001
Is het mogelijk dat er budget verschuift van het Infrastructuurfonds naar de begroting van de Nota
Ruimte, als blijkt dat dit effectief is vanuit de bereikbaarheidsdoelen van de Nota Mobiliteit,
bijvoorbeeld om meer te bouwen bij knooppunten van het openbaar vervoer?
001
Het verbeteren van de integratie tussen ruimte en infrastructuur wordt op dit moment niet gezocht in
het samenvoegen of verschuiven van budgetten. Het kabinet kiest ervoor om, samen met de
decentrale overheden, te komen tot gedeelde ruimtelijke visies (gebiedsagenda's) waarbij projecten in
samenhang met elkaar worden voorbereid en investeringen op elkaar worden afgestemd.
002
Wat zijn de voor- en nadelen van het wegnemen van de schotten tussen de budgetten van het
Infrastructuurfonds en de Nota Ruimte voor een verdere verbetering van de integratie van ruimte en
infrastructuur?
002
Zie antwoord op vraag 1.
003
Is er onderzoek gedaan naar hoe het infrastructuurbeleid kan bijdragen aan verdergaande verdichting
en bundeling van wonen en werken in bestaand stedelijk gebied, zo ja, wat zijn de uitkomsten van dit
onderzoek, of zo nee, waarom is dit nog niet onderzocht?
003
In opdracht van het ministerie van VROM doet het Planbureau voor de Leefomgeving onderzoek naar
de invloed die het OV kan hebben op de ruimtelijke ordening. Het ministerie van VenW is nauw bij dit
onderzoek betrokken. De uitkomsten worden dit najaar verwacht.
004
Hoe zijn de vertragingen van ZSM 1 en ZSM 2 verwerkt binnen het Infrastructuurfonds?
004
De gevolgen van de luchtproblematiek zijn verwerkt in de financiële meerjarenreeks voor het
ZSM-programma.
005
Waarom wordt er bij de tabellen in het Infrastructuurfonds slechts een doorkijk gegeven tot 2013,
terwijl de Nota Mobiliteit doorloopt tot 2020 is en bent u bereid een doorkijk tot 2020 te geven?
005
De projectoverzichten in het Infrastructuurfonds laten wel degelijk een doorkijk zien t/m 2020. In de
kolommen `later` en `oplevering` of `uitvoering` wordt respectievelijk voor de financiën, de
uitvoeringsperiode en de oplevering informatie versterkt voor de periode t/m 2020. Daarnaast biedt
ook het MIRT hierover nog verdiepingsinformatie.
006
Kunt u (ten minste) aangeven hoe de verdeling tussen middelen voor wegen en het spoor zich op
hoofdlijnen ontwikkelen tot 2020?
006
In de Nota Mobiliteit (p. 113) is op hoofdlijnen de verdeling van de middelen tussen wegen en spoor
t/m 2020 aangegeven. Met het Coalitieakkoord is extra geld beschikbaar gesteld voor wegen en spoor.
Deze zijn in het kader van de MobiliteitsAanpak (deels) nader verdeeld.
007
Is bij de introductie van `overprogrammering' voor het hoofdwegennet ook overwogen om te komen
tot `overprogrammering' voor spoor?
007
Met overprogrammering wordt gedoeld op een spanning die wordt voorzien tussen de beschikbare
budgetten en de geraamde kasbehoefte van het onderliggend aanlegprogramma. Bij het
aanlegprogramma hoofdwegennet geldt specifiek dat er een discontinuïteit is in de jaren waarin de
beschikbare middelen zijn geraamd en waarin de gelden volgens de programmering benodigd zijn. Met
het introduceren van de overprogrammering in 2011 en 2012 wordt een beter evenwicht in de fasering
bereikt. Voor spoor bestaat een dergelijke spanning de komende jaren niet.
008
Waarom acht u het een aanvaardbare verdeling, om, van de begrote 7,7 miljard, 2,7 miljard uit te
geven aan het spoor (exclusief Megaprojecten) en 2,6 miljard aan het hoofdwegennet terwijl van alle
afgelegde reizigerskilometers in Nederland 76% met de auto worden afgelegd en slechts 11% met het
openbaar vervoer, de filedruk steeds groter wordt en de capaciteitsproblemen op de wegen en de
economische, milieu- en maatschappelijke schade daardoor veel groter zijn dan op het spoor?
008
Zoals aangegeven in de MobiliteitsAanpak dient het mobiliteitssysteem als één systeem te worden
bezien. De afzonderlijke modaliteiten (openbaar vervoer, weg, fiets en vaarwegen) moeten elk van
voldoende kwaliteit zijn en voldoende capaciteit hebben, zodat het totale mobiliteitssysteem goed en
als één geheel functioneert. Onze investeringen in de verschillende vervoersmodaliteiten zijn er dan ook
op gericht om iedere modaliteit zo goed mogelijk te laten functioneren en een robuust en
samenhangend netwerk te creëren.
009
Waarom heeft het kabinet wel een `spoorpakket' van 4,5 miljard, maar geen extra investeringspakket
voor wegen?
009
Er wordt wel degelijk extra geïnvesteerd in wegen. Bovenop het lopende MIRT (en de daaraan
gekoppelde middelen vanuit de Nota Mobiliteit) wordt met de MobiliteitsAanpak 830 mln extra
geïnvesteerd in wegprojecten.
010
Wat gebeurt er als de aanbestedingstegenvallers omvangrijker zijn dan verwacht en hoe wordt
voorkomen dat aanbestedingstegenvallers leiden tot vertraging en daardoor verder toenemende
kosten?
010
De doelstelling is om mee- en tegenvallers zo veel mogelijk binnen het programma/netwerk te
vereffenen waarbij de lijn is dat dit zo weinig mogelijk consequenties heeft voor uitvoering van het
programma en de mijlpalen van de verschillende projecten. Het valt echter niet uit te sluiten dat
aanbestedingstegenvallers consequenties hebben voor de uitvoering en de kosten van het programma.
Per project zal dan moeten worden bekeken wat de gevolgen zijn en welke oplossing mogelijk is.
011
Wat betekent de financiering van de stalen bruggen en de vervanging van de betonverharding van de
A1 tussen Hengelo en de Duitse grens voor het reguliere beheer en onderhoud, in hoeverre kan actief
kasbeleid bijdragen aan het voorkomen van het ontstaan van nieuwe achterstanden en wat betekent
dit maximaal voor het percentage Rijkswegen dat voldoet aan de onderhoudsnormen voor snelwegen
(blz. 50)?
011
De stalen kunstwerkenproblematiek en de vervanging van de betonverharding A1 waren onvoorzien
en dus niet begroot. Deze posten kwamen bij deze begrotingsvoorbereiding niet in aanmerking voor
generale compensatie en moesten dus worden opgelost binnen het wegenprogramma (artikel 12 IF).
Ik heb daarvoor de volgende aanpak gekozen: de stalen kunstwerken en betonverharding A1 worden
(vooralsnog) gefinancierd uit Beheer en Onderhoud en worden tot 2015 voorgefinancierd uit aanleg
wegen. Terugbetaling vanuit aanleg aan Beheer en Onderhoud zou dan na 2015 moeten plaatsvinden.
Dit leidt naar verwachting tot forse spanning op dat budget. Om antwoord te krijgen op de vraag of
het mogelijk is deze kosten uit Beheer en Onderhoud te dekken en omdat er nog een aantal andere
relevante ontwikkelingen is rond de kosten van Beheer en Onderhoud (zoals ABvM,
kostenontwikkelingen in de sector, problematiek betonnen kunstwerken), heb ik opdracht gegeven om
een onderzoek te starten naar de benodigde meerjarige budgetten voor Beheer en Onderhoud. De
resultaten van dat onderzoek wil ik gebruiken voor de voorbereiding van de begroting 2011. Ik zeg u
toe dat ik de resultaten van dit onderzoek aan uw Kamer zal sturen. Het voor de korte termijn binnen
Beheer en Onderhoud vrijmaken van middelen voor voornoemde problematiek zou leiden tot het
opnieuw oplopen van de onderhoudsachterstanden. Het voorfinancieren uit aanleg vergroot weliswaar
in de komende jaren de spanning op dat artikelonderdeel maar het huidige inzicht is dat dit, gegeven
de beschikbare capaciteit, mogelijk moet zijn zonder dat hierdoor projectmijlpalen naar achteren
schuiven. Door deze werkwijze kunnen de stalen kunstwerken en de A1 direct worden aangepakt, zijn
er hierdoor geen gevolgen voor de onderhoudsnormen en -niveaus en zal er op korte termijn geen
nieuw achterstallig onderhoud ontstaan. Ook op aanleg vormt het geen belemmering voor het halen
van de projectmijlpalen. Het kasbeleid is erop gericht om de beschikbare budgetten binnen de
begrotingsartikelen optimaal in te zetten om zo de uitvoering van het totale programma zo goed
mogelijk te accommoderen. Hierop wordt door mijn departement actief gestuurd.
012
Welke mogelijkheden zijn er om de vervanging van de betonverharding van de A1 tussen Hengelo en
de Duitse grens te combineren met verbreding c.q. capaciteitsuitbreiding van de A1 (`werk met werk')?
012
Er is op dit moment geen aanleiding om tegelijkertijd met het groot onderhoud aan de betonbaan een
verbreding of capaciteitsuitbreiding van de A1 tussen het knooppunt Buren en de Duitse grens te
realiseren. De noodzaak voor een verbreding op dit traject is niet aangetoond en de daarvoor
noodzakelijke procedures zijn dus niet doorlopen. Vanaf de zomer van 2009 wordt gedurende circa
1,5 jaar groot onderhoud uitgevoerd aan de betonbaan in de A1. Dit project omvat het vervangen van
de betonplaten op de A1 tussen knooppunt Buren en de Duitse grens in beide richtingen. De huidige
betonplaten naderen het eind van hun levensduur, waarna de kans op scheuren en noodzakelijke acute
spoedreparaties en daarmee gepaard gaande zeer grote verkeershinder sterk toeneemt. Met dit project
kan dan ook niet langer gewacht worden en de aanbesteding hiervoor is al gestart.
013
Verwacht u in 2008 opnieuw onderuitputting van het infrabudget, met name voor wegen? Zo ja, hoe
groot verwacht u dat de onderuitputting zal zijn en waarop baseert u dat?
013
De huidige prognose voor 2008 is dat er dit jaar geen of nauwelijks onderuitputting (het zogenaamde
voordelig saldo) zal optreden. Ik zal u hierover in de Najaarsnota 2008 nader informeren.
014
Kunt u garanderen dat het infrabudget in 2009 wel geheel wordt uitgegeven?
014
Mijn departement stuurt actief op volledige uitputting van het budget. De huidige prognose over 2008
is dat er dit jaar geen of nauwelijks onderuitputting (zogenaamd voordelig saldo) zal optreden. Ik zal u
hierover in de Najaarsnota 2008 nader informeren. Mede op basis van dit inzicht ga ik er vanuit dat
volledige realisatie van het infrabudget ook voor 2009 binnen de mogelijkheden ligt.
015
Creëert u met het uittrekken van 500 miljoen uit het Infrastructuurfonds voor de versterking van
10 van de in totaal 274 stalen bruggen geen nieuw achterstallig onderhoud?
015
Zie antwoord op vraag 11 bij het Infrastructuurfonds.
016
Zijn de financiële consequenties van het uittrekken van 500 miljoen uit het Infrastructuurfonds voor
de versterking van 10 van de in totaal 274 stalen bruggen niet in kaart gebracht? Zo nee, waarom niet
en krijgt de Kamer die informatie nog voor de begrotingsbehandeling? Zo ja, wat zijn die consequenties
en hoe is de dekking geregeld per begrotingsartikel?
016
De financiële consequenties zijn in de begroting verwerkt. Voor de verdere beantwoording van deze
vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 11 bij het Infrastructuurfonds.
017
Zijn er mogelijkheden het achterstallig groot onderhoud aan de 10 stalen bruggen te combineren met
verbreding circa vergroting van de capaciteit (`werk met werk') van de kunstwerken die moeten
worden aangepakt? Zo ja, kunt u die mogelijkheden toelichten? Zo nee, waarom niet?
017
Ja, die mogelijkheden zijn er en worden ook benut waar mogelijk. Bij de afweging welke maatregelen
getroffen worden, geldt dat de eventueel te treffen maatregelen op een gestructureerde manier
worden afgewogen op basis van levenscycluskosten, waarbij expliciet de kosten van verkeershinder
worden meegenomen. Hiertoe is een afwegingskader ontwikkeld. Daarin wordt behalve naar de
technische staat van de brug ook gekeken naar toekomstige ontwikkelingen binnen het netwerk waarin
de brug zich bevindt. Indien op basis van bestaande verkenningen of planstudies mogelijk zicht is op
capaciteitsuitbreiding, dan worden de kosten van deze uitbreiding op basis van de verwachte positieve
bijdrage aan de vermindering van voertuigverliesuren meegenomen in de totale afweging.
Voorbeeld is, zoals ook al in de brief aan de kamer (kamerstuk 31700 XII nr. 3) gemeld, de brug bij
Ewijk waarbij de reeds geplande uitbreiding heeft geleid tot het verkennen van de mogelijkheden om
eerst de nieuwe brug versneld aan te leggen en pas daarna de versterking van de bestaande brug ter
hand te nemen.
018
Kunt u de mijlpalen per jaar t/m 2010 aangeven voor hoofdwegen en spoor?
018
In de infrastructuuragenda worden alleen de mijlpalen voor het begrotingsjaar opgenomen. De
mijlpalen t/m 2010 zijn voor hoofdwegen opgenomen in de tabellen 12.03.01 (realisatie), 12.03.02
(planstudie na tracébesluit) en 12.05.02 (planstudie voor tracébesluit) en voor spoor in de tabellen
13.03.01 (personenvervoer realisatie), 13.03.02 (goederenvervoer realisatie), 13.05.01
(personenvervoer planstudie) en 13.05.02 (goederenvervoer planstudie).
019
Hoeveel kilometer Rijksweg komt er in 2009 bij en hoeveel kilometer spoor?
019
Spoor: In 2009 wordt vooral geïnvesteerd in maatregelen voor betere benutting van het bestaande
spoor en verbetering van de transfervoorzieningen en er worden geen nieuwbouwprojecten
opgeleverd. Wegen: In 2009 verwacht ik ongeveer 55 strookkilometers open te stellen. Nadere
informatie terzake treft u aan bij het antwoord op begrotingsvraag 6 (hoofdstuk XII).
020
Waarom wordt in 2009 niet begonnen met de aanleg van de A4 Midden-Delfland en wanneer wordt
daarmee wel begonnen?
020
In 2011 wordt begonnen met de realisatie van het project A4 Midden-Delfland. Dit is conform de
planning voor de A4 die is opgesteld in samenwerking met de bestuurlijke partners in Randstad Urgent
(bestuurlijke afspraken in oktober 2007). De planning is als volgt:
- 2009: Standpunt Trajectnota/MER (mijlpaal 1)
- 2010: Tracébesluit (mijlpaal 2)
- 2015: Oplevering (mijlpaal 3)
021
Acht u de risicoreservering grote spoorprojecten ( 70 miljoen) nog steeds toereikend, gelet op de
recent door u aangekondigde verdere vertragingen bij de HSL en waarom wel of niet?
021
De risicoreservering grote spoorprojecten is bestemd voor het opvangen van tegenvallers bij de aanleg
van de infrastructuur. Op dit moment vinden daarvan nog de afrondende werkzaamheden plaats.
Ik verwacht dat de omvang van de huidige risicoreservering afdoende zal zijn.
022
Kunt u een definitief c.q. actueel overzicht verstrekken van de projecten (inclusief de daaraan
verbonden kosten) die uit het Regio Specifiek Pakket worden gefinancierd en daarbij aangeven welke
mobiliteitseffecten ermee worden bereikt?
022
De uitvoering van het Regiospecifiek Pakket (RSP) draagt bij aan de bereikbaarheid en het versterken
van de ruimtelijk-economische structuur van Noord Nederland en Flevoland. Het RSP bestaat uit een
ruimtelijk-economische programma (REP) en een bereikbaarheidspakket. Het REP wordt vorm gegeven
door middel van een aantal programmalijnen. Voor wat betreft het rijksdeel wordt aangesloten bij het
Pieken in de Delta beleid voor Noord Nederland. De komende periode worden tussen rijk en de regio
nadere afspraken gemaakt over welke projecten in aanmerking komen. De regio is zelf
verantwoordelijk voor het regionale deel. Voor het verbeteren van de regionale bereikbaarheid is door
rijk en regio gezamenlijk een aantal concrete projecten benoemd. Het gaat hierbij om (bedragen in
prijspeil 2007):
- A7-Zuidelijke Ringweg Groningen, fase 2 (kosten 624 miljoen, waarvan 200 miljoen ten laste
van het MIRT): verbeteren verkeersafwikkeling door aanleg hoofd- en parallelbanen, inclusief
goede inpassing in stedelijke omgeving;
- Bereikbaarheid Leeuwarden (kosten 222 miljoen): verbeteren capaciteit en betrouwbaarheid van
de verkeersafwikkeling rond Leeuwarden door maatregelen op regionale invalswegen;
- Bereikbaarheid Assen (kosten 222 miljoen): bereikbaarheidsmaatregelen als onderdeel van
gebiedsontwikkeling, o.a. extra snelwegaansluiting, station Assen Zuid en lokale
infrastructuurmaatregelen;
- N50 Ramspol-Ens (kosten 26 miljoen): verbeterde verkeersafwikkeling weggebruikers en
scheepvaart door verhoogde brug Ramspol (13 meter) en verbreding naar 2x2 rijstroken;
- Openbaar vervoer (kosten 300 miljoen): beter vervoerproduct door uitvoering van de volgende
maatregelen:
o partiele uitbreiding spoor Leeuwarden Groningen (ca. 120 mln.),
o stations Assen / Werpsterhoek en spoor voor nieuwe stations (ca. 43 mln.),
o Kolibri trein Groningen-Nieuweschans/Veendam (ca. 32 mln.) en opwaardering stations,
perronhoogtes etc. (ca. 11 mln.),
o Kolibri regionale Q-Liners (ca. 21 mln.) en Kolibri overige maatregelen, waaronder
bijvoorbeeld toegankelijkheid perrons (ca. 70 mln.).
Daarnaast wordt er ruimte geboden om via een Regionaal Mobiliteitsfonds gedurende de looptijd van
het RSP (t/m 2020) aanvullende bereikbaarheidsprojecten op te nemen. De inzet van middelen uit dit
mobiliteitsfonds is een decentrale verantwoordelijkheid. De regio heeft een indicatieve lijst opgesteld
van projecten ter financiering uit het mobiliteitsfonds (zie ook MIRT projectenboek hoofdstuk 3).
De voortgang van het RSP maakt onderdeel uit van de bestuurlijke overleggen MIRT voor Noord
Nederland. Een overzicht van de stand van zaken van het RSP wordt gelijktijdig met de uitkomsten van
de bestuurlijke overleggen naar de Tweede Kamer gestuurd (zie ook MIRT vraag nummer 43).
023
Op basis waarvan baseert u de uitspraak dat met het project (PMR en) Maasvlakte - Vaanplein de
bereikbaarheid van de mainport Rotterdam voor de komende 10 tot 15 jaar afdoende is zeker gesteld?
023
Deze uitspraak is gebaseerd op uitkomsten van het gehanteerde verkeersmodel. Het verkeersmodel
maakt gebruik van een verschillende gegevens, zoals bevolkingsomvang, economische groeiscenario`s
en actuele verkeersgegevens. De uitbreiding van de infrastructuur die zal worden gerealiseerd in het
kader van het project A15 Maasvlakte-Vaanplein lijkt volgens het verkeersmodel op dit moment
afdoende om de verwachte groei van het verkeer in de komende 10 tot 15 jaar te accommoderen. Wij
wensen echter nadrukkelijk verder te gaan. Uit de LMCA Wegen weten we dat de bereikbaarheid van
Rotterdam onder grote druk staat. Daarom wordt voor de ruit Rotterdam momenteel een verkenning
uitgevoerd waarin de bereikbaarheidsproblematiek in het gebied ter grootte van de Stadsregio
Rotterdam en Westland zal worden bezien. In de verkenning zal gebruik worden gemaakt van de
studies 2e Westelijke Oeververbinding (Randstad Urgent) en de A4-Zuid (Hoogvliet-Klaaswaal). Deze
verkenning kijkt verder dan 2020. Hieruit zal moeten blijken welke maatregelen nodig zijn om de
bereikbaarheid van Rotterdam verder te verbeteren en wanneer deze maatregelen gerealiseerd kunnen
worden.
024
Kunt u de kasschuif van per saldo 530 miljoen in de komende 5 jaar toelichten? Betekent dit verdere
vertraging van projecten en is onderzocht of andere projecten naar voren kunnen worden gehaald?
024
De kasschuif is doorgevoerd om de beschikbare budgetten beter af te stemmen op de geraamde
kasbehoefte van de onderliggende programma's. Deze kasschuif heeft geen gevolgen voor de planning
van de projecten.
025
Kunt u een nadere toelichting geven op de `Belangrijkste mutaties Infrastructuurfonds', artikel 10
(volgens Ad 10 betreft dit de verwerking van de middelen voor ABvM die zijn gereserveerd in het FES)?
025
Vanuit het FES is in 2005 een reservering gemaakt van 100 mln voor de financiering van de initiële
kosten van de voorfase van prijsbeleid. In de begroting Fonds Economische Structuurversterking 2008
was op artikel 15 Projecten in voorbereiding dit bedrag opgenomen. Deze middelen zijn in de
begroting 2009 op het Infrastructuurfonds artikel 17 toegevoegd.
026
Is het extra geld voor 2e tranche spoorse doorsnijdingen extra geld op artikel 13 of een herprioritering
in artikel 14?
026
Het geld voor de 2e tranche spoorse doorsnijdingen betreft een herprioritering binnen artikel 14 ten
behoeve van investeringen in spoorse doorsnijdingen. De uiteindelijke investeringen lopen via artikel 13
van het Infrafonds.
027
Wat zijn globaal de meerkosten voor het suppleren van de basiskustlijn conform de normen en hoe
verhoudt het lagere aantal m3 te suppleren zand zich tot het lagere budget op artikel 11.02 en de
pleidooien om juist meer te suppleren?
027
Zandsuppleties in het kader van kustlijnzorg worden uitgevoerd om de kustlijn te handhaven en het
zandvolume van het kustfundament op peil te houden. In de derde kustnota is bepaald dat hiervoor 12
mln m3 per jaar gesuppleerd wordt. Dit is het uitgangspunt en niet het budget. Doordat de
marktprijzen van de suppleties de afgelopen tijd sterk zijn gestegen zal er bij gelijkblijvend budget
minder zand gesuppleerd kunnen worden. Voor het jaar 2008 zijn bij voorjaarsnota vanwege deze
prijsstijgingen middelen toegevoegd voor de kustsuppleties. Deze prijsstijgingen lijken zeker ook te
spelen in 2009. In de begroting is 55,3 miljoen euro gereserveerd voor zandsuppleties. Met het
beschikbare budget kan in 2009 een kleine 9 mln m3 zand worden gesuppleerd, bestaande uit vooral
onderwatersuppleties en een beperkt deel strandsuppleties. Daarmee zal tenminste de basiskustlijn
gehandhaafd worden. Bij Voorjaarsnota zal ik bezien of ik voor 2009 extra middelen moet toevoegen.
Voor de langere termijn (tijdschaal komende 10-15 jaar) is het nodig dat het zandvolume in het totale
kustfundament op peil gehouden wordt. Vanwege de toenemende zeespiegelstijging (zie ook advies
Veerman) zal het suppletievolume hiervoor opgevoerd moeten worden. Uiterlijk in 2010 zal ik bepalen
wat hiervoor het benodigde volume, tempo en budget is. In hoeverre de verhoogde prijs voor
zandsuppletie na 2009 ook geldt, is niet zeker. Dat is afhankelijk van de ontwikkeling van de olie- en
staalprijzen en de situatie op de wereldwijde baggermarkt. In bredere zin is er (zoals ook op blz. 12 van
de begroting van het Infrastructuurfonds wordt gemeld) besloten om een onderzoek uit te (laten)
voeren naar de verwachte kosten voor Beheer en Onderhoud van de Hoofdwatersystemen op de
lange(re) termijn.
028
Wat zijn indicatief de meerkosten van de stuwen in de Lek en de verwachte vertraging die erdoor
ontstaat?
028
Inmiddels is bekend dat de uitgevoerde aanbesteding geen aanvaardbare biedingen heeft opgeleverd.
Daarom wordt teruggevallen op een nieuwe aanbestedingsprocedure. De te hoge aanbiedingsprijzen in
combinatie met een hoog risicoprofiel voor de uitvoeringsfase van het project zijn hiervoor
doorslaggevend. Er wordt op korte termijn een deel van het project opnieuw aanbesteed om:
- een onaanvaardbaar risico op falen van de complexen te voorkomen, zodat de primaire functies
(schutten en stuwen) gewaarborgd blijven
- te blijven voldoen aan wettelijke voorschriften op gebied van veiligheid op en rond de complexen;
- te voorkomen dat over enkele jaren onnodig hogere kosten moeten worden gemaakt.
Over eventuele meerkosten kan ten tijde van de begroting 2010 meer duidelijkheid worden geboden.
Daarnaast worden de komende maanden de verschillende opties voor aanbesteding van de rest van het
project in kaart gebracht. Vanwege deze ontwikkeling zal de oplevering naar huidig inzicht in 2014 zijn.
029
Welke activiteiten worden niet voortgezet door het eindigen van het Servicepakket
Verkeersmanagement en waarom is dit Servicepakket opgeheven?
029
Het servicepakket verkeersmanagement omvat het programma Filevermindering (fileproof). Dit
programma kent een tijdelijk karakter en loopt van 2006-2008. Het is gestart om de landelijke
werkzaamheden en specifieke projecten op het gebied van filebestrijding te ondersteunen. Afgelopen
jaren zijn in samenwerking met een groot aantal partners tientallen maatregelen uitgevoerd. In januari
2009 wordt u een brief toegezonden met daarin de resultaten. Een groot aantal projecten die bewezen
succesvol zijn gebleken wordt gecontinueerd in de reguliere inzet, zoals het groene golfteam en diverse
maatregelen om de incidentele files te verminderen. De activiteiten zijn geborgd in het
realisatieprogramma hoofdwegennet of het pakket benuttingsmaatregelen uit de Mobiliteitsaanpak.
030
Kunt u een toelichting geven op de daling van de beschikbare middelen onder artikel 12.02 (Beheer en
onderhoud hoofdwegennet) van 1 miljard in 2007 naar 806 miljoen in 2009?
030
Dit hangt samen met fluctuaties in de meerjarig beschikbare begrotingsbedragen voor beheer en
onderhoud enerzijds en een versnelling van de beheer en onderhoudswerkzaamheden in 2007 en 2008
anderzijds. Daarnaast is voor 2007, zoals in de verantwoording over 2007 opgenomen, een hogere
realisatie het gevolg van de overdracht door VenW van verantwoordelijkheid voor de exploitatie
(inclusief Beheer en Onderhoud) en vervanging van drie veerverbindingen over het Noordzeekanaal
aan de gemeente Amsterdam. Hiervoor is een afkoopsom overeengekomen van 220 mln, welke niet
voor 2007 was begroot.
031
Wat betekent de daling van het budget in artikel 12.02 voor het beheer en onderhoud, mede in relatie
tot de noodzakelijke reparaties in verband met achterstallig onderhoud bij bruggen?
031
De daling van het budget in artikel 12.02 heeft geen gevolgen voor de noodzakelijke reparaties in
verband met achterstallig onderhoud bij bruggen. In 2008-2010 wordt het achterstallig onderhoud van
de bruggen en viaducten conform planning aangepakt. Voor het reguliere beheer en onderhoud zal in
2009 en 2010 actief op de kasbudgetten worden gestuurd. Overigens laten de budgetten voor Beheer
en Onderhoud vanaf 2011 weer een oploop zien.
032
Kunt u de `dip' in het budget voor planstudies voor tracébesluiten in 2008 (van 273 miljoen in 2007
naar 92 miljoen in 2008 naar 340 miljoen in 2009) toelichten?
032
De hogere realisatie 2007 t.o.v. 2008 is onder andere te verklaren doordat het project 2e Coentunnel
vanaf 2008 overgeboekt is naar artikelonderdeel 12.04 Geïntegreerde contractvormen. Verder worden
realisatiekosten op planstudieprojecten met ingang van 2008 verantwoord op het artikelonderdeel
12.03 Realisatieprogramma. De stijging na 2008 van het planstudiebudget wordt veroorzaakt door de
kasreeksen van de planstudieprojecten op basis van de vermoedelijke uitvoeringsperiode.
033
Kunt u een nader gespecificeerd overzicht geven van de kosten per planstudie en welke kosten daar
onder zijn begrepen (uitsplitsing per kostenpost)?
033
Zie het antwoord op vraag 44
034
Hoe lang blijft de reservering voor de Zuidas staan en welke voorwaarden worden hier aan verbonden?
034
De reservering voor de Zuidas is bestemd voor de benodigde uitbreiding van de capaciteit van de
infrastructuur voor de Rijksweg A10 en voor het Spoor bij de Zuidas. Deze blijft gehandhaafd tot
realisering heeft plaatsgevonden.
035
Hoeveel bedragen de achterstanden in het verkeersmanagement, wanneer worden die ingelopen en
wat is daarvoor nodig?
035
Verkeersmanagement wordt nadrukkelijk ingezet als instrument om files te beperken. Zoals bij de
MidTermReview (2006) is vermeld is er achterstand in het Beheer en Onderhoud van de Dynamische
Verkeermanagement Systemen (DVM) ter grootte van circa 130 mln. Voor het beheer en onderhoud
van deze elektronica voor DVM wordt een normplanning voor de levensduur gehanteerd. Uit de
praktijk is gebleken dat de technische levensduur langer is dan oorspronkelijk gepland. Er wordt nu een
toestandsafhankelijk onderhoud gehanteerd, ofwel snelle reparatie na uitval. Daarmee is het mogelijk
de kosten te beperken en de planning van het beheer en onderhoud te verschuiven naar de periode
vanaf 2011. Vanaf 2010 worden de Service Level Afspraken voor Verkeersmanagement hernieuwd.
036
Op hoeveel wegvakken is verkeerssignalering gewenst, maar nog niet aanwezig en hoeveel additionele
financiële middelen zouden ermee zijn gemoeid die verkeerssignalering aan te brengen?
036
Op dit moment is op 1288 km wegen verkeerssignalering aanwezig. Verkeerssignalering wordt
toegepast op zwaar belaste trajecten, locaties waar een verhoogd ongeval risico is, en punten in het
wegennetwerk waar het voor verkeersmanagement doeleinden gewenst is verkeersstromen te sturen
en geleiden. De inzet van verkeerssignalering wordt mede bepaald door de kosteneffectiviteit van het
instrument: de winst in doorstroming en verkeersveiligheid, in relatie tot de kosten. In dit licht is ook de
snelle ontwikkeling van systemen in het voertuig relevant. Ik zie een snelle opkomst van
navigatiesystemen, steeds veiliger voertuigen en op termijn de inzet op coöperatieve systemen.
Vanuit de mobiliteitsaanpak is gewerkt aan een programmatische aanpak voor benutten.
Hier zijn samen met de regionale partners maatregelpakketten ontwikkelt die de doorstroming en
veiligheid bevorderen. Verkeerssignalering maakt hiervan onderdeel uit.
037
Waarom is de streefwaarde bij de aanrijtijden voor snelwegen en overige rijkswegen bij incidenten in de
spits maar 80% en wat zijn de normen buiten de spits? Is een aanrijtijd van 30 minuten niet heel erg
lang? Wat zijn de actuele scores op de aanrijtijden? Moet de maximale aanrijtijd niet worden afgestemd
op de best mogelijke tijd in de spits op een snelweg?
037
De streefwaarde van 80% van de normtijden in de spits is gebaseerd op ervaringscijfers over een aantal
jaren. De norm van 15 minuten op de drukke trajecten is haalbaar, maar ambitieus: 69% van alle
afgehandelde incidenten vallen in de hoge prioriteits-15-minuten categorie. De maximale aanrijtijd is
afgestemd op de best mogelijke tijd in de spits op een snelweg. Gegeven de beschikbare capaciteit
geldt voor de overige trajecten een norm van ten hoogste 30 minuten. De komende jaren zal het als
gevolg van hogere intensiteiten en minder vrije vluchtstroken lastig blijven om de norm van 15 minuten
te halen. Buiten de spits en in de weekenden gelden geen harde streefwaarden. De actuele scores van
Rijkswaterstaat voor beide indicatoren bedragen 83% op de drukste trajecten en 94% op de overige
rijkswegen. In 2007 was dit nog 79% respectievelijk 92%.
038
Waar gaan de 11% van de gereserveerde middelen voor beheer en onderhoud Basispakket
Hoofdwegennet die naar `Landschap en Milieu' gaan concreet naartoe en om welk bedrag gaat dat?
038
Deze budgetten worden besteed aan het onderhoud van ontsnipperingsmaatregelen (faunapassages),
groenbeheer of bermbeheer, zwerfvuil- en onkruidbestrijding en het onderhoud aan geluidwerende
voorzieningen. Deze 11% is een meerjarig gemiddelde; van jaar tot jaar kan het actueel uitgegeven
percentage fluctueren. Voor 2009 gaat het in totaal om een bedrag van circa 70 mln.
039
Wat vindt u van de aan nul grenzende toename van de rijbaanlengte van de Hoofdrijbanen in
2008/2009 ter grootte van 2 kilometer en van de toename ter grootte van 6 kilometer van de
rijbaanlengte van de verbindingswegen en op- en afritten, afgezet tegen uw ambities en de snel
toenemende filedruk?
039
Zie ook het antwoord op de begrotingsvragen 5, 6 en 7 (Hoofdstuk XII). Het aantal voertuigverliesuren
in files is de afgelopen jaren sterker toegenomen dan verwacht. In de komende jaren is het nodig om
alle zeilen bij te zetten om de ambities van het kabinet te halen. In de Mobiliteitsaanpak presenteert het
kabinet een samenhangend pakket aan maatregelen voor openbaar vervoer, reisinformatie,
mobiliteitsmanagement, fiets en wegen, zowel voor de korte termijn als tot 2020.
040
Hoe reëel is uw ambitie om nog in deze kabinetsperiode 800 kilometer asfalt erbij te leggen op de
30 belangrijkste knelpunten als gevolg van de Spoedwet?
040
Het is en blijft mijn ambitie om nog deze kabinetsperiode voor de 30 projecten uit de door mij in
september 2008 aangekondigde Spoedaanpak Wegen de schop in de grond te zetten. Dat is een
ambitieuze doelstelling. Ik verwacht dat met de wijziging van de Tracéwet en Spoedwet en met de
andere maatregelen, die ik als gevolg van de adviezen van de Commissie Elverding inzet, de nodige
versnelling van besluitvorming en realisatie wordt gerealiseerd. Voorwaarden zijn wel (1) dat het
wetgevingsproces én de besluitvorming rond deze projecten zorgvuldig maar wel snel doorlopen kan
worden, (2) dat deze projecten in een kort tijdsbestek, naast de andere al lopende aanleg- en
onderhoudsprojecten op de markt gezet kunnen worden en (3) dat de verkeershinder, die door de
wegwerkzaamheden ontstaat, op een aanvaardbaar niveau zal worden gehouden. Ik ga er daarbij van
uit dat eventuele gerechtelijke procedures snel worden doorlopen. Voor de te realiseren kilometers
asfalt verwijs ik naar het antwoord op de vragen
5 en 6 naar aanleiding van Hoofdstuk XII van de Rijksbegroting.
041
Waar gaat het voor `Meer kwaliteit leefomgeving' begrote bedrag van 16,875 miljoen concreet
naartoe?
041
Deze begrote middelen worden aangewend voor de Meerjarenprogramma's Ontsnippering en
Bodemsanering. Zie ook het antwoord op vraag 92 van Hoofdstuk XII. De aanleg van navolgende
ecoducten zijn in 2009 voorzien.
· A1 (Hoog Buurlo en Laren)
· A2-A67 (Groote heide en Weerterbos)
· A28 (Huis ter Heide)
· A35 (Natte Doorbraak)
· A27 (Bosberg)
Daarnaast zijn in 2009 navolgende bodemsaneringen voorzien: saneringen van een tankstation aan de
A7 (Gemeente Wieringermeer), de Sniep (Gemeente Diemen), Slibdepot (Gemeente Barendrecht), een
gasfabriek (Gemeente Hellevoetssluis) en een Ventilatiegebouw bij de Velsertunnel.
042
Kunt u een overzicht geven van de maatregelen in het `Programma Filevermindering' en de daaraan
verbonden kosten en baten?
042
Nog in 2008 wordt de evaluatie van het programma filevermindering afgerond. Ik zal u over de
uitkomsten begin 2009 informeren.
043
Kunt u een overzicht geven van de maatregelen die onder ZSM I en II nog in deze kabinetsperiode
worden uitgevoerd en een fasering aangeven, inclusief datum van oplevering, voor alle 55 projecten,
gelet op uw ambitie om `het grootste deel nog voor het einde van deze kabinetsperiode op te leveren'?
043
In het MIRT-projectenboek zijn op pagina 91 t/m 97 voor ZSM 1 en 2 de projecten overzichtelijk
weergegeven. Hierbij is tevens per project aan gegeven wanneer het besluit (WAB of TB) wordt
genomen, wanneer de realisatie start en wanneer het wordt opgeleverd. Voor alle projecten kan ik in
deze kabinetsperiode het besluit nemen. Om de besluitvorming te versnellen heb ik het wetsvoorstel
versnelling besluitvorming wegprojecten naar de Tweede Kamer gestuurd. Ik streef er naar om in deze
kabinetsperiode de realisatie van alle projecten te starten en een substantieel deel open te stellen.
Vanwege de grote hoeveelheid wegwerkzaamheden die in de komende jaren, veelal gelijktijdig,
moeten worden uitgevoerd om deze ambitie waar te maken, doe ik onderzoek naar de daarmee
gepaard gaande verkeershinder en ben ik met het bedrijfsleven in overleg om te bezien hoe zij kunnen
bijdragen om deze ambitie waar te maken.
044
Kunt u de Kamer een raming doen toekomen van de extra kosten verbonden aan alle vertragingen van
wegenprojecten in de afgelopen twee jaar?
044
VenW raamt de kosten van projecten integraal, uitgesplitst naar de planstudiekosten en de
realisatiekosten. "Kosten van vertraging" worden niet apart geraamd. Deze kunnen dus ook niet
separaat worden aangegeven. De gevolgen van de luchtproblematiek brengen in algemene zin de
volgende extra kosten met zich mee.
· Onderzoekskosten, doordat de luchtonderzoeken opnieuw moeten worden uitgevoerd. Daarbij
kan een domino-effect optreden als overige onderzoeksgegevens verouderen waardoor ook
deze opnieuw moeten worden berekend.
· Capaciteitskosten, doordat planstudies een langere doorlooptijd hebben en projectteams
hiervoor in stand gehouden moeten worden. Maatschappelijke kosten door de vertragingen
blijven de files langer bestaan en dit kost de maatschappij extra geld.
045
Kunt u uiteenzetten waarom vernietiging door de Raad van State van het Tracébesluit A4 Burgerveen-
Leiden tot 3 jaar vertraging leidt (oplevering in 2014 in plaats van in 2011)?
045
Op het moment dat het Tracébesluit A4 Burgerveen Leiden in februari 2006 genomen werd, waren
de onderhandelingen met de markt over de realisering in volle gang. Bij het tekenen van het contract
met de aannemer in december 2006 ben ik uitgegaan van oplevering in 2011. Dit jaartal leek onder
gunstige omstandigheden haalbaar. De uitspraak van de Raad van State die eerst in juli 2007 kwam
heeft hier een ingrijpend effect op gehad. Allereerst is er een nieuwe methodiek ontwikkeld om tot
gebiedsafbakening voor luchtonderzoek te komen. De resultaten zijn inmiddels zover dat ze tot een
nieuw Ontwerp Tracébesluit kunnen worden verwerkt. Dit besluit is nodig omdat ook op andere
onderdelen zich in de loop der tijd wijzigingen in wet- en regelgeving hebben voorgedaan. Ik verwacht
daarom dat ik in de eerste helft van 2009 het nieuwe Tracébesluit kan nemen. Voor de weg kan dan in
het najaar de spa in de grond. Volgens de aannemer kan het werk dan in 2014 worden opgeleverd.
046
Heeft u kennis genomen van de recente oproep van het MKB om 1 miljard extra te investeren in het
onderliggende (provinciale) wegennet en wat is daarop uw reactie? Deelt u de mening dat er
structureel meer moet worden geïnvesteerd in het onderliggende wegennet? Zo ja, bent u voornemens
daartoe initiatieven te ontplooien?
046
Ja, ik heb kennisgenomen van de oproep van het MKB. Om te komen tot een robuust netwerk is de
samenhang tussen hoofdwegennet en onderliggend wegennet cruciaal. Dit is een van de kernpunten
uit de MobiliteitsAanpak die ik u op 22 oktober 2008 heb gestuurd. Een samenhangend wegenstelsel
bestaat uit het hoofdwegennet, onderliggende (provinciale) wegen en de (belangrijkste) stedelijke
wegen. Robuustheid garandeert voldoende capaciteit voor de verwerking van structurele drukte en de
inpassing van onderhoudswerkzaamheden. Robuustheid houdt daarnaast in dat er bij
onderhoudswerkzaamheden, incidenten en calamiteiten voldoende alternatieve routes beschikbaar zijn.
Zo krijgen reizigers meer keuzemogelijkheden. N-wegen van Rijk en decentrale overheden kunnen een
belangrijke rol spelen in de bereikbaarheid van gebieden, maar ook in de robuustheid van het totale
systeem, bijvoorbeeld doordat ze een parallelle structuur vormen. Daardoor kunnen ze in het geval van
een ongeluk of bij onderhoudswerkzaamheden als uitwijkroute dienen. Een samenhangend netwerk
creëren vraagt om een sterke gezamenlijke aanpak, waarin Rijk, provincies, stadsregio's, waterschappen
en gemeenten afspraken maken over onder meer een gezamenlijke sturingsfilosofie, een gezamenlijk
uitvoeringsprogramma, incidentmanagement en omleidingsroutes bij calamiteiten. Dit krijgt een plaats
in de gebiedsagenda's van Rijk en decentrale overheden. Of er structureel méér moet worden worden
geïnvesteerd in het onderliggend wegennet moet uit de gebiedsagenda's blijken.
047
Welke top 20 provinciale wegen moeten volgens u als eerste worden aangepakt?
047
In het actieprogramma wegen, dat onderdeel is van de Mobiliteitsaanpak, hebben rijk en regio
gezamenlijk bezien welke kosteneffectieve korte-termijnmaatregelen getroffen kunnen worden om de
aansluiting tussen hoofdwegennet en onderliggend wegennet en openbaar vervoer te verbeteren.
Dat heeft er bijvoorbeeld in geresulteerd dat de provincie Noord-Holland de N205 eerder gaat
verbreden en we een aantal maatregelen treffen, waardoor de N201/N205/N207 kunnen worden
bijgeschakeld bij het hoofdwegennet in geval van verstoringen en evenementen. De komende periode
gaan Rijk en regio gebiedsagenda's voor een betere bereikbaarheid uitwerken. Welke provinciale
wegen onderdeel zijn van het samenhangend en robuust wegennet bepalen we gezamenlijk. Ook moet
duidelijk worden of er iets aan die wegen moet gebeuren. De provincies hebben hier het voortouw en
hebben hier hun eigen verantwoordelijkheid.
048
Klopt het dat er in het bedrag van 3,2 miljard, dat beschikbaar is voor het project A1/A6/A9, geen
IJmeerbrug is inbegrepen en ziet u deze brug nog als integraal onderdeel van dat plan?
048
Het klopt dat in het bedrag dat beschikbaar is voor het project A1/A6/A9 geen wegverbinding via het
IJmeer begrepen is. Deze wegverbinding maakt ook geen onderdeel meer uit van het project.
049
Wordt de 900 miljoen die voor het oorspronkelijke plan voor de verbinding A6/A9 méér beschikbaar
was dan de 3,2 miljard die nu is gereserveerd voor het project A1/A6/A9, gereserveerd voor
verbetering van de verbinding Amsterdam Almere, bijvoorbeeld voor een IJmeerbrug?
049
Zoals de minister van Financiën in zijn brief van 30 juni 2008 aan de Tweede Kamer heeft aangegeven,
wordt het resterende bedrag van 980 miljoen uit de FES-reservering van 4,5 miljard, die voor de
verbetering van de bereikbaarheid in de Noordvleugel van de Randstad beschikbaar was, gereserveerd
voor VenW-middelen, die gericht zijn op verbetering van de mobiliteit in den brede. Met de
MobiliteitsAanpak is hieraan invulling gegeven.
050
Waarom is er nog geen taakstellend budget voor A13/A16/A20 en voor een tweede oeververbinding
Rotterdam opgenomen?
050
In het MIRT 2009 is wel een taakstellend budget opgenomen in deze fase van het project A13/16/20.
Het rijk gaat er vooralsnog vanuit dat 1.000 mln voldoende is voor de financiering van het project. Er
is voor dit project 650 mln beschikbaar. Tevens wordt ervan uitgegaan dat 350 mln aan
tolopbrengsten kan worden ingezet. Op dit moment is er nog geen sprake van een planstudie
tweede oeververbinding. In het Randstad Urgent programma is de verkenning naar de tweede
ontsluiting van de haven opgenomen. De resultaten van deze verkenning zullen worden meegenomen
in de brede, integrale, multimodale MIRT-Verkenning Ruit Rotterdam. In deze verkenning wordt de
bereikbaarheidsproblematiek in de regio Rotterdam (inclusief de haven en het Westland) in kaart
gebracht. De uitkomst van de verkenning zal een breed gedragen probleemstelling met een
voorkeursalternatief voor de oplossing van de bereikbaarheidsproblematiek zijn. Als de tweede
ontsluiting van de haven via een tweede oeververbinding onderdeel uitmaakt van het
voorkeursalternatief, dan zal dan hiervoor een taakstellend budget moeten worden overeengekomen
en kan de planstudie worden gestart.
051
Waarom is er 30 miljoen vanuit het Infrastructuurfonds toegevoegd aan de Zuidasonderneming?
Hoort dit geld niet aan infrastructuur uitgegeven te worden? Zo ja, waarom wordt het hier dan aan een
onderneming uitgekeerd?
051
Zie ook het antwoord op vraag 34. Bij het Infrafonds dit geld is bestemd voor de benodigde uitbreiding
van de hoofdinfrastructuur bij de Zuidas. Uitgangspunt van de aan uw Kamer beschikbaar gestelde
bestuursovereenkomst Zuidas is dat deze hoofdinfrastructuur wordt gerealiseerd door de nog op te
richten Zuidasonderneming, als onderdeel van het Dokmodel. Verkeer en Waterstaat draagt daaraan
dan bij door middel van een subsidie van 479 miljoen (prijspeil 2006), op basis van een
disconteringsvoet van 6,6%. De 30 miljoen euro betreft de indexatiecorrectie, rekening houdend met
de bestuurlijk overeengekomen bijdrage in netto contante waarde.
052
Wat is de status van mogelijk te starten verkenningen in het licht van het advies van de Commissie
Elverding?
052
Het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het advies van de Commissie Elverding is leidend voor de
opzet van nieuw te starten verkenningen. Belangrijke elementen daarvan zijn een expliciet startbesluit,
participatie, een goede afstemming tussen betrokken besturen over opzet en doel van de verkenning,
de relatie tussen ruimte en verkeer en vervoer. Deze verkenningen dienen binnen twee jaar te
resulteren in een breed bestuurlijk gedragen voorkeursalternatief. Bij de opzet van de nieuwe
verkenningen wordt ook al zoveel als mogelijk geanticipeerd op de vereenvoudiging van
rekenmodellen. Met de vereenvoudiging van het mer en de koppeling met het Nationaal
Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit wordt rekening gehouden. Ook wordt geanticipeerd op
aanpassing van de voorgestelde wetswijzigingen, waarin is opgenomen dat deze terugwerken tot
1 januari 2009.
053
Hoe verhouden de projecten Actieplan Groei Spoor, Reistijdverbetering en Toegankelijkheid Spoor zich
financieel tot de andere bestedingen op 13.02 en uit welke subposten komt het budget voor deze
projecten?
053
De totale beschikbare middelen vanuit de VenW-begroting op art. 13.02 bedragen voor 2009
1.633,831 mln. De genoemde projecten vallen allemaal binnen de categorie "kleine infra en overige
projecten" (Art. 13.02.05). Binnen dit subartikel wordt een aantal belangrijke projecten separaat
zichtbaar gemaakt. Voor artikel 13.02.05 is een totaalbudget opgenomen van 332,980 mln. Voor
2009 is respectievelijk 71,863 mln opgenomen voor Toegankelijkheid, 23,8 mln voor
Reistijdverbetering en 75 mln voor Actieplan Groei op het spoor. De middelen voor de subpost
Reistijdverbetering zijn afkomstig uit het amendement Van Hijum/Dijksma (kamerstuk 30800 A, nr.
18). De middelen voor de subpost Actieplan Groei op het Spoor komen uit de beperkte herprioritering
binnen het aanlegprogramma spoor ( zie ook antwoord op IF vraag 71). De maatregelen van het
Actieplan Groei op het Spoor zijn op dit moment onderdeel van artikelonderdeel 13.02.05. Gaandeweg
zal een nadere invulling van de budgetten plaatsvinden over de exacte maatregelen in de volgende
begroting over de Infra artikelen 13.02 en 13.03 en deel hoofdstuk XII.
054
Wanneer wordt het onderzoek naar het rijden met 160 km/uur op daarvoor geschikte baanvakken op
het spoor afgerond?
054
Op 10 juni 2008 (Kamerstuk 29 984, nr. 138) heb ik uw Kamer een afschrift gestuurd van de door mij
toegezegde brief aan de Europese Commissie over de mogelijkheden om door middel van
aanpassingen aan het bestaande ATB-systeem 160 km/u te kunnen rijden. Op 2 juli 2008 heeft de
Europese Commissie daar schriftelijk op geantwoord. De Europese Commissie geeft daarbij duidelijk
aan dat de optie ``ATB code 147`` niet is toegestaan op basis van de Europese wet- en regelgeving.
In het Algemeen Overleg met uw Kamer op 2 oktober 2008 heb ik toegezegd te onderzoeken welke
mogelijkheden de optie ``ATB code groen`` biedt om 160 km/u te gaan rijden. De ChristenUnie vraagt
daar ook om in haar notitie ``Slimmer, Sneller en Zuiniger op het spoor`` (11 oktober 2008). Zoals ik heb
aangegeven in het Algemeen Overleg met uw Kamer op 29 oktober 2008 zal ik hier dan ook op korte
termijn een haalbaarheidsonderzoek naar laten uitvoeren. Dat zal naar verwachting vóór het kerstreces
afgerond zijn. In datzelfde Algemeen Overleg heb ik aangegeven dat ik aan NS aanbied om een
bijdrage van maximaal 50% te doen voor de kosten van de materieelombouw naar "ATBL(-NL)", een
andere mogelijke optie voor de gewenste snelheidsverhoging naar 160 km/u. Ik verlang van NS vóór
het kerstreces een reactie op dit aanbod. Dan zal naar verwachting ook het haalbaarheidsonderzoek
naar ATB code groen afgerond zijn.
055
Kunt u overzichtelijk aangeven welke verzoeken voor onderscheidenlijk extra spoorlijnen;
spoorverdubbeling; extra inhaalsporen en langere perrons door lagere overheden bij u zijn ingediend en
wat uw reactie daarop is (geweest)?
055
Verzoeken van lagere overheden om extra spoorlijnen, spoorverdubbeling, extra inhaalsporen en
langere perrons worden over het algemeen niet bij mij ingediend. De lagere overheden wenden zich
zeker wat betreft aanpassingen aan de bestaande infrastructuur meestal rechtstreeks tot ProRail. De
wel bij mij bekend zijnde verzoeken zijn alle onderwerp geweest van de bestuurlijke overleggen over
het MIRT in de afgelopen tijd. Over de uitkomsten wordt u jaarlijks in zowel het voorjaar als het najaar
geïnformeerd. Het gaat hierbij om onder meer:
· Randstadspoor, Regionet en Stedenbaan: het betreft hier spoorse maatregelen zoals extra
sporen en aanpassingen van stations (zoals Driebergen-Zeist keervoorziening) om de door de
regio gewenste extra Sprinters te kunnen laten tijden. Deels zijn maatregelen al onderdeel van
het MIT 2009 (zie MIRT-bladen Vleuten-Geldermalsen, Regionet en Spoorzone Delft). In het
kader van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer zullen verdere stappen worden
onderzocht op de betreffende PHS-corridors
· Extra infrastructuur ten behoeve van extra Sprinters Amersfoort-Harderwijk: op initiatief van de
regio loopt er een haalbaarheidsstudie door ProRail. Ik wacht de uitkomsten daarvan af
· Kolibri: dit regionale project is onderdeel van maatregelen uit het MIRT respectievelijk het
pakket van het Noorden (RegioSpecifiek Pakket Zuiderzeelijn)
· Deltalijn: het realiseren van een vlotte doorstroming van de ICE is onderdeel van de planstudie
van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer.
· Mogelijke nieuwe spoorlijn Utrecht Breda: naar deze spoorlijn vindt op dit moment een audit
plaats door KIM naar de vervoergegevens en ProRail bezig met een toets op de kostenraming.
Zoals toegezegd in de beantwoording op de kamervragen (nr. 2171, 2007-2008 d.d. 3 april
2008) streef ik ernaar de Tweede Kamer voor de MIRT-behandeling op 14 december 2008 de
resultaten te presenteren
· Spoorse doorsnijdingen: een eerste tranche van 61 projecten is toegewezen. Zoals bekend is er
een tweede tranche spoorse doorsnijdingen opgenomen in het MIRT 2009. Op basis van de
ingediende concrete voorstellen wordt een selectie gemaakt binnen het beschikbare budget.
· Aanpassingen aan regionale spoorlijnen zoals Arnhem-Doetinchem, de Valleilijn en dergelijke:
deze zijn onderdeel van de Quick Scan regionale spoorlijnen
· Aanpassingen aan de Hoekselijn: in maart 2009 zullen in het kader van Randstad Urgent ten
aanzien van de Planstudie Den Haag- Rotterdam keuzemomenten worden vastgesteld voor
maatregelen betreffende onder andere de ontkoppeling van de Hoekse lijn
· Goederenvervoer Zeeland-Antwerpen; zoals in antwoord op vraag 71 aangegeven wordt in
het kader van de planstudie routering goederenvervoer het afwikkelen van het
goederenvervoer van en naar Zeeland onderzocht. Dit maakte eerder ook onderdeel uit van
project VERA. Welke maatregelen daarvoor nodig zijn kan worden bepaald op basis van de
uitkomsten van deze planstudie.
Zoals bekend zijn alle spoorprojecten die in de komende jaren gerealiseerd worden opgenomen in het
MIRT. Hier verwijs ik kortheidshalve naar. Verder heb ik in de Mobiliteitsaanpak aangegeven dat het
kabinet zich ook wil richten op de regionale spoorlijnen. Nader onderzoek moet uitwijzen hoe de
problemen (op het gebied van capaciteit, punctualiteit) op efficiënte en effectieve wijze kunnen worden
aangepakt. In een aantal gevallen is hier al onderzoek naar gaande. In deze quick scan is voor regionale
lijnen een aantal voorstellen onderzocht. Ten slotte ontvangt de Kamer een reactie op de motie
Verdaas (Internationaal spoorvervoer) en op de initiatiefnota `Grenzeloos Genoeg(en)? Visie op
grensoverschrijdend regionaal personenverkeer' van de kamerleden Koopmans en Cramer.
056
In hoeverre is het reëel om bij de stijgende bouwprijzen voor ProRail nog aanbestedingsmeevallers
à 78 miljoen te verwachten tot 2012?
056
Aanbestedingsmeevallers zijn het afgelopen jaar minder groot uitgevallen dan de jaren daarvoor. In de
ramingen van de aanbestedingsresultaten was daar ook rekening meegehouden. De
aanbestedingsresultaten zijn gevolg van zowel conjunctuur als van innovatief aanbesteden. Per branche
bestaan bovendien grote verschillen, echter tot 2012 lijkt een aanbestedingsresultaat van 78 miljoen
haalbaar.
057
Wat betekent de genoemde `technische verwerking' van 78 miljoen op het project 2e fase
Betrouwbaar Benutten? Welk bedrag is voor BB21 nog niet besteed ten behoeve van dit project?
057
Prorail verwacht in de periode 2005-2012 238 mln aan aanbestedingsresultaten te kunnen realiseren.
Grotendeels konden die nog niet worden toegerekend aan specifieke projecten en is gekozen voor een
constructie van "technische verwerking" op het project 2e fase Herstelplan Spoor. Dit betekent dat als
zich in de toekomst op andere projecten een aanbestedingsmeevaller voordoet deze wordt verrekend
met de "technische verwerking" ten laste van het Herstelplan.
058
Is met de voorschotten van in totaal 25 miljoen voor de schadevergoeding voor de HSA al rekening
gehouden met de extra vertraging van de HSL (uit voortgangsrapportage 23 over de HSL-Zuid blijkt
dat nu rekening wordt gehouden met juli 2009)?
058
Nee, deze voorschotten hebben betrekking op de schadevergoeding van 37,5 mln. die met HSA is
overeengekomen naar aanleiding van de verschuiving van de Aanvangsdatum vervoer van april 2007
naar oktober 2008.
059
Hoe wordt het na de reeds door de HSA ontvangen voorschotten resterende bedrag van de
schadevergoeding ( 12,5 miljoen) gedekt?
059
De dekking hiervoor is gevonden in het reguliere spoorbudget
060
Welke additionele schadevergoeding verwacht u aan de HSA te moeten betalen nu de aanvangsdatum
voor de HSA-Zuid opnieuw is verschoven en hoe is daarmee in de desbetreffende budgetten rekening
gehouden?
060
Op dit moment kan ik hierover nog geen uitspraak doen. Bij verschuiving van de Aanvangsdatum is
contractueel een schadevergoeding onvermijdelijk. De hoogte wordt bepaald door de mate van uitstel.
Ik hoop daarover binnen enkele weken uitspraken te kunnen doen. Dan zal ik ook de dekking
aangeven.
061
Kunt u toelichten waarom de gewijzigde scope van de spoortunnel bij Delft ( 40 miljoen voor het
uitgraven van een viersporige tunnel) tot 2 jaar (!) vertraging leidt (oplevering in 2013 in plaats van
2011)?
061
Niet alleen de gewijzigde scope van de spoortunnel Delft heeft geleid tot een aanpassing van het
oplevermoment, maar ook het wegnemen van het financiële tekort als gevolg van het
aanbestedingsresultaat was daar debet aan. De aanbestedingsprocedure heeft door tussentijdse
scopewijzigingen meer tijd gevergd. De aanbesteding is gestart met de ambitie een zo groot mogelijke
scope te realiseren. Uit de prijsaanbieding bleek echter dat de ambitie moest worden bijgesteld, wat
heeft geleid tot scopeaanpassing. Vervolgens is het Rijk gevraagd extra middelen beschikbaar te stellen
voor een toekomstvaste ligging ter hoogte van het DSM terrein en het viersporig uitgraven van de
spoortunnel. Nadat het Rijk daarmee had ingestemd, is de scope en de uitvraag daarop aangepast, met
de gevolgen voor de planning van de aanbestedingsprocedure. De verwachting is nu dat de
spoortunnel bij Delft in de eerste helft van 2013 wordt opgeleverd. Dat is niet geheel te wijten aan de
tussentijdse scopewijzigingen, maar is ook het gevolg van de tijd die benodigd was om financiële
dekking te vinden voor de tekorten die Delft als risicodrager van het project Spoorzone Delft daarnaast
had gemeld. Dit heeft voor het spoorse deel van het project Spoorzone Delft geleid tot het beschikbaar
stellen van additionele middelen door Delft, de provincie Zuid-Holland, de stadsregio Rotterdam, de
stadsregio Haaglanden en het Rijk, als ook het terugnemen door het Rijk van het spoorse deel van het
project Spoorzone Delft als regulier MIRT aanlegproject. De aansturing van de bouw van de
spoortunnel Delft is daarmee na de gunning in juli 2008 weer een zaak van het Rijk geworden.
062
Waaruit bestaan de 87 miljoen aan `ontsnipperingsmaatregelen' spoor (IF productartikel 13)?
062
De geplande/benodigde maatregelen zijn grotendeels benoemd in het in 2004 aan de Kamer
toegezonden Meerjarenprogamma Ontsnippering (kamerstuknr. 29.652, nr. 1). Doel van de
maatregelen is te komen tot een netwerk van natuurgebieden, die onderling verbonden zijn door
ecologische verbindingszones. De maatregelen betreffen het aanleggen van faunapassages zoals
ecoducten, -duikers en tunnels. Op een aantal plaatsen worden de maatregelen nog uitgewerkt.
063
Waarom kost het project Fietsenstalling Amsterdam 33 miljoen en hoe hoog is de kostprijs per fiets
per gerealiseerde stalling?
063
In het MIRT voor 2009 is voor het in de vraagstelling genoemde project 28 miljoen exclusief BTW
gereserveerd voor 10.000 fietsplekken. De maximale kostprijs per fietsplek is derhalve 2800,-
(prijspeil 2008,exclusief BTW) hetgeen inclusief BTW 3300,- betekent. ProRail heeft daarbij in de
planstudie de opdracht om te zoeken naar oplossingen die voor een substantieel lager bedrag kunnen
worden gerealiseerd. Vanwege het gebrek aan ruimte in de directe omgeving van Amsterdam Centraal
en de complexe situatie op en rond het station is het echter de vraag of dit mogelijk blijkt.
Onderzoeken voor de bouw van stallingplaatsen onder en boven de sporen aan de westzijde van het
station heeft uitgewezen dat het beschikbare taakstellende budget niet toereikend zal zijn. Een
financieel haalbaar voorstel tot realisatie van 7000 stallingplaatsen onder het wateroppervlak van het
Westelijk Oost Havenfront leidt vooralsnog niet tot overeenstemming met de gemeente Amsterdam.
064
Draagt de gemeente Amsterdam bij aan de kosten van het project Fietsenstalling Amsterdam en zo ja,
hoeveel?
064
De gemeente Amsterdam draagt op dit moment niet bij aan de kosten van het project.
065
Is over de vermogensconversie al overeenstemming met de NS (en ProRail) bereikt?
065
Financiën voert als aandeelhouder de gesprekken met NS over de vermogensconversie in de vorm van
het superdividend. De gesprekken verkeren naar ik begrijp in de afrondende fase.
066
Kunt u inzicht in geven in de extra kosten voor beheer en onderhoud waartoe de 4,5 miljard aan
investeringen in het spoor en betere benutting leiden? Kunt u aangeven hoe die extra kosten
structureel worden gedekt?
066
Binnen de 4,5 mld is rekening gehouden met de extra kosten beheer en instandhouding voor de
periode t/m 2020 als gevolg van de extra infrastructuur die voor PHS in gebruik wordt genomen.
Deze kosten zijn in de Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse (LMCA) Spoor door VenW indicatief
ingeschat op 240 mln (bijlage bij Kamerstuk 29 644, nr. 85, blz. 59 Eindrapport LMCA Spoor) en
maken onderdeel uit van de 4,5 mld. In het recente rapport van de spoorsector "Verkenning
benodigd investeringsvolume" (Kamerstuk 29 984, nr. 148) voorziet de sector ten aanzien van het
onderdeel beheer en onderhoud het volgende. De jaarlijkse extra onderhoudskosten worden geschat
op 1½ à 2% van de investeringskosten per jaar. Het gemiddeld aantal onderhoudsjaren is, uitgaande
van een realisatie in de periode 2013-2020, 4 jaar (exclusief OV SAAL). Dit levert een bevestiging op
van het beeld zoals eerder door VenW gegeven. De extra kosten voor beheer en instandhouding
worden voor de periode tot 2020 (naast extra inkomsten voor ProRail uit de gebruiksvergoeding) dus
uit het budget van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer gedekt.
067
Kunt u aangeven of er ook gezocht is naar andere financieringsbronnen voor de realisatie van de
spoorambities dan de bronnen die genoemd worden bij de huidige dekking?
067
Uiteraard is bij het zoeken naar financieringsbronnen voor de realisatie van de spoorambities gekeken
naar andere financieringsbronnen. Voor elke modaliteit moeten de passende maatregelen en middelen
worden gevonden. Een én-én-benadering is nodig voor alle modaliteiten. Uitgangspunt was dan ook
om de financiering van het Programma Hoogfrequent Spoor zoveel mogelijk binnen de spoorsector te
vinden. De financiering van de 4,5 mld is opgebouwd vanuit OV-SAAL à 1,35 mld, 800 mln
enveloppen OV en een beperkte herprioritering binnen het spoorprogramma van per saldo 350 mln.
De resterende 2 mld zal via de vermogensconversie, leenfaciliteit en de concessieprijs worden
ingevuld. Ik verwacht u tijdens de begrotingsbehandeling begin december meer informatie te kunnen
geven over de stand van zaken.
068
Wat zijn de gevolgen voor NS van de vermogensconversie naar ProRail; hoe wordt de financiële positie
van NS erdoor beïnvloed en waarom vindt u dit verantwoord?
068
Het superdividend komt uit het vermogen NS. De minister van Financiën heeft als aandeelhouder
geconstateerd dat sprake is van overtollig vermogen. Dat is objectief te bepalen en wordt in goed
overleg tussen de aandeelhouder en NS vastgesteld. Dat is dus verantwoord. Ik heb met de minister
van Financiën afgesproken dat dit vermogen binnen de spoorsector blijft en wordt ingezet voor de
spoorambities.
069
Wat wordt bedoeld met de opmerking dat Financiën waar nodig eventuele kasritmeverschillen binnen
het generale beeld zal proberen op te vangen? Kunt u een indicatie geven van de bedragen waar het
om kan gaan en wat is de oplossing als Financiën de verschillen niet kan opvangen?
069
Hiermee wordt het volgende bedoeld. De middelen die via de vermogensconversie en de
concessievergoeding beschikbaar komen, dienen ter dekking van de spoorambities. Indien deze
middelen niet op het juiste moment beschikbaar komen ten opzichte van de uitgaven, ontstaan
kas(ritme)verschillen. Op basis van de planstudies PHS zal duidelijk worden welke kasritmes nodig zijn
om de projecten PHS te kunnen uitvoeren. Met Financiën is een afspraak gemaakt dat getracht zal
worden om eventuele kasritmeverschillen op te lossen via het generale beeld waardoor dit niet binnen
het Infrastructuurfonds hoeft te worden opgevangen. Mocht dit via het generale beeld niet mogelijk
blijken dan zal ik in overleg treden met de Minister van Financiën.
070
Welke herprioritering vindt er precies plaats binnen het aanlegprogramma spoor?
070
Er heeft een beperkte herprioritering plaatsgevonden binnen het aanlegprogramma spoor. Dit betreft
de niet bestemde gelden voor het Traject Oost en VERA (voor beide projecten in totaal 550 mln).
Hiervan is 200 mln ingezet voor het Actieplan Groei op het spoor, daar dit niet zoals beoogd uit de
enveloppen coalitieakkoord kon worden gefinancierd. In ruil daarvoor wordt een groter deel van de
enveloppen ingezet voor de dekking van de 4,5 mld.
071
Welke projecten worden bedoeld met `projecten die door de nieuwe ambitie voor hoogfrequent
spoorvervoer minder urgent zijn geworden', waardoor 350 miljoen wordt hergeprioriteerd binnen het
aanlegprogramma spoor en waaruit is definitief gebleken dat deze projecten minder urgent zijn?
071
Er heeft een beperkte herprioritering plaatsgevonden binnen het aanlegprogramma spoor. Dit betreft
de niet bestemde gelden voor het Traject Oost en VERA (voor beide projecten in totaal 550 mln).
Hiervan is 200 mln ingezet voor het Actieplan Groei op het spoor, daar dit niet zoals beoogd uit de
enveloppen coalitieakkoord kon worden gefinancierd. In ruil daarvoor wordt een groter deel van de
enveloppen ingezet voor de dekking van de 4,5 mld. Wat betreft Traject Oost zijn de middelen
minder urgent omdat voor de nog niet bestemde middelen de maatregelen nog niet waren uitgewerkt.
Daarom zijn deze middelen aan PHS toegevoegd omdat het grotendeels dezelfde corridor betreft.
Daarbij zal het goederenvervoer steeds meer gebruik maken van de Betuweroute in plaats van het
traject Utrecht Arnhem. In het kader van de planstudie PHS wordt bezien op welke wijze de ICE naar
Duitsland een vlotte doorstroming kan worden geboden, zodat reistijden kunnen worden bekort. Wat
betreft het project VERA is om de volgende redenen dit project geherprioriteerd. Het onderzoek naar
een nieuwe goederenverbinding Roosendaal Antwerpen is opgestart op het verzoek van België (HSL-
verdrag 1996).Op het moment van besluitvorming (maart 2002) heeft België aangegeven geen
behoefte meer te hebben aan deze nieuwe goederenverbinding. In de eindbeeldstudie voor de primaire
goederenspoorverbinding Rotterdam België (RoBel) is al eerder geconcludeerd dat de
vervoersprognose en de omgevingshinder langs de bestaande spoorlijn geen spoedige aanleg van een
nieuwe goederenspoorlijn tussen Rotterdam en Antwerpen noodzakelijk maken (zie ook MIRT 2008).In
het kader van de planstudie routering goederenvervoer wordt wel het afwikkelen van het
goederenvervoer van en naar Zeeland onderzocht. Dit maakte eerder ook onderdeel uit van project
VERA. Welke maatregelen daarvoor nodig zijn kan worden bepaald op basis van de uitkomsten van
deze planstudie.
072
Waar zijn momenteel de grootste knelpunten op de vaarwegen?
072
Er zijn diverse knelpunten op de vaarwegen. De grootte en urgentie van knelpunten zijn leidend bij de
planning in het MIRT. De planning in het MIRT geeft daarom een goede indicatie van het belang van
knelpunten. Van de MIRT-projecten die in de planstudiefase zitten zijn de knelpunten op de Waal
(overnachtingshavens), Lemmer-Delfzijl (bruggen), Twentekanalen (vaarweg + sluis Eefde), Lekkanaal
(Beatrixsluis), vaarweg Eemshaven en de keersluis Zwartsluis de grootste knelpunten. Van de projecten
in de realisatiefase springen de projecten op de Maasroute, Lemmer-Delfzijl en de Zuid-Willemsvaart er
qua grootte en belang uit.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat