Universiteit van Amsterdam

Gepubliceerd op 5 november 2008

Nieuw protocol geneest kinderen van angststoornis

Opvallend: individuele therapie werkt vaak beter dan gezinstherapie

Gepubliceerd op 5 november 2008

Een nieuw cognitief-therapeutisch gedragsprotocol zorgt voor genezing bij ruim 70 procent van de kinderen met een angststoornis, zo blijkt uit onderzoek onder leiding van hoogleraar Orthopedagogiek Susan Bögels. Grootste verrassing van het onderzoek: kinderen met angststoornissen van wie een of beide ouders ook overmatig angstig zijn, hebben meer baat bij individuele therapie dan bij gezinstherapie.

Bögels' onderzoeksgroep testte de afgelopen vier jaar het nieuwe cognitief-gedragstherapeutisch protocol `Denken + Doen = Durven'. Zij deed dat in een vierjarige multicenterstudie naar de behandeling van kinderen en jeugdigen met angststoornissen, gesteund door een doelmatigheidssubsidie van ZonMw. Daarbij werd gekeken naar de effectiviteit van individuele, kindgerichte therapie en naar gezinstherapie. Uit het onderzoek kwam naar voren dat, direct na afloop van de gezinstherapie, 42 procent van de kinderen vrij was van de belangrijkste angststoornis, maar na individuele therapie 70 procent. In tegenstelling tot de verwachting, bleek individuele therapie op de korte termijn de meest effectieve therapie. Drie maanden na afloop van de behandeling is gezinstherapie deze achterstand deels ingelopen en zijn de verschillen niet meer significant: 61 procent voor gezinstherapie versus 73 procent voor individuele therapie. De resultaten worden binnenkort gepubliceerd in het Journal of the American Academy for Child and Adolescent Psychiatry (Bodden, Bögels et al.).

Minder goed coachen

Voor kinderen van wie de ouders ook een gedragsstoornis hebben, blijkt dat zij veel meer baat hebben bij individueel gerichte therapie, en juist veel minder bij gezinstherapie. `Opvallend', vindt Susan Bögels, `we hadden namelijk verwacht dat ouders en kinderen van elkaar zouden profiteren als ze tegelijk therapie volgen. Dat blijkt niet het geval te zijn. Waarschijnlijk kunnen ouders die eveneens een angststoornis hebben hun kind minder goed coachen dan ouders zonder angststoornis, want.bij kinderen van wie de ouders zelf niet kampen met een angststoornis, blijkt gezinstherapie even goed te werken als individuele therapie. `Wij raden dus op basis van ons onderzoek aan om kinderen met angststoornissen individuele therapie aan te bieden: die is het meest effectief én het meest kosteneffectief - ouders hoeven immers geen tijd vrij te maken om de sessies bij te wonen.' Overigens is er ook bij individuele therapie aan het kind wel degelijk sprake van betrokkenheid van de ouders. `Ouders blijven graag op de hoogte van de bezigheden van kind, en daarom hebben we de rol van ouders ook nadrukkelijk in het protocol opgenomen. Zij volgen de vorderingen van kinderen dus wel, maar wat meer vanaf de zijlijn.'

Kosteneffectiviteit

Voor ZonMw was de kosteneffectiviteit een belangrijk onderdeel van het onderzoek. Immers, de kosten als gevolg van angststoornissen zijn schrikbarend hoog. Uit onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) blijkt dat 1,7 miljoen Nederlanders lijden aan een angststoornis (gegevens uit 2003). In 2005, zo berekende het RIVM, bedroegen de kosten voor de zorg voor mensen met een angststoornis EUR 286 miljoen. Volgens het onderzoek van Bögels kan het nieuw ontwikkelde cognitief-gedragstherapeutisch protocol daar verandering in brengen. `Angststoornissen werden vroeger gezien als een volwassenenstoornis, maar inmiddels is duidelijk dat het grootste deel ervan in de kindertijd begint. Als een kind daar vervolgens niet overheen groeit, kan het er in zijn latere leven enorm veel last van hebben. Een angststoornis kan depressies veroorzaken, maar ook gedragsstoornissen, schooluitval, werkloosheid et cetera. Door kinderen vroegtijdig van hun angsten af te helpen, kunnen we dus enorm veel kosten besparen én zorgen dat ze op latere leeftijd een veel betere kwaliteit van leven hebben.'
Bron: FMG Communicatie