden verbreed.
Met de realisatie van de A4 Delft-Schiedam worden echter niet alle problemen in de Rotterdamse regio
opgelost. Naar de oplossing van de problematiek loopt momenteel een MIRT-Verkenning.
Zie verder het antwoord op vraag 57.
055
Is de aanpassing van het Prins Clausplein uit de Verkenning Haaglanden (blz. 146) ook nodig als bij het
project A4 Delft-Schiedam voor de variant A13+A13/A16 wordt gekozen?
055
In de MIRT-Verkenning Haaglanden wordt onderzocht hoe de bereikbaarheidsproblematiek voor de
lange termijn (2020-2040) in de regio Haaglanden dient te worden aangepakt. Of een aanpassing van
het Prins Clausplein gewenst is, en zo ja welke en wanneer, moet uit deze verkenning blijken. De eerste
fase van de MIRT-Verkenning zal eind 2009 gereed zijn, het eindresultaat eind 2010. In het kader van
de planstudie A4 Delft-Schiedam worden op dit moment verkeersonderzoeken uitgevoerd, gericht op
het in beeld brengen van de verkeerskundige effecten van de beide alternatieven. De verwachting is
dat de situatie bij het Prins Clausplein na realisatie van de A4 Delft-Schiedam (dan wel de verbrede A13
in combinatie met de A13/16) krap zal zijn, maar dat de realisatie van het project geen aanpassing van
het Prins Clausplein noodzakelijk maakt. Dit geldt voor beide varianten. Voorjaar 2009 is de
Trajectnota /MER gereed. Dan is meer in detail duidelijk wat het effect is van de alternatieven op de
verkeersdoorstroming op het Prins Clausplein.
056
Hoe verhoudt de verbreding van de N209 zich tot de aanleg van de nieuwe rijksweg tussen de A13 en
A16 uit het project A13/A16/A20 Rotterdam en tot de variant A13+A13/A16 uit het project A4 Delft-
Schiedam (blz. 155)? Wordt de N209 daarbij een parallelstructuur die integraal onderdeel uitmaakt van
deze nieuwe rijksweg?
056
De verbreding van de N209 kan op een kortere termijn gerealiseerd worden en deze wegcapaciteit
blijft ook na de aanleg van de nieuwe rijksweg noodzakelijk. In het alternatief A13+A13/A16 van het
project A4 Delft-Schiedam blijft de N209 bestaan als een (deels) parallelle verbinding met de
lokale/regionale functie waarvoor deze provinciale weg bedoeld is. In het project A13/A16/A20
worden verschillende varianten vergeleken. Daarbij komt ook de gecombineerde ligging (een bundeling
van beide wegen) aan de orde.
057
Waarom is in de planstudie A13/A16/A20 het uitgangspunt dat de A4 Delft-Schiedam wordt
gerealiseerd? Er is immers toch ook nog de variant A13+A13/A16 (blz. 155)?
057
De planstudie A4 Delft-Schiedam beoogt de bereikbaarheid te verbeteren tussen Den Haag en
Rotterdam door de A13 te ontlasten. Met de realisatie van de A4 Delft-Schiedam ontstaat voor het
verkeer tussen Den Haag en Rotterdam een alternatief voor de A13. De planstudie A13/16 beoogt
met name de fileproblematiek op de A20/ Noordelijke Ring van Rotterdam op te lossen. De verbreding
van de A13 in combinatie met de A13/16, is een alternatief voor de A4 Delft-Schiedam en verbetert de
verbinding tussen Den Haag en Rotterdam. Dit alternatief lost de problematiek op de A20 niet op; de
A13 en de A13/16 krijgen in dat geval door het ontbreken van een de A4 Delft-Schiedam teveel
verkeer te verwerken. Daardoor blijft de verkeersdruk op de A13 ter hoogte van het Kleinpolderplein
bestaan. Voor de oplossing van de problematiek op de A20 is de A4 Delft-Schiedam dus noodzakelijk
en daarom als uitgangspunt gekozen.
058
Zal bij de uitbreiding van de A15 Maasvlakte Vaanplein de A15 ook aangesloten worden op de
N214/ N216?
058
Er is bij dit project géén sprake van extra aansluitingen. Het project A15 Maasvlakte-Vaanplein betreft
voornamelijk het verbreden van delen van de weg en het ombouwen van het eerste deel van de weg
vanaf de kust gezien tot een stadsautosnelweg.
059
Hoe wilt u de verkeersproblemen, die naar verwachting op de A15 zullen ontstaan tijdens de
werkzaamheden, aanpakken om algehele vastloop te voorkomen?
059
Beperking van verkeershinder gedurende de werkzaamheden aan de A15 Maasvlakte-Vaanplein wordt
langs de volgende twee lijnen aangepakt. In de eerste plaats zal beperking van de verkeershinder één
van de criteria zijn waarop de biedingen van de aanbieders zullen worden beoordeeld. In de tweede
plaats is op 9 juli 2008 de Verkeersonderneming officieel van start gegaan. De Verkeersonderneming is
een samenwerkingsverband van verschillende overheden in de regio Rotterdam. Deze is speciaal
opgericht om het fileprobleem op de A15 corridor te verminderen. Dit gebeurt via zowel de
aanbodkant (optimaliseren van de wegcapaciteit mbv verkeersmanagement) als de vraagkant
(maatregelen voor reductie van het gebruik van de A15 corridor in de spits).
060
Wat is de stand van zaken van de OV-maatregelen die onderdeel uitmaken van de Driehoek Utrecht-
Hilversum-Amersfoort? Maken deze deel uit van de planstudies A27/A1 en A28 of moet hiervoor nog
een separate planstudie starten?
060
De regio heeft onlangs een besluit genomen over een pakket aan no-regretmaatregelen ter waarde van
50 mln. voor met name OV-maatregelen in het kader van de pakketstudies Ring en Driehoek. Deze
maatregelen zijn onderdeel van een totaalpakket aan samenhangende maatregelen voor het
hoofdwegennet, onderliggend wegennet, openbaar vervoer, verkeersmanagement, fiets en
mobiliteitsmanagement. Elke maatregel doorloopt zijn eigen pad van procedures en besluitvorming.
Studies naar uitbreiding van wegcapaciteit kunnen alleen worden gestart als ze zijn opgenomen in het
MIRT en als ze de tracewetprocedure volgen. De OV-maatregelen uit de driehoek volgen niet de
procedure van de planstudie.
061
Maakt knooppunt Hoevelaken deel uit van de planstudies voor de Driehoek Utrecht-Hilversum-
Amersfoort en wanneer kan de Kamer duidelijkheid verwachten over de aanpak van dit knooppunt?
061
Er worden momenteel afspraken gemaakt over de start van de planstudie Hoevelaken. Het voornemen
is om de startnotitie Hoevelaken voor het einde van dit jaar uit te brengen.
062
Wordt de aanvullende waarde van de Eemlus, die het knooppunt Hoevelaken zou kunnen ontlasten, in
de planstudies voor de Driehoek Utrecht-Hilversum-Amersfoort meegenomen?
062
Ja. Ik kan hierbij aangeven dat ook de door VNO/NCW voorgestelde Eemboog een plaats krijgt in de
startnotitie als een te onderzoeken variant.
063
Wat zijn de toekomstige plannen met de N11, waarvan MKB Nederland heeft aangegeven dat die
verbeterd moet worden?
063
MKB Nederland heeft zich in algemene zin uitgelaten over de verbreding en de besluitvorming van de
N-wegen van het onderliggend wegennet. Over de Rijksweg N11 hebben mij naar mij beste weten
geen specifieke verbetervoorstellen van de zijde van deze organisatie bereikt.
064
Waaruit volgt de bepaling dat in de pakketstudie voor de Ring Utrecht maximaal 1,2 miljard aan
investeringen in het hoofdwegennet gedaan mag worden en maximaal 235 miljoen in het
onderliggende wegennet?
064
Deze afspraken komen voort uit de bestuursovereenkomst Bereikbaarheid Regio Utrecht, die door rijk
en regio is ondertekend op 13 november 2006. Op basis van de resultaten van de MIT-
Verkenning/Netwerkanalyse Regio Utrecht, die hebben geleid tot een afbakening aan kansrijke
maatregelen, zijn destijds concrete afspraken vastgelegd over de reikwijdte, verdeling van
verantwoordelijkheden en financiering en fasering van de pakketstudies (waaronder de Ring).
065
Hoe groot is het budget voor het OV-pakket binnen het project Ring Utrecht?
065
In de Bestuursovereenkomst Bereikbaarheid Regio Utrecht uit november 2006 is vastgelegd dat de
financiële investering in kansrijke maatregelen, op basis van de netwerkanalyse/verkenning Utrecht), in
het OV maximaal 100 mln zal bedragen, voor zowel de pakketstudie Ring Utrecht als de Driehoek.
Daarnaast is er in de gehele regio Utrecht sprake van meerdere planstudies en programma`s waarbij
OV-maatregelen worden onderzocht, zoals bijvoorbeeld de planstudies in het kader van het
Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS), VleuGel/Randstadspoor en NSP Utrecht. Ik verwijs u
voor deze specifieke projecten naar het MIRT.
066
Kunt u de budgetverhoging van 32 miljoen toelichten (van 1.293 miljoen in MIRT 2008 naar
1.325 miljoen in MIRT 2009)?
066
De verhoging met 32 mln bestaat uit een drietal posten
· een toegevoegde bijdrage van de gemeente Utrecht ad 22 mln. voor de aanleg Zuidelijke
Stadsweg en Taatseviaduct over de A2 bij Hooggelegen
· prijs- en looncompensatie ad 15 mln
· taakstelling coalitieakkoord ad - 5 m
067
Wanneer verwacht u het onderzoek in het kader van de herstart van de tracéwetprocedure voor het
Project Amsterdam Zuidas af te ronden?
067
Ik verwacht bij het Kabinetsbesluit over het project Zuidas tevens inzicht te kunnen bieden in de
vervolgstappen van de Tracéwetprocedure voor het project Amsterdam Zuidas, mede rekening
houdend met de procedurele uitwerking van het Kabinetsbesluit over OV-SAAL van 20 maart 2008.
Over het vervolg van het besluitvormingstraject over het project Zuidas wordt u door de minister van
VROM nader geïnformeerd naar aanleiding van uw schriftelijke vraag aan de minister van VROM van
15 oktober 2008 (08-VROM-B-055).
068
Welke korte termijn-maatregelen binnen OV-SAAL zijn pas gerealiseerd in 2014 i.p.v. 2012, betekent
dat een vertraging ten opzichte van het vorige MIRT en hoe verhoudt de realisatie van die maatregelen
in 2014 zich tot de opening van de Hanzelijn in 2012?
068
In het MIRT 2008 is uitgegaan van oplevering van een `no regret' pakket in 2012. Besluitvorming over
OV SAAL moest toen nog plaatsvinden en het maatregelenpakket voor de korte termijn moest nog
worden vastgesteld. Nadat aanvullend onderzoek was uitgevoerd naar nut en noodzaak van
spooruitbreiding in Almere, kon besluitvorming over het korte termijn pakket volgen. Het Kabinet heeft
de Tweede Kamer hierover op 20 maart 2008 per brief (kamerstuk 2007-2008, 31089 nr. 14)
geïnformeerd. Daarin staat tevens dat de realisatie van de korte termijn maatregelen van OV SAAL
gericht is op 2013. En dat gelet op de benodigde doorlooptijden voor onder meer de planologische
procedures enkele onderdelen naar verwachting in 2014 gereed zullen zijn. Het MIRT 2009 voorziet
daarom dat de maatregelen in 2013 en 2014 opgeleverd zullen worden. Oplevering in 2014 zal
conform de huidige inzichten hoogstwaarschijnlijk gelden voor de aanpassing van de aansluiting bij
Riekerpolder, waar een dubbele vorkaansluiting wordt gerealiseerd en in samenhang daarmee mogelijk
ook aanpassingen aan de A10 noodzakelijk zijn. Dit heeft geen invloed op de opening van de Hanzelijn
eind 2012.
069
Welke ov-maatregelen zullen betaald worden uit het deel van het budget voor spoorse maatregelen
dat, afhankelijk van het principebesluit over lange termijn maatregelen, voor ov-maatregelen ingezet
zal worden?
069
Het besluit over de spoormaatregelen, die op middellange termijn (de periode tot 2020) uitgevoerd
moeten worden neemt het kabinet in het najaar van 2009. In datzelfde najaar worden in samenhang
daarmee tevens besluiten genomen over de oplossingsrichtingen voor de lange termijn, waaronder een
principebesluit over een eventuele IJmeerverbinding. Ik kan op dit moment nog geen uitspraken doen
over welke maatregelen dat zijn, aangezien het onderzoek daarnaar nog in volle gang is.
070
In welke mate spelen problemen bij de financiering een rol in de onderhandelingen rond het masterplan
Fietsenstalling Amsterdam CS?
070
Het Masterplan en de Fietsenstalling zijn twee afzonderlijke projecten. ProRail voert in opdracht van het
rijk een planstudie uit naar de fietsenstalling (zie ook de vragen 71-73). De gemeente Amsterdam, NS
en ProRail hebben een Masterplan voor Amsterdam Centraal opgesteld. Voor Amsterdam geldt dat er
een maximum budget vastgesteld is, waarbinnen de oplossing tot oplevering van de stallingplaatsen
gevonden moet worden.
071
Wanneer komt er duidelijkheid over de locatie van de nieuwe fietsenstalling bij Amsterdam CS en
hoeveel extra kosten levert de vertraging op die door de onduidelijkheid daarover is opgelopen?
071
Tijdens een bestuurlijk overleg is de gemeente Amsterdam op 8 september jl. vooralsnog niet akkoord
gegaan met de door ProRail voorgestelde voorkeursvariant voor 7000 plaatsen onder het Open
Havenfront. Er volgt nu eerst een studie, waarin ook andere opties worden onderzocht, die binnen een
half jaar resultaat moeten opleveren. Het gereserveerde bedrag in het MIRT voor het genoemde project
blijft als taakstellend budget gehandhaafd.
072
Hoeveel fietsenstallingen zouden er op Amsterdam CS beschikbaar zijn na realisatie van de 7000
plaatsen onder het wateroppervlak van het Westelijk Openhavenfront, zou er dan nog een tekort zijn
en zo ja, hoe groot?
072
Er zullen dan in totaal 10.000 plaatsen beschikbaar zijn (inclusief locatie Noord Westzijde en
Postzakkengebouw). Volgens een recente actualisatie van de prognose door Prorail is dit ongeveer
gelijk aan de behoefte aan stallingplaatsen op Amsterdam Centraal.
073
Hoe verhoudt het aantal fietsenstallingen per 1000 reizigers op Amsterdam CS zich tot het aantal
stallingen per 1000 reizigers op de 20 grootste stations van Nederland?
073
De behoefte aan stallingplaatsen is van veel factoren afhankelijk en voor elk station verschillend.
Zo hangt dit onder andere af van het aantal in- en uitstappers, de beschikbaarheid van lokaal openbaar
vervoer, het aantal inwoners en arbeidsplaatsen in de directe omgeving van het station en fysieke
belemmeringen. De fiets als voor- en na transportmiddel heeft op Amsterdam Centraal ten opzichte
van andere grote stations in Nederland een minder groot aandeel. Het is niet goed mogelijk om een
algemene uitspraak te doen over het aantal benodigde stallingplaatsen per 1000 in- en uitstappers. Uit
ProRail cijfers van het programma "Ruimte voor de fiets" blijkt dat de verschillen tussen stations wat
deze verhouding betreft groot zijn. Per 1000 in- en uitstappers varieert het aantal stallingplaatsen op
grote stations tussen de 60 en meer dan 200. Zoals aangegeven ligt de verhouding op Amsterdam CS
aan de onderkant van deze bandbreedte.
074
Wat zijn indicatief de additionele kosten van extra perrons die in het Programma Hoogfrequent
Spoorvervoer worden `voorkomen' op station Utrecht Centraal (blz. 14 Programma Hoogfrequent
Spoorvervoer, bijlage bij 29 984, nr. 148), in hoeverre zouden deze perrons wel nodig zijn als de
spoorlijn Breda-Utrecht wordt gebouwd en wordt de ruimtelijke reservering van deze perrons
gehandhaafd?
074
De rapportage van ProRail/NS/BRG, die als bijlage bij de voortgangsrapportage Kabinetsambities spoor
aan de Kamer is gezonden (kamerstuk 2007-2008, 29984 nr. 148) d.d. 4 september 2008 geeft een
indicatie van de mogelijke uitbreidingen in en rond Utrecht. ProRail heeft gezocht naar de meest
effectieve maatregelen om het treinverkeer in de diverse PHS varianten te kunnen verwerken. Dit heeft
geleid tot een maatregel in de vorm van een aanpassing van het emplacement Utrecht en extra sporen
ten zuiden van Utrecht. Daarbij is geen rekening gehouden met extra treinen van en naar Utrecht in
geval van een mogelijke nieuwe spoorlijn Breda-Utrecht. Waar welke additionele uitbreidingen voor
PHS precies nodig zijn en welke maatregelen op het gebied van transfer, geluid, overwegen en
emplacementen daar bij horen, zal blijken uit de planstudies en de daarin te bestuderen varianten voor
personenvervoer en goederenvervoer. De te nemen maatregelen zullen voor de zomer 2010 aan de
Kamer worden voorgelegd .Naar de mogelijke spoorlijn Utrecht Breda vindt op dit moment een audit
plaats door KIM naar de vervoergegevens ProRail is bezig met een toets op de kostenraming.
Zoals toegezegd in de beantwoording op de kamervragen (kamerstuk nr. 2171, 2007-2008 d.d. 3 april
2008) streef ik er naar de Tweede Kamer voor de MIRT-behandeling op 14 december 2008 de
resultaten te presenteren.
075
Wat zijn indicatief de meerkosten om tussen Utrecht CS en Utrecht Lunetten meteen 8 i.p.v. 6 sporen
te realiseren (conform Programma Hoogfrequent Spoorvervoer) zodat zowel richting Arnhem als
richting Den Bosch 4 sporen beschikbaar komen en wat zouden de kosten zijn als dit later alsnog wordt
gedaan?
075
Zoals bekend is er in het MIRT uitbreiding voorzien van de sporen ten zuiden van Utrecht (VleuGel).
Dit project legt een belangrijke basis voor PHS en zal de komende jaren worden uitgevoerd.
Voortvarende uitvoering is zowel voor het hoofdrailnet als voor de regionale ambities op deze
verbinding in het kader van Randstadspoor van allerhoogste prioriteit. Waar welke additionele
uitbreidingen voor PHS precies nodig zijn en welke maatregelen op het gebied van transfer, geluid,
overwegen en emplacementen daar bij horen, zal blijken uit de planstudies en de daarin te bestuderen
varianten voor personenvervoer en goederenvervoer. De rapportage van ProRail/NS/BRG, die als
bijlage bij de voortgangsrapportage Kabinetsambities spoor aan de Kamer is gezonden
(kamerstuk 2007-2008, 29984 nr. 148) d.d. 4 september 2008, geeft een indicatie van de mogelijke
uitbreidingen in en rond Utrecht. Ik kan derhalve op dit moment nog niets zeggen over specifieke
projecten en/of kosten, aangezien dat zal worden bepaald aan de hand van de resultaten van de
genoemde planstudies.
076
Wat zijn indicatief de meerkosten als de vier sporen op traject Utrecht-Geldermalsen tussen Lek en
Waal worden gerealiseerd inclusief bruggen en wat zou dit betekenen voor de capaciteit en de
robuustheid van het spoor?
076
Waar welke additionele uitbreidingen voor PHS precies nodig zijn en welke maatregelen op het gebied
van transfer, geluid, overwegen en emplacementen daar bij horen, zal blijken uit de planstudies en de
daarin te bestuderen varianten voor personenvervoer en goederenvervoer. De rapportage van
ProRail/NS/BRG, die als bijlage bij de voortgangsrapportage Kabinetsambities spoor aan de Kamer is
gezonden (kamerstuk 2007-2008, 29984 nr. 148) d.d. 4 september 2008, geeft een indicatie van de
mogelijke uitbreidingen in en rond Utrecht. Ik kan derhalve op dit moment nog niets zeggen over
specifieke projecten en/of kosten, aangezien dat zal worden bepaald aan de hand van de resultaten
van de genoemde planstudies. De in het kader van PHS uiteindelijk te treffen maatregelen op deze
corridor zullen de capaciteit op deze corridor vergroten om het extra treinverkeer te kunnen afwikkelen,
en zullen daarmee bijdragen aan een robuuster netwerk. De te nemen maatregelen zullen vóór de
zomer 2010 aan de Kamer worden voorgelegd.
077
Hoe wordt de N201 bij Schiphol gewijzigd, hoe verhouden zich de verschillende mogelijke tracékeuzes
tot elkaar qua kosten en doorstroming en in hoeverre is de ruimtelijke reservering van de tweede
Kaagbaan hierop van toepassing?
077
Op het kaartbeeld van de beschrijving van dit project staat aangegeven hoe de N201, die nu vanaf
Hoofddorp door de kernen van Aalsmeer en Uithoorn loopt, zal worden omgelegd. Deze omlegging
volgt de voorkeursvariant van de regio op basis waarvan ik vorig jaar een financiële bijdrage voor dit
project heb gegeven. Inmiddels is de provincie Noord-Holland als uitvoerder van dit project met
deelnemende partijen in gesprek om ter hoogte van Schiphol-Rijk mogelijk een ander tracé te volgen.
Formeel heeft zich nog geen sccopewijziging voorgedaan.
078
Onder welke voorwaarden is de rijksbijdrage aan de Noord-Zuidlijn gegeven? Wat zouden de gevolgen
zijn van wijzigingen in de scope van het project of ernstige vertragingen?
078
Op basis van het subsidieverzoek van de stadsregio Amsterdam is in 1999 een lumpsum beschikking
afgegeven voor de rijksbijdrage in de aanlegkosten van de Noord-Zuidlijn. In deze beschikking was een
bijdrage van 10% ( 85 miljoen) opgenomen voor de afkoop van het rijksdeel voor alle risico's.
De verantwoordelijkheid voor alle uitvoeringsrisico's ligt daarmee bij de stadsregio. De stadsregio heeft
vervolgens de uitvoering, inclusief alle risico's, overgedragen aan de gemeente Amsterdam.
079
Komt er een apart MIRT-traject voor de capaciteitsvergroting van de Havenspoorlijn zoals voorgesteld
in het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer?
079
Ja, zoals vermeld op pagina 142 van het MIRT-2009 heb ik een verkenning opgestart naar de
Spooraansluitingen van de Tweede Maasvlakte. Hierover zal aparte besluitvorming plaatsvinden.
080
Op welke deel van de N50 zullen de vrijvallende middelen uit het amendement van Hijum/Hofstra
worden ingezet?
080
Op basis van de Préverkenning N50 zal ik met de regio overleggen voor welk deel ik dit geld voorlopig
zal reserveren.
081
Hoe wilt u het gebrek aan capaciteit bij VenW om projecten te leiden die moeten leiden tot verbetering
van het logistieke netwerk (zie de vertraging bij bijvoorbeeld de verbreding van het Julianakanaal, de
vaarweg IJsselmeer-Meppel en de overnachtingshavens op de Waal) gaan aanpakken?
081
Bij een aantal projecten spelen niet of niet alleen capaciteitsproblemen, maar ook juridische procedures
en (natuur)regelgeving. Voor wat betreft de capaciteitsproblemen binnen V&W geldt, dat binnen de
totale beschikbare (personele) V&W capaciteit een zo optimaal mogelijke toedeling plaats vindt naar
projecten, ook op boven-regionaal niveau. Daar waar mogelijk en zinvol vindt, binnen de afgesproken
budgettaire kaders, inhuur of uitbesteding plaats en worden marktpartijen vroegtijdig in de
planvorming betrokken. Kanttekening hierbij is ook dat de gespecialiseerde marktpartijen last hebben
van schaarste en capaciteitsproblemen. Dit alles laat onverlet dat het aantal projecten thans dermate
groot is dat een prioritering en fasering van projecten onvermijdelijk is.
082
Waarom is de vertraging ten opzichte van het MIRT 2008 van het project Vaarweg IJsselmeer - Meppel
zo groot (projectbesluit 2 jaar later) en welke acties zijn ondernomen om de genoemde
capaciteitsproblemen bij VenW te verhelpen?
082
zie antwoord op vraag 81
083
Welke oplossingen zullen er worden onderzocht bij de A58 en wordt dit project ook conform het advies
van de Commissie Elverding aangepakt?
083
In de verkenning A58 Eindhoven - Zeeland wordt een sobere verbreding onderzocht. Voor 4
uitwerkingsgebieden (Bergen op Zoom, Roosendaal, Tilburg en NW Eindhoven) zal ook worden
onderzocht of andere oplossingen dan verbreding, in samenhang met de ruimtelijke ontwikkelingen,
beter zijn. Te denken valt aan bypasses, parallelwegen voor regionaal verkeer, en dergelijke. De
regionale inbreng speelt hier een grote rol. De verkenning moet medio 2009 conform de principes van
Elverding eindigen in een uitvoerbare oplossing met een breed bestuurlijk draagvlak.
084
Wanneer kan de Kamer de resultaten van de verkenning Zuidoostvleugel BrabantStad verwachten?
084
De verkenning Zuidoostvleugel BrabantStad is nog niet geheel afgerond. In het bestuurlijke MIRT-
overleg op 30 oktober is over deze verkenning geconcludeerd dat Rijk en regio aan drie onderwerpen
prioriteit willen geven:
- de bereikbaarheidsproblemen aan de oostkant van Eindhoven, in de vorm van verdere studie naar
de `T'(N279 en oostwestverbinding);
- een samenhangende ruimtelijke aanpak van het Middengebied, waarin bescherming en uitbreiding
van de groene en blauwe infrastructuur prioriteit krijgt;
- een samenhangende ruimtelijke aanpak van de A2 Ontwikkelingszone, de stedelijke rasters en de
verstedelijkingsopgaven.
Tevens is geconcludeerd dat een verdere uitwerking en optimalisatie van de verkenning nodig is, om te
komen tot een voorkeursalternatief dat kan rekenen op een breed bestuurlijk draagvlak.
085
Wat is de reden dat voor de periode 2016-2018 mogelijk opnieuw een definitieve oplossing voor de A2
Maasbracht Geleen moet worden afgewogen?
085
In het bestuurlijk overleg MIRT in mei 2008 is afgesproken om de A2 Maasbracht-Geleen uit te voeren
met spitsstroken in twee richtingen. De wijze waarop de spitsstrook naar het noorden procedureel
wordt meegenomen, wordt binnenkort bepaald. Deze oplossing biedt sneller, langer en meer soelaas
voor het verkeersprobleem op de A2. Waarschijnlijk is een definitieve oplossing pas nodig in de periode
2016-2018; de versnellingsprijs voor dit project kan vervallen. `De aanvullende afspraken over de
spitsstroken bieden vanwege de extra capaciteit gedurende een langere periode een oplossing voor de
toenemende verkeersdruk. Naar verwachting is op zijn vroegst in 2016-2018 aanvullende capaciteit
nodig. Daarmee is de referentiesituatie en dus ook de afweging over een definitieve oplossing
gewijzigd. Door de ontwikkelingen van het verkeer te volgen wordt beoordeeld wanneer aanvullende
maatregelen in de vorm van een definitieve oplossing nodig zijn.`
086
Waarom is er nog geen budget bepaald voor de aanpassing van de A2 Maasbracht - Geleen?
086
De variatie in alternatieven die in onderzoek zijn, is dermate groot dat nog geen taakstellend budget
kan worden vastgesteld. Op basis van het te kiezen alternatief zal het bijbehorend taakstellend budget
vastgesteld worden.
087
Kunt u al met zekerheid zeggen dat het project A73 binnen het budget wordt afgerond (en de
genoemde meevaller van 100 miljoen dus voor het project A2 Maasbracht - Geleen kan worden
besteed)?
087
Duidelijk is dat er budgetspanning is ontstaan, onder meer door de tijdelijke openstelling zijn
maatregelen (bv extra verkeersbegeleiding, tijdelijke installaties) genomen welke leiden tot meerkosten
en daarmee tot spanning op het budget. Een definitief beeld is pas na de definitieve openstelling op te
maken. In de loop van volgend jaar zal ik de eindrekening op laten maken en bezien of dit
consequenties heeft voor het MIRT.
088
Welke ontwikkelingen zijn er voor de A2 Passage Maastricht sinds 5-4-2007 en het vorige MIRT?
088
Per brief is u gemeld (kamerstuk 2005-2006, 30642 nr.2) dat marktpartijen voor de A2 Maastricht een
integraal plan voor de stad en de A2 zullen ontwikkelen. Ik heb daarbij het proces voor het
vervolgtraject geschetst. Het vertrouwelijke aanbestedingstraject, waarin de marktpartijen integrale
plannen ontwikkelen, verloopt conform de toen aangegeven planning en procesafspraken. Het project
A2 Maastricht bevindt zich in de aanbestedingsfase. De 3 geselecteerde marktpartijen ontwikkelen een
plan en doen een bieding, op basis van onder andere een projectscope en een vastgesteld
contractbudget. De drie marktpartijen leggen op dit moment de laatste hand aan hun plannen. Van 15
november 2008 tot 16 januari 2009 krijgen deze marktpartijen de gelegenheid de bestuurders en
burgers van Maastricht en omgeving te consulteren over deze plannen. De reacties kunnen de
marktpartijen benutten om hun plannen verder te optimaliseren. Voorjaar 2009 zal de bieding door de
marktpartijen plaats vinden, waarna in juli 2009 een onafhankelijke gunningsadviescommissie zal
adviseren over het winnende plan. Dit plan zal vervolgens in het kader van de tracéwetprocedure
uitgewerkt worden tot een (Ontwerp)TracéBesluit 1e helft 2010.
089
Op welke termijn verwacht u duidelijkheid te geven over het budget voor de aanpassing van de A27
Utrecht (Lunetten) Hooipolder en welke fondsen stelt u daarvoor beschikbaar?
089
Voordat het OTB/MER in 2009 ter inzage zal worden gelegd, zal er duidelijkheid zijn over de hoogte
van het budget voor de A27 Lunetten-Hooipolder en de dekking.
090
Wat is de stand van zaken van de audit op de studie naar de spoorlijn Breda-Utrecht?
090
Op dit moment vindt er een audit door het KIM naar de vervoergegevens plaats. Prorail is bezig met
een toets op de kostenraming. Zoals toegezegd in de beantwoording op de kamervragen d.d. 3 april
2008 streef ik er naar de Tweede Kamer voor de MIRT-behandeling op 15 december 2008 de
resultaten te presenteren.
091
Kunt u garanderen dat de schakeling van de aanpassing van de A27 met de aanleg van de spoorlijn
niet tot vertraging van de uitbreiding van de wegcapaciteit zal leiden?
091
In antwoord op vraag 90 heb ik reeds aangegeven een tweetal audits te laten doen naar de spoorlijn
Breda-Utrecht. Een belangrijk criterium bij de beoordeling van deze audits en eventuele
vervolgkeuzes/stappen is dat, gezien de huidige grote filedruk en de hoge maatschappelijke kosten, ik
niet bereid ben de omvang van de capaciteitsuitbreiding op de A27 aan te passen. Ik wil geen
vertraging in de lopende tracéprocedure inbouwen en deze onverkort voortzetten.
092
Kunt u nog steeds garanderen dat de A74 in 2012 (voor de Floriade) wordt opgeleverd?
092
Het kabinet zet alles op alles om de A74 uiterlijk april 2012 te openen. Door de ontwikkelingen rondom
het luchtonderzoek van de A74 is het niet meer haalbaar om in het 1e kwartaal 2009 een OTB te
publiceren. De langere doorlooptijd van het luchtonderzoek legt druk op de totaalplanning en daarmee
ook de openstelling van de A74. Ik doe echter wat binnen mijn mogelijkheden ligt om snel een
kwalitatief goed OTB te publiceren en opening van de A74 in het 1e kwartaal van 2012 te
bewerkstelligen. Hiertoe neem ik verschillende versnellingsmaatregelen. Het wetsvoorstel versnelling
besluitvorming wegprojecten (kamerstukken II 2008-2009, 31721, nr.2) is daar onderdeel van.
093
Wat zijn de plannen voor aansluiting van de A74 op de A61?
093
Duitsland zal de bouw van het aansluitende weggedeelte op de BAB61 starten, zodra er een
onherroepelijk ruimtelijk besluit voor de A74 is. In overleg met mijn Duitse collega stem ik de
bouwplanningen af.
094
Hoe gaat u de vertraging van de aanpassing van de N61 aanpakken en hoe staat het nu met de
dekking van de kosten van deze aanpassing?
094
Het OTB zal aan het begin van de zomer 2009 gereed zijn. Het OTB zal geen aanpassingen van de
scope bevatten, zoals beschreven in het standpunt. Er zijn derhalve ook geen kostenstijgingen als
gevolg van een scopewijziging.
095
Wilt u het Veerse deel van de N57 financieren met geld dat ter beschikking komt uit de FES-gelden,
zoals bedoeld in de motie Van Geel (31 700, nr. 10)?
095
Met de motie Van Geel is 15 mln. voor het Veerse deel van de N57 beschikbaar. De provincie
Zeeland is bereid gevonden om de resterende gelden in te brengen. Daarmee is de financiering rond en
kan de aanbesteding van de aanleg worden gestart.
096
Wat is de laatste stand van zaken van de uitvoering van de motie De Krom inzake de N23
(31200 A 53)?
096
Op 22 april 2008 heeft de provincie Noord-Holland mij de MIRT-aanvraag N23 toegezonden met
verzoek dit project op te nemen in de planstudietabel van het MIRT en hiervoor een rijksbijdrage van
275 miljoen te reserveren. Ik heb de MIRT-aanvraag inmiddels inhoudelijk beoordeeld. Tijdens het
bestuurlijk overleg MIRT met de Noordvleugelpartijen op 28 oktober 2008 heb ik afgesproken de
resultaten van de beoordeling eerst te bespreken met de gedeputeerden Mooij en Dijksma van
respectievelijk Noord-Holland en Flevoland, voordat ik formeel schriftelijk zal reageren.
097
Wat is de laatste stand van zaken betreffende de IJzeren Rijn?
097
Daarvoor verwijs ik u naar mijn recente brief aan de Tweede Kamer van 29 september 2008 (kamerstuk
2008-2009, 27737 nr. 30), die de actuele stand van zaken weergeeft.
098
Is er al duidelijkheid over wat het beste alternatief is in het project Eindhoven (BOSE)?
098
Ik heb de regio Zuidoost-Brabant toegezegd dat de BOSE-gelden beschikbaaar blijven voor de regio.
Tijdens het MIRT-overleg op 30 oktober 2008 is afgesproken dat de verkenning Zuidoost-Brabant
verder zal worden uitgewerkt en geoptimaliseerd. Op basis hiervan kan worden bepaald wat het beste
alternatief is voor BOSE, en in hoeverre hiervoor eventueel aanvullende middelen benodigd zijn.
099
Welke aanvullende fondsen stelt u beschikbaar voor het beste alternatief in het project Eindhoven
(BOSE)?
099
Ik heb de regio Zuidoost-Brabant toegezegd dat de BOSE-gelden beschikbaaar blijven voor de regio.
Tijdens het MIRT-overleg op 30 oktober 2008 is afgesproken dat de verkenning Zuidoost-Brabant
verder zal worden uitgewerkt en geoptimaliseerd. Op basis hiervan kan worden bepaald wat het beste
alternatief is voor BOSE, en in hoeverre hiervoor eventueel aanvullende middelen benodigd zijn.
100
Waarom wordt bij de aanpassing van de Zuid-Willemsvaart geen PPS niet toegepast?
100
De private publieke comparator (meerwaardetoets pps) heeft uitgewezen dat een pps contract geen
financiële meerwaarde biedt. Dit hangt samen met het feit dat de onderhoudskosten niet zo hoog zijn.
101
Wat is additioneel nodig om de Maasroute te laten voldoen aan de functionele eisen en wordt hierin in
het MIRT voorzien?
101
De hiervoor benodigde maatregelen zijn opgenomen in het MIRT-project "Maasroute, modernisering
fase 2". Doelstelling is om de rivier de Maas van Weurt tot Ternaaien geschikt te maken voor
Klasse-Vb schepen en van Weurt tot Born geschikt te maken voor 4-laagscontainervaart.
102
Welke plannen zijn er om de algehele achterstand in het baggeronderhoud van de Maas aan te
pakken, naast de huidige plannen die alleen de meest urgente nautische problemen met de vaardiepte
oplossen?
102
In de begroting 2009 (IF,art.15 Hoofdvaarwegennet) is een programma van onderhoudsactiviteiten
voor het inlopen van het achterstallig onderhoud aan de vaarwegen in 2016 opgenomen. De
werkzaamheden ten behoeve van het inlopen van de overige achterstanden in het baggeronderhoud
van de Maas zijn hier onderdeel van. Deze zullen al in 2009 starten en in ieder geval in 2016 volledig
afgerond zijn.
103
Wat is de laatste stand van zaken over de motie Roefs c.s. met verzoek om de planstudie A1 tussen
knooppunt Beekbergen en Deventer te hervatten, daarbij ook het deel van de A1 tussen Deventer tot
en met knooppunt Azeloo te betrekken en het MIRT hierop aan te passen (31200XII-47)?
103
Tijdens het bestuurlijk overleg met Oost Nederland van 30 oktober 2008 is gesproken over de uit te
voeren benuttingsmaatregelen. Tevens is, op basis van een gezamenlijke probleemanalyse (TNO)
gesproken over het gemeenschappelijk probleembesef en de daaruit te trekken consequenties voor het
verdere planproces. Over de resultaten van dit overleg zal de Kamer medio november worden
geïnformeerd.
104
Bent u bereid aanvullende middelen beschikbaar te stellen voor de verbetering van de N35, waarvoor
een tekort is van 16 miljoen?
104
Tijdens het bestuurlijk overleg van 30 oktober 2008 met Oost-Nederland heb ik hier nadere afspraken
over gemaakt. Over de resultaten van dit bestuurlijk overleg zal de Kamer medio november worden
geïnformeerd.
105
Wanneer wordt duidelijk voor welk alternatief uit de startnotitie voor de A15 (mei 2008) gekozen zal
worden?
105
De startnotitie is in mei tervisie gelegd. Na het uitbrengen van de richtlijnen in 2008 zal de trajectnota
worden opgesteld. Daarna is een keuze van het alternatief aan de orde. Dat is bij de
standpuntbepaling.
106
Waarom wordt er niet voor gekozen de N18 Varsseveld - Enschede de status van een
gebiedsontsluitingsweg te laten behouden en hoe verhouden de berichten dat u deze weg wil
opwaarderen van een 100 km-weg zich tot de kabinetsdoelstellingen rond het terugdringen van het
aantal verkeersdoden?
106
De trajectnota N18 Varsseveld Enschede heeft recent ter visie gelegen. In de nota worden oplossingen
onderzocht om de veiligheid en de leefbaarheid op en rond de N18 te verbeteren. Tot deze oplossingen
behoren naast 80 km/u - ook 100 km/u alternatieven, die een duurzaam veilige inrichting kennen. De
verkeersveiligheid van de N18 zal met deze alternatieven ruimschoots voldoen aan de veiligheidseisen.
In de MobiliteitsAanpak wordt voor de N18 een hogere ambitie voor na 2020 aangegeven zodat de
N18 optimaal kan gaan functioneren als onderdeel van een robuust netwerk en als schakel tussen de
economische centra Arnhem Nijmegen. De ambitie van de MobiliteitsAanpak houdt in dat de
maximumsnelheid waar mogelijk omhoog kan naar 100 km/u met bijpassen veiligheidsniveau. Bij de
keuze van het alternatief (standpuntbepaling zal ik met bovengenoemde aspecten rekening houden.
107
Welke scopewijzigingen voor de N18 hebben geleid tot een ophoging van het budget van
172 miljoen ( 55 miljoen rijk, 117 miljoen regio) naar 296 miljoen ( 164 miljoen rijk en
132 miljoen regio)?
107
In 2005 heeft mijn voorganger bij aanvang van de planstudie 73 mln extra toegezegd (bovenop de
reeds eerder toegezegde 50 mln) om een toekomstvaste en duurzame oplossing van de N18 mogelijk
te maken. De totale rijksbijdrage kwam daarmee op 123 mln. In 2007 heeft de motie Van Hijum
geleid tot een extra bijdrage van 16 mln voor met name de aansluiting van de N18 op de A35.
Samen met een deel van de BLD bijdrage en indexering kwam daarmee het rijksbudget op 146 mln.
In 2008 is geconstateerd dat de voorkeur bestaat om eerst het gedeelte Groenlo-Enschede aan te
pakken als een 2x1 autoweg met op het gedeelte Varsseveld-Groenlo verkeersveiligheidmaatregelen.
In totaal was hiervoor 33 mln extra nodig. De regio heeft 15 en het Rijk heeft 18 mln extra
toegezegd waardoor de rijksbijdrage 164 mln is geworden en de regionale bijdrage 132 mln (totaal
296 mln).
108
Wat is de huidige stand van zaken over de in mei 2008 voor het derde kwartaal van 2008 toegezegde
trajectnota ter visie over de N18 en de extra financiële toezeggingen?
108
De trajectnota is op 12 september 2008 ter visie gelegd. De extra financiële toezeggingen zijn
inmiddels gedekt, 15 mln door de betrokken regionale partijen en 18 mln door het Rijk, Motie van
Geel.
109
Vindt u het wenselijk om van de N35 een autosnelweg te maken en waarom wel of niet?
109
Ik vind het op dit moment niet wenselijk om van de N35 een autosnelweg te maken, omdat dit niet
nodig is gezien de problematiek en ook niet op basis van mijn ambitie in de Mobilteitsaanpak. Ik
constateer wel een probleem conform de Nota Mobiliteit (zowel een bereikbaarheids- als een
verkeersveiligheidsprobleem) en wil daarom in het bestuurlijk overleg tot afspraken komen om een
planstudie voor het deel Zwolle Wijthmen te starten. Conform de Mobiliteitsaanpak streef ik wel een
hogere ambitie voor de hele N35 na voor de periode na 2020: waar mogelijk wil ik de N35 zo inrichten
dat de maximumsnelheid omhoog kan naar 100 km/u met bijpassend veiligheidsniveau. Waar mogelijk
zal ik bij de aanleg van fysieke werken hiermee al rekening houden.
110
Wat er bedoeld met de opmerking dat de gemeente Nijmegen de aanbesteding van de 2e stadsbrug
middels een concurrentiegerichte dialoog gaat uitvoeren?
110
Een concurrentiegerichte dialoog is een van de manieren om tot een openbare aanbesteding te komen.
De gemeente gaat dus uit van een openbare aanbesteding en doet dat, net als Rijkswaterstaat ook
vaker doet bij kunstwerken, volgens de concurrentiegerichte dialoog. De belangrijkste overweging
hierbij is dat op die manier maximaal gebruik kan worden gemaakt van de creatieve en technische
inbreng van de marktpartijen.
111
Waarom is de vertraging ten opzichte van het MIRT 2008 van het project Bovenloop IJssel zo groot
(projectbesluit 2 tot 3 jaar later) en welke acties zijn ondernomen om de genoemde
capaciteitsproblemen bij VenW te verhelpen?
111
Het grootste knelpunt voor het scheepvaartverkeer op de Boven-IJssel wordt gevormd door de huidige
dieptebeperking voor schepen. Dit diepteknelpunt wordt in 2010 opgelost met de zogenoemde
onderhoudsimpuls. Gelet op de personele capaciteitsproblemen is er in een totaalafweging voor
gekozen prioriteit te geven aan verdieping, omdat hiermee de belangrijkste belemmering voor de
vaarweggebruiker wordt opgelost. Verruiming van de vaargeul in de bochten is iets minder urgent en
krijgt daardoor een iets lagere prioriteit.
Hoewel het projectbesluit naar verwachting 2 tot 3 jaar later zal worden genomen, is de inzet om de
verbreding een jaar na de oorspronkelijke planning op te leveren.
112
Waarom is de vertraging ten opzichte van het MIRT 2008 van het project Toekomstvisie Waal zo groot
(oplevering 3 jaar later) en welke acties zijn ondernomen om de genoemde capaciteitsproblemen bij
VenW te verhelpen?
112
Het project Toekomstvisie Waal bestaat uit een aantal deelprojecten waaronder de voorgenomen
verbetering en aanleg van enkele overnachtingshavens. De planning van het project Toekomstvisie
Waal staat onder druk door zowel juridische procedures en (natuur)regelgeving als door
capaciteitsproblemen bij VenW en marktpartijen. Voor wat betreft de gehanteerde werkwijze en
aanpak ten aanzien van de capaciteitsproblemen wordt verwezen naar het antwoord op vraag 81.
113
Waarom moet er nu nog aanvullend onderzoek gedaan worden naar en afspraken gemaakt worden
over de aanpassing van de vaarweg Meppel-Ramspol en welke vertraging levert dit op?
113
Er was aanvullend onderzoek nodig om de kosten van de eerdere oplossingsalternatieven voor de
Meppelerdiepkeersluis te optimaliseren, gericht op een maatschappelijk wenselijke oplossing tegen
redelijke kosten. Dat is inmiddels gebeurd en op basis daarvan is begin dit jaar enkele malen gesproken
met de regio over een regionale bijdrage aan het project. Met het amendement Anker/Van Hijum
(TK 31 474 A, nr. 9) heeft de Kamer in juli 10 miljoen beschikbaar gesteld naast de reeds beschikbare
32 miljoen rijksbijdrage. In het bestuurlijk overleg worden afspraken gemaakt over de financiële
bijdrage van de regio om de totale financiering dekkend te maken. Vervolgens zal ik met de regio een
bestuursovereenkomst ondertekenen, zodat de voorbereiding van de uitvoering kan starten. Door dit
aanvullende onderzoek en de onderhandelingen met de regio zal de uitvoering van de schutsluis
plaatsvinden in 2010-2013.
114
Waarom is het nodig om een meer sobere variant te onderzoeken van de Zuidelijke Ringweg
Groningen 2e fase, nu de aangepaste rapportage van de verkenning aan de eisen van het
MIT-spelregelkader voldoet?
114
De afspraak over het onderzoeken van een sobere variant voor de Zuidelijke Ringweg Groningen (ZRG)
2e fase is afgesproken tijdens het bestuurlijk overleg MIRT voorjaar 2007. Ten tijde van dit overleg was
er nog geen zicht op financiering voor dit project. Gegeven dit is er door rijk en regio besloten om,
aanvullend op de twee varianten uit de verkenning, de mogelijkheid van een sobere variant te
onderzoeken. Met kabinetsbesluit over de Zuiderzeelijn is er geld beschikbaar gesteld voor dit project.
Dit is vastgelegd in het convenant RSP. In het RSP is ook het streven afgesproken de "concrete
projecten" (waaronder de ZRG) uit te voeren voor 1,1 mld., terwijl de onderliggende projectramingen
optellen tot 1,2 mld. Het verschil ad 0,1 mld. wordt geacht te kunnen worden inverdiend. Rijk en
regio zien het als een gezamenlijke opgave deze inverdienmogelijkheden te realiseren en deze zo veel
mogelijk gelijkmatig te verdelen over de concrete projecten. Naar aanleiding hiervan onderzoeken rijk
en regio de mogelijkheden om te komen tot een sobere variant voor dit project onder de voorwaarde
dat de gezochte reductie niet kan worden gevonden in neerwaartse aanpassing van de gewenste
functionele specificaties.
115
Wanneer verwacht u dat de planstudie naar de Vaarweg Lemmer-Delfzijl wordt afgerond?
115
De uitvoering en afronding van de planstudie Lemmer-Delfzijl is de verantwoordelijkheid van de
provincies Groningen en Friesland die vaarwegbeheerder zijn. Ik ben op dit moment in afwachting van
een plan van aanpak waarin de provincies scherp aangeven wat hun aanpak en planning is.
116
Wanneer worden er afspraken gemaakt over de spoorbrug Zuidhorn en wat betekent in de tussentijd
het niet aanpakken van deze spoorbrug voor de bereikbaarheid voor klasse Va schepen en
vierlaagscontainervaart?
116
Voor de planstudie spoorbrug Zuidhorn ligt de verantwoordelijkheid bij de provincie Groningen.
Ik hoop over de voortgang daar in november meer duidelijkheid te krijgen. De wegbrug Zuidhorn, de
brug bij Eibersburen, de Noordzeebrug in Groningen en de hefbruggen bij Aduard en Dorkwerd
kennen allemaal (hoogte)beperkingen. Deze bruggen zitten op dit moment in de uitvoeringsfase (fase
1) en worden geschikt gemaakt voor klasse Va-schepen en vier-laags-containervaart. De huidige
geplande opleverdatum is 2013. Als deze bruggen zijn opgeleverd, dan resteert als maatgevend
knelpunt voor vier-laags-containervaart de vaste spoorbrug bij Zuidhorn. Het is dus van belang dat de
provincie de planstudie van de spoorbrug Zuidhorn zo spoedig mogelijk aan mij aanbiedt, zodat
afspraken kunnen worden gemaakt over kostenverdeling en uitvoering, zodat deze brug geen knelpunt
meer is voor de bereikbaarheid van klasse Va schepen en vier-laags-containervaart.
117
Zou u een actueel overzicht kunnen geven van de verkenningen uit het MIRT die niet zijn opgenomen
in de tabellen, inclusief de planning voor die verkenningen?
117
In de tabel in het MIRT Projectenboek zijn, conform de verkenningentabellen per artikel uit het
Infrastructuurfonds, alle op dit moment lopende VenW verkenningen opgenomen.
118
Wat gaat u doen ten behoeve van een snelle oplossing voor de A67, nu u voorfinanciering voor de
doorstromingsverhogende maatregelen van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven heeft
afgewezen?
118
De provincie Noord-Brabant heeft in het kader van de MobiliteitsAanpak een pakket quick wins
ingediend, die de hinder van het vrachtverkeer op de A67 op korte termijn verminderen. In het kader
van het Actieprogramma wegen/benutting van de Mobiliteitsaanpak is dat voorstel gehonoreerd. Er is
daarmee bijna 19 mln beschikbaar om de noodzakelijke maatregelen uit te voeren. Op korte termijn
zullen met de betrokken overheden afspraken worden gemaakt over de uitvoering. Voorfinanciering
door de regio is niet nodig. Voor de langere termijn wordt een verkenning gestart. In samenwerking
tussen V&W, de provincies Noord-Brabant en Limburg en de Stadsregio Eindhoven is een Plan van
Aanpak opgesteld. Het streven is om belanghebbenden zorgvuldig te betrekken in het proces en de
verkenning af te sluiten met een bestuurlijk vastgesteld voorkeursalternatief. In het eerste kwartaal
2009 wordt onder andere een bestuurlijke consultatieronde uitgevoerd. De uitkomst hiervan is
medebepalend voor de doorlooptijd en de definitieve aanpak van de verkenning, waarover in het
bestuurlijk overleg in het voorjaar 2009 definitieve afspraken kunnen worden gemaakt.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat