Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Het College van Burgemeester en Wethouders
van de Gemeente Tholen
Postbus 51
4690 AB THOLEN
Den Haag Ons kenmerk
13 mei 2008 PO/BB/12261
Onderwerp Bijlage(n)
Leerplicht Brief VPCO Tholen e.o. aan de inspecteur
van het onderwijs (29 januari 2008)
Geacht College,
De Inspectie van het Onderwijs heeft mijn aandacht gevraagd voor een onregelmatigheid bij het
naleven van de Leerplichtwet in uw gemeente. Volgens de informatie van de inspectie wordt op
sommige basisscholen in uw gemeente een zogenoemde strippenkaart gehanteerd die leerlingen van
deze scholen het recht geeft op vier extra dagdelen `strippenkaartverlof' naast de vakanties en de
andere vrije dagen, zoals deze zijn gepubliceerd in de schoolgids van de betrokken scholen. De
inspectie is hierover in contact getreden met het schoolbestuur VPCO Tholen e.o.
De inspecteur, mevrouw drs. S.S. Rodgers, heeft op 17 januari 2008 aan het schoolbestuur VPCO
Tholen e.o. laten weten dat de strippenkaart geen rechtsgrond heeft. Aan het schoolbestuur is
verzocht het werken met de strippenkaart te staken. De algemeen directeur van dit schoolbestuur
heeft op 29 januari 2008 gereageerd op de brief van de inspecteur. Daarbij vraagt hij aandacht voor
het feit dat de Leerplichtwet uit 1969 niet meer zou aansluiten bij de maatschappelijke
omstandigheden van nu. De inspectie wordt uitgenodigd deze kwestie aan te kaarten bij de minister.
Bovendien plaatst de algemeen directeur kanttekeningen bij het verzoek van de inspectie om het
werken met de strippenkaart te staken.
Op 16 oktober 2007 nam uw College het besluit om basisscholen in uw gemeente de mogelijkheid te
bieden deze strippenkaart in te voeren. Op de website van de Gemeente Tholen is te lezen dat dit
onderwerp op 25 maart 2008 opnieuw aan de orde is geweest in uw College. Ik begrijp dat uw College,
na kennis genomen te hebben van het standpunt van de inspecteur van het onderwijs, besloten heeft
het collegebesluit van 16 oktober 2007 over het gebruik van de strippenkaart binnen het
basisonderwijs te handhaven, in afwachting van landelijke richtlijnen.
Naar aanleiding hiervan moet ik u erop wijzen dat de Leerplichtwet geen mogelijkheden biedt tot het
opnemen van zogenoemde `snipperdagen'. De wet behelst in de artikelen 11 en 11a een limitatieve
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/3
opsomming van de gronden voor vrijstelling van geregeld schoolbezoek. Naast het geval dat een
leerling jonger is dan zes jaar, bestaat de mogelijkheid van vrijstelling in concreet in de wet genoemde
omstandigheden zoals ziekte, dan wel andere gewichtige omstandigheden waardoor een kind
verhinderd is de school te bezoeken. Het zal geen nadere vermelding behoeven dat een zogenoemde
strippenkaart die ouders in staat stelt om hun kind om hen moverende redenen van school te houden,
niet onder de wettelijke noemer van gewichtige redenen kan worden gebracht. Aangezien een
strippenkaart in strijd is met de Leerplichtwet, zouden `landelijke richtlijnen' die een dergelijke
strippenkaart zouden toestaan, eveneens met die wet in strijd zijn. Het is dus niet mogelijk zulke
richtlijnen vast te stellen. Kortom, een strippenkaart is alleen mogelijk indien het Parlement zou
besluiten de Leerplichtwet daartoe te wijzigen.
Ik ben niet voornemens een dergelijke wijziging te bevorderen, omdat een vrijstellingssysteem dat
ouders in staat stelt hun kind zonder noodzaak onderwijs te laten verzuimen afbreuk zou doen aan het
belang van een ononderbroken leerproces dat de Leerplichtwet beoogt te dienen. Behoudens het geval
dat het om zeer jonge leerlingen gaat, ben ik van mening dat een dergelijke onderbreking alleen te
rechtvaardigen is als daar een gewichtige reden voor bestaat, zoals de Leerplichtwet thans ook
voorschrijft. In de wet wordt de mogelijkheid van een automatische vrijstelling beperkt tot leerlingen
die nog geen zes jaar oud zijn. Hieruit is af te leiden dat de wetgever een dergelijke vrijstelling voor
oudere leerlingen uitdrukkelijk niet heeft gewild. Vanzelfsprekend staat het u vrij een andere opvatting
te huldigen dan de formele wetgever, maar dit laat onverlet dat van u als bestuursorgaan van een
overheid in een rechtsstaat mag worden verlangd dat u de hand houdt aan democratisch tot stand
gekomen wetten.
Sinds 1 augustus 2006 biedt de wet scholen ruimere mogelijkheden dan voorheen om de indeling van
de onderwijstijd vast te stellen. Zo mogen scholen zeven keer per jaar een vierdaagse schoolweek
inroosteren. Afspraken over de indeling van de onderwijstijd en de schooltijden (dus ook over de korte
vakanties tijdens het schooljaar of het inroosteren van `extra' vrije dagen) worden op schoolniveau
gemaakt. Scholen moeten de ouders raadplegen voordat er in de MR een besluit kan worden genomen
over de indeling van de onderwijstijd en de schooltijden. Dit betekent dat scholen bijvoorbeeld kunnen
voorstellen om voorafgaand aan een korte schoolvakantie een vierdaagse schoolweek in te roosteren.
Op deze manier kan de school tegemoetkomen aan de wens van ouders om al voor het eerste weekend
van de betreffende schoolvakantie naar hun vakantiebestemming af te reizen, zonder dat dit ten koste
gaat van het belang van een ononderbroken leerproces. Informatie over de schooltijden moet in de
schoolgids worden bekendgemaakt, opdat alle ouders tijdig op de hoogte zijn van de indeling van het
schooljaar en de precieze schooltijden.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Sharon A.M. Dijksma
CC Hoofdinspecteur Primair Onderwijs
blad 3/3